VAN DIT EN YAN DAT
EN VAN ALLES WAT
'n Vast baantje
Koopjes.
De Avontuurlijke Lotgevallen van Miep Muizenschrik en Bul Krakebeen
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 8 April 1933. No. 9259.
ZATERDAG A VONDS< 'HETS
Oorspronkelijke schets door Sirolf.
(Nadruk verboden
alle rechten voorbehouden)
Suzy Barney zat zielswanhopig op
de treeplank van haar kleine two-seater
en keek naar de zon, die over de golvende
vlakten van Arizona begon te dalen. Ze
voelde zich hopeloos verlaten, ze kon niet
verder omdat haar auto met een onheil
spellende zucht plotseling was gestopt en
ze den motor met geen mogelijkheid meer
op gang kon krijgen, en ze had verschrik
kelijke honger. Tegen dergelijke omstandig
heden is zelfs een moedig en kordaat, hoe
wel nog zoo lieftallig, Amerikaansch meisje
niet opgewassen. Ze had, ondanks de waar-
schuwingen van haar vader die fabri
kant van de beroemde Easy-Heel-schoenen
was de tamelijk lange auto-trip van
Brinkville naar Rover-City ondernemen,
feitelijk meer omdat ze zin had in een
avonturlijk ritje dwars door het eindelooze
verlaten land met hier en daar prachtige
woeste boschpartijen, dan omdat het be
paald noodlg was om familie in Rover-City
op te zoeken. Wanneer alles goed gegaan
was. had ze voor zonsondergang thuis kun
nen zijn. Nu zat ze nog minstens .60 mijl
van huis en de bewoonde wereld, hongerig
op den verlaten landweg. Eensklaps keek
ze op... in een bocht van den weg zag ze
een boer aankomen, die twee paarden mee
voerde. Hij had er blijkbaar in de buurt
eenig landwerk mee verricht en keerde nu
naar zijn farm terug. Suzy sprong op en
liep hem tegemoet. Met een paar woorden
vertelde ze hem haar ongeluk. Maar een
van de paarden werd door haar plotseling
verschijnen in een knalroode blazer schich
tig en onrustig, en de boer riep haar onge
duldig toe, terwijl hij met moeite zijn bees
ten in bedwang hield en zijn tocht voort
zette: Spijt me, juffie, maar ik heb geen
verstand van motors. Mijn boerderij ligt nog
5 mijl hier vandaan, je ken beter naar de
kreek, daar, gaan, daar staat een tent en
daar vindt je van alles. Daar ken je van
nacht wel slapen en morgenochtend om 6
uur komt hier een vrachtauto langs, die
chauffeur kan je misschien wel helpen."
Suzy keerde op haar schreden terug, ter
wijl ze de schorre, woedende kreten van
den boer. die blijkbaar moeite had om het
paard te kalmeeren, al verder en verder
hoorde wegsterven... Ze volgde de aanwij
zing en liep langs een smal paadje, naar
een beboscht plekje, waar zich de kreek
moest bevinden. Misschien was daar inder
daad wel zoo'n toevlucht voor toeristen,
zooals je er in onbewoonde streken wel meer
vond. Tusschen de boomen zag ze inderdaad
Iets wits schemeren... en even later stond
ze voor een klein zeildoek tentje. Er was
geen twijfel mogelijk, hier was een klein,
maar zorgvuldig uitgerust kamp, onder een
groote boom, vlak bij een klein beekje. Ze
sloeg het tentdoek op en ging binnen. Ach
terin vond ze een kooktoestel en eieren, bo
ter en vet, keurig in blikjes en doozen ver
pakt Lucifers lagen er ook bij. Aan de
tentstok hing een schoon pannetje.
Het duurde geen vijf minuten, of Suzy
voelde zich volkomen thuis en op haar ge
mak. Ze had haar blazertje uitgetrokken
en de mouwen van haar witte shirt opgerold
Den snelkoker had ze buiten, voor de tent
aangestoken en er wat vet in gesmolten en
nu siste er een heerlijke omelette in... Het
water liep haar in den mond en ze kon
haast niet wachten, tot haar gerecht be
hoorlijk goudbruin gebakken en voldoende
afgekoeld zou zijn, om het te verorberen...
Jimmie Vandike keerde welgemoed met'
zijn hengelstok over zijn schouder en een
paar welgeschapen visschen aan een touw
tje in de hand langs den over van de kreek
terug. Hij had een goede vangst gehad en
hij verheugde zich al op zijn maaltijd. Won
derlijk, mompelde hij in zich zelf, hoe een
mensch zich aanpasen kan. Toen hij drie
maanden geleden zijn betrekking verloor,
was hij wanhopig geweest. Maar al spoedig
had hij een plannetje gemaakt, om althans
gedurende de zomermaanden behoorlijk in
zijn onderhoud te voorzien. Hij had zijn
kampeeruitrusting ingepakt en was Arizo
na ingetrokken, waar hij de Valley-kreek
ver van de stad en de beschaving zijn kamp
had opgeslagen. Af en toe werkte hij een
dag of wat op een van de farms in den
wijden omtrek, en kreeg dan eieren en bo
ter en meel als- loon, want geld konden de
boeren niet betalen. De kreek leverde af en
toe een deel van zijn levensonderhoud in
den vorm van smakelijke visch en zoo was
hij er ten minste in geslaagd, al twee maan
den een primitief, maar gezond en rustig
buitenleven te leiden, zonder iemand tot
last te zijn en zelfs zonder zijn schrale
spaarduiten te hoeven aanspreken.
Toen hij de laatste bocht van de beek
achter den rug had, bleef hij plotseling stok
stijf staan. Er was iemand in zijn kamp!
Voor zijn tent, volkomen op haar gemak,
en alsof het de gewoonste zaak ter wereld
was, zat met den rug naar hem toe... een
meisje, in een donker rokje en witte shirt,
dat prachtig bij haar kastanjebruine, korte,
golvende lokken kleurde, en bakte iets...
op a ij n snelkoker!
Langzaam trad hij nader. Er kraakte een
doode tak. Het meisje keek verschrikt om
en keek hem met een paar groote, bruine
oogen aan. Eenige seconden heerschte er
volmaakte stilte. Toen zei Jimmie, om toch
iets te doen om de situatie op te helderen:
Hm, ik ben blij, dat U zich volkomen thuis
voelt in mijn kamp... 't ruikt goed, wat U
daar bakt, bevalt mijn boter U nogal
Onwillekeurig was zijn toon iets ironi-
scher uitgevallen, dan hij ffeitelijk bedoel
de. Tot zijn schrik zag hij opeens iets voch
tigs in de gazellenoogen van het meisje
schemeren en hij haastte zich te herstellen:
O, maar ik wilde U heusoh niet kwetsen,
miss, U is echt welkom, en U moogt net
zooveel boter en eieren bakken als u maar
wilt!
Ik... ik... stotterde Suzy... die boer zei,
dat ik hier kon slapen en alles vinden, wat
ik noodig heb... ik kan niet verder met
mijn auto en ik had zoo'n verschrikkelijke
honger...
Jimmie was ineens geheel verteederd.
„Maar beste miss Suzy Barney, stelde
Suzy zich voor; Jimmie Vandike, antwoord
de Jimmie beleefd beste miss Suzy, U
moogt alles opeten, we zullen een heerlijke
maaltijd gereed maken, kijk eens, ik heb
visch ook. En dan zullen we eens naar die
auto van U gaan kijken, want, hm, dit is
een een-persoons tentje en hm. we kennen
elkander nog wat erg kort, en ik weet niet
wat de menschen zouden zeggen, als ze
hoorden, dat miss Suzy in het tentje van
Jimmie Vandike had geslapen en dat Jim
mie Vandike onder de open hemel den
nacht had doorgebracht."
De avond begon te vallen. In het kleine
kamp heerschte groote bedrijvigheid en in
Jimmie's voorraden werden groote gaten
geslagen. Na het gezamenlijk bereide mld
dagmaal, zetten ze thee en dronken ver
scheidene kopjes, totdat Jimmie eindelijk
zei: Nu miss Suzy, moeten we heusch op
breken. Ik zal mijn zaklantaarn meenemen
en dan gaan we Uw wagen inspecteergn.
Het moet al een gek geval zijn, als ik hem
niet op gang krijg en dan rijd ik U naar
Brinkville en naar huis, want ik kan U
niet in den laten avond door de verlaten
vlakte van Arizqna laten rijden, met de
kans dat U weer panne krijgt en U niemand
kunt vinden, waarvan U stilletjes eieren en
boter kunt rooven en zijn tent in beslag
nemen.
Suzy schaterde. Ze vond Jimmie een leuk
type. Eij de auto gekomen, sloeg Jimmie
den motorkap op en lichtte met zijn zaklan
taarn bij. Hij maakte even den verdeelkop
los, schuurde even het platina stiftje bij
bron van veel geheimzinnige motorstoor
nissen en zei toen: start U eens.
Even later zoemde de motor er lustig op
los, of er nooit eenige stoornis geweest was.
Jimmie sprong naast Suzy, knipte de kop
lampen aan en daar stoven ze heen... door
de verlaten, golvende nachtelijke vlakten,
Brinkville tegemoet.
Precies twee uur later geleidde Jimmiy
Suzy haar ouderlijke huis binnen, waar
groote zenuwachtigheid over haar uitblij
ven heerschte. Natuurlijk moest Jimmie
blijven, en er werd een logeerkamer in orde
gemaakt. En terwijl Jimmie met den ouden
heer een stevigen boom opzette over nieu
we verkoopmethoden, verkleedde Suzy zich
nog snel even op haar kamer en dacht aan
dezen wonderlijken avond. Toen ze beneden
kwam, met een paar roode kleurtjes, hoorde
ze haar vader nog net zeggen: U kunt dus
Maandag meteen aan den slag gaan, om
den verkoop te organiseeren in dat district.
Als U succes heeft, wordt het een vast
baantje.
Ik zal mijn best doen, zei Jimmie, en
lachte naar Suzy.
't Werd een vast baantje.
En een half jaar later kreeg die deksel-
schie Jimmie er nog een ander vast baan
tje bij, voor levenslang: toen werd hij na
melijk de echtgenoot van... Suzy Barney.
WETENSWAARDIGHEDEN
Is het U bekend:
d a t in Damascus de jo-jo verboden werd,
o.a. omdat men beweerde, dat dit speeltuig
slecht weer teweeg bracht?
d a t de Golfstroom bij het smalste gedeel
te 80 K.M. breed en 2000 voet diep is?
dat in Rusland alle kappers wettelijk
verplicht zijn alle aangeveegde, afgeknipte
haren uit hun winkels te bewaren, opdat
er later vilten schoenen van gemaakt
kunnen worden?
dat er in de laatste 30 jaar in Amerika
600 verschillende merken van auto's ge
maakt worden?
TEGENSTRIJDIG
Een keukenmeid, die de kluts kwijt is.
Een kapper, die de bokkenpruik op heeft.
Een verkeersagent, die tegen de keer in
gaat.
Een brieven-besteler, die aan het ver
keerde adres is.
Een groenten-boer, die knollen voor ci
troenen verkoopt.
Een dassenfabrikant, die zich de das om
laat doen.
Een gevangene, die tegen de politiek
van de open deur is.
Een naaister, die den draad kwijt raakt.
Een breister, die alles avereohts doet.
Een vuurtorenwachter, die zijn licht on
der een korenmaat zet.
Een hardlóoper, die het kalmpjes aan
doet.
HUMOR.
„Hier moet je weeen, dames en heeren!"
riep de spullebaas. „Hier kun je zien, hoe
een vrouw in tweeën wordt gezaagd. Het
kost maar een kwartje!"
„Nou, ik zal er een kwartje aan wagen,"
zei een van de bezoekers van de kermis
tot zich zelf. „Maar het is natuurlijk een
truc. Want anders zouden ze er wel meer
voor rekenen!"
Daar zijn veel vrouwtjes, groot en klein.
Die altijd dol op koopjes zijn.
Ze loopen hier, ze loopen daar,
Dat is nu niet zoo'n groot bezwaar.
Ze praten over dit en dat.
Och, vrouwtjes wand'len wel eens wat,
Maar plots'ling staan ze op een hoopje...
'n Koopje!
Dan wordt de conversatie luid:
Dat vind ik een aparte ruit,
Zoo echt iets anders als gewoon,
En kijk, hoe schattig dat patroon!
Dat is nou nèt iets wat me staat,
En zoo goedkoop, precies m'n maat...
Een bloesje met zoo'n glimmend knoopje...
'n Koopje!
Soms is 't wat lager bij de grond:
Een kleed? Da's altijd ongezond,
Dat is maar stof en nog eens stof,
En als 't niet duur is, is het grof!
Geef mij maar zoo'n restantje zeil,
Dat vraagt naar boenwas en de dweil,
Da's net iets voor m'n overloopje...
'n Koopje!
Vervolgens is daar nog de hoed:
Zoo'n dopje staat je altijd goed!
Daar ben je altijd mee gekleed,
En 't maakt je heelemaal niet breed.
Nu niet bepaald voor best of zoo,
Ze geven 't bijna ook cadeau,
Maar meer zoo voor een middagloopje.,
'n Koopje!
Welaan, gij vrouwtjes, wandel maar,
En steek de hoofden bij elkaar,
Dat geeft tenminste wat vertier,
Dat helpt den stillen winkelier,
Die soms zoo lang te wachten staat.
Vóór weer opnieuw de voordeur gaat!
De winkelbel!... Een klant?... Dan hoop Je,
Kom. haal een koopje!!
April 1933. KR.OES.
(Nadruk verboden).
Jong echtgenoot: En kan je met den
slager nogal opschieten lieveling?
Vrouwtje. O, het is toch zoo'n aardige
man! Elke keer als ik een biefstuk van
twee pond bestel, stuurt hij er één van drie!
Oom, U bent niet getrouwd, hè?
Nee, Kareltje.
Maar wie zegt U dan, wat U niet doen
mag?
Sergeant (die het geduld verliest door
de onbevattelijkheid van een zeer hardhoof-
öigen recruut): Nader de paarden nooit
van achteren, zonder tegen ze te praten.
Als je dat doet. zullen ze zoo hard tegen
dat harde hoofd van jou trappen, dat we
in den stal niet anders dan paarden met
verstuikte pooten zullen krijgen!
16. Ze keeren om en wat zien ze
daar? Daar is me warempel die melk
boer uitgegleden en de flesschen
schieten hem om de ooren. Daar
moeten we heen, zegt Bul. Ze helpen
den man zoo goed mogelijk overeind
en helpen redden, wat nog te redden
valt. Voor hun flinke hulp krijgen
ze elk een fleschje, en...
17. Een vischboer, die het geval van
uit de verte zag gebeuren, gooit hen
in 't voorbijgaan nog een paar heer
lijke vischjes toe, zoodat ze een wer
kelijke smulpartij hielden, waarna ze
weer vol goeden moed verder trokken.
18. Toch vindt Miep haar staart wel
wat heel erg zwaar om steeds mee te
trekken, Daar moeten we toch wat
op verzinnen, zegt Bul, terwijl hij heel
genoegelijk op een kist springt, die
bij een autogarage staat. Het huilen
staat Miep nader dan het lachen. Jij
hebt tenminste nog plezier van je
groote ooren en kunt de menschen op
een flinken afstand hooren praten,
maar die staart...
19. Ik weet wat, zegt Bul, die door
het geronk van al die motoren een
goede ingeving had gekregen. We
moeten zien, dat je een plankje met
motor aan je staart krijgt, dan kun
nen we veel harder gaan en zijn we
in een oogenbllk de heele wereld
rondgereisd. Zou dat kunnen, zegt
Miep. die er eigenlijk niet veel ver
trouwen in heeft. Maar ze is ook wat
kribberig vanwege de pijn in 't punt
je van haar staart.
20. Natuurlijk gaat dat, zegt Bul, als
ik maar wist hoe we zooiets konden
krijgen. Net heeft hij dat gezegd, of
daar hooren zij een vreeselijk geraas
in de autogarage en Bul hoort ro«-
pen: Houd den dief! Kom, Miep, zegt
hij, we moeten dien meneer helpen.