DE IJZEREN DEUR
DENKSPORT
Oplossingen
Nieuwe opgaven.
Kruiswoordraadsel.
van de vorige week
Kruiswoordraadsel.
Horizontaal: 1. Barend recht; 9. geramd;
10. bleu; 12. Ilias; 14. snoet; 16. plus; 17.
P.T.T.; 18. tras; 19. S.O.S.; 20. K.R.O.; 21.
ernst; 22. kropsla; 24. piano; 27. pik; 28.
bod; 31. eere; 32. bek; 33. arre; 34. stokt;
36. steek; 37. meel; 38. pleegt; 39. Rallen-
tondo.
Verticaal: 1. Bello; 2. Arius; 3. raas; 4.
Ems; 5. rb.; 6. els; 7. contra; 8. hoorn;
9. gips; 11. etst; 13. stoppen; 20. KJt.O.;
21. elk; 22. knekel; 23. sik; 24. pest; 25.
iet; 26. aroma; 28. breed; 29. orego; 30.
dekt; 35. tel; 36. sla; 38. pt.
Combinatieraadsel.
Wond
Indië
Nacht
Donder
Moeder
Opium
Land
Ela
Negers
WINDMOLEN.
Welke letters?
BouwsTIJlen
TIJ
NachtDIenst
Dl
LoSGooien
SG
SpELdekussen
EL
OrgelDRaaier
DR
RUSthuis
US
PaTRouille
TR
KOElemmer
OE
MeSTies
ST
TIJD IS G-ELD RUST ROEST.
Het wondervierkant.
Vergelijkingsraadsel.
(b)On plus Du(rf) plus La(t) plus Tie(l)
plus Tang(er)
Ondulatietang.
Lettergreepraadsel.
2 3
Avon kun
tuur digheid gen
Natuurkunde.
Een alleraardigst combinatie
raadsel.
Verplaats de letters in onderstaand let-
tervierkant zoodanig, dat er nieuwe woor
den ontstaan, die horizontaal, zoowel als
verticaal (van links naar rechts en van
boven naar beneden) dezelfde beteekenis
hebben, nJ.:
1. Bepaalde kleur, ook verfsoort:
2. Gewicht;
3. Zoetwatervisch
4. Steenklomp
K
0
R
T
L
E
E
K
L
1
F
T
R
0
0
S
Neem nu het laagste horizontale, dus
rechter-verticale woord en plaats dit op de
kruisjes hieronder. Zet rechts van deze
kruisjes nogmaals het alfabet, doch sla
daarin de letters, die op de kruisjes staan,
over:
abcdefghijklmnopqrst
'i v w x ij z.
x x x x (Hier: alfabet, min letters op
kruisjes).
Nu hebben we een code-sleutel gevon
den. De bovenste letters zijn de letters, die
we zoeken, de onderste zijn de codeletters!
Vervorm op deze wijze de naam van een
in den laatsten tijd vooral zeer op den
voorgrond getreden Europeeschen staats
man. Men verkrijgt dan het volgende:
RSKHBDEQHAN
Deel deze letters in series van twee
en vorm daarmede nieuwe woorden, die
men onder elkaar schrijft. Deze woorden
hebben de volgende beteekenis.
x x R S x
xxxKHxxxx
xBDxxxxxxx
E Q x x x x x
x x x H A x x
N x x x x
zéér hooge
1. Persoon, welke een
waardigheid bekleedt;
2. Persoon, die een voorname rol speelt
in ieder bedrijf;
3. Vreemd woord voor „afstand";
4. Een der bekendste breedtegraden.
5. Drinkebroer;
6. Inwoner van Afrika;
Neem nu de beginletters van deze zes
woorden en vorm daarvan twee woorden,
die de volgende beteekenis hebben:
1. Kerkelijke straf;
2. Plas, ontstaan door grondwater.
En noem nu de resultaten maar eens op,
namelijk: Uitkomst lettervierkant; naam
van den Eur. staatsman; uitkomst letter
raadsel en de woordvorming.
9et telegram.
Een inwoner otnving eens het volgende
telegram:
Nadat hij de letters, voorgesteld door
liggende streepjes, achter elkaar had ge
schreven, vond hij den tekst van het tele
gram. De punten en ligg. streepjes stellen
letters voor. De aldus gevormde woorden
hebben de volgende beteekenis:
gezet veelbetwist strijdmiddel niet
los kolonie Rivier in Nederland
Indiaansche tent weersverschijnsel
Bijbelsch persoon, wiens vrouw een vree-
selijk lot onderging sluit een flesch af.
Hoe luidde het telegram?
Ridderkruis-puzzle.
14—16
Windstreek
15-16
Innerlijke stem
17—18
Redelük overwegen
17—19
Bedanken
1—2
Voertuig
18-20
Nabootsen
13
Grap
19—20
Geen prijzen
2—4
Opgewektheid
21—22
Elegant van lijn
3—4
Doet men, als men weet wat men
21—23
Gracht
doet
22—24
E«n krabbel (niets)
5—7
Een harde slag
23—24
Melsjesvoomaam van Holl. lllm»
5—6
Iemand die zich opoffert
ster
6—8
Regendruppel
25—26
Heeft leder mensch
7—8
Een dorp aan de grens
25—27
Gebrek
9—10
Voorzüde
2628
Groote rivier
9—11
Bate
27—28
Soort hond
10—12
Boek voor de keuken
29—30
Kostelijke broodbelegging
U—12
Studieboek
29—31
Afsluiting
13—14
Nabestaanden
30—32
Tam
13—15
Kritiek
31—32
Keukenprins.
FEUILLETON
Uit het Engelsch
van HAROLD BELL WRIGHT.
26.
Maar wat werd cr ondertusschen van Marta? Zou
haar liefde duurzaam blijken? Zou zij zonder eeni-
ge verklaring van zijn plotseling verdwijnen zonder
een enkel woord van liefde een enkele belofte of be
richt van hem op hem blijven wachten? Was haar
vertrouwen in hem sterk genoeg om zulk een wretde
beproeving te doorstaan?
In de eerste weken van zijn zonderlinge gevangen
schap had hij den Indiaan herhaaldelijk gesmeekt eenig
bericht te mogen doen toekomen aan de vrouw die hij
liefhad. Maar de roodhuid antwoordde onveranderlijk
„neen", met de koele waarschuwing, dat indien hij eeni-
ge poging deed zich met iemand in verbinding te stellen
hij naar de gevangenis zou terug keeren. Toen de blanke
begreep, dat zijn aandringen slechts strekte om den In
diaan een wreedaardig vermaak te verschaffen, hield
hij er mede op.
Op een avond bij het vallen van de schemering zeide
de roodhuid:
„Komaan, vriend, zoo gaat het niet. Je bent niet half
zoo onderhoudend als eerst. Je hebt wat inspiratie noo-
dig kom mede."
Hij .ging voor naar een punt op den bergrand niet ver
boven de hut. De westelijke hemel was nog gekleurd
door den zonsondergang en de hoogste toppen en spit
sen gloeiden nog in het volle licht, maar diep onder hen
in de Goudkloof en over de verre woestijn lag de duis
ternis reeds als een zee van schaduw.
„Kijk." zeide de Indiaan, in de donkere diepte wijzend.
„Zie je dat daar beneden, recht onder die heldere,
alleenstaande ster? Bijna alsof het een weerspiegeling
van de ster was. maar warmer?"
„Bedoel je dat licht daar?"
„Ja. je hebt goede oogen voor een blanke," antwoordde
de Indiaan. „Het verheugt mij; ik vreesde, dat je het
misschien niet zoudt kunnen zien."
Hy wachtte even. en de ander, zijn oogen gevestigd
op de roode stip in de duisternis ver onder hen, wachtte
eveneens.
„Dat licht is in het huis van je vrienden, de compag
nons en hun dochter."
Het slachtoffer van den Indiaan mompelde iets.
„Zelfs", vervolgde Natachee langzaam, „als om ieder
woord des te beter te doen treffen, „schijnt het uit het
venster van juffrouw Hillgorve's kamertje."
De blanke stond als betooverd met zijn oogen op het
verre licht gevestigd, maar plotseling wendde hij zich
om en verwenschte zijn pijniger, die hem hierheen ge
bracht had.
De Indiaan glimlachte, zooals in vroeger tijden een
zijner wilde voorvaderen in triomf kon geglimlacht heb
ben, als hij er in geslaagd was zijn slachtoffer aan den
folterpaal een kreet van smart te ontwringen. Toen zei
de hij met strenge, zwaarmoedige waardigheid:
„Natachee komt dikwijls op deze plek, vanwaar hij
zeer ver over het land zijner vaderen kan uitzien.
Maar voor Natachee is daar geen licht in het venster
van zijn liefde. Waar de blanke licht ziet, ziet de roode
man slechts duisternis. Voor Natachee den Indiaan is
er geen zacht vuurlicht van een tehuis met de liefde
eener vrouw en vrco^ke kinderen. Waar de vuren van
het huiselijk leven en lieven van het Indiaansche volk
eens brandden, zijn nu slechts koude asch en verkoolde
sintels over. Ik zal je nog dikwijls hier boven zien. tu
rend naar je ster, die zich diohtbij is. Maar voor Nata
chee is er geen ster. De donkere wolken van den goud
dorst der blanken hebben al de sterren In den hemel
van het roode volk verduisterd."
En in weerwil van zijn eigen leed, gevoelde Hugh Ed-
wards diep medelijden.
Bij een volgende gelegenheid sprak de Indiaan van
Marta's verblijf in zijn hut in dien stormnacht, en ves
tigde Hugh's aandacht er op, dat hij in denzelfden stoel
zat. waarin zij voor het vuur had gezeten. De rustbank
waarop Hugh sliep, was die waarop zij had geslapen.
Hugh's plaats aan tafel was haar plaats geweest.
En steeds, wanneer hij zag, dat de blanke aan de
grens van zijn geduld en weerstandsvermogen was ge
naderd. hield de Indiaan hem de belofte van zijn toe
komst voor het geluk en de liefde die hem ten deel
zouden vallen, indien hij slechts goud kon vinden, dat
goud dat hij misschien spoedig zou vinden morgen.
Soms was de Indiaan twee of drie dagen achtereen
weg, altijd zonder eenige waarschuwing. De blanke ont
waakte des morgens alleen in de hut. of de Indiaan ver
dween op een oogenblik. dat Hugh met den rug naar
hem toestond, of ook wel bemerkte Edwards. als hij
's avonds van zijn werk terugkeerde, dat Natachee ge
durende zijn afwezigheid zijn woning verlaten had. En
de terugkomst van den roodhuid geschiedde onverander
lijk op dezelfde onverwachte en onaangekondigde wijze.
De blanke wist nooit waar of wanneer hij hem zien zou
Vaak ontdekte de gevangene, als hij van"zijn werk op
zag. dat de Indiaan hem op eenige schreden afstands
zat gade te slaan.
Soms. als Natachee na een afwezigheid van een dag
of langer terugkeerde, kon hij zijn slachtoffer van Mar
ta vertellen hoe hü haar had gezien en met haar ge
sproken hoe zij er uitzag en wat zij deed en hij
wist zulk een juist en levend beeld van het meisje op
te hangen, dat het hart van zijn gevangene door ver
langen als verteerd werd. Dan placht de Indiaan, die
met duivelsche voldoening de uitwerking zijner woorden
gadesloeg, zijn slachtoffer te verzekeren, dat het meisje
hem liefhad, maar dat zij meende dat hij haar had
verlaten, omdat hij niet om haar gaf, en dat haar ge
zondheid leed onder haar verdriet
„Het is toch jammer," zeide hij dan spottend, „dat je
maar geen goud kunt vinden!" En dan schetste hij het
geluk dat den men en het meisje te zamen wachtte
hoe zij samen naar een stille, veilige plek konden gaan
en al het geleden leed vergeten in de vervulling hun
ner liefde en de vreugde van hun kameraadschap. „Als"
voegde hij er altijd bij, „je dat goud maar kon vinden."
En met duivelsch leedvermaak zou hij vertellen, dat
hij Sint Jimmy en Marta samen had gezien. Hij sprak
van Sint Jimmy's liefde voor haar, zijn teedere zorg en
toewijding, en van de genegenheid die het meisje haar
leermeester toedroeg. Hij vertelde hoe zij vele uren sa
men doorbrachten hoe Marta in haar verdriet het
troostende gezelschap van haar zachtaardigen vriend
zocht.
„Ik vrees." zeide Natachee dan, „dat als je niet spoe
dig goud vindt, het wel eens te laat kon zijn. Wat een
treurspel zou dat voor je worden, en voor dr. Burton en
het meisje, indien je. wanneer je eindelijk naar haar
toe kon gaan. haar als de vrouw van je vriend zoudt
terugvinden. Maar misschien dat je morgen goud vindt."
lederen avond bij zonsondergang, als hij dacht dat de
Indiaan ergens in het gebergte was, placht Hugh Ed
wards naar dien rotswand te klimmen, vanwaar hij dat
kleine roode lichtpuntje diep onder hem in de donkere
diepte van de Goudkloof kon zien. En niet zelden, als
dat lichtje ten laatste gedoofd werd, ontdekte hij bij zijn
terugkomst in de hut, dat de roodhuid hem had be
spied.
Als het slachtoffer van de wreede bedrevenheid van
den Indiaan soms in opstand kwam, begon Natachee
over de gevangenis, over de schande en verschrikking
die den ontsnapten gevangene wachtten, wanneer hij
weer in de klauwen van het gerecht viel. En aldus er
aan herinnerd, dat zijn eenige kans lag in het vinden
van goud. keerde de man met verdubbelde energie naar
zijn werk terug.
En in zijn onervarenheid kwam het geen oogenblik
bij Hugh Edwards op. dat al het goud, dat hij in dié af
gelegen kloof opgroef, daar door den listigen Indiaan
was gebracht. Nacht aan nacht, als de blanke sliep,
sloop Natachee de hut uit naar de plaats waar zijn
slachtoffer werkte, en „zoutte" het zand en grint met
kleine hoeveelheden kostbaar metaal.
In haar woning in de Goudkloof wachtte Marta gelijk
zooveel vrouwen gewacht hebben, terwijl hun mannen
zwoegden om den gouden schat, die geluk beduidde.
Ze begreep den toestand niet Maar evenmin twijfelde
zij aan Hugh Edward's liefde. Zij wist slechts, dat hij
eens zou terugkeeren, en dat zij, met de hulp van Sint
Jimmy en moeder Burton. geduldig wilde waohten. Meer
dan ooit zocht zij in die moeilijke dagen steun en lei
ding bij baar vrienden in het witte huisje op den berg,
en meer dan ooit waren zij haar lief.
Ook de beide compagnons vertrouwden er op, dat hun
buurman zou terugkeeren.
„En as ie komt", zeide Bob, „dan ken je er van op
an. dat ie met de kroon op z'n hoofd komt. We kennen
niet nagaan, waarom of ie er zoo ineens van door is,
maar 't zal niks zijn tot z'n schande."
En Thad voegde er volijverig bij:
„Wel heer nog toe. d'r bestaat toch geen wet, tenmin
ste niet hier in de Canada, dat een man 'n advertentie
mot anplakken lederen keer dat ie 'n schuiver neemt.
Die jongen komt wel terug en dan komt ie onder volle
zeilen, wat ik je zeg."
Bij een dier gelegenheden dat de Indiaan zijn slacht
offer hoonend verzekerde, dat er meer goud dan hij be
hoefde. binnen zijn bereik lag, indien hij slechts wist.
waar hij moest zoeken, keerde de blanke zich met een
minachtenden lach tot zijn pijniger..
„Denk je dat ik zoo gek ben om te gelooven, dat jij
werkelijk zoo'n rijke legering hier in de buurt kent?"
Die woorden sohenen een opmerkelijke uitwerking op
de Indiaan te hebben. Met een gevoel van voldoening en
niet geringe verbazing zag Hugh. dat zijn toevalsschot
het pantser van stoicijnsche kalmte van den roodhuid
doorboord had.
Natachee wierp zijn hoofd in den nek en richtte zich
hoog op met al d$n trots van een zegepralenden wilde,
zijn oogen glinsterden van opgewondenheid en zijn stem
had een uitdagenden klank, toen hij zeide:
„Je denkt dus dat ik, Natachee. lieg. als ik zeg dat
ik weet waar goud te vinden is. meer dan zelfs een
blanke dan droomen?"
„Ik weet. dat je het liegt", antwoordde Hugh koel.
„Je verhalen van geweldige rijkdommen zoo vlak bij.
terwijl ik zoo weinig kan vinden, zijn louter verzinsels.
Omdat je weet. dat ik bijna mijn ziel zou verkoopen om
zelfs een redelijk rijke ader te vinden, heb je dat bedacht
om mü te kwellen. Als ik dacht, dat het waar was, zou
ik er mij in mijn omstandigheden misschien over op
winden, maar nu kun je de moeite wel sparen. Je plaagt
me er niet 't minste mee."
„Goed!" zeide Natachee. „Het is een donkere nacht.
Als de blanke geen lafaard is, dan zal hij met mü mee
gaan"
„Met je meegaan?" riep de ander uit. „Waarheen?"
„Waarheen zul je nooit weten," antwoordde de Indi
aan. „Maar je zult weten, dat Natachee niet liegt."
Van een pen in den wand nam hü een kort touw, en
uit de lade van de kast een doek en twee kaarsen, waar
van hü er een met een beleedigend glimlachje aan Hugh
aanbood.
„Als je tenminste niet bang bent voor de geesten, die
bü nacht in de Goudkloof rondwaren."
Verbaasd en ongeduldig greep de blanke de kaars en
wenkte den Indiaan voor te gaan.
HOOFDSTUK XXIL
De verloren mijn.
De Indiaan ging vóór, de hut uit en de nachtelüke
duisternis in.
Er was geen maan. De hemel was overdekt met drei
gende wolken, die het schtinsel der sterren verduister
den. Uit de diepzwarte donkerte van den canon steeg
het doffe geruisch van de beek op als het gebrom van
woedende beesten uit een diepen afgrond. De bergen
schenen adem te halen als reusachtige monsters In een
onwezenlijke, spookachtige wereld. De atmospheer was
zwaar van het mysterie van den nacht
Zy waren geen honderd schreden gegaan, voor de
blanke reeds alle gevoel van richting kwüt was. Ter
wijl zij de steile berghelling afdaalden, kon hy nauwe
lijks den Indiaan onderscheiden, die binnen bereik van
zijn hand was.
Na eenigen tijd hield Natachee stil. stak de kaars aan,
die hij bij zich had, en zeide:
„Kük. daar liggen je pik en schop. Ben je overtuigd,
dat dit de plek is, waar je overdag werkt?"
„Ja, zeker, dat zie ik," zeide de ander met eenige ver
wondering.
„Goed!" hernam de Indiaan. „Nu zullen wij slechts
weinig verder gaan."
Hij doofde de kaars uit, en de inktzwarte nacht om
hulde hen als een dekkleed.
„Maar." voegde hü er bü. „ik moet eerst zeker zün,
dat je nooit weer dienzelfden weg zult gaan. Ik zal je
blinddoeken, en je zult mü volgen door dit touw vast
te houden. Wil je dat wel?"
De tergende schimp in zün toon zou der. 'anke tot
het meest roekeloozc avontuur geprikkeld heb., n.
„Zooals je wilt." antwoordde hü kortaf.
Toen de doek stevig om Hughs oogen gebonden was,
vatte de Indiaan hem bü de schouders en draaide hem
rond tot hij volkomen de richting bijster was. Toen voel
de hü zich het eene einde van het touw in de hand
duwen.
„Kom" zei de Indiaan, met een lichten ruk aan het
andere eind.
Het was den blanke onmogelyk zich eenig denkbeeld
te maken hoe zü gingen. Nu eens klommen, dan daal
den zij. en dan weer vonden zü hun weg langs een steile
helling. Van tijd tot tijd heette de Indiaan hem zich op
handen en knieën neer te laten, of waarschuwde hem
voorzichtig voort te gaan en zich aan de struiken vast
te houden. Eindelük voelde Hugh Edwards, dat zy' een
hol binnengingen door een opening nauwelijks wüd ge
noeg om door te kruipen. Hü kon de afmetingen van
die holte zelfs niet gissen, maar hü onderstelde, dat
het een gang of tunnel was. want onder het gaan raakte
hi.i den wand ter rechterzijde aan. en de Indiaan waar
schuwde hem zijn hoofd gebogen te houden.
Eenigen tijd gingen zij zoo voort; toen bleef Nata
chee staan, en de blanke hoorde hem een lucifer aan
strijken. Een oogenblik later werd zijn blinddoek afge
nomen.
„Je kaars,zeide Natachee kort. en stak haar aan mei
zijn eigene.
De blanke zag nieuwsgierig om zich heen.
„Kük!" riep de Indiaan. „Kijk, en zeg, of Natachee