VAN DIT EN YAN DAT W EN VAN ALLES WAT! Het „dauwtrappen". De Lord heeft geluk Beproeving van een nienw blusch-apparaat De Avontuurlijke Lotgevallen van Miep Muizenschrik en Bul Krakebeen Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllü Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 3 Juni 1933. No. 9289. ZATERIlAOAVONDSriHETS Vrij bewerkt naar een Duitsch motief, door SIROLF. '(Nadruk verboden alle rechten voorbehouden). IANUS STUIFNAGEL, onder zijn klassegenooten. de leden van het internationale genootschap der zwervers en landloopers, bekend als „de Lord", schreed vergenoegd over de zon- overstraalde landweg. Wie niet op zijn min of meer versleten schoenen lette, had hem voor een heer, zij het een vreemde heer, kunnen houden. De kwestie was namelijk, dat de „Lord" den vorigen dag van een weldadige villa-bewoonster een gedragen zomerpak had gekregen, dat hem nu welis waar niet als gegoten zat, doch in ieder geval veel beter was dan zijn vorige plun je, welke bedenklijke gaten aan ellebogen en broekspijpen had vertoond. En toen „de lord" zijn eenigste hemd in een beekje had uitgéwasschen en het in de zon had ge droogd, kon men met eenigen goeden wil, wanneer het open onder zijn nieuw ver worven zomerpak gedragen werd, gelooven met een sportieven meneer te doen te hebben, die zonder boord verkoos te loopen, met een open hemdkraag. Het door weer en wind diepbruin getaande gelaat van den „Lord" kon daartoe zeker eenigermate bij dragen. Men ziet tegenwoordig immers zooveel rare lieden, die hun ongebonden heid en liefde voor de natuur en nóg een aantal sportieve kwaliteiten, uitleven, door er min of meer als een landlooper uit te zien. Welaan dus. Janus Stuifnagel, alias de „Lord", wandelde als een vrij, zij het doel loos man, onder den stralenden hemel en gaf zich over aan onwezenlijke fantasieën omtrent wat hij nu wel doen zou, als hij honderd gulden bezat, die hij bijvoorbeeld in een verborgen zakje van dit deftige pak zou hebben gevonden. Laat er dadelijk bij verteld worden, dat de „Lord" zich op dit punt geen illusie» meer maakte, aangezien hij onmiddellijk na ontvangst het costuum binnenste buiten had gekeerd en alle zak jes en naden met de grootste nauwkeurig heid had onderzocht. De „Lord" bevond zich eensklaps temid den van een dichte menschenmenigte, die bij een sportveld samenkluitte Zonder zich te verzetten liet hij zich door de massa naar binnen dringen z onder dat er aan de controle naar zijn kaartje werd gevraagd Niemand vroeg hem iets en achteloos slen terde de „Lord" verder, om tenslotte tot zijn eigen verbazing op de tribune van een groot tennisveld plaats te nemen. De men- schen om hem heen waren zeer geest driftig. Van het tennisspel had de „Lord" geen flauw idee. Doch de stoel, waarin hij zat, was niet ongemakkelijk en hij kon net zoo goed hier zitten, als ergens anders. Het verveelde hem echter al heel gauw om, net zooals de anderen deden, zijn hoofd onophoudelijk heen en weer te bewegen om dat kleine witte kiette-balletje, dat twee mannen in het wit met een raket naar elkaar toe sloegen, te volgen. Af en toe ging er een wild gehuil op onder de aan wezigen. Het scheen dus een tamelijk be langrijke wedstrijd te zijn. De hitte maakte Janus Stuifnagel loom en slaperig. Doch dat was nu juist zijn ongeluk. Of was het zijn geluk? Hij was niet aan de2e omgeving gewend, het malle bewegen van al die hoofden met den bal mee, het in zijn oogen idiote geschreeuw over dat malle kleine balletje, dit alles droeg er toe bij om hem in een toestand van half waken en droomen te brengen. Vermoeid leunde hij achterover en sloot de oogen. Doch lang duurde dit niet. Naast hem zat een meneer in een wit flanellen pak, met kippige oogen achter een enorme, groote bril verscholen, die plotseling in een aanval van geestdrift zijn hand op den schouder van den „Lord" legde en uitriep: „Ik zet honderd gulden, dat Plaa wint! Aangenomen?" Het kostte de „Lord" werkelijk moeite zich uit zijn aankomende dommel los te rukken. Hij staarde niet begrijpend in het gezicht van den kippigen man. Hij snapte van de heele kwestie geen sikkepit, doch werd zich echter plotseling scherp bewust dat hij daar zonder kaartje op de tribune zat en dat iemand heftig tegen hem schreeuwde. Hy knikte beleefd, als het moest, bereid zich onmiddellyk uit de voe ten te maken. Er gebeurde echter niets verder. Zijn buurman was weer een en al oog voor het spel en brulde en schreeuwde onophoudelijk! De „Lord" was allang blij, dat ze hem aan zyn lot overlieten en probeerde op nieuw een tukje te doen. Hy had immers den tyd. Niemand wachtte op hem. Nie mand had hem noodig. Plotseling barstte er een ontzettend ge brul en gejoel om en op het sportveld los Hy kon echter niets zien. Iedereen was opgestaan en hy voelde zich hulpeloos achter een muur van menschen, die ju belden en schreeuwden en in de handen klapten. Alleen zat naast hem zyn buur man De man met de enorme bril. Die mompelde inwendig eenige onnette woor den, trommelde met zyn dikke vingers woedend op de leuning voor hem, keek de Lord eens aan. haalde dan zyn portefeuille te voorschyn en stopte Janus Stuifnagel een pakje van tien billetten van tien gul den in de handen. Daarop stond hy snel op en ging woedend heen. Het duurde echter geruimen tyd voor de „Lord" tot zich zelf kwam. Hy hoorde Om de waarde van een nieuw blusch- apparaat bij brandende oliebronnen aan te toonen, werd te Londen een groote hoe veelheid olie in brand gestoken. Het ge hikte inderdaad de geweldig oplaaiende vlammen in enkele minuten meester te worden. iemand uit zijn omgeving tot hom zeggen: „Nou, U heeft ook geluk gehad! U kent zeker uitstekend tennis? Nu ja, die dikke van Drakenstein kan het ook best missen!" Ofschoon de „Lord" een vaag idee had, dat hy op een of andere onnaspeurlyke wijze op min of meer rechtmatige manier door den „dikken van Drakenstein" met hSnderd gulden bedeeld was, meende hy toch, dat hy de blikken van alle bezoekers N;an het sportveld en speciaal die van den politie-agent by den uitgang in zyn rug voelde branden. En hy rustte niet voor hy na een geforceerde marsch van twee uren in het naburige stadje was aangekomen en zich in den schaduwrijken tuin van een klein café-tje aan een koelen dronk te goed deed. Terwyi hy de uitzinnigste plannen maakte voor een leven zonder zorgen, dat hy thans tot in lengte van dagen zou gaan leiden. Men moet maar geluk hebben! SPLINTERTJES. De man draagt de wereld, maar de vrouw draagt de man. Vertel nooit een geheim onder voorbe houd verder; de volgende vertelt dit we derom onder voorbehoud aan een ander. Zoo rolt het oneindig verder! De sterke kan veel goeds verrichten, als zyn kracht gepaard gaat aan intelligentie. IN DE OOGEN VAN ONZE VOORVADE REN WAS DE DAUW EEN ON VERKLAARBAAR VER SCHIJNSEL. Toen men „beter" wist ging het dauwwater plaats maken voor de Jeneverflesch. HET „dauwtrappen", het oude, veel verbreide gebruik op de zomer- feestdagen als Pinksteren en vooral Hemelvaartsdag, hangt samen met de plaats, die de dauw in het volksgeloof innam. De „dauw" vervangt in den heeten zo mertijd den regen, waar hij weide cn planten bevochtigt. Inzonderheid in het Oosten was de dauw dan ook van groote beteekenis. Men denke slechts aan het manna-verhaal (Exodus 16 vrs. 13 en vlg.), de Gideon-legende (Richteren 6 vrs. 36 en vlg.), de vervloeking door David in het klaaglied op Jonathans dood (3 Samuël 1 vrs. 21) enz. Waar die dauw voor hen, die lang voor ons leefden een onverklaarbaar verschijn- Met dauw, die op den meidoorn ligt, Mooi meisje, wasch uw aangezicht; Wie 't doet en weer doet eiken keer. Verliest haar schoonheid nimmer meer. Die meidoorntakken zeif zouden een heilzaam middel zijn, waar' het betreft een jongeman, die zijn meisje verlaten heeft, tot haar terug te brengen, welk. doel zeker bereikt werd, wanneer de ver latene een door haar zelf gepiukten mci- doorntak in zijn kamer wist te brengen. Wil zij te meer kans hebben, dat haar toe leg gelukt, dan verzuime zij het „dauw- wasschen" niet. De Alchimisten meenden, dat de dauw een krachtig werkend middel was bij het oplossen van metalen. Het dauwwater beschermde tegen hek serij. Voorts heet de dauw het vee melkrijker te maken, hetgeen trouwens gemakkelijk is te verklaren. In verband met het voorgaande laat zich begrijpen, hoe het oud gebruik ont stond, op de zomerfeestdagen te gaan dauwtrappen of dauwslaan, hier Cn daar ook wel „hemelvaren" genoemd. Zooals eenmaal onze Heidensche voor ouders in den vroegen morgenstond uit gingen naar hun heilige wouden of bron nen, zoo trok men in later tijd en in verschillende streken nóg „voor dag en dauw" naar buiten om zich neer te leggen in het bedauwde gras, een „dauwbad" te. nemen, waarbij, vroeger althans, de drankflesch niet ontbrak. Een vroolijk troepje „dauwtrappers" in het Oosten van ons lam». sel was, daar kon niet uitblijven, dat het volksgeloof er iets geheimzinnigs in leg de en hij in het bijgeloof een rol ging spelen. Nu eens ziet men in den dauw de tranen door Aurora geschreid, dan weer laat men hem neerdruppen van dc manen der paarden, waarop de Walku ren (Noorsche strijdgodinnen) rijden, enz. Den dauw werd genezende kracht toe geschreven; men achtte het dauwwater hulpzaam voor de oogen en ving het daar- om in doeken op en bewaarde het uit gewrongen water in flesschen. Ook tege. allerlei huidzeer achtte men het een uit stekend middel. Onder het Engelsche landvolk bestaat het geloof, dat de dauw van den eersten Meimorgen gezondheid niet slechts, maar ook onvergankelijke schoonheid geeft. Inzonderheid de dauwdroppels, die op de twijgen van den meidoorn liggen, zijn een kostbaar toovcrwater, dat moer nog dan de andere dauwparelen verjon gende kracht bezit. Een oud rijmpje zegt dan ook: WETENSWAARDIGHEDEN. Is het U bekend: dat een onderwijzer In Sovjet-Rusland ge middeld 90 roebels per maand verdient, dat officieel zou neerkomen op ongeveer fllö per maand, doch in de praktijk slechts een waaide vertegenwoordigt van circa twintig gulden? d a t de plaatsen in het Romeinsche Coilo- seum genummerd waren en dat de toe gangsbewijzen van klei waren gemaakt? i a t in Amerika per jaar 8.1 milliard dollar, voor onderwys wordt uitgegeven? 61. Die ontzettende luchtdruk kon de stop van het ventiel niet verdra gen en met een knal vliegt de stop er uit en precies op Bul's hoed, die hem geheel over de ooren wordt ge drukt. Kwaadaardig spuit nu de bal lon al haar lucht uit over Bul en Miep, die danig in hun slaapje ge stoord worden en beide worden wak ker met een gevoel van: wat ge beurt er nu weer met me. 62. Miep bekwam het eerste van den schrik en ziet Bul versuft op haar staart zitten kyken naar zijn hoedje Bul begrijpt nog niets van het geval, maar Miep schiet in een lach, want ze ontdekt ineens wat er gebeurd is Ook merkt ze dat er nog lucht is ln- gebleven, doordat Bul nog steeds op haar tooverstaart zlif, Zeg Bul, zegt ze poeslief, sta eens op, je zit nog steeds op myn staart 63 Wat zit je toch te grinniken, zegt Bul kwaad. Heb jy me dat koopje soms geleverd? Ik vertrouw je niet meer, meisje. Je maakt me in 't ver volg maar een beetje vriendeiyker wakker hoor, als je me ergens voor noodig hebt. Meteen staat hy op. Maar wat gebeurt er nu weer? Bul krijgt een flinke tik van het ventiel op zyn kop en 't mooiste is, dat Miep hem nog meer uitlacht ook. Laten wo alsjeblieft hier maar afgaan, Je bent in zoo'n malle stemming. 64. Samen gaan ze naar beneden, wat hen best afgaat en spoedig zijn ze behouden aangekomen. Ik zal met m'n verrekijker die sphinx eens wat grooter maken, zegt Bul nu heel eigenwijs. Wat babbel je tcch, vraagt Miep, die heel graag wat nieuws leert. Een sphinx? Wat is dat? Een sphinx, zegt Bul nu, is een wachter voor een pyramide en een pyramide is het graf van een heel iang geleden gestorven koning. Zeg, ik zie daar menschen met eer kameel. 65. Daar moeten we maar eens heenstappen. Een kameel! dat doet me denken aan vroegere tijden, toen Knobbeltje van mijti vroegeren baas altijd door de stad moest Iooiien met reclame voor sigaren en tabak op zyn rug. Zeg Miep, daar komen ze warempel ai op ons af. Ze denken natuurlijk, dat we toeristen zyn Als ze dichterbij komen, begint de ka meel plotseling te schateren van 't lachen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 21