YAN DIT EN YAN DAT f EN YAN ALLES WAT! Vr Het groote geheim HOOFDPRIJS. De Avontuurlijke Lotgevallen van Miep Muizenschrik en Bul Krakebeen ■HMIlfl Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 24 Juni 1933. No. 9300. ZATERDAGAVONDSCHETS Door SIROLF vrij bewerkt naar een. Duitsch gegeven. Nadruk verboden alle rechten voorbehouden). HET was een lange jongen voor zijn jaren, lang en blond. Hij was pas vijftien, een kind nog. En met zijn moeder was hij in het kleine strandhotel gekomen, op een mooien, zomerschen dag, om er de vacantie door te brengen. Een vacantie, waarvan het motief en refrein zou zjjn: zon, zee, strand... Die nog lang daarna in de herinnering gegrift zou staan als een droom van vreugde, uit niets an ders bestaand dan zon en zee en strand... Waaraan denkt een kind anders? Waar aan zou zoo'n jongen, die lange, blonde Bob anders denken? En bovendien, hij verwachtte niets anders. En dan was er natuurlijk zijn moeder, waarvan die jongen veel hield, dubbel aanhankelijk, omdat hij zijn vader vroeg had verloren. Maar op een nacht gebeurde er Iets ont zettends. Door een onzichtbare hand als 't ware, werd plotseling het heele hotel midden in den nacht gealarmeerd. In alle kamers flitste het electrische licht aan. Ramen klepperden door den straffen wind, die het donderen van de branding aandroeg, een deur met een slag deed dicht slaan... Haastige voetstappen klonken door de gangen van lieden in snel aangeschoten kleeren, half gekleed. Met een haastig om gegooide badjas liep Bob door de gang en riep met zijn hooge jongensstem, waarin een niet te zeggen angst doorsidderde: „Waar is Mary-Anne?" Een paar heeren kwamen in de hall en spraken gejaagd met den portier en onder tusschen ratelde de telefoon. Als een zwar te, verstikkende schaduw hing het onge luk over het opgeschrikte huis. als een onzichtbaar monster, dat met zijn duizend nijpklauwen de kelen dichtschroefdeook van Bob, ja, vooral van Bob. die maar telkens voor zich heen herhaalde, terwijl hij met groote oogen als in een afschuwelijke donkerte staarde: „Waar is Mary-Anne"? Een paar uur geleden waren er een paar kleine bootjes uitgevaren met hotelgas ten voor een avondlijke lampiontocht. Maar onverwachts was de wind opgesto ken, een verraderlijke wind. En nu was een van de bootjes vermist. Ondertusschen telde de portier de gasten... Er ontbraken drie: twee heeren... en Mary-Anne. De si rene van het reddingsstation loeide, zoek lichten schoten uit over zee. Schaduwen bewogen zich over de promenade, huive rend in hun dunne kleeren keken ver schrikte menschen naar het zoeklicht van de reddingboot dat over het water speel de... Bob zag het Maar zijn bonkend hart vertelde hem, dat ze niet verder hoefden te zoeken. Hij voelde, nee, hij wist, dat Mary-Anne en de twee jonge heeren die haar vergezelden, niet zouden terugkeeren. Nu bleef het zoeklicht op één punt rus ten: een boot dreef daar, mef de kiel naar boven. De boot, die daar straks was uit gevaren, O, Bob wist het nog heel goed, met vier brandende lampions: rood, groen, geel en blauw Vreemd... vreemd... rood, groen, geel en blauw... daar was het ook mee begonnen, het groote geheim, z ij n gi-oote geheim. Toen hij op een dag langs het strand liep, was zij plotseling op zijn weg gekomen. Mary-Anne, die zich aan het strand met een paar jonge heeren vermaakte. En in haar hand had ze een groote gummi bal... rood, groen, geel en blauw... Ze had den bal naar hem toe gegooid en hij had gevangen, ofschoon zijn blikken on weerstaanbaar aangetrokken werden door dat stralende gezicht, die donkerbruine oogen in het ovale gezichtje dat omlijst werd door kastanjebruin haar. Daarbij was hij bijna kalm over een strandstoel ge struikeld, waaruit een stem een beetje ge- ergerd riep: „Mary-Anne!" Mary-Anne had gelachen, waarbij twee rijen prachtige blanke tanden, als parels gevat in het karmijn fluweel der lippen, te zien kwamen. En Bob had ook gelachen. „Ik heet Bob," aldus had hij zich voorge steld. De jonge vrouw maakte een grappi ge buiging en van toen af noemde zij hem haar kleinen vriend. Bob had er een kleur van gekregen, maar hij vond het heerlijk. Alleen dat .„kleine" vriend, begreep hij niet goed. Misschien was dat als onderscheid tegen over de andere vrienden van Mary-Anne, dat allemaal volwassen, groote heeren wa ren, veel grooter dan Bob. Maar hoe het ook zij, het motief en refrein van zijn va cantie was nu niet meer zon, zee en strand' doch alleen maar... Mary-Anne, een paar tintelende bruine oogen en zacht-golvend bruin haar, dat over een fijn, door de zon gebruind, gezichtje viel. Telkens als hij langs kwam, speelde Mary-Anne met hem, en dat was wel een paar keer per dag. Dat kon te beter, om dat zij in hetzelfde hotel -bleek te wonen als Bob en zijn moeder. Mary-Anne was studente, had ze hem verteld, ze studeerde rechten. Waarop Bob in volle ernst had verklaard, later ook rechten te zullen gaan studeeren. „Maair natuurlijk, mijn kleine vriend Bob," had Mary-Anne geantwoord. „Ik houd van Barbera" „MAAR NIET VAN HAAR GELD"-. Reuter meldt uit Parijs, dat Prins Alexis Mdivani, de vroegere echt genoot van de filmster Pola Negri, die Dinsdag met miss Barbara Hut ton, de erfgename van de Woolworth-millioenen, en daarmee het rijkste meisje ter wereld, in het huwelijk getreden is, een document heeft onderteekend. waarbij hij afstand doet van alle wettelijke rechten op het fortuin van zijn echtgenoote. „Ik houd van Barbara én niet van haar geld", heeft de prins bij het onderteekenen aan een advocaat verklaard, die hem er op wees, dat vol gens de Fransche wet de eigendommen van de vrouw bij het huwelijk automatisch overgaan op haar man. En toen had ze zijn hoofd tusschen haar kleine, zachte handen genomen en hem een kus gegeven. Maar daarvan wist niemand iets! Daar van wist zijn moeder heelemaal niets. Om 's hemelswil nee. dat was zijn diep geheim, die kus, zijn eigendom, van hem alleen. En nu was er het ongeluk. Klappertan- tend keek Bob dien nacht uit over de zee, waar de reddingboot^ met het zoeklicht de cmgeslagen boot belichtte.^ Nu zou zijn moeder niet meer hoeven te glimlachen, als hij met Mary-Anne speelde, neenee... en hij hoefde niet meer diep gekrenkt en smartelijk getroffen te zijn, als Mary-Anne ten slotte met de andere, volwassen jonge heeren stralend wegging, met die heeren, die veel grooter en ouder waren dan hij... Een vreemde 9tilte kwam er over den jon gen. Als uit de verte hoorde hij de opge wonden kreten van de andere gasten... En toen hij zich eindelijk omwendde om lang zaam naar het hotel terug te keeren, stond zijn moeder naast hem. Zij had hem gezocht. Geen woord spraken ze met el kaar op den terugweg. Zijn moeder bleef bij zijn bed zitten en liet zijn hand niet los. Uit het gestommel in de andere ka mers hoorde men, dat de andere gasten ook terugkeerden, terwijl ze zwijgend en haastig de kamer voorbijliepenwaarin Mary-Anne gewoond had en waarin de sleutel nog stak, alsof ze zoo dadelijk zou terugkomen. Langen tijd zat de moeder aan zijn bed zijn hand in de hare. Eindelijk begon hij te snikken en hij kon het groote, bran dende geheim niet langer verbergen en hij zei: Ze... heeft me een... een zoen gege ven... moeder! Ik wist het, mijn jongen, ze had het mij verteld. Ik wist dat je van haar hield, mijn kind. Ik hield van haar? Bob begreep het niet goed. Neenee... van haar houden? Ach nee, je hield van je moeder en zoo, maar met Mary-Anne, o, nee, dat was iets anders heel anders... Heel zwaar werden zijn oogen en zijn gedachten. En eerst in gedachten, dan in den droom, liep Bob nog een keer, voor de laatste maal het strand langs, om Mary-Anne te zoeken... Dan opeens was daar Mary-Anne, alleen, heelemaal alleen. Ze nam zijn hoofd tuschen haar handen en zei: Natuurlijk mijn kleine vriend Bob. En kuste hem. De moeder van Bob boog zich nog even over hem, delete hem toe en kuste hem zacht... Of... was het Mary-Anne? WETENSWAARDIGHEDEN. Is het U bekend: d a t de gemiddelde film in de bioscoop theaters 2500 meter lang is? dat men in Amerika in de warenhuizen broekzakken kan koopen voor vijf en tien centen dat alle echte amber minstens 600.000 jaar oud is? dat de oude Romeinen reeds asbestdoek kenden? Jansen trok de honderdduizend Uit de groote loterij, Heel de buurt was erg afgunstig. Alle Jansens waren blij. Jansen ging dus rentenieren In een villa met een laan, En z'n dochter kreeg een trainer Met een eigen tennisbaan! Jansen's vrouw ging autorijden. Want ze waren nu van stand, Eiken morgen ging ze baden. En ze wilde naar het strand. Oude kennissen van vroeger Liep ze zelfbewust voorbij, En ze droeg in volle statie Een model-japon van zij! Maar alleen de rijke Jansen Zat verlaten in zijn stoel, En hij gaapte van verveling. Want zijn leven had geen doel. Hij mocht heelemaal niet werken, Want nu was ie dan meneer, En hij zuchtte en hij stapte, En hij keek eens naar het weer! Eindelooze lange dagen Zag hij op z'n voortuin uit, Naar het grint en naar de bloemen Door de breede spiegelruit. Nijdig trok ie aan z'n boordje, Z'n manchetten en z'n das, Nijdig, omdat rijke Jansen Niet de oude Jansen was! Hij had heimwee naar zijn werkplaats In de stille achterstraat. Waar 't vanouds vertrouwde leven Zoo z'n eigen wegje gaat. Waar de vele vrinden woonden, Al of niet jaloersch misschien, Waar hij weer zijn oud gereedschap, En de oude kerk kon zien! Op een onbewaakten middag Sloop hij schichtig door de laan. Voor een ouderwetsch karweitje In zijn vroeger werkbestaan. En hij schurkte van genoegen In z'n blauwe arbeids-jas. Omdat toen de rijke Jansen Weer de ware Jansen was!! Juni 1933. KROES. (Nadruk verboden). Ik kan mij niets onaangenamers den ken, dan een haar in mijn soep! Nou, ik vind soep in mijn haar tocll nog onaangenamer! Zij: U bent lucht voor mij, meneer! Hij: Wilt U daar misschien mee zeggen, dat U zonder mij niet leven kunt? 76. Bul denkt weer aan de toover- kracht van de staart en begint zoo vlug mogelyk te blazen. De man, die van zijn trouwe beest niets meer begrijpt, wil hem eens flink om de ooien slaan. Maar nog voor hij dat kan doen, richt Bul de staart op hem en--. 77. Daar vliegt hij door den lucht druk, die uit de staart komt, heel hoog de lucht in, terwijl hij zijn mooi geweer in 't zand laat rollen. Met het grootste plezier zien de drie vrienden de Arabier nu steeds maar hooger en hooger vliegen, tot hij nog maar een stipje aan den hemel is. We laten hem nu maar stilletjes gaan, zegt Knobbeltje hij komt wel ergens in 't zand neer. 78. Stap jullie nu maar op mijn za del, dan zul je eens ondervinden, hoe heerlijk het is een rijtoertje met mij te maken. Ze zijn zoo in verrukking, dat ze niet eens bemerken, dat er een kleine verstekeling op reis meegaat. Een aapje was uit een hooge boom tusschen hen ingesprongen. 79. Ze hadden een heerlijke tocht op den rug van Knobbeltje en hol den weer terug naar de pyramide, om hun motor te halen. Ja hoor! hij stond er nog. Ze namen hartroerend afscheid van Knobbeltje. Miep sloeg haar staart om zijn hals en Bul gaf een stevige poot en weg was Knob beltje weer, die naar zijn baas terug- holde. Vlug maakten Bul en Miep nu alles in orde voor hun luchtreis. Ze vonden het maar veiliger door de lucht te gaan. nu alles wat ze hadden meegemaakt. 80. Toen ze goed en wel op weg wa ren, voelde Bul plotseling iets op zijn rug. Hij viel van schrik bijna naar beneden. Wat kroop daar toch steeds a naar de hoogte? Het leeft! Het piept! O, Miep, kijk eens wat een snoezig klein aapje achter mijn staart!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 19