In de wanhopige, gloeiende eenzaamheid.
Barbara Worth
Raad
Barsingerhorn.
MERCURIUS
HAVERMOUT
Zaterdag 24 Juni 1933. SCHAGER COURANT. Derde blad. No. 9300
DOOR DE WILDERNIS. WE ZAKKEN IN HET
ZAND. ER IS GEEN WEG MEER. HARD
WERKEN ONDER DE GLOEIENDE ZON.
HET EENZAME FORT JE. OP ITALI
AAN SOH GEBIED. DE BLIJDE
VERRASSING. WE BEREIKEN
HET VOOR DEEN DAG GE
STELDE DOEL.
(Van onzen reisenden correspondent).
TRIPOLI, Mei 1933.
TOEN de jongen, die ons te Ben Gardane, het
laatste plaatsje in Tunisdë vóór de grens van
Tripolitanië, had gebracht voor het rulle zand
pad, in de richting van het Italiaansche gebied, zeide:
„Later wordt de weg nog slechter," overdreef hij. Na
enkele kilometers was er geen weg, geen spoor van een
weg meer. We stonden onder de schroeiende zon itt
een steppenlandschap met hier en daar een zandvlakte.
In zuidelijke richting was aan de kim een groot meer
richtbaar; noordelijk moest de Middellandsche Zee zijn,
inaar die zagen we niet
De eenige aanwijzing welke ons bleef, was een tele
graafdraad, die, naar men ons had gezegd, naar Itali-
aansch gebied liep. De toestand van het terrein liet
echter niet toe, dat we dien draad van nabij volgden.
De telegraafpalen bleven evenwel zichtbaar en dat was
in die dorre eenzaamheid reed$ veel. Op een afstand
nu eens links, dan eens rechts, zagen we soms een
kleine karavaan kameelen onder geleide van Arabieren.
„Er moet toch een karavaanspoor of iets dergelijks
eijn," meende mijn makker.
We stopten en we gingen op verkenning uit, hij naar
Rechts, ik naar links. Ik vond op korten afstand de
sporen van vele kameelen. Hier was dus nu en dan
verkeer. Mijn makker ontdekte oude wielsporen en we
besloten deze te volgen. Toen we door het terrein reden
om bij deze sporen te komen, zakten plotseling het
achterrad van de motorfiets en het wiel van het zij-
spanwagentje in het zand weg. Er was in ons voertuig
je geen beweging meer te krijgen.
Wat moesten we in deze wanhopige, gloeiende een
zaamheid beginnen?
We laadden onze bagage af. om het voertuigje lichter
te maken. Mijn makker bracht de machine weder in
beweging en ik duwde uit alle macht. Het gelukte. We
kwamen op vasten bodem. Toen konden we in de felle
hitte met koffers, banden, enz. gaan sjouwen om alles
weder op te laden en vast te sjorren. Eindelijk reden
we weder en we kwamen op het karrespoor, vorderden
langzaam doch geregeld, tot na enkele kilometers het
spoor weder ip het met lage distels begroeide terrein
verloreiv-ging. Eer weinig later liepen we .weder vast
fn het zand; weder konden we onze bagage los maken
en afladen, terwijl de zon op ons brandde, doch geluk
kig, ook nu weder werkten we ons los, al was het ten
koste van menige zweetdruppel.
Te Ben Gardane had men ons verteld, dat we na
twaalf kilometer zouden komen bij het laatste Fran-
sche fortje. El Gouna, doch toen onze kilometerteller
aanwees, dat we reeds achttien kilometer hadden af
gelegd, viel er van het fortje nog niets te bekennen.
Waren we verdwaald? De telegraafpalen waren ech
ter nog zichtbaar.
Het Fransche fortje El Gouna en later de Italiaan
sche grenspost waren de eenige bewoonde plaatsen in
deze streken. Naar het noorden moest de zee zijn en
naar het zuiden begon de Sahara, die zich tweeduizend
kilometer uitstrekt.
Onze toestand was niet prettig, doch er bleef slechts
één ding over: verder trekken. Volgens ons kompas
gingen we in de goede richting. Na nog een half dozijn
kilometers zagen we het fortje vóór ons: hooge steenen
wallen en een vierkanten toren met schietgaten. De
afstand van Ben Gardane naar dit fortje bedraagt niet,
zooals men ons had opgegeven, twaalf, doch drie-en-
twintig kilometer.
Fransche inlandsche soldaten controleerden en stem
FEUILLETON.
Door
HAROLD BELL WRIGHT
22.
In die langvervlogen tijden, toen het Koningsdal
langzaam werd tot wat het nu geworden was. was het
gebeurd dat een groep vrijgeboren burgers van het
land hun weg hadden gevonden naar de oevers van den
Colorado. Het was hun practiscbe zin die hen der
waarts geleid had en die hun ingaf hier hun dorpen
te bouwen en hunne akkers vruchtbaar te maken door
ze met het water van de rivier te besproeien. Toen
richtten zij hun altaren op voor hun goden die nu sinds
lang vergeten zijn. Door dezelfde krachten gedreven die
eens de Indianen bezielden, bewogen de wagens van de
landverhuizers zich naar het nieuwe goudland en met
het volste recht zag een financieel genie dien zin van
zakelijke degelijkheid bij het kruispunt van de rivier,
niet ver van de plek van de oude stad. In den aan
vang was het weinig meer dan een veerpont, maar
weldra vestigden anderen, die een geoefend oog voor
zulke kansen hadden, daar een punt van handel en
verkeer, waar de reizigers hun voorraad leeftocht kon
den aanvullen. Toen verscheen allengs wat tot ver
maak in het leven dienen kan, koffiehuis en speelhuis
en dansgelegenheid... en de voordeelen van de bescha
ving deden hun intocht in het land. De handelsgeest
zond de mijningenieurs die tfe delfstoffen opspoorden,
het kapitaal dat de mijnen ontgon en de arbeiders die
in de mijnen afdaalden. De handelsgeest zond de ko
ningen van den veestapel met hun cow-boys. de spe
culanten en de pioniers die nieuwe handelswegen baan
den. En het was dezelfde handelsgeest die toen de
tijden vervuld waren Jefferson Worth zond.
Hij stamde af van het Puriteinsche bloed ln het oude
Nieuw-Engeland en hij was zijn moeilijk leven als een
arme boerenjongen begonnen met als overheerschende
elementen in zijn karakter: een bijna bovennatuurlijke
pelden onze paspoorten. Toen konden we weer verder,
het onbekende tegemoet.
Van een weg viel geen spoor meer te bekennen
ook kameelkaravanen zagen we niet meer. Op dat
oogenblik, in de heetste uren van den dag, hadden
allen rust genomen. Wij echter gunden ons geen rust,
daar we eerst zekerheid wilden hebben.
Moeilijk bleef het terrein, maar onze motor hield zich
uitstekend. Toen we het Fransche fortje ongeveer
veertien kilometer achter den rug hadden, zagen we in
de wildernis plotseling twee steenen palen, één met het
Italiaansche wapen, de ander met de „fascio", de bijl
met den pijlenbundel het teeken der fascisten.
Bij deze palen begon nog wel geen weg, maar een
duidelijk herkenbaar spoor, dat tamelijk wel berijdbaar
bleek. Nog geen half uur later waren we te Pisida, de
Italiaansche grens-controlepost, gelegen aan de kust
We zagen een fortje. enkele huizen en een nog niet
geheel voltooid haventje.
Behalve de wachtposten, sliep op dat uur het beele
fortje, Ook de commandant. Men ging hem wekken,
daar hij onze paspoorten moest controleeren en afstem
pelen. Allerbeleefdst en vriendelijk was de fortcomman
dant en toch, menschen, die beleefd en vriendelijk zijn
als ze daareven uit zoeten slaap zijn gewekt, behooren
tot de hooge uitzonderingen.
Bij de douane was het al niet anders; ook weder een
slapende beambte (het was immers het uur van de
..siësta"), die gewekt moest worden en desniettegen
staande gemoedelijk bleef.
Ruim vijftig kilometer bevonden we ons van Ben
Gardane, ruim honderd en vijftig van Tripoli, waar we
dien avond nog hoopten aan te komen, tenminste als
de toestand van den weg dat toeliet.
Van Pisida liep in oostelijke richting, dus richting-
Tripoli, een weg van fijn zand met blijkbaar een har
den onderlaag. Deze weg bleek zeer goed berijdbaar
en we konden daarop zelfs een tamelijk flinke snelheid
ontwikkelen.
We suisden door een eenzaam, onbebouwd steppen-
land, met nu en dan een palmenoase met een bron.
Daar waren meestal Bedoeïnen met hun tenten, scha
pen, kameelen gekampeerd. Een enkele maal ontmoet
ten we ook een Bedoeïnen-karavaantje: kameelen, een
paar ezels, alle zwaar beladen; tereijde, ervoor en er
achter een man, vrouwen en kinderen. Dat was dan een
Bedoeïnenfamilie, die van de eene oase naar de andere,
soms over een afstand van tweehonderd kilometer
(voor hen ongeveer een week reizen, of meer) aan het
verhuizen was.
handelsgeest en daarbij een aangeërfd instinkt voor
godsdienstige aandoeningen. Zijn aanleg voor zaken had
zich met de jaren steeds sterker ontwikkeld. De gods
dienst die hem van voorouderswege in het bloed zat,
was allengs tot een soort van bijgeloof ingekrompen.
Zijn handelszin bracht hem er in zijn jonge jaren toe
de hoeve te verlaten en het duurde niet lang of de
kunst die geld met geld maakt, had geen geheimen
meer voor hem. Intusschen was het aan het andere
overheerschende element in zijn karakter te danken dal
hij volmaakt eerlijk en volkomen onbesproken was. En
het bleek aan hem opnieuw dat eerlijkheid en braafheid
een voordeelige belegging kunnen zijn.
Voortdurend zooht hij nu een ruimer terrein voor
zijn gestadig aangroeiende geldkracht en dit leidde als
van zelf tot de oprichting van de Pionier-bank. Latei
kwam de groote spoorweg hem nog ruimer gelegenheid
bieden voor de vermenigvuldiging van zijn geld. En de
zelfde krachten die den Indiaan en den landverhuizer,
den mijnwerker en den landbouwer en den bankier in
beweging hadden gebracht, dreven nu ook de geldkonin-
gen uit het Oosten zich te wijden aan de ontginning van
de Woestijn van het Koningsdal. De altijd werkzame
handelsgeest was bet wederom die Greenfield en zijn
vrienden aanzette de medewerking van den financier
uit het Westen te zoeken. En het was ten slotte dezelfde
onsterfelijke handelsgeest die Jefferson Worth de on
begrensde mogelijkheden van het land voortooverde.
Even onvermijdelijk als de eeuwen de dorre woestijn
met haar moeilijk en verschroeid bestaan hadden voort
gebracht, evenzeer gehoorzaamden zij aan de na
tuurwet toen zij Jefferson Worth te voorschijn riepen.
Was die zoo zeker werkende geldmachine niet even
stilzwijgend en hardvochtig en eenzaam als de woestijn
zelf? Blijkbaar zonder ondeugden en zonder hartstoch
ten. zonder vergissingen en zonder mislukkingen, was
zijn verhouding tot zijn medemenschen er een van zui
ver zakelijken aard. Met zijn bijna bovenmenschelijke
bekwaamheid in het voorzien en beoordeelen. met zijn
koud. maskerachtig aangezicht en zijn gewoonte zijn
woorden nauwkeurig te wegen en ook de nietigste ge
beurtenis op de juiste waarde te schatten, voelde
mon eerbied voor hem. werd hij gevreesd, vertrouwd
soms bewonderd en dat was alles. Neen. toch niet
alles. Degenen, die door de omstandigheden gedwenge-
waren tot zijn voorspoed bij te dragen die allen haat
ten hem met een hartgrondigen haat. Zoo onredelijke
is het menschelijk geslacht.
©CENT PER
PONDSPAK
NEDERLANDSCH FABRIKAAT
Na ongeveer vijftig kilometer kwamen we in een
vruchtbaarder streek. We zagen bebouwde velden, dui
zenden palmen boden schaduw en te midden van deze
groene pracht lag een wit Arabisch stadje, met enkele
Europeesche huizen, Zoeara, Er was benzine te ver
krijgen en er bevond zich zelfs een hotel. Een oogen
blik dachten we er over daar dien nacht te blijven,
maar na rijp beraad besloten we toch liever verder te
trekken naar Tripoli, nog ruim honderd kilometer.
Door Zoeara liep een geasphalteerde weg, doch even
buiten de stad. kwamen we in een hopelooze ellende.' Er
viel geen weg, zelfs geen spoor te bespeuren. Ongelijk,
met kroote kuilen, modderig was de bodem. Arabieren
werkten er met schoppen en wagentjes. Wat ze er de
den wisten we niet. Op ons vragen duidden allen ons
dezelfde richting aan.
We verzonken nog eens met twee wielen in den
bodem en konden ons sleóhts met moeite los werken.
„Als dit zoo honderd kilometer voortduurt, doen we
beter naar Zoeara terug te keeren en morgen de reis
voort te zetten, om niet in het donker te rijden,"
meende mijn makker.
Op dat oogenblik zagen we op ongeveer tweehonderd
meter vóór ons iets, dat ons verbaasde. Er was een
weg. We reden er heen en bevonden ons op den prach-
tigen, geasphalteerden weg van Tripoli naar Zoeara,
welke op enkele kilometers na voltooid is.
Alle moeilijkheden waren achter den rug. We suis
den voort met een snelheid van zeventig, tachtig en
meer kilometer per uur, eerst nog door dor gebied, la
ter nu en dan langs bebouwde velden en wijngaarden
van Italiaansohe kolonisten, en nog vóór het vallen
van den avond waren we te Tripoli, een stad, waarvan
het Europeesche gedeelte grootsch van aanleg is, met
breede boulevards, groote café's, hotels, geweldige bank
gebouwen.
Maar... het ergste wacht ons nog. Wat zullen de ruim
tweeduizend kilometers worden, die ons nog van
Alexandrië scheiden!
J. K BREDESRODE.
Het zakendoen was voor dezen man niet het verach
telijke bijeengaren en opstapelen van geld. Het was
zijn beroep, maar het was toch nog iets meer dan een
beroep, het was ook het uitleven van een aanleg .En
nóg meer was het voor hem de verzinnelijking van den
tijd waarin hij leefde ,de uiting van den maohtigsten
hartstooht die door alle eeuwen heen zijn stempel op
het ras gedrukt had. Hij beschouwde een goedgeslaagde
negotie zooals een heelmeester een gelukte operatie be
schouwt of de bouwmeester de veltooiing van een ge
bouw en de kunstenaar zijn schilderij. Intusschen was
er dit niet te ontkennen verschil tusschen hem en
kunstenaar en heelmeester, dat het welslagen van zijn
werk met een opeenhooping van dollars samenging.
Toch richtte zijn hartstooht zich allermeest op zijn
werk zelf. De dollar was nu eenmaal het werktuig van
zijn beroep en daarom hechtte hij er waarde aan. Ieder
succes bereidde hem de gelegenheid voor een nieuw
succes.
Hij was buitengewoon eenvoudig in zijn smaak en
liefhebberijen, van kostbare genietingen droeg hij ter
nauwernood kennis. Hij leefde als een kluizenaar en
zoo ontbrak hem de gelegenheid zijn voorspoed aan de
wereld te toonen .En een onbekend en verborgen wel
slagen heeft daarmede reeds zijn halve bekoring verlo
ren. Het is voor den machinist niet genoeg dat zijn lo
comotief langs den sjoorweg rijdt, hij verlangt ook
dat zij een trein met goederen en pasagiers naar een
vérafgelegen oord brengt Voor zichzelven stelde Jef
ferson Worth zeer geringe eischen aan het leven En
ook mevrouw Worth vulde in dit opzicht geen leemte
in het leven van haar man zij was nu eenmaal de
eenvoudigheid zelve Maar een kind dat als een deel van
zijn eigen, leven zou zijn, een kind dat geheel van hem
afhankelijk was. dat een volmaakte opvoeding genie
ten zou die hij had moeten missen, dat in zijn voor
spoed zou deelen en dat het middelpunt van zijn toe
komstplannen zou zijn. een kind, een erfgenaam zou
de leegte aanvullen die er gaapte in zijn bestaan. Ge
durende een korten tijd had hij gehoopt, op een kind
van zijn eigen vleesch en bloed. Toen had de dood van
hun kindje en de lijdende toestand van zijn vrouw hem
•Tlle hoop van dien aard benomen. Hij zette zijn werk
■oort. alleen omdat hij zich zijn leven zonder dat werk
niet denken kon.
Toen kwam dit meisje, de wondere gave van de
Woestijn. Zijn geest die aan snelle beslissingen ge
woon was, had onmiddellijk alle mogelijkheden van het
Vergadering van den Raad op Donderdag 22 Juni
1933, des avonds 8 uur.
Voorzitter de heer K. Breebaart Dz., burgemeester,
secretaris de heer G. G. Loggers.
Afwezig is de heer Blaauboer, met kennisgeving
van verhindering.
Voorzitter zegt dat, er 's avonds wordt vergaderd,
met het oog op de werkzaamheden.
De notulen der laatst gehouden vergadering geven
geen aanleiding tot op- of aanmerkingen. Ze worden
onveranderd vastgesteld.
Ingekomen stukken,
Mededeeling wordt gedaan van de volgende ingeko-
men stukken:
a. schrijven van J. Smit Gzn., dat hij zijn benoe
ming tot lid van het Weezenarmbestuur aanneemt:
b. alsvoren van mevr. A. M. Burger—Half weeg, dat
zij hare benoeming tot lid van de Commissie van Toe
zicht op het lager onderwijs aanneemt;
c. alsvoren van W. Kooijman Jr., dat hij zijn be
noeming tot lid van de Comm. van Toez. op Arbeids
bemiddeling en Lager Onderwijs aanneemt;
d. alsvoren van L. J. van der Kuijl, dat hij zijn
benoeming tot lid der Comm. v. Toezicht op het Lagee
Onderwijs aanneemt.
Jaarverslagen-
Van de Vereen, voor Ziekenhuisverpleging te Bar
singerhorn; van de Comm. v. Toezicht op het Lager
Onderwijs; van de Comm. tot Wering van Schoolver
zuim.
Dè jaarverslagen worden voorgelezen door den heer
Loggers, secretaris.
Schrijven van Gedeputeerde Staten van Noordhol
land, dat zij geen bezwaren hebben tegen het regelen
van de uitgaven voor werkverschaffing op de gc-
meentebegrooting, op de wijze, als bedoeld in hef
raadsbesluit van 18 April 1933;
al voren, houdende goedkeuring van het raadsbe
sluit tot aankoop van den Gouwweg;
alsvoren, houdende goedkeuring van het raadsbe
sluit tot wijziging van de gemeentebegrooting 1933;
alsvoren, houdende goedkeuring van het raadsbe
sluit tot wijzieir-r van de gem.begrooting 1932.
alsvoren, tot vaststelling van het bedrag, bedoeld in.
art. 42, U, van het K. B. van 4 Nov. 1929, Stbld. no.
476, voor het rekeningsjaar 1930.
Schrijven van Z.Exc. den Minister van Economische
Zaken en Arbeid, houdende mededeeling, dat de door
den Raad in zijne vergadering van 18 April 1933 vast
gestelde winkelsluitingsverordening, is goedgekeurd.
Besluit van Ged. Staten van Noordholland, houden
de ontvangstbericht van de verordening tot aanvul
ling der alg. Politieverordening, vastgesteld in de
raadsvergadering van 18 April.
Al deze stukken worden voor kennisgeving aange
nomen, nadat de heer Kater naar aanleiding van
het laatste punt nog eenige inlichtingen heeft ge
vraag, welke de Voorzitter verstrekt
De heer Schenk dringt er op aan dat waarschu
wingsborden bij de school zullen worden geplaatst,
als waarschuwing voor 't snelverkeer.
Vervoer van Schoolkinderen,
Van Ged. Staten is een schrijven ingekomen, betref
fende het door den Raad bij H. M. de Koningin inge
stelde beroep tegen hunne beslissing van 16 Nov. 1932,
No. 2, inzake toepassing van art. 13 der 1. o. wét
1920.
Ged. Staten geven in overweging dit beroep in te
trekken, omdat de kinderen, waar het hier om gaat,
sinds 19 Maart 1933 gebruik kunnen maken van de
autobus der H.A.B.O., welke des morgens 8.15 uit Kol-
horn, en des namiddags 3.45 uit Schagen vertrekt. Zij
meenen, dat het vervoer met de speciale autobus, be
doeld in hunne beslissing van 16 November, thans
achterwege kan blijven, aangezien het vervoer met
de H.A.B.O.-bussen ongeveer de helft goedkooper is,
dan dat met den specialen autobus.
B. en W. merken naar aanleiding hiervan op, dat'
Ged. Staten ten onrechte van de veronderstelling uit
gaan, dat de belanghebbenden de keus hebben tus
schen den z.g. specialen bus en den H.A.B.O.-bus. Da
z.g. speciale bus is eenvoudig in de dienstregeling
der H.A.B.0. d.d. 19 Maart 1933 opgenomen. Voor do
kinderen is er dus in wezen niets veranderd, omdat zij
steeds met denzelfden bus zijn vervoerd geworden. Nu
Ged. Staten evenwel schrijven dat vervoer met den
in de dienstregeling opgenomen z.g. specialen bus,
welke daardoor haar z.g. speciaal karakter positief
verloren heeft, ongeveer de helft goedkooper is dan
voorheen, geeft B. en W. zulks aanleiding den Raad
voor te stellen den aan belanghebbenden krachten?
art. 131, 1. o. wet 1920 toegekenden steun, in
geval overwogen, toen hij met zijn reisgenooten die kin
derstem hoorde roepen. Van dat eerste oogenblik toen
hij daar bij dat kind nederknielde, had hij voortdurend
allee gedaan om haar liefde en haar vertrouwen te win
nen. En mevrouw Worth, wetende dat zij niet lang
meer bij hem zou blijven, had hem gezegd: „Je hebt
haar noodig. Jeff"... en hij had haar inderdaad noodig.
Maar Jefferson Worth wist dat er tusschen Barbara
en hem een afstand lag. Onbewust en onopzettelijk
deinsde zij van hem terug, evenals in dien nacht toen
haar moeder gestorven was en zij den Profeet haar
handjes had toegestoken. En nu, nog meer dan destijds
ging het verlangen van zijn hart naar haar uit. Door
vele dwazen benijd, verdiende hij nochtans veeleer het
medelijden van zijn medemenschen. En hij wist zelf
maar al te goed dat de armste Mexicaan in zijn rieten
hun met zijn halfnaakte, lachende kinderen, rijker was
dan hij.
Toen Jefferson Worth daar dien namiddag stond en
herdacht hoe Barbara zijn dochter geworden was, toen.
zag hij daar tegelijk de schoonste overwinning van zijn
zakenleven voor zich. En daarbij speelde het hem door
zijn zinnen dat zijn leven even eenzaam en velaten was
als de woestijn die hem hier omringde. Zou het waar
zijn dat de Handpalm Gods die hem het kind gegeven
had dat toch zijn kind niet was. hem ook schatten zou
geven die nimmer zijn eigendom konden worden...
Hij stond op den zandheuvel waaronder het geheim
van Barbara's leven verborgen lag en hij zag de zon
als voor een oogenblik uitrusten boven den muur aan de
westerkim. De purpergloed van de heuvels werd dieper
en dieper en het licht van die groote kleurenzee werd
allengs gedoofd, de kleuren verflauwden en vergrauw^
den onder de neervallende schemering van den dalenden
nacht. Het schemerlicht werd duisternis en de kudde
aan het uitspansel werd zichtbaar, maar hun aantal kon
niemand tellen dan alleen Hij die hun plaats en tijd
aanwijst. Tegen het laatste dralende schijnsel in het
westen waar de dag verzonken was, verhieven de ber
gen hun duister gevaarte in grodïsche plechtigheid, als
ware het hun toeleg de nadering van een nieuwen dag
voor altijd te beletten. En in de geheimzinnige koelte dia
uit de woestijn tot hem woei, in de grillige en zonder
linge vormen die de zandbergen vertoonden, in de won
dere stemmen die weerklonken in de duisternis. ia
dat alles voelde Jefferson Worth de nadering van den
geest van het land. de roepstem van die eeuwenheugen
de vlakte, de stille bedreiging, de gefluisterde belofte...
Een Arabische hoer in Tripolitanië aan den arbeid met zijn primitieven ploeg