DE OOSTERDIJK. Mijnongeluk in Turkije. Vat op het hoofd gekregen. Tusschen de brug doodgekneld. Een bloedig geheim der zee. Dreigt een fascistische revolutie m Portugal IN de Kroniek van „Alkmaar en zijne Geschie denissen", verzameld en vervaardigd door S. van Eikelenberg en Gijshert Boomkamp, uitge geven te Rotterdam in den jare 1717. bij Philip- pus en Jacobus Losel, door bevriende hand mij ter lezing aangeboden, lezen wij o.m. deze enkele regel: 1533. „Is de Oosterdijk met Watermolens gemaekt binnen Geestmèrambacht." Dit orgaan is niet het eenige, die uit de historie zoo het een en ander voor ons naar brengen en zeer zeker heeft dit veler belangstelling en waardeering. historie of wel geschiedenis is nuttig, leerzaam en belangrijk voro ieder volk en geslacht en onmisbaar voor de beoordeeling der feiten en verhoudingen van het heden. Vierhonderd jaren dus water-bemaling in den pol der Geestmeramhacht, Oosterdijk en Molengeerzen, pijn. 4850 H.A. groot, m.i.z. een herinnering ter deze plaatse ten volle waard! Welk een zorgen, hoeveel kennis en kosten in der eeuwen zijn besteed om de „landen" boven water te houden, om der gemeen- schapswille! Maar laat ons tot onzen historicus terugkeeren en een en ander nader toelichten. Lezen wij de boven aangehaalde zinsnede, dan moeten wij in geen ge val daaruit verstaan, dat in 1533 de Oosterdijk is ge maakt, integendeel de oorsprong van dezen dijk is niet bekend, doch zeer veilig gesteld, was de Ooster dijk in 1533 reeds 250 jaren oud en diende toen reeds als waterkeering der „meeren en plassen" waarvan Heerhugowaard eene der voornaamste was. Evenmin was de ligging en hoogte gelijk aan he den; door de drooglegging van den Heerhugowaard in 1629 en de graving van het boezemkanaal, do Raaks- maatboezem, is een en ander van vorm veranderd. Wie kan de oorsprong van onze dijken en dorpen naar juistheid verklaren? Het ligt in 't verre, onbekende verleden, toen de bewoners van West-Friesland van 't overige, meer ont wikkelde deel, door meren en plassen gescheiden was. In den meer dan 300 jaren gevoerden strijd met de Graven van Holland, welke duizenden het leven heeft gekost, is de mogelijkheid geenszins uitgesloten, dat schriftelijke gegevens zijn verloren gegaan. Zij die zich met het ter schrift stellen bezig hielden, wij denken aan de kloosterlingen, in het bizonder aan die der Abdij van Egmond, die hebben moeten onder gaan, dat hunne stichtingen werden verwoest en met deze moord- en brandpartijen kunnen vele waarde volle gegevens verloren zijn gegaan. Ook weten wij, dat het kloosterleven eerst na de onderwerping der West-Friezen in het einde der 13e eeuw mogelijk is geworden. Eerder .vas West-Friesland naar men ver wacht dan ook bewoond door eene bevolking, die hare geschiedenis niet heeft neergeschreven, althans gegevens ontbreken uit deze oorden en toch men was reeds lang bezig dijken v.n waterkoeringen te maken. Het bestaan van dien grooten omringdijk van West-Friesland, alsmede de binnenwaterkeeringen geven aan, dat het oude West-Friesche volk reeds eeuwen lang belang bij en kennis van waterkeerin- gen heeft gehad. Wanneer wij hiervoor schreven de jaartallen 1333-^ 1933, doch meenen goed te doen èn uit „Eikelenberg" en uit andere gegevens nog enkele modedeelingen te doen, hoe onze kunstmatige waterbemaling tot ont wikkeling is gekomen. In werkelijken zin kan ook in dit geval gesproken worden dat „van Alkmaar de Victorie" begon. Wij lezen o.a., dat in 1408 Heemraden van Delf land naar Alkmaar togen om naar het wonderwerk te zien wat Jan Grietenzoo en F1 -is van Alkemade hadden gemaakt, om door windkracht water uit te werpen. Eerst later zou de toepassing dezer uitvinding fdaats vinden en lezen wij, dat in 1434 de eerste mo- en in Schieland en in 1440 in Delfland was geplaatst, alles nog zeer primitief gebouwd. Verbeteringen bleven niet uit en zoo werden in pol der „Grootslag" de eerste twee watermolens in 1452 gebouwd, die op de Zuiderzee uitklaarden. Ons heeft de histori° vermeld da' .in Geestmer amhacht het eerst de dorpen Valkkoog en St. Maar ten met een deel van Harenkarspel hunne landen door bemaling hebben verbeterd." „Toen daarop echter ook andere dorpen, n.m. Eeni genburr en Warmenhuizen hun gebied, dat gelegen was binnen den Oosterdijk—Kal verdijk—Korendijk, enz., wilden gaan inpolderen en met molens doen uitslaan op het overig deel van Ge^stmerambacht, verzetten de andere landen zich daartegen. „Daarop is na behandeling der geschillen voor het Hof van Holland, geheel Geestmera^bacht binnen den Oosterdijk enz. onder één bemaling gebracht. „In 1534 begon men met 4 watermolens, welk ge tal in 153S t nog 2 is versterkt," In jongere gegevens vinden wij vermeld, dat Geest meramhacht 14 molens bezit (thans heeft bezeten)! Ook dit alles is historie, de molens zijn gesloopt., de meren, die als „boezem" dienst deden, drooggelegd en één sterk watergemaal heeft de voortschrijdende tech niek gedemonstreerd, de machinale-(motor)kracht heeft de natuur-windkracht vervangen en voldoende. De centralisatie door mechanisatie bevorderd en niet of nooit, op geen enkel terrein, te beteugelen treedt in allerlei vormen en velerlei gebied naar vo ren, niemand en niets kan en zal dit verhinderen. Dit zijn de lessen der historie voor ons menschen van dezen tijd! Echter enorm is de toepassing der watermolens voor onze provincie Noord-Holland geweest, de droog makingen vonden vanaf het tijdstip der wind-water molens in versneld tempo plaats en wat zeer interes sant is, de polders drooggemaakt, werden grooter in omvang en steeds dieper de plassen, die uitgemalen werden. Wij lezen b.v. dat in 1542 de Dergmeer, groot 42 H.A., in 1547 de Kerkmeer, groot 60 H.A.; de Krom- water, groot 16 H.A., in 1548 de Weitgreb, groot 61 Vz H.A., reeds droog waren gelegd. Wij vinden vermeld met peilstanden van: 1.54 A.P., in 1561: Vronermeer, groot 108 H A.; 1.50 A.P., in 1564: Bergerraeer, groot 643 H.A.; 1.50, 1.60 4- 1.70 A.P.: Egmonderraeer, gr. 692 H.A Na deze ondiepe wateren begon men met, hoewel kleine, toch diepere plassen, o.m. Slootgaard: 231 H.A., de Boekelermeer: 334 H.A. en zelfs de Wogmeer met 686 H.A., deze laatste met een peil vah 3.60, dezo laatste 1607.. Evenwel de grootste durf werd de droogmaking van de „Beemster". Het geld, rijkelijk in ons land door overzeeesche handel in ons land gevloeid, deed ook deze waterplas vervloeien en in 1612 werd deze mooie polder geboren, een onzer schoonste, royal- aangelegde en vruchtbaarste, met een oppervlakte van 6443 H.A.; de peilstand geeft 3.60 A.P. aan. Hierna volgden Wijde-Wormer met 1513 H.A., Heerhugowaard 3065 H.A. in 1629, en Schermeer vanaf 1631—1633, met 4445 H.A. Bij dezen laatsten staan wij even stil. om nader in herinnering te brengen, dat deze polder in komende dagen zijn 300-jarig be staan zal „vieren". Heugelijk is dit feit ten zeerste, vooral wie bedenkt, hoe zorgelijk de toestand in het hart van Noordhol land was, toen alle deze meren en moerassen een groot gevaar opleverden, dat deze provincie aan dien „waterkanker" zou ondergaan en een tweede Zuider zee zou doen ontstaan. Door de uitvinding der watermolens is dit voorko men en groote baton en welvaart is geschapen. De Schermeer was de laatste der groote meren in ons Noorderkwartier „bloot"-gelegd. Neem kennis, van wat hiervan met de feestelijkheden zal worden ge zegd. De drooglegging en bemaling was een prachtstuk van waterbouwkunde! Mogen wij tot slot nog de drooglegging van de Haarlemmermeer met 17.528 en die van den IJpolder met 2100 H.A., doch thans met machinale kracht, in herinnering brengen, dit in de 2e helft der 19e eeuw. Alle deze droogmakerijen kunnen veilig op meer dan 60.000 H.A. worden berekend. Onze provincie Noordholland staat aangegeven met een oppervlakte van 279.770 H.A. Hiervan ons dui nencomplex, de waterboezems en de nog enkele plas sen afgerekend, kunnen wij eerst begrijpen wat de uitvinding der watermolens, met de latere verbete ring der bemaljngs-werktuigen, als stimulans der wel vaart heetf beteekend. Dit historisch gebeuren mag mi. daarom niet ongemeld passeeren en zeker zullen vooral zij die in onze polders meejeven, van dit feit met voldoening "kennis nemen. Alkmaar, Juli-1933. P. ZEEMAN. Vier dooden, zeven vermisten. V.D. verneemt uit Istanboel: In een kolenmijn bij Zongoeldak heeft een ernstige ontploffing plaats gehad. Tot nu toe zijn 4 lijken geborgen. Zeven mijn werkers worden nog vermist. Doodelijk ongeluk te Groningen. Donderdagmiddag reed een vrachtauto van de fir ma Van Gend en Loos uit de Nieuwe Boteringestraat te Groningen de Kleine Kruisstraat in. De 38-j. ar beider J. F. de Jong uit Groningen, die achter op den wagen zat, viel bij het nemen van de bocht van den auto en kwam met het hoofd op den grond terecht. Een vat, waarop hij had gezeten tuimelde eveneens van den wagen en is vermoedelijk op het hoofd van den man terecht gekomen. Met een schedelbasisfrac- tuur is hij naar het Academisch Ziekenhuis vervoerd, waar hij eenige uren na aankomst is overleden. Zesjarig jongetje het slachtoffer. Donderdagmiddag omstreeks half vijf stond een moeder met haar zesjarig zoontje op den Vaaltbrug te Utrecht, toen deze werd opengedraaid. Het knaapje stond zoo vol belangstelling te kijken naar het voor bijvarende schip, dat hij, terwijl hij leunde tegen het bruggehoofd, niet oplette bij het opendraaien van de brug en zoodoende bekneld raakte tusschen de leu ning en het bruggehoofd. Wel werd onmiddellijk de brug teruggedraaid, maar het ventje had zoo ern stige inwendige kneuzingen bekomen, dat de dood spoedig intrad. Moord op een zeejacht. Een ware detectivegeschiedenis. Op den eersten Paaschdag werd in bet Kanaal een jacht aangetroffen dat daar stuurloos ronddreef. Daar de politie vermoedde, dat hier misdaad in het spel was, werden nadien nog wekenlang nasporingen gedaan, die echter aanvankelijk zonder resultaat bleven. Thans echter is. zoo meldt de N.R.Crt., dank zij de bemoeiingen van een detective van Scolland Yard, aan hei licht gekomen, dat men hier te doen heeft met een geraffineerden moord. Het jacht droeg den naam van Alerte, maar bleek nergens geregistreerd. Er vervoegde zich echter den derden dag, nadat het binnengebracht was, een jong- mensch, Thomas Wright uit New Radnor, bij een Londensche verzekeringsmaatschappij, welke hij een verzekeringspolis toonde van 200.000 pond sterling. Tevens deponeerde hij een uit de Engelsche haven stad Hastings afkomstigen brief van zijn zuster Eve- lyne Bell, geb. Wright. waarin zij verklaarde, dat zij en haar man, ingenieur Artliur Bell, met hun jacht Alerte zouden uitvaren om op den eersten Paasch dag in volle zee den doud te zoeken. Bij dezen brief was een verzekeringspolis van 200.000 pond ingesloten, welke de bepaling bevatte, dat Thomas Wright gemachtigd was om na het over lijden der béide echtelieden over hei geld te be schikken. De verzekeringsmaatschappij vond de zaak ver dacht en waarschuwde Scotland Yard, dat een van zijn bekwaamste speurders naar d* Tyne zond om de Alerte nogmaals grondig te onderzoeken. De po litieman vond eenige sporen, welke er op wezen, dat zich aan de reeling van het jacht een sloep had be tonden. Voorts bleek, dat de verschansing bescha digd was, waaruit hij concludeerde dat de passagiers in den nacht het schip verlaten hadden. Tenslotte stelde de detective vast, dat het echtpaar niet, zooals in den brief stond, van Hastings ui', was vertrokken, doch eer9t per stoomboot naar Frankrijk was gereisd en zich een dag in Parijs had opgehouden. Hier echter brak het spoor plotseling af, Niette min vond men het toen reeds noodig Thomas Wright, als verdacht van poging tot oplichting der verzekeringsmaatschappij, in hechtenis te nemen. De politie had juist gezien. Op zekeren dag werd van mevrouw Bell een tweeden brief ontvangen, dit maal uit Rio de Janeiro. Ook deze brief was gericht aan Thomas Wright, doch de politie onderschepte hem en ervoer hierdoor, dat de. doodgewaande me vrouw Bell nog leefde. Zij was, aldus schreef zij, met haar man van de Alerte af in zee gesprongen, doch door een juist voorbijvarend schip gered. De heer Bell evenwel was in de golven verdwenen. In dezen brief vertelde mevrouw Bell verder, dat zij met haar redders naar Brazilië was gevaren, ter wijl zij haar broer voorts verzocht, haar gelukkige redding geheim te houden. Hij nu est het geld van de verzekeringsmaatschappij incasseeren en dan naar Rio de Janeiro komen, waar zij het bedrag zou den deelen. ■waarin mijnheer Greenfield zoo levendig belang stelde. James Greenfield was zelf een kracht van de eerste grootte in de geldwereld en het sprak dus vanzelf dat bij altijd en onmiddellijk tot den spoorwegkoning werd toegelaten en bij ieder onderhoud met beleefdheden overladen. Zijn mededeelingen betreffende de uitge strektheid en de waarde van de landerijen die hij bezig was in ontginning te brengen, zijn schatting van den meerderen omzet dien de bedoelde vertakking aan de hoofdlijn zou verschaffen, dat alles werd blindelings aangenomen. De spoorwegrman toonde zelfs een onge wone belangstelling ln de' ontginning van de Konings dal-woestijn en een kennis van de bijzonderheden die het aan de welingelichtheïd van mijnheer Greenfield nauwelijks gewonnen gaf. Herhaaldelijk bracht hij ook de onderneming van Jefferson Worth en in het bijzon der de vorderingen In het Zuider-Centraal District ter sprake. Maar hardnekkig schudde hij zijn hoofd, zoo dikwijls Greenfield op een onmiddellijk ingrijpen aan drong. Daartegen bestonden bijzondere bezwaren... Hij had niet de vrijheid daarover uit te weiden. Er was ®een twijfel aan dat de zijtak vroeg of laat zou worden aangelegd, maar hij kon geen stellige belofte dienaan gaande doen. Dit was dus de stand van zaken de gevaren die van de rivier dreigden, waren voorbij gedreven, de ka nalen waren voltooid... Jefferson Worth achtte nu het oogenbllk gekomen den voorzitter van de Koningsdal- maatschappij te verzoeken hem een onderhoud in zijn kantoor in de zeestad toe te staan. Mijnheer Greenfield ontving den bankier hartelijk en wenschte hem geluk met het welslagen van zijn on derneming in het Zuider Centraal-Distrlct. En ten slotte voorspelde hij dat alle belanghebbenden vreugde zouden beleven aan het werk van het Koningsdal. Jefferson Worth kwam weldra voor den dag met het doel van zijn bezoek. Hij wenschte van de Maatschappij het recht tè verwerven het water ai te voeren van het Middenmeer om daarmede een inrichting te voeden die hij voornemens was in het moeras van de Droge Rivier aan het werk te zetten. Mijnheer Worth kwam open hartig uit voor het profiit dat Barba de nieuwe stad, daarvan zou kunnen hebben en hij voegde daar nog aan toe dat hij reeds eenigen tijd geleden zijn voorstel aan den directeur van de Maatschappij had meege deeld, met het verzoek de aanvraag aan den voorzitter door te zenden. Mijnheer Greenfield antwoordde, dat hij Inderdaad van de zaak gehoord had en persoonlijk van meenlng was dat het niet moeilijk zou blijken in dezen tot over eenstemming te komen. En terwijl Jefferson Worth met zijn gewone oplettendheid alles aanhoorde, betoogde Greenfield opnieuw de dringende behoefte aan een spoorwegverbinding. En hij eindigde met mijnheer Worth terloops te vragen, of hij persoonlijk bekend was met den man die bij de Southwestern de leiding in han den had. „Ik ben wel min of meer met hem bekend", was het zeer voorzichtige antwoord. ..Mijnheer Worth. laat mij u dan eens mogen voor stellen wat wij zullen doen. Wij hebben dien spoorweg noodig en wij hebben dien dadelijk noodig. Tot dusver is het mij niet mogen gelukken een vaste belofte van de Southwestern machtig te worden. Wanneer u het ge daan weet te krijgen dat er nog dit jaar een zijlijn naar het Koningsdal wordt aangelegd, dan verleenen wij u het recht het water dat u noodig hebt, af te voeren aan de plaats die u geschikt zal voorkomen." „Is dat uw eenige voorwaarde?" „Zoo is het... onze eenige voorwaarde." De voorzitter van de Koningsdal-maatschappij zou niet weinig verbaasd zijn geweest, wanneer hij een uur later getuige had kunnen zijn van de ontmoeting tus schen Jefferson Worth en den spoorwegman. „Kom binnen Jeff!" riep de man hem hartelijk toe op het oogenblik dat de bankier bij het binnentreden van het privé-kantoor de deur achter zich sloot. „Hoe gaat het je? Ik hoor dat Greenfield je een strop van hem heeft overgedaan?" Mijnheer Worth glimlachte, terwijl de ander luid lachte. „Hoor eens. Jeff. wij, kleine menschen van het Westen, wij moeten oppassen dat de haaien uit het Oosten ons niet met huid en haar opslokken. Aan den lust daartoe ontbreekt het hun niet." „Met dien strop van Greenfelld zal het anders nog wel schikken", zeide de bankier. „Dat had ik ook al gedacht. Crawford heeft mij daar het een en ander van verteld. Dat heele ontwerp van het Koningsdal lijkt mij bijzonder gezond en aanneme lijk. altijd met uitzondering van dien New-York- schen bemoeizucht. Ik ben nu eenmaal bang voor die menschen. Jeff. Greenfield laat mij nu al drie maan den lang niet met rust en dringt voortdurend aan op zijn zijlijn. Daarom heb ik Crawford gisteren gezegd, dat het nu tijd voor jou werd om voor den dag te ko men." „Wanneer ben je voornemens die lijn aan te leggen?" vroeg Worth. De ander schudde zijn hoofd. „Het zal niet gaan, Jeff. Je kent den toestand even goed als ik. In geval van een overstrooming gaat het heele land naar den bliksem. En bij de geringe deugdelijkheid van de waterwerken die de Maatschappij heeft aangelegd en daarbij een Ne.w- Yorkschen Ingenieur aan het hoofd van dat alles, staan de kansen werkelijk heel sleoht. Ik meen dat het niet op den weg van de Southwestern ligt om haar geld te verspelen aan onbekookte plannen die door de groote heeren uit het Oosten worden uitgedacht." „Maar wanneer u tot den aanleg van die zijlijn be sluit, dan Is daarmee tegelijk het behoud van de Maat schappij verzekerd wier bezittingen zoo zeer in waarde zullen toenemen dat zij gaarne bereid zal zijn een hoo- ger bedrag voor de bescherming, daarvan beschikbaar te stellen." „Of" voegde de ander er bij. „dat geld zou uit onze kas moeten komen. Het spijt mij. Jeff, dat ik je moet teleurstellen, maar wij zijn geen assurantie-maatschap pij, wij zijn nu eenmaal in het vervoerwezen." „Dus je wilt geen spoorweg in het Dal aanleggen?" „Tenminste niet in de bestaande omstandigheden." Met niet meer aandoening dan hij zou getoond heb ben. wanneer er sprake was geweest van het besteden van een stukje kleingeld, zeide Jefferson Worth: „Heel goed, dan zal ik dien spoorweg zelf aanleggen." De spoorwegkoning wist dat deze kalm uitgesproken woorden niets minder beteekenden dan dat de bankier besloten had al wat hij bezat te wagen op een kan», waarop de Southwestern met haar zeer aanzienlijk ka pitaal niet wilde ingaan. Te zamen met al zijn beleg gingen in het nieuwe land zou de aanleg van dien spoorweg al de hulpbronnen van Worth volledig in be slag nemen, zoodat een mislukking van dien spoorweg voor hem met den financieelen ondergang gelijk zou staan. Gedurende het jaargetijde van de hooge waterstanden dat nu juist voorbij was, had Jefferson Worth de ge legenheid gehad op te merken dat de veiligheid van het ontginningswerk menigmaal aan een zijden draad gehangen had. Elk uur was hij er op bedacht geweest dat een noodlottige ramp den arbeid van de pioniers zou kunnen vernielen en toch stelde hij nu ln alle kalm te voor al wat de noeste arbeid van vele jaren hem had opgeleverd, ln de waagschaal te stellen, alles, zijn kapitaal, zijn crediet, zijn goeden naam. „Ik zou het je niet aanraden, Jeff," zeide zijn vriend. „Je zit er toch al diep genoeg in. Bewaar liever een appeltje voor den dorst" „Ik ben er op voorbereid geweest iets te wagen, toen ik besloten heb dit land vooruit te brengen," zeide Worth in allen eenvoud. Het was alsof hij dit geval van het begin af voorzien en zijn houding daarin be paald had. Het aangezicht van den spoorwegman ge tuigde van een ongeveinsde bewondering voor zooveel geestkracht „Wanneer ik iets voor je doen kan, Jeff, laat het mij dan weten." „Heel graag. Ik wilde je verzoeken tegenover niemand iets te laten blijken van mijn plan in deze zaak." „Ik begrijp er alles van. Dat zeg Je met het oog op Greenfield, nietwaar? Wat bezielt je toch. Jeff. Moet je nu met alle geweld nog een strop er bij hebben?" Het antwoord op haar brief, zoo verzocht mevrouw Feil, moest onder No. 3792 als pist restante naar Ria worden gezonden Uit naam van Thomas Wright zond nu de politie den volgenden brief naar Rio de Janeiro: „Lieve Zuster! Je plan is buitengewoon vernuftig. Ik zal het geld natuurlijk innen en dan onmiddellijk naar Rio komen. Met hartelijke groeten. Je broer Tho mas." Tegelijkertijd kreeg de politie te Rio de Janeiro order de(n) persoon, die deii brief zoi komen afhalen, onmiddellijk in hechtenis te nemen. Mevrouw Bell liep in den val en Werd gearres teerd. Bij een huiszoeking in haar wining trof .men een man aan, Sebastiano Padras genaamd. Bij nader onderzoek bleek, dat de heer Bell door zijn vrouw op de Alerte gelokt was en daar door haar vriend Padras was vermoord. Het tweetal had het lijk van het slachoffer in zee geworpen en was vervolgens in de reddingboot weggevaren. Het „spookschip" verborg dus werkelijk een bloe dig geheim, een met groot raffinement voorbereiden moord, waarvan de daders dank zij de bekwaam heid der Engelsche politie, gearresteerd konden wor den. Groote spanning in de hoofdstad. Volgens uit Lissabon ontvangen berichten heerscht in de Portugeesche hoofdstad plotseling groote span ning, aangezien men elk oogenblik het uitbreken van een fascistische revolutie verwacht. Politie en mili taire troepen hebben alle belangrijke strategische punten te Lissabon bezet. Donderdag hebben vijf regimenten te Lissabon en andere troependeelen te Oporto en in de geheele pro vincie zich uitgesproken tegen de benoeming van Pereira tot Minister van Binnenlandsche Zaken. De ze regimenten worden gesteund door de Portugeesche fascistische „Blauwe Hémden", wier kranten door den Minister van Binnenlandsche Zaken zijn verbodem Thans hebben zij de regeering een ultimatum ge steld, dat heden afloopt. Hoe gespannen de toestand is leidt men af uit het feit, dat Minister-president Dr. Salazar den nacht in de kazerne heeft doorgebracht van het eerste mi trailleur-regiment, dat als het meest regeeringsgo- trouwe regiment van het Portugeesche leger wordt beschouwd. 12 WEKEN ROERLOOS OP ZIJN RUG. Nu reeds 10 jaren vrij van pijn. Nieuwe overwinning op rheumatiek. Steeds weer komen de onwederlegbare bewijzen binnen, dat rheumatiek de geregelde „kleine, dage- lijksche dosis' Kruschen eenvoudig niet kan weer staan. Hier volgt een geval, dat ons weer onlangs meegedeeld werd: „Het is nu eenige jaren geleden dat ik ziek werd door spier-rheumatiek en ik 12 weken lang plat op mijn rug moest blijven liggen. Mijn dochter kocht toen een flacon Kruschen Salts en eiken morgen nam ik een dosis. Al gauw bemerkte ik verbetering en ik ging er dus mee door. Met volledig succes. Want van dien dag af, nu tien jaar en acht maan den geleden, heb ik nooit eenig teoken van rheuma tiek meer gevoeld. Nooit heb ik één dosis overge slagen. Eerder zou ik mijn middageten willen mis sen dan mijn dosis Kruschen Salts. Tegenwoordig ben ik vrij van alle spierpijnen en wanneer ik ook anderen hoor klagen over stijfheid of pijn in de ge wrichten, raad ik steeds Kruschen aan." J. N. Indien Uw afvoerorganen altijd naar behooren hun plichten vervullen zou het giftige urinezuur zich nooit kunnen ophoopen. En dan zoudt ge tot het einde Uwer dagen niet weten wat rheumatiek is. Want het is het overtollig urinezuur, dat de rheu- matische toestanden veroorzaakt De verschillende minerale zouten nu in Kruschen sporen alle afvoer organen (dus ook de nieren) aan tot gezonde regel matige werking, opdat het urinezuur en andere scha delijke afvalstoffen der spijsvertering behoorlijk uit het lichaam verwijderd worden. Het, is deze kleine aansporing die U noodig hebt. Laat Kruschen ook U hierin helpen. Koop vandaag nog een flacon en begin morgenochtend ook met „de kleine dagelijksche dosis." Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar bij alle apothekers en drogisten f0.90 en f 1.60 per flacon, en wordt gefabriceerd in Engeland door de Fa. E. Griffiths Hughes Ltd.. sinds 1756 te Manchester ge vestigd. Stralende gezondheid voor één cent per dag. (Adv.) Worth' verklaarde hem nu de plannen die hij Green field had voorgelegd. „Alle duivels!" riep hij uit. „Je wilt mij, hoop ik, toch niet wijs maken, dat je een spoorweg naar de stad van Greenfeild wilt gaan aanleggen en dat voor een onnoozel kanaal en de watervoorziening van een lap grond. Hoor eens, Jeff, ik ben niet van New-York." En van aohter zijn masker antwoordde Worth daarop alleen: ..Het Koningsdal heeft een spoorweg noodig." Den volgenden dag begaf Greenfield zich in allerijl naar het kantoor van de spoorweg-maatschappij. Ik hoor dat uw maatschappij besloten heeft die zijlijn aan te leggen." De spoorwegman die zijn bezoeker ontvangen had met al de beleefdheid die aan zijn hoogen rang ver* sóhuldlgd was, glimlachte bij de bewering zooals een genadig vorst glimlacht bij het inwilligen van een ver zoek van een zijneï onderdanen en Greenfield duidde dien glimlach als een bevestiging. „En zou ik misschien mogen vragen wanneer een begin met het werk wordt gemaakt?" „Dat zou lk u niet kunnen zeggen, mijnheer Green field. Het plaatselijk onderzoek zal denkelijk niet lang op zidh laten wachten en verder zal het de vraag zijn wanneer de menschen en de materialen beschikbaar zullen zijn. Toen de Koningsdal-Bode het bericht bracht dat er een cpmeting plaats vond met het oog op den aanleg van een spoorlijn van het station Deep Well aan de Southwestern naar Kingston, werd daarbij vermeld dat de leiding van het geheel aan Abe Lee was opgedragen. En James Greenfield die het toegezegde contract tee- kende, toen de nieuwe aanleg hem verzekerd scheen, vernam eerst uit het volgende nummer van de Bode dat de nieuwe lijn niet door de Southwestern maar door Jefferson Worth zeiven werd aangelegd. Als een loopend vuur verspreidde zich het nieuw», dat eerlang een spoorlijn door het Koningsdal zou loo- pen en een nieuwe aanzwellende levensstroom kwam van alle zijden opdagen In iedere afdeeling vertoonden zich nieuwe gegadigden. Er werden nieuwe steden ont worpen, en ln de bestaande steden doken van alle zij den allerlei ondernemingen op die met een tooverslag in het leven werden geroepen. De waarde van reeds ontgonnen landerijen steeg tot een ongekende hoogte en vele bezittingen gingen van hand tot hand. En Kingston, het middelpunt van al die bedrijvigheid. Kingston was, zooals Texas Joe zeide, „stapelgek." De naam van Jefferson Worth was op aller tong. Was hij niet de toovenaar die rijkdom en voorspoed over het Koningsdal uitstortte? Was hij niet Aladdin van de beroemde tooverlamp? Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 11