DE OOSTERDIJK.
Mijnongeluk in Turkije.
Vat op het hoofd gekregen.
Tusschen de brug doodgekneld.
Een bloedig geheim der zee.
Dreigt een fascistische revolutie
m Portugal
IN de Kroniek van „Alkmaar en zijne Geschie
denissen", verzameld en vervaardigd door S.
van Eikelenberg en Gijshert Boomkamp, uitge
geven te Rotterdam in den jare 1717. bij Philip-
pus en Jacobus Losel, door bevriende hand mij ter
lezing aangeboden, lezen wij o.m. deze enkele regel:
1533. „Is de Oosterdijk met Watermolens gemaekt
binnen Geestmèrambacht."
Dit orgaan is niet het eenige, die uit de historie
zoo het een en ander voor ons naar brengen en zeer
zeker heeft dit veler belangstelling en waardeering.
historie of wel geschiedenis is nuttig, leerzaam en
belangrijk voro ieder volk en geslacht en onmisbaar
voor de beoordeeling der feiten en verhoudingen van
het heden.
Vierhonderd jaren dus water-bemaling in den pol
der Geestmeramhacht, Oosterdijk en Molengeerzen,
pijn. 4850 H.A. groot, m.i.z. een herinnering ter deze
plaatse ten volle waard! Welk een zorgen, hoeveel
kennis en kosten in der eeuwen zijn besteed om de
„landen" boven water te houden, om der gemeen-
schapswille!
Maar laat ons tot onzen historicus terugkeeren en
een en ander nader toelichten. Lezen wij de boven
aangehaalde zinsnede, dan moeten wij in geen ge
val daaruit verstaan, dat in 1533 de Oosterdijk is ge
maakt, integendeel de oorsprong van dezen dijk is
niet bekend, doch zeer veilig gesteld, was de Ooster
dijk in 1533 reeds 250 jaren oud en diende toen reeds
als waterkeering der „meeren en plassen" waarvan
Heerhugowaard eene der voornaamste was.
Evenmin was de ligging en hoogte gelijk aan he
den; door de drooglegging van den Heerhugowaard in
1629 en de graving van het boezemkanaal, do Raaks-
maatboezem, is een en ander van vorm veranderd.
Wie kan de oorsprong van onze dijken en dorpen
naar juistheid verklaren?
Het ligt in 't verre, onbekende verleden, toen de
bewoners van West-Friesland van 't overige, meer ont
wikkelde deel, door meren en plassen gescheiden
was.
In den meer dan 300 jaren gevoerden strijd met
de Graven van Holland, welke duizenden het leven
heeft gekost, is de mogelijkheid geenszins uitgesloten,
dat schriftelijke gegevens zijn verloren gegaan. Zij
die zich met het ter schrift stellen bezig hielden, wij
denken aan de kloosterlingen, in het bizonder aan die
der Abdij van Egmond, die hebben moeten onder
gaan, dat hunne stichtingen werden verwoest en met
deze moord- en brandpartijen kunnen vele waarde
volle gegevens verloren zijn gegaan. Ook weten wij,
dat het kloosterleven eerst na de onderwerping der
West-Friezen in het einde der 13e eeuw mogelijk is
geworden. Eerder .vas West-Friesland naar men ver
wacht dan ook bewoond door eene bevolking, die
hare geschiedenis niet heeft neergeschreven, althans
gegevens ontbreken uit deze oorden en toch men
was reeds lang bezig dijken v.n waterkoeringen te
maken. Het bestaan van dien grooten omringdijk van
West-Friesland, alsmede de binnenwaterkeeringen
geven aan, dat het oude West-Friesche volk reeds
eeuwen lang belang bij en kennis van waterkeerin-
gen heeft gehad.
Wanneer wij hiervoor schreven de jaartallen 1333-^
1933, doch meenen goed te doen èn uit „Eikelenberg"
en uit andere gegevens nog enkele modedeelingen te
doen, hoe onze kunstmatige waterbemaling tot ont
wikkeling is gekomen.
In werkelijken zin kan ook in dit geval gesproken
worden dat „van Alkmaar de Victorie" begon.
Wij lezen o.a., dat in 1408 Heemraden van Delf
land naar Alkmaar togen om naar het wonderwerk
te zien wat Jan Grietenzoo en F1 -is van Alkemade
hadden gemaakt, om door windkracht water uit te
werpen.
Eerst later zou de toepassing dezer uitvinding
fdaats vinden en lezen wij, dat in 1434 de eerste mo-
en in Schieland en in 1440 in Delfland was geplaatst,
alles nog zeer primitief gebouwd.
Verbeteringen bleven niet uit en zoo werden in pol
der „Grootslag" de eerste twee watermolens in 1452
gebouwd, die op de Zuiderzee uitklaarden.
Ons heeft de histori° vermeld da' .in Geestmer
amhacht het eerst de dorpen Valkkoog en St. Maar
ten met een deel van Harenkarspel hunne landen
door bemaling hebben verbeterd."
„Toen daarop echter ook andere dorpen, n.m. Eeni
genburr en Warmenhuizen hun gebied, dat gelegen
was binnen den Oosterdijk—Kal verdijk—Korendijk,
enz., wilden gaan inpolderen en met molens doen
uitslaan op het overig deel van Ge^stmerambacht,
verzetten de andere landen zich daartegen.
„Daarop is na behandeling der geschillen voor het
Hof van Holland, geheel Geestmera^bacht binnen
den Oosterdijk enz. onder één bemaling gebracht.
„In 1534 begon men met 4 watermolens, welk ge
tal in 153S t nog 2 is versterkt,"
In jongere gegevens vinden wij vermeld, dat Geest
meramhacht 14 molens bezit (thans heeft bezeten)!
Ook dit alles is historie, de molens zijn gesloopt., de
meren, die als „boezem" dienst deden, drooggelegd en
één sterk watergemaal heeft de voortschrijdende tech
niek gedemonstreerd, de machinale-(motor)kracht
heeft de natuur-windkracht vervangen en voldoende.
De centralisatie door mechanisatie bevorderd en
niet of nooit, op geen enkel terrein, te beteugelen
treedt in allerlei vormen en velerlei gebied naar vo
ren, niemand en niets kan en zal dit verhinderen.
Dit zijn de lessen der historie voor ons menschen van
dezen tijd!
Echter enorm is de toepassing der watermolens
voor onze provincie Noord-Holland geweest, de droog
makingen vonden vanaf het tijdstip der wind-water
molens in versneld tempo plaats en wat zeer interes
sant is, de polders drooggemaakt, werden grooter in
omvang en steeds dieper de plassen, die uitgemalen
werden.
Wij lezen b.v. dat in 1542 de Dergmeer, groot 42
H.A., in 1547 de Kerkmeer, groot 60 H.A.; de Krom-
water, groot 16 H.A., in 1548 de Weitgreb, groot 61 Vz
H.A., reeds droog waren gelegd.
Wij vinden vermeld met peilstanden van:
1.54 A.P., in 1561: Vronermeer, groot 108 H A.;
1.50 A.P., in 1564: Bergerraeer, groot 643 H.A.;
1.50, 1.60 4- 1.70 A.P.: Egmonderraeer, gr. 692 H.A
Na deze ondiepe wateren begon men met, hoewel
kleine, toch diepere plassen, o.m. Slootgaard: 231 H.A.,
de Boekelermeer: 334 H.A. en zelfs de Wogmeer met
686 H.A., deze laatste met een peil vah 3.60, dezo
laatste 1607..
Evenwel de grootste durf werd de droogmaking
van de „Beemster". Het geld, rijkelijk in ons land
door overzeeesche handel in ons land gevloeid, deed
ook deze waterplas vervloeien en in 1612 werd deze
mooie polder geboren, een onzer schoonste, royal-
aangelegde en vruchtbaarste, met een oppervlakte
van 6443 H.A.; de peilstand geeft 3.60 A.P. aan.
Hierna volgden Wijde-Wormer met 1513 H.A.,
Heerhugowaard 3065 H.A. in 1629, en Schermeer vanaf
1631—1633, met 4445 H.A. Bij dezen laatsten staan
wij even stil. om nader in herinnering te brengen,
dat deze polder in komende dagen zijn 300-jarig be
staan zal „vieren".
Heugelijk is dit feit ten zeerste, vooral wie bedenkt,
hoe zorgelijk de toestand in het hart van Noordhol
land was, toen alle deze meren en moerassen een
groot gevaar opleverden, dat deze provincie aan dien
„waterkanker" zou ondergaan en een tweede Zuider
zee zou doen ontstaan.
Door de uitvinding der watermolens is dit voorko
men en groote baton en welvaart is geschapen.
De Schermeer was de laatste der groote meren in
ons Noorderkwartier „bloot"-gelegd. Neem kennis, van
wat hiervan met de feestelijkheden zal worden ge
zegd.
De drooglegging en bemaling was een prachtstuk
van waterbouwkunde!
Mogen wij tot slot nog de drooglegging van de
Haarlemmermeer met 17.528 en die van den IJpolder
met 2100 H.A., doch thans met machinale kracht, in
herinnering brengen, dit in de 2e helft der 19e eeuw.
Alle deze droogmakerijen kunnen veilig op meer
dan 60.000 H.A. worden berekend.
Onze provincie Noordholland staat aangegeven met
een oppervlakte van 279.770 H.A. Hiervan ons dui
nencomplex, de waterboezems en de nog enkele plas
sen afgerekend, kunnen wij eerst begrijpen wat de
uitvinding der watermolens, met de latere verbete
ring der bemaljngs-werktuigen, als stimulans der wel
vaart heetf beteekend. Dit historisch gebeuren mag
mi. daarom niet ongemeld passeeren en zeker zullen
vooral zij die in onze polders meejeven, van dit feit
met voldoening "kennis nemen.
Alkmaar, Juli-1933.
P. ZEEMAN.
Vier dooden, zeven vermisten.
V.D. verneemt uit Istanboel: In een kolenmijn
bij Zongoeldak heeft een ernstige ontploffing plaats
gehad. Tot nu toe zijn 4 lijken geborgen. Zeven mijn
werkers worden nog vermist.
Doodelijk ongeluk te Groningen.
Donderdagmiddag reed een vrachtauto van de fir
ma Van Gend en Loos uit de Nieuwe Boteringestraat
te Groningen de Kleine Kruisstraat in. De 38-j. ar
beider J. F. de Jong uit Groningen, die achter op den
wagen zat, viel bij het nemen van de bocht van den
auto en kwam met het hoofd op den grond terecht.
Een vat, waarop hij had gezeten tuimelde eveneens
van den wagen en is vermoedelijk op het hoofd van
den man terecht gekomen. Met een schedelbasisfrac-
tuur is hij naar het Academisch Ziekenhuis vervoerd,
waar hij eenige uren na aankomst is overleden.
Zesjarig jongetje het slachtoffer.
Donderdagmiddag omstreeks half vijf stond een
moeder met haar zesjarig zoontje op den Vaaltbrug
te Utrecht, toen deze werd opengedraaid. Het knaapje
stond zoo vol belangstelling te kijken naar het voor
bijvarende schip, dat hij, terwijl hij leunde tegen het
bruggehoofd, niet oplette bij het opendraaien van de
brug en zoodoende bekneld raakte tusschen de leu
ning en het bruggehoofd. Wel werd onmiddellijk de
brug teruggedraaid, maar het ventje had zoo ern
stige inwendige kneuzingen bekomen, dat de dood
spoedig intrad.
Moord op een zeejacht.
Een ware detectivegeschiedenis.
Op den eersten Paaschdag werd in bet Kanaal een
jacht aangetroffen dat daar stuurloos ronddreef.
Daar de politie vermoedde, dat hier misdaad in het
spel was, werden nadien nog wekenlang nasporingen
gedaan, die echter aanvankelijk zonder resultaat
bleven.
Thans echter is. zoo meldt de N.R.Crt., dank zij de
bemoeiingen van een detective van Scolland Yard,
aan hei licht gekomen, dat men hier te doen heeft
met een geraffineerden moord.
Het jacht droeg den naam van Alerte, maar bleek
nergens geregistreerd. Er vervoegde zich echter den
derden dag, nadat het binnengebracht was, een jong-
mensch, Thomas Wright uit New Radnor, bij een
Londensche verzekeringsmaatschappij, welke hij een
verzekeringspolis toonde van 200.000 pond sterling.
Tevens deponeerde hij een uit de Engelsche haven
stad Hastings afkomstigen brief van zijn zuster Eve-
lyne Bell, geb. Wright. waarin zij verklaarde, dat zij
en haar man, ingenieur Artliur Bell, met hun jacht
Alerte zouden uitvaren om op den eersten Paasch
dag in volle zee den doud te zoeken.
Bij dezen brief was een verzekeringspolis van
200.000 pond ingesloten, welke de bepaling bevatte,
dat Thomas Wright gemachtigd was om na het over
lijden der béide echtelieden over hei geld te be
schikken.
De verzekeringsmaatschappij vond de zaak ver
dacht en waarschuwde Scotland Yard, dat een van
zijn bekwaamste speurders naar d* Tyne zond om
de Alerte nogmaals grondig te onderzoeken. De po
litieman vond eenige sporen, welke er op wezen, dat
zich aan de reeling van het jacht een sloep had be
tonden. Voorts bleek, dat de verschansing bescha
digd was, waaruit hij concludeerde dat de passagiers
in den nacht het schip verlaten hadden. Tenslotte
stelde de detective vast, dat het echtpaar niet, zooals
in den brief stond, van Hastings ui', was vertrokken,
doch eer9t per stoomboot naar Frankrijk was gereisd
en zich een dag in Parijs had opgehouden.
Hier echter brak het spoor plotseling af, Niette
min vond men het toen reeds noodig Thomas
Wright, als verdacht van poging tot oplichting der
verzekeringsmaatschappij, in hechtenis te nemen.
De politie had juist gezien. Op zekeren dag werd
van mevrouw Bell een tweeden brief ontvangen, dit
maal uit Rio de Janeiro. Ook deze brief was gericht
aan Thomas Wright, doch de politie onderschepte
hem en ervoer hierdoor, dat de. doodgewaande me
vrouw Bell nog leefde. Zij was, aldus schreef zij, met
haar man van de Alerte af in zee gesprongen, doch
door een juist voorbijvarend schip gered. De heer
Bell evenwel was in de golven verdwenen.
In dezen brief vertelde mevrouw Bell verder, dat
zij met haar redders naar Brazilië was gevaren, ter
wijl zij haar broer voorts verzocht, haar gelukkige
redding geheim te houden. Hij nu est het geld van
de verzekeringsmaatschappij incasseeren en dan naar
Rio de Janeiro komen, waar zij het bedrag zou
den deelen.
■waarin mijnheer Greenfield zoo levendig belang stelde.
James Greenfield was zelf een kracht van de eerste
grootte in de geldwereld en het sprak dus vanzelf dat
bij altijd en onmiddellijk tot den spoorwegkoning werd
toegelaten en bij ieder onderhoud met beleefdheden
overladen. Zijn mededeelingen betreffende de uitge
strektheid en de waarde van de landerijen die hij bezig
was in ontginning te brengen, zijn schatting van den
meerderen omzet dien de bedoelde vertakking aan de
hoofdlijn zou verschaffen, dat alles werd blindelings
aangenomen. De spoorwegrman toonde zelfs een onge
wone belangstelling ln de' ontginning van de Konings
dal-woestijn en een kennis van de bijzonderheden die
het aan de welingelichtheïd van mijnheer Greenfield
nauwelijks gewonnen gaf. Herhaaldelijk bracht hij ook
de onderneming van Jefferson Worth en in het bijzon
der de vorderingen In het Zuider-Centraal District ter
sprake. Maar hardnekkig schudde hij zijn hoofd, zoo
dikwijls Greenfield op een onmiddellijk ingrijpen aan
drong. Daartegen bestonden bijzondere bezwaren... Hij
had niet de vrijheid daarover uit te weiden. Er was
®een twijfel aan dat de zijtak vroeg of laat zou worden
aangelegd, maar hij kon geen stellige belofte dienaan
gaande doen.
Dit was dus de stand van zaken de gevaren die
van de rivier dreigden, waren voorbij gedreven, de ka
nalen waren voltooid... Jefferson Worth achtte nu het
oogenbllk gekomen den voorzitter van de Koningsdal-
maatschappij te verzoeken hem een onderhoud in zijn
kantoor in de zeestad toe te staan.
Mijnheer Greenfield ontving den bankier hartelijk en
wenschte hem geluk met het welslagen van zijn on
derneming in het Zuider Centraal-Distrlct. En ten
slotte voorspelde hij dat alle belanghebbenden vreugde
zouden beleven aan het werk van het Koningsdal.
Jefferson Worth kwam weldra voor den dag met het
doel van zijn bezoek. Hij wenschte van de Maatschappij
het recht tè verwerven het water ai te voeren van het
Middenmeer om daarmede een inrichting te voeden die
hij voornemens was in het moeras van de Droge Rivier
aan het werk te zetten. Mijnheer Worth kwam open
hartig uit voor het profiit dat Barba de nieuwe stad,
daarvan zou kunnen hebben en hij voegde daar nog
aan toe dat hij reeds eenigen tijd geleden zijn voorstel
aan den directeur van de Maatschappij had meege
deeld, met het verzoek de aanvraag aan den voorzitter
door te zenden.
Mijnheer Greenfield antwoordde, dat hij Inderdaad
van de zaak gehoord had en persoonlijk van meenlng
was dat het niet moeilijk zou blijken in dezen tot over
eenstemming te komen. En terwijl Jefferson Worth met
zijn gewone oplettendheid alles aanhoorde, betoogde
Greenfield opnieuw de dringende behoefte aan een
spoorwegverbinding. En hij eindigde met mijnheer
Worth terloops te vragen, of hij persoonlijk bekend was
met den man die bij de Southwestern de leiding in han
den had.
„Ik ben wel min of meer met hem bekend", was het
zeer voorzichtige antwoord.
..Mijnheer Worth. laat mij u dan eens mogen voor
stellen wat wij zullen doen. Wij hebben dien spoorweg
noodig en wij hebben dien dadelijk noodig. Tot dusver
is het mij niet mogen gelukken een vaste belofte van de
Southwestern machtig te worden. Wanneer u het ge
daan weet te krijgen dat er nog dit jaar een zijlijn naar
het Koningsdal wordt aangelegd, dan verleenen wij u
het recht het water dat u noodig hebt, af te voeren
aan de plaats die u geschikt zal voorkomen."
„Is dat uw eenige voorwaarde?"
„Zoo is het... onze eenige voorwaarde."
De voorzitter van de Koningsdal-maatschappij zou
niet weinig verbaasd zijn geweest, wanneer hij een uur
later getuige had kunnen zijn van de ontmoeting tus
schen Jefferson Worth en den spoorwegman.
„Kom binnen Jeff!" riep de man hem hartelijk toe
op het oogenblik dat de bankier bij het binnentreden
van het privé-kantoor de deur achter zich sloot. „Hoe
gaat het je? Ik hoor dat Greenfield je een strop van
hem heeft overgedaan?"
Mijnheer Worth glimlachte, terwijl de ander luid
lachte. „Hoor eens. Jeff. wij, kleine menschen van het
Westen, wij moeten oppassen dat de haaien uit het
Oosten ons niet met huid en haar opslokken. Aan den
lust daartoe ontbreekt het hun niet."
„Met dien strop van Greenfelld zal het anders nog
wel schikken", zeide de bankier.
„Dat had ik ook al gedacht. Crawford heeft mij daar
het een en ander van verteld. Dat heele ontwerp van
het Koningsdal lijkt mij bijzonder gezond en aanneme
lijk. altijd met uitzondering van dien New-York-
schen bemoeizucht. Ik ben nu eenmaal bang voor die
menschen. Jeff. Greenfield laat mij nu al drie maan
den lang niet met rust en dringt voortdurend aan op
zijn zijlijn. Daarom heb ik Crawford gisteren gezegd,
dat het nu tijd voor jou werd om voor den dag te ko
men."
„Wanneer ben je voornemens die lijn aan te leggen?"
vroeg Worth.
De ander schudde zijn hoofd. „Het zal niet gaan, Jeff.
Je kent den toestand even goed als ik. In geval van een
overstrooming gaat het heele land naar den bliksem. En
bij de geringe deugdelijkheid van de waterwerken die
de Maatschappij heeft aangelegd en daarbij een Ne.w-
Yorkschen Ingenieur aan het hoofd van dat alles, staan
de kansen werkelijk heel sleoht. Ik meen dat het niet
op den weg van de Southwestern ligt om haar geld te
verspelen aan onbekookte plannen die door de groote
heeren uit het Oosten worden uitgedacht."
„Maar wanneer u tot den aanleg van die zijlijn be
sluit, dan Is daarmee tegelijk het behoud van de Maat
schappij verzekerd wier bezittingen zoo zeer in waarde
zullen toenemen dat zij gaarne bereid zal zijn een hoo-
ger bedrag voor de bescherming, daarvan beschikbaar
te stellen."
„Of" voegde de ander er bij. „dat geld zou uit onze
kas moeten komen. Het spijt mij. Jeff, dat ik je moet
teleurstellen, maar wij zijn geen assurantie-maatschap
pij, wij zijn nu eenmaal in het vervoerwezen."
„Dus je wilt geen spoorweg in het Dal aanleggen?"
„Tenminste niet in de bestaande omstandigheden."
Met niet meer aandoening dan hij zou getoond heb
ben. wanneer er sprake was geweest van het besteden
van een stukje kleingeld, zeide Jefferson Worth: „Heel
goed, dan zal ik dien spoorweg zelf aanleggen."
De spoorwegkoning wist dat deze kalm uitgesproken
woorden niets minder beteekenden dan dat de bankier
besloten had al wat hij bezat te wagen op een kan»,
waarop de Southwestern met haar zeer aanzienlijk ka
pitaal niet wilde ingaan. Te zamen met al zijn beleg
gingen in het nieuwe land zou de aanleg van dien
spoorweg al de hulpbronnen van Worth volledig in be
slag nemen, zoodat een mislukking van dien spoorweg
voor hem met den financieelen ondergang gelijk zou
staan.
Gedurende het jaargetijde van de hooge waterstanden
dat nu juist voorbij was, had Jefferson Worth de ge
legenheid gehad op te merken dat de veiligheid van
het ontginningswerk menigmaal aan een zijden draad
gehangen had. Elk uur was hij er op bedacht geweest
dat een noodlottige ramp den arbeid van de pioniers
zou kunnen vernielen en toch stelde hij nu ln alle kalm
te voor al wat de noeste arbeid van vele jaren hem had
opgeleverd, ln de waagschaal te stellen, alles, zijn
kapitaal, zijn crediet, zijn goeden naam.
„Ik zou het je niet aanraden, Jeff," zeide zijn vriend.
„Je zit er toch al diep genoeg in. Bewaar liever een
appeltje voor den dorst"
„Ik ben er op voorbereid geweest iets te wagen, toen
ik besloten heb dit land vooruit te brengen," zeide
Worth in allen eenvoud. Het was alsof hij dit geval
van het begin af voorzien en zijn houding daarin be
paald had. Het aangezicht van den spoorwegman ge
tuigde van een ongeveinsde bewondering voor zooveel
geestkracht
„Wanneer ik iets voor je doen kan, Jeff, laat het mij
dan weten."
„Heel graag. Ik wilde je verzoeken tegenover niemand
iets te laten blijken van mijn plan in deze zaak."
„Ik begrijp er alles van. Dat zeg Je met het oog op
Greenfield, nietwaar? Wat bezielt je toch. Jeff. Moet je
nu met alle geweld nog een strop er bij hebben?"
Het antwoord op haar brief, zoo verzocht mevrouw
Feil, moest onder No. 3792 als pist restante naar
Ria worden gezonden
Uit naam van Thomas Wright zond nu de politie
den volgenden brief naar Rio de Janeiro: „Lieve
Zuster! Je plan is buitengewoon vernuftig. Ik zal
het geld natuurlijk innen en dan onmiddellijk naar
Rio komen. Met hartelijke groeten. Je broer Tho
mas."
Tegelijkertijd kreeg de politie te Rio de Janeiro
order de(n) persoon, die deii brief zoi komen afhalen,
onmiddellijk in hechtenis te nemen.
Mevrouw Bell liep in den val en Werd gearres
teerd. Bij een huiszoeking in haar wining trof .men
een man aan, Sebastiano Padras genaamd. Bij nader
onderzoek bleek, dat de heer Bell door zijn vrouw
op de Alerte gelokt was en daar door haar vriend
Padras was vermoord. Het tweetal had het lijk van
het slachoffer in zee geworpen en was vervolgens
in de reddingboot weggevaren.
Het „spookschip" verborg dus werkelijk een bloe
dig geheim, een met groot raffinement voorbereiden
moord, waarvan de daders dank zij de bekwaam
heid der Engelsche politie, gearresteerd konden wor
den.
Groote spanning in de hoofdstad.
Volgens uit Lissabon ontvangen berichten heerscht
in de Portugeesche hoofdstad plotseling groote span
ning, aangezien men elk oogenblik het uitbreken van
een fascistische revolutie verwacht. Politie en mili
taire troepen hebben alle belangrijke strategische
punten te Lissabon bezet.
Donderdag hebben vijf regimenten te Lissabon en
andere troependeelen te Oporto en in de geheele pro
vincie zich uitgesproken tegen de benoeming van
Pereira tot Minister van Binnenlandsche Zaken. De
ze regimenten worden gesteund door de Portugeesche
fascistische „Blauwe Hémden", wier kranten door den
Minister van Binnenlandsche Zaken zijn verbodem
Thans hebben zij de regeering een ultimatum ge
steld, dat heden afloopt.
Hoe gespannen de toestand is leidt men af uit
het feit, dat Minister-president Dr. Salazar den nacht
in de kazerne heeft doorgebracht van het eerste mi
trailleur-regiment, dat als het meest regeeringsgo-
trouwe regiment van het Portugeesche leger wordt
beschouwd.
12 WEKEN ROERLOOS OP ZIJN RUG.
Nu reeds 10 jaren vrij van pijn.
Nieuwe overwinning op rheumatiek.
Steeds weer komen de onwederlegbare bewijzen
binnen, dat rheumatiek de geregelde „kleine, dage-
lijksche dosis' Kruschen eenvoudig niet kan weer
staan. Hier volgt een geval, dat ons weer onlangs
meegedeeld werd:
„Het is nu eenige jaren geleden dat ik ziek werd
door spier-rheumatiek en ik 12 weken lang plat op
mijn rug moest blijven liggen. Mijn dochter kocht
toen een flacon Kruschen Salts en eiken morgen
nam ik een dosis. Al gauw bemerkte ik verbetering
en ik ging er dus mee door. Met volledig succes.
Want van dien dag af, nu tien jaar en acht maan
den geleden, heb ik nooit eenig teoken van rheuma
tiek meer gevoeld. Nooit heb ik één dosis overge
slagen. Eerder zou ik mijn middageten willen mis
sen dan mijn dosis Kruschen Salts. Tegenwoordig
ben ik vrij van alle spierpijnen en wanneer ik ook
anderen hoor klagen over stijfheid of pijn in de ge
wrichten, raad ik steeds Kruschen aan." J. N.
Indien Uw afvoerorganen altijd naar behooren
hun plichten vervullen zou het giftige urinezuur
zich nooit kunnen ophoopen. En dan zoudt ge tot
het einde Uwer dagen niet weten wat rheumatiek
is. Want het is het overtollig urinezuur, dat de rheu-
matische toestanden veroorzaakt De verschillende
minerale zouten nu in Kruschen sporen alle afvoer
organen (dus ook de nieren) aan tot gezonde regel
matige werking, opdat het urinezuur en andere scha
delijke afvalstoffen der spijsvertering behoorlijk uit
het lichaam verwijderd worden. Het, is deze kleine
aansporing die U noodig hebt. Laat Kruschen ook U
hierin helpen. Koop vandaag nog een flacon en begin
morgenochtend ook met „de kleine dagelijksche
dosis."
Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar bij alle
apothekers en drogisten f0.90 en f 1.60 per flacon,
en wordt gefabriceerd in Engeland door de Fa. E.
Griffiths Hughes Ltd.. sinds 1756 te Manchester ge
vestigd. Stralende gezondheid voor één cent per
dag. (Adv.)
Worth' verklaarde hem nu de plannen die hij Green
field had voorgelegd.
„Alle duivels!" riep hij uit. „Je wilt mij, hoop ik,
toch niet wijs maken, dat je een spoorweg naar de
stad van Greenfeild wilt gaan aanleggen en dat voor
een onnoozel kanaal en de watervoorziening van een
lap grond. Hoor eens, Jeff, ik ben niet van New-York."
En van aohter zijn masker antwoordde Worth daarop
alleen: ..Het Koningsdal heeft een spoorweg noodig."
Den volgenden dag begaf Greenfield zich in allerijl
naar het kantoor van de spoorweg-maatschappij. Ik
hoor dat uw maatschappij besloten heeft die zijlijn aan
te leggen."
De spoorwegman die zijn bezoeker ontvangen had
met al de beleefdheid die aan zijn hoogen rang ver*
sóhuldlgd was, glimlachte bij de bewering zooals een
genadig vorst glimlacht bij het inwilligen van een ver
zoek van een zijneï onderdanen en Greenfield duidde
dien glimlach als een bevestiging. „En zou ik misschien
mogen vragen wanneer een begin met het werk wordt
gemaakt?"
„Dat zou lk u niet kunnen zeggen, mijnheer Green
field. Het plaatselijk onderzoek zal denkelijk niet lang
op zidh laten wachten en verder zal het de vraag zijn
wanneer de menschen en de materialen beschikbaar
zullen zijn.
Toen de Koningsdal-Bode het bericht bracht dat er
een cpmeting plaats vond met het oog op den aanleg
van een spoorlijn van het station Deep Well aan de
Southwestern naar Kingston, werd daarbij vermeld dat
de leiding van het geheel aan Abe Lee was opgedragen.
En James Greenfield die het toegezegde contract tee-
kende, toen de nieuwe aanleg hem verzekerd scheen,
vernam eerst uit het volgende nummer van de Bode
dat de nieuwe lijn niet door de Southwestern maar door
Jefferson Worth zeiven werd aangelegd.
Als een loopend vuur verspreidde zich het nieuw»,
dat eerlang een spoorlijn door het Koningsdal zou loo-
pen en een nieuwe aanzwellende levensstroom kwam
van alle zijden opdagen In iedere afdeeling vertoonden
zich nieuwe gegadigden. Er werden nieuwe steden ont
worpen, en ln de bestaande steden doken van alle zij
den allerlei ondernemingen op die met een tooverslag
in het leven werden geroepen. De waarde van reeds
ontgonnen landerijen steeg tot een ongekende hoogte
en vele bezittingen gingen van hand tot hand. En
Kingston, het middelpunt van al die bedrijvigheid.
Kingston was, zooals Texas Joe zeide, „stapelgek."
De naam van Jefferson Worth was op aller tong. Was
hij niet de toovenaar die rijkdom en voorspoed over het
Koningsdal uitstortte? Was hij niet Aladdin van de
beroemde tooverlamp?
Wordt vervolgd.