Sn
Janna's
verjaardag.
Zomerlied.
cf
.7
De Avontuurlijke Lotgevallen van Miep Muizenschrik en Bul Krakebeen
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 29 Juli 1933. No. 9320.
ZATF.RDACiA VONDSt "HETS
AL sedert een dozijn jaren was Janna
Kiekers als gedienstige bij de
milie Schimmel door haar toewij
ding en arbeidzaamheid tot een traditio
neel stuk huismeubel geworden. Menige
gebeurtenis welke immers in de beste
families pleegt voor te komen had zij
van terzijde meegemaakt en menigmaal
tegen de bedrukte gezichten aangekeken,
zonder er aan te denken, naar de reden
'daarvan te visschen. Een dag of wat later
woei de wind weer uit een anderen hoek:
'dan weerklonk de heldere lach van papa
met de kinderen door het huis. de plano
was open en als dan mevrouw in de keu
ken kwam. haar met een welmeenenden
duw opzij zette: Ga jij weg. dikke Jan!,
dan volgde een geestige opmerking, die
Janna tranen deed lachen. Ja, die mevrouw
was me d'r soms e«entje!
In den laatsten tijd kwam er nog al eens
een dag. zelfs meer dan eens. dat het bin
nen „hommeles" was; 't ging wel weer
over, maar na een steeds korter aantal
dagen was het weer mis, zoodat van liever
lede de trouwe gedienstige een even trou
we barometer werd van de wisselvallige
stemmingen en 't leek ook wel of de an
ders netjes en gezellig uitziende keuken er
'dan eveneens triest ging uitzien, of het
keukengerei een minder aantal wrijf- of
'poetsbeurten kreeg. En het was waar
schijnlijk door de suggestieve werking van
de zwoele sfeer gebeurd., dat het ..huismeu-
bel" de melk had laten overkoken en aan
branden. waardoor de ondragelijke lucht
In gang en kamers de daar beerschende
atmosfeer zoo mogelijk nog explosiever
maakte.
Toen gebeurde het dat mevrouw, mits
gaders de oudste dochter met daar achter
de heer des huizes het heiligdom van
Janna binnenstoven, allen met snuivende
neusgaten, gesticuleerende handen en ge
opende monden, met uitroepen als eind-
motief: of ze nou heelemaal was. waarbij
mijnheer wlfs de superlativus voegde, dat
ze dan wel kon opja» eigenlijk zei hij
het anders maar bedoelde: opmarcheeren,
als ze n.1. zoo héélemaal was.
Nou, U voelt wel, dat zoo'n schrobbee-
ring als crisisverschijnsel haar uitwerking
niet miste. Janna was er. wat men in be
grijpelijke termen noemt kapot van. Nooit
nog had zij zoo'n massa 1 en uitval geïncas
seerd. Zij „nam" dien niet, evenals haaf
middag- en avondeten, kon ook den slaap
niet vatten, maar nam zich 's nachts voor,
bij de eerste gelegenheid de beste, daarop
„verhaal" te nemen.
1 En werkelijk, den volgenden middag
reeds stond zij na „de vaat" met opge
stroopte mouwen als In gevechtspositie
tegenover de vrouw des huizes. Mevrouw
dorst haar eigen oogen haast niet geloo-
ven.
Wat of dat nou voor een behandeling
was na die uit-z'n-elgen overgekookte melk.
Verder: dat zij een fatsoenlijke meid was
van nette ouders; daar kon naar geïnfor
meerd worden; dat ze zioh voor d'r eigen
doodschaamde en dat zij op zoo'n manier
niet meer zou blijven, zoodat ze... en dat
ze...
Mevrouw Sohimimel begreep. Zag de on
billijkheid van die ongewone uitbarsting In
en trad tegemoetkomend en bemoedigend
op.
Janna was een beste brave ziel. dat wis
ten mijnheer en de kinderen ook... maar
er waren omstandigheden, welke Janna
niet zoo direct kon weten... De tijden wa
ren slecht, zeer slecht.
De papieren dalen... tot niets soms.
Wij hebben vreeeelijke financleele klappen
gehad. Moeten op alles bezuinigen. We be
palen ons tot het hoogst noodzakelijke: in
kleeding. in uitgaan, enfin, in alles, maar
wij willen jou nog zoo graag houden, om
dat je om zoo te zeggen een stuk van ons
gezin bent geworden. Kan je nu begrijpen
meid, waarom de humeuren dikwijls zoo
overprikkeld zijn en bij de minste gelegen
heid loskomen? Maar jij zal bij ons blijven,
nietwaar, Jan? Kom, kijk me eens flink
aan!
Janna zette groote oogen op getroffen
door deze confidentie. Dacht niet maar aan
heengaan. Droogde met een schortpunt
de oogen af.
De volgende week Woensdag was zij
jarig.
In afwijking van de gewoonte, deelde
mevrouw Schimmel haar mede, dat het
haar ditmaal niet schikte haar een cade
autje te geven. De tijden werden alsmaar
slechter.
Maar we zullen 't zóó doen; Jij bent
vanmiddag vrij. Suze en Ik zullen de vaat
wasechen, omdat je jarig bent! zoo klohk
het.
Kom, mevrouw, dat gaat toch niet!
protesteerde Janna, maar zij vond het toch
erg aardig, en zat 's middags zeer tevreden
in het kabinet aan haar kleeren te knut
selen. toen de twee jongsten, Llze en Bob,
telkens om haar heen draaiden en wat
plagerig geheimzinnig deden. Janna nam
het echter op als een kinderlijke jaloersch-
heid en hechtte er verder geen beteekenis
aan.
Een uur later kwamen die twee terug,
elk met een hand vol veldbloemen: voor
Janna, omdat zij Jarig was.
Wat een blijde verrassing. Hartelijk dan
kend nam zij ze ln ontvangst. Doch dade
lijk daarna riep zij verschrikt:
Maar kind, wat zie Je er uit! Je witte
jurk, je schoentjes... Nee, dat is toch te
erg! Gauw mee, naar de keuken!
Toen mama de bemodderde kinderen
zag binnenkomen, Het zij van schrik «en
bord aan stukken vallen. En Bob verhaal
de zoo getrouw mogelijk, dat Lize ln het
afgegraasde koeienland aan den slootkant
had gezeten om de bloemen te schikken en
daar was afgegleden. Hij had er haar uit
getrokken en toen met slootwater en gras
schoongeborsteld.
Mama werd heusch boos.
Wie heeft jullie gezegd, dat je bloe
men mocht plukken?
Geen antwoord.
Nou, komt er wat?
De kinderen keken elkaar angstig aan.
Janna!
Wie zeg je?
Janna, voor d'r verjaardag Immers!
Ben Je nou dwaas. Janna? Jij met je
verjaardag! Weet je wat? Geef Lize een
verschooning. Direct En je wascht die
vuile kleeren dadelijk uit. Versta je?
Janna wist ln haar feeststemming geen
woorden te vinden, deed haar werkschort
voor en begon Lize te ontkleeden. Toen
kwam de werkelijkheid tot haar door:
Kind, wat ruik Je vies, foei!
Dat is jouw schuld. Met je verjaar-
dagsbloemen. Kinderachtig schepsel!
Nee maar! 'k Heb aan geen bloemen
gedacht Ik ben... ik weet van...
En Janna begon te schreien.
We hebben het uit ons eigen gedaan!
riepen nu de kinderen bij het zien van
Janna's huilbui even luid meejammerend.
Wat is hier gaande, voor den dnder!
't Was mijnheer Schimmel, die op t
vreemde lawaai keukeniwaarts was gestapt.
Van schrik liet nu Suze een assiette te
vroeg los, welke pats! op den vloer
stuk viel.
Een onsamenhangend relaas volgde,
waaruit heer Schimmel concludeerde, dat
hij ditmaal bemiddelend moest optreden.
Janna! klonk het met generaalssteen
als je met dat vuile werkje klaar bent,
wasch je verder de vaten. Begrepen!
Ja meneer, maar mevrouw
Vea-der niets. Dank je.
Meteen duwde hij vrouw en dochter voor
zich uit gangwaarte.
En Janna gehoorzaamde, zich weer her
innerend, dat ze jarig was.
Een uur later kwam de kleine Lize ln
haar schoone jurk ln de keuken met een
vaas, waarin de gepukte bloemen, waarbij
een pakje dat zes gloednieuwe zakdoeken
bevatte.
En of ze bij mams en paps wou komen.
WARE WOORDEN.
Naar het Geluk behoeft men niet te zoe
ken. Het is zeer nabij. Het is ln den
mensch zelf.
o
De ware Liefde is de Liefde van God
ontvangen. Deze is alles omvattend.
o
Deze Tijd is noodlg voor de menschen.
Alles komt wel goed. Alleen het goede
houdt stand.
o
Door een hechte vriendschap kunnen de
menschen zooveel voor elkaar zijn.
EEN GEHEIMPJE.
HUMOR
Pech.
Mevrouw Smit komt van het arbeidsbe
middelingsbureau voor dienstboden.
„Heb je een dienstmeisje gevonden?"
vraagt haar man.
„Neen!" zegt zij ontmoedigd.
„Waren er dan geen meisjes?...
„O jawel heele massa's maar die
hebben we allemaal al gehad!!!"
Mc. O'Corny, de Schot, zat voor zijn
landhuisje, toen er een heele drom be
zoekers kwam. Het was een warme dag,
de zon brandde en de lucht was zoel... en
vochtig. De bezoekers hadden dorst en
w-aren op van vermoeienis en verhitting...
Mc. O'Corny ontving hen in het salon.
„Willen de heeren en dames misschien een
kleine verfrissching gebruiken?" vroeg hij
en op het vroolyöt-instemmende antwoord
van de gasten... liep het naar het venster
en opende dat!...
D 1 pl om a 11 e k.
Je bent sterk genoeg om te werken;
waarom bedel je dan? zegt het jonge huis
vrouwtje...
En U bent mooi genoeg om filmster te
worden, waarom zit U dan in de keuken?
vroeg de bedelaar op zijn beurt...
Nog nooit heeft de bedelaar zoo goed
gegeten!
Ze kwamen zoo 's zomers logeeren
Ze gingen haast nooit uit de stad,
'n Pensioentje, wat geld op de spaarbank
Was allee, wat vader bezat.
Ze moesten heel zuinigjes leven,
Maar toch, zoo eene eenmaal per Jaar,
Dan kwamen ze thuis bij hun jongen,
En waren ze knus bij elkaar!
Dan werden de oudjes vertroeteld.
Wat waren ze trotsch op hun kind,
Dht hadden ze nooit durven droomen:
Een villa,... garage en grint!
Vaak nam hij ze mee ln z'n wagen.
En vader zat rechtop, vóór-in.
Dan reden ze rond door de lan#n,
Dan waren ze 't oude gezin!
Ze wezen elkander de plekjes,
Ze wisten van toen en van... toen,
Dan spraken ze van het verleden,
Van Jeugd ln een vroeger seizoen,
Dan zagen ze Innig tevreden
Hun leven als zonnig geheel,
Wat glunderde moeder dan vrooljjk,
Ze zeiden elkander zooveel!
Want wat ook de tijd had veranderd,
De tijd, die vaak scheidt en verstrooit,
Al kwamen en gingen de jaren,
Hun liefde veranderde nooit!
Ze bleven tesamen verbonden.
Dat maakte hun dagen zoo echt.
Dat voelden ze als Iets bizondere,
Ook zonder, dat 't ooit werd gezegd.
En op een gelukkigen morgen.
Met zomerzon over het land,
Toen oma en opa wat stapten,
Hun kleinkind van drie aan de hand.
Toen vonden ze 't heerlijk te leven.
Ze wisten waarom en waarvoor,
Toen brak er ln twee oude harten
Een jubelend zomerlied door!
Juli 1933. KROES.
(Nadruk verboden).
SNIPPERTJES
De grootste leeghoofden zijn het
praatlusügst.
Ons levensschip verkrijgt soms eerst door
stormen den juisten koers!
Het slechtste wiel aan den wagen maakt
het meeste ruimoer.
Ook de fakkel der waarheid kan niet
branden, zonder te walmen...
De vrede des harten is de hemel des
menschen (Plato).
Of uren duren eeuwigheden, dat ligt 'era
aan 't besteden.
ff
KR
A
101. Ze trekken uit alle macht. Even
schijnt het, dat de paling vast zit,
er is geen beweging meer in te krij
gen. Hij is nu al zoo ver boven den
waterspiegel uit en nog is het eind
niet te zien. We hebben hem niet bij
den kop, maar bij de staart roept één
der matrozen, die veel verstand van
zeepaling heeft. Plotseling sohiet met
een ruk de paling een eind door.
102. De mannen op het dek rollen
over elkaar heen. Niemand kijkt
meer naar beneden. Allen doen hun
best om het dier zoo vlug mogelijk
binnen te halen. Bul staat te zwoegen
en plotseling, voor iemand er op be
dacht is. vliegt Miep met een enorme
zwaai over het dek heen. Ieder staat
sprakeloos. Bul vliegt naar haar toe
en roept, waar kom jij vandaan?
103. Ach Bul, wat hebben jullie me
toch pon pijn gedaan, zucht Miep.
Mijn rtaart voelt als gebroken. Je
staart? stamelt Bul nu. Groote
grutjes!! was het dan geen zeepaling
Was het jouw staart die we naar bo
ven hebben getrokken? Alle men
schen beginnen nu plotseling onbe
daarlijk te lachen, die arme Miep
weet -.ich geen raad van schaamte.
De muzikanten brengen er nu maar
weer gauw de vroolijkheid in en spe
len ter eere van de goede afloop en
de prachtige vangst, het mooie lied
van: „Houd er de moed maar ln".
104. Onze vriendjes zoeken nu een
rustig plekje om wat te bel omen van
den schrik. Vertel nu eerst eens
gauw wat er gebeurd is, zegt Bul.
Hoe kwam dat alles toch? Wel, zegt
Miep. toen we ingeslapen waren,
heeft Buikje het aas van het touw
gehaald. Ons vischtouw hing net voor
zijn raampje. Knipstaart. die juist in
de keuken was. moest nu mijn
staart door de deur naar de keuken
trekken. Toen heeft Buikje het
vischhaakje aan het ventiel van mijn
staart gebonden en het touw met
mijn staax-t weer in zee geworpen.
105. Dus toen we zoo'n beetje slie
pen heeft die leelijke Buikje jouw
staart zoo maar in zee geworp-en,
zegt Bul nu woedend. Ja, maar m'n
staart zit alijtd nog aan mij vast en
je snapt dus, toen je zoo aan 't op
trekken was, ik van het dek werd
weggesleept. Ik moet er niet meer
aan denken... Dat water is zoo vree-
selijk nat! Als ik weer aan Buikje
denk...