VAN DIT EN VAN DAT k EN VAN ALLES WAT 1 \ZWt Het spookschip Straperlo. De Avontuurlijke Lotgevallen van Miep Muizenschrik en Bul Krakebeen 11111 tl I tfffl titftlffltttttttttwttl Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 5 Augustus 1933. No. 9324. ZATERDAG AVON'DSOHETS Vrij bewerkt naar het Duitsch, bewerking door SLROLF. (Nadruk verboden alle rechten voorbehouden). IOSBPH BART was een trotsch en jong kapitein. Of dit nu was om dat zijn naam veel op dien van den beroemden Franschen kaper Jean Bart geleek, valt moeilijk te zeggen. Mis schien was het alleen maar zijn jeugd. En dan natuurlijk het bezit van de oude houten schoeenr Marie-Lauise. Die had hij pas gekocht, ten einde zich een bestaan te verschaffen. Want Joseph Bart was pas getrouwd en zijn jonge, donkeroogige ga de heette ook Marie-Louise, wat zij als een gelukkig voorteeken beschouwde. Zij had den elkander teeder lief en het hoeft ze ker geen wonder te heeten, dat de witte broodsweken omvlogen, hoewel Joseph ■weinig anders deed dan in de oogen van zijn vurig-beminde kijken en haar donkere vlechten streelen. En Marie-Louise bloosde natuurlijk. Maar enfin, met minnekoozen kan men den kost niet ophalen en de Ma rie-Louise lag aan haar trossen en wacht te als 't ware ongeduldig, tot het den jongen kapitein zou behagen met een Ia- ding zout uit te varen naar de vischgron- den, waar de visschers hun vangst ter plaatse moesten inzouten. Kijk, dat was een aardig bedrijf, wat die Joseph Bart voor zichzelf had uitgedacht. Hij zou tel kens met een lading zout naar de visch- gronden zeilen, daar tegen contant geld lossen en dan weer leeg terugzeilen. om zoo telkens deze zout-halertj te herhalen. En zoo koos de Marie-Louise dan op een goeden avond zee, terwijl ie zwart- oogige Marie-Louise op het einde van de kleine havenpier stond en met haar hals doek wuifde en een opkomende traan van wege de eerste scheiding wegpinkte. De jonge, trotsche kapitein zeilde met een hart vol weemoed en een schip vol zout de vischgronden tegemoet. Zoo zou nu voortaan zijn leven als een zoet kabbelend stroompje naar de eeuwigheid vlieten. Hij moest daaraan tijdens de reis telkens den ken. Natuurlijk dacht hij ook veel aan de brave Marie-Louise thuis, vooral als hij in zijn kleine, muffe kajuit afdaalde en zijn eenzame kool zag. Eigenlijk gezegd kreeg hij plotseling een geweldige afkeer van dat vooruitzicht op die eeuwige lang durige zoutvrachttochten heelemaal naar de vischgronden, terwijl daar thuis zijn kleine Marie-Louise naar hem verlangde. En hij naar haar. Van baloorigheid ging hij eens in de gereedschapskist rommelen, waarbij hij toevallig een groote boor in handen kreeg. Het was een flinke boor, wel een cl lang, met e<en houten handvat. Speelsch probeerde hij den boor eens op den wand van den kajuit. Inderdaad, het was een beste boor, want in een minuut tijds spoot er een groen straaltje oceaanwater naar binnen. Want het schip was diep geladen. Tevreden met het resultaat, sloeg de jon ge kapitein er snel een houten prop in. Toen rommelde de jonge kapitein wat in zijn scheepspapieren en kreeg ook den verzekeringspolis van het oude schip in handen. Ja ja, de Marie-Louise was ver zekerd voor 10.000 dollar. Wat een be hoorlijke som is voor zoo'n oude houten kast, die door sommigen oneerbiediglijk als een „drijvende doodkist" werd be stempeld. Het was omstreeks dezen tijd dat de jonge kapitein oneenigheid met zijn stuur- man kreeg over de navigatie. De kwestie was, dat de Marie-Louise water maakte. Nu doen oude schepen dat altijd, en daar om wordt er iederen dag gepompt. Maar bij de Marie-Louise ging het toch al te snel. De stuurman beweerde dat dit kwam, doordat het zout te nat geladen was en dat er nu water uit lekte, doch de kapitein hield vol. dat de stuurman te scherp zeil de, waardoor de naden opentrokken. Eer lijk gezegd, zal er van beide beweringen wel wat waar geweest zijn. Ongetwijfeld had de kapitein gelijk, dat het water naar buiten kwam. En de stuurman had weer in zooverre gelijk, dat de ooi-zaak van het water van binnen-uit kwam. Want wie kan zeggen, waartoe het feit kan leiden, dat een speelsche jonge kapitein, met e=en zwart-oogig. hartstochtelijk naar hem ver langend vrouwtje thuis, toevallig een goe de boor in handen krijgt? Hij kan wel spe lenderwijs gaatjes boren onder de water lijn in den scheepswand en vergeten, er weer proppen in te slaan. Want het is een oude wijsheid, dat een verliefd man vreemde dingen kan doen, zonder het te beseffen. Toen ze ongeveer halverwege waren, kwam er wat wind opzetten. Nu was het vervelende, dat er weer oneenigheld over de navigatie ontstond. Het was een ge woon. flink briesje. Laten we in zeemans termen zeggen, dat de windsterkte 5 en de zeegang 3% was. Tenminste dat vond de stuurman. Maar de kapitein achtte een windsterkte 10 en zeegang 7 aanwezig, zoodat hij gewetensvol in zijn journaal schreef: Windsterkte 11, zeegang 8; het schip werkt ontzettend en maakt snel water. De jonge kapitein had een warm hart voor zijn bemanning, die hij zeker niet in gevaar wilde brengen. Toen het schip dus nog steeds op bedenkelijke wijze water bleef maken, en er toevallig een stoom boot aan den horizon verscheen en in hun richting stevende, gaf hij met een smar telijk verwrongen gelaat, het bevel in de eenige boot te gaan en het schip te ver laten. Voor de laatste maal dook hij in de kapiteinskajuit en zocht zorgvuldig de scheepspapieren bijeen, ook de verzekerings polis. In zijn vertwijfeling over den onder gang van zijn goede schip, waarvan hij in dien korten tijd van zijn bezit was gaan houden, trok hij, zeker uit verstrooidheid, een stuk of twintig houten proppen uit den scheepswand en begaf zich met zijn mannen diepbedroefd in de boot. Het achterschip begon zichtbaar te zinken. Ge lukkig was de stoomboot net in de buurt, die de ongelukkige bemanning opnam en doorvoer. Men had geen tijd om te wach ten, tot de Marie-Louise heelemaal in den oceaan verdwenen was. Doch terwijl de stoomboot snel verder voer, zag de jonge kapitein zijn schip al dieper en dieper wegzinken. Arme, oude Marie-Louise, hoor de men hem duidelijk hoorbaar mompelen, terwijl hij een onzichtbare, doch niettemin welgemeende traan wegpinkte. In het vaderland terug herstelde de jon ge kapitein zich snel van het verlies van zijn schip in de zachte armen van die an dere doch jeugdige Marie- Louise van vleesch en bloed. En ook was de te innen verzekeringssom van 10.000 dollar een be langrijke pleister op de wonde in het jeug dige gemoed van den kapitein. Dagelijks begaf hij zich naar het kleine kroegje aan de haven en keek treurig naar den hori zon. Niet zoozeer omdat hij diep-bedroefd was over het feit, dat hij 10.000 dollar zou krijgen en hij voor 2000 dollar gemak kelijk een nieuw en veel beter schip dan de oude Marie-Louise zou kunnen koopen, dan wel, omdat het nu eenmaal niet aan gaat voor een jongen kapitein, die zijn schip op de eerste reis verloor, om vroolijk te zijn. En toen hij op een goeden dag weer zo8 treurig naar den horizon keek, ont dekte hij een donkere stip, die snel grooter werd. Daarna nog een tweede stip. Zijn scherpe oogen zagen spoedig, dat het een sleep was, van een trawler met. een schoe ner. Joseph Bart vóelde dat zijn haren stijl overeind gingen staan". Hij knippérdè met zijn oogen, om he^ spookbeeld te ver drijven... Maar het hielp niets. Want het was geen spookschip, dat door den traw ler werd binnengebracht, doch het goede, oude schip, de Marie-Louise van den jon gen kapitein Joseph Bart. En was de jon ge borst nu zielsblij, dat hij zijn uit den oceaan weer verrezen schip terug had? Eerlijk gezegd, de zonderlinge borst was heelemaal niet blij. Vooral niet toen de verzekeringsmaatschappij akelig nieuws gierig werd en experts zond, die ontdekten, dat het schip de sporen droeg van den speelschen jongen kapitein met zijn boor, en wel dertig boorgaten onder de waterlijn had, als het schip diepgeladen was. Het bleek ook, dat naarmate het schip gezon ken was en het zout gesmolten, dat het drijfvermogen weer was toegenomen, en dat het in halfdrijvenden, doch overigens vrij goeden toestand op een spiegelgladde zee door den trawler was aangetroffen, die het had binnengebracht, nadat hij er wat water uitgepompt had, waardoor het zich als een goed, trouw schip verheven had, en in uitstekenden toestand op sleep touw kon worden genomen. Het onaange name was, dat de menschen zoo nieuws gierig zijn. Want een nieuwsgierige rech ter hoorde van de geschiedenis en liet den speelschen kapitein voor zich brengen en vroeg hem allerlei nare dingen over boren en verzekeringssommen en oude waardelooze schepen en zoo. En toen moest die arme Joseph Bart toch weer, voor drie maanden nog wel, afscheid ne men van de zoete bekoorlijkheden zijner git-oogige, donkergelokte, treurende Marie- Louise die zoo heel alleen achterbleef, ter wijl hij, zij het ook min of meer gedwon gen, een kluizenaareleven in een kleine cel verkoos! Geen wonder dat voor Joseph Bart de aardigheid van het kapitein-zijn eraf was. Toen hij uit de gevangenis werd ontslagen en de eerste teedere begroetingen met de kleine Marie-Louise voorbij waren, ver kocht hij de oude schoener voor den sloop voor 300 dollar, wat nog 25 dollar meer was, dan hij er indertijd voor betaald had, en ging weer als matroos op zoo'n nieu- werwetsche trawler varen, Want bijgeloo- vig als zeelieden zijn, wil hij niet meer op een schoener waren en ook geen kapitein meer zijn. Terwijl hij alle verzekerings maatschappijen voor zwendelaars en oplich ters uitmaakt... HUMOR. Piet Snugger had een baantje gekregen, dat hierin bestond, dat hij een diepe put moest graven. Toen hij op zekeren dag tot op acht meter diepte gekomen was en hij den volgenden dag weer terug kwam om het werk voor te zetten, ontdekte hij, dat zijn heele put was ingestort. Hij hing zijn jas en hoed aan een paaltje vlak bij de put en verborg zich vervolgens in het struikge was. Niet lang daarna kwamen er voorbij gangers aan, die de ingestorte put zagen en ook de jas en de hoed en daaruit op maakten, dat er een man op den bodem van de put moest zijn bedolven. Hulp was spoedig ter plaatse en de put was al heel gauw weer met vereende krachten uitge diept. „Een uur geleden heb ik schildpadden- soep besteld," riep de woedende gast, „en nu is ze er nog niet!" „Ja meneer," zei de kellner, „maar U weet toch wel hoe langzaam schildpaddien zijn?" Waarom heb je je broek binnenste buiten aan? Ik ga vanavond naar een feestje en nu wil ik die knieën die er in zitten er een beetje uithalen! (Straperlo, 't nieuwe spel van be hendigheid. Speelzalen geopend te Scheveningen, Noordwijk, enz. In leg één rijksdaalder). We spelen niet met onzen gulden, Dat is reeds duidelijk gezegd, Dat is ons door bekwame mannen Al bij herhaling uitgelegd, Maar waarom wél met den rijksdaalder, Die een nog grooter waarde heeft. En ook naar 't gouden grondbeginsel Der vrije Nederlanden streeft?! Straperlo wil ons overbluffen, En geeft ons zeer grootmoedig kans, Je kunt een 'enk'len riks verliezen, En blijft dus altijd In balans. Je waagt zoo een vergeten tientje, Dat doen we graag in dezen tijd, Straperlo is toch geen hazard-spel, Maar meer een soort behendigheid! Wie eenmaal 't balletje laat draaien, En goed den slag te pakken heeft, Heeft groote kans, dat hij voorloopig Uitsluitend van Straperlo leeft. En wie den draai maar niet kan krijgen, Nerveus, onhandig of bedeesd. Die heeft alleen een tientje minder, Maar dat is 't toch wel waard geweest! Zoo gaat ook hier de speelzaal open Met tafels, harkjes en croupiers, Als een bescheiden Monte Carlo, Gereed voor de Fortuna-race. Al is de tijd ook miserabel, Al wordt er een tekort gefokt, Toch is er menig Nederlander, Die graag met z'n tekorten gokt! Men noemt dit alles heel onschuldig, Maar is 't dat, goedbegrepen, wel. De man van 't vak doet erg kleineerend, Die noemt Straperlo kinderspel! Maar heel veel kinderlijke burgers, Die vragen schuchtertjes in koor: „De winnaar, dat is te begrijpen, „MAAR SPEELT OOK DE VERLIEZER DOOR?!" Augustus 1933. KROES. (Nadruk verboden). WETENSWAARDIGHEDEN. Is het U bekend: dat een Engelschman te Vancouver en in geslaagd is om 12000 woorden op een1 briefkaart te schrijven? dat 12000 woorden ongeveer gelijk is aan 16 kolom schrift in de krant? dat de kinderen in Japan leeren schrij ven met elke hand? "lSSJk JmP 106. Kijk, daar komt*hij warempel de trap op. Hij heeft zeker spijt van 't gebeurde en probeert nu weer goeie maatjes te worden, 't Ruikt wel fijn dat biefstukje, maar voor van daag mag hij 't houden. Ik hoorde den kapitein juist zeggen, dat hij een gevoelige straf kiijgt, zei Bul, dat zal hem niet meevallen. 107. De kapitein, die zeer boos op Buikje is, is naar hem op zoek ge gaan en jawel hoor, daar treft hij hem juist op 't oogenblik, dat hij naar Bul en Miep stapt. Hier jij! wreede boosdoener! Buikje laat van schrik zijn vork met 't fijne biefstuk je op den grond vallen. Och. kapi tein, ik had het zoo niet bedoeld, huilt hij. Bedoeld of niet bedoeld, je gaat het gevangenishok In, om je booze daad te overdenken. Er hielp geen klagen en zuchten aan, Buikje werd door den kapitein zelf in het strafhok gezet en de deur werd ex tra afgesloten en de sleutels er af genomen. 108. Tot overmaat van ramp werd matroos Kwieker als schildwacht op post gezet. Deze loopt heel ernstig heen en weer en kijkt Buikje af en toe meelijdend aan. Buikje zit onder hand te denken, wat ben ik toch dom geweest, had ik mijn hersens toch maar gebruikt. Maar wie kon nu ook denken, dat die menschen niet direct zouden zien, dat het Miep's staart was? 109. De kapitein was intusschen naar zijn kamer gegaan om in de wetboeken na te zien, welke straf er voor dergelijke dingen gegeven wordt Het was echter erg moeilijk, daar er nog nooit aan boord iemand was geweest, met zoo'n lange staart. Wel vond hij een artikel: Wreedheid een ander aangedaan, waarvoor de eisch luidt: Kielhalen. Dan moet het dat maar zijn, zeg-t hij terwijl hij zijn hamer stevig vasthoudt. Kielhalen! Ja, dat moet gebeuren, dan zal Buikje voor goed van plaagzucht ge nezen zijn. 110. Och, och, wat schrok Buikje», toen liij dat vreeselijke bericht kreeg. Bul Miep en Knipstaari von den het ook wat al te erg en vroegen den kapitein of hij het niet wilde doen» Maar d« kapitein was onverbidde lijk en kreeg Buikje het touw om zijn oaiddel gebonden, over zijn zwempak heen. Het huilen stond hem nader dan 't lachen. Bul en Miep zijn met Knipstaart vast naar den anderen kant van 't schip gegaan.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 19