Het ongastvrije Egypte De schatten der „Merida" geborgen. Zaterdag 9 September 1933. SCHAGER COURANT. Vierde blad. No. 9344 Aan boord van een schip gevangen. Mr. Pauwels toch wel verdediger van Van der Lubbe? Aanslag op Nederlandsche consul. Negen doodvonnissen in Dusseldorp. VERKEER EN ALCOHOL. Hoe men de b'oedroode robijnen van Keizer Maximiliaan vond Tegenover domheid van menschen in de wildernis der beschaving. ALEXANDRIE. Augustus HET was een dwaze geschiedenis. Op het dek van het schip stond ons motorrijwiel met zijspan en wij volgden per vaartuig de kust, die we bijna geen oogenblik uit het oog verloren. Daar aan land. ging. tenminste tot Derma. een prachtige, breede automobielweg. Door de woestijn en door de steppen hadden we getobd en nu eindelijk de goede weg begon, waren we gedwongen per schip te reizen. Het was dwaas. Met de „Citta di Agrigenta" maakten we do korte zeereis, een uitstekend ingericht, gezellig schip, waar we op buitengewoon vriendelijke wijze werden behan deld, daar de commissaris van politie te Bengari, be rouwvol of bang geworden, door het telegram van den gezant, ons bijzonder bij den kapitein had aanbevolen. Door ons plotseling vertrek uit Bengari hadden we er geen geld meer kunnen laten komen en onze reiskas was uitermate gering. Door de woestijn trekt men na tuurlijk niet met onnoodig veel geld in zijn zak en reiscx-edietbrieven e.d.zijn er volkomen waardeloos, daar men bij de fortjes en in de oasen geen banken vindt om cheques te gelde te maken. Ik had evenwel reeds met alles gerekend en had per aangeteekende brieven geld laten komen naar Alexandrië. Dit was noodig. daar men zonder een zeker bedrag aan geld niet in Egypte wordt toegelaten. Die aangeteekende brieven moesten reeds weken te Alexandrië liggen. Voor alle zekerheid had ik op de enveloppen laten schrijven, dat die brie ven niet binnen de twee maanden aan de afzenders mochten worden teruggestuurd. Ten overvloede had ik nog uit Sirte en Bengari aan den directeur van het postkantoor te Alexandrië brieven gezonden met de mededeeling, dat ik op weg was naar Alexandrië en hoopte erop te kunnen rekenen, dat men mijn aange teekende brieven voor me zou bewaren. Ik meende dus volkomen gerust te kunnen zijn. 's Morgens kwamen we te Alexandrië aan. Na een kort oponthoud in de stad zouden we onzen weg ver- volgen, maar het liep anders. Engelsche politie-offlcie- ren kwamen aan boord om onze paspoorten te conlro- leeren. Die waren in orde: we hadden doorreisvisa voor Egypte en voor Palestina. Ons werd gevraagd over hoeveel geld we beschikten. Ik antwoordde, dat we zeer weinig bjj ons hadden, doch dat aan het postkantoor brieven met geld op me lagen te wachten. Daarmede waren we veroordeeld. Een verzoek om met een poli tieman naar het postkantoor te mogen gaan, werd niet ingewilligd en evenmin --werd mij gelegenheid gegeven mij met het consulaat in verbinding te stellen. We moesten aan boord blijven. De toegang in Egyp te werd ons geweigerd. Over het algemeen heb ik, ook voor vacantiereizigers, nog geen zoo'n ongastvrij land gezien als Egypte, dat toch (en dat is het vreemdste) veel geld uitgeeft om toeristen te trekken. Ook eerwaardige, bejaarde toeris ten worden door ondergeschikte Arabische grensbeamb ten afgetast. 55e moeten dikwijls hun zakken leeg ma ken. als waren ze beroepssmokkelaars. Dameskoff*-rs worden geheel doorzocht en ik heb gezien hoe daarbij beambten de intiemste kleedingstukken ten aanschou- we van anderen lachend aan alle zijden bekeken. Onze toestand was verre van aangenaam. We zouden, bijna zonder geld, terug moeten met hetzelfde schip, waarmede we waren gekomen. Ik besloot een brief aan het consulaat te schrijven, doch hoe moesten we dezen brief laten bezorgen? Laat in den namiddag meerde een Nederlandsch 6ohip juist naast het onze. Ik kreeg verbinding met de bemanning en een der officieren verklaarde zich bereid den volgenden morgen bijtijds den brief naar het consulaat te brengen. We waren ge red. Ik zou dan wel door bemiddeling van het consu laat aan land kunnen gaan. Aan het postkantoor zou ik mijn brieven met geld vinden en dan zou ik ook mijn Tsjeohischen makker kunnen verlossen. Inderdaad, de kanselier van het consulaat verscheen 's morgens aan boord. Hij had reeds met de havenpo litie gesproken en ik kon met hem mede naar het post kantoor. Daar vertelde men mij, dat ze juist den vori- gen dag de voor mij bestemde aangeteekende brieven hadden... teruggezonden aan de afzenders. Door bemid deling van het consulaat kon ik het recht krijgen in Egypte te blijven, doch te Alexandrië bestaat geen Tjeechisch consulaat en mijn makker mocht het schip niet verlaten. Het was om wanhopig te worden. Ik beraadslaagde met hem. Te Caïro is een Tsjechisch consulaat Niet voor den volgenden middag zou 't schip De familie verzoekt het hem. Naar V.D. meldt, heeft mr. Pauwels, de Ne- derlandsche advocaat, van de familieleden van Ma- rinus van der Lubbe, die naar men weet te Leipzig zal terechtstaan naar aanleiding van den rijksdag brand, een brief ontvangen, waarin zij hem verzoe ken terug te komen van zijn besluit om af te zien van de verdediging. Zij verklaren mr. Pauwels in de verdediging geheel vrij te zullen laten en volkomen vertrouwen in hem te stellen. Mr. Pauwels heeft besloten aan dit verzoek te vol doen en te Leipzig de vereischte toestemming te vra gen. Zijn auto door Bedoeïnen beschoten. Reuter seint uit Jeruzalem: De nederlandsche consul-generaal te Jeruzalem, mr. S. van Vries land, kreeg een schot in den schouder, toen vijf ge wapende Bedoeïnen probeerden den auto, waarmee hij een rit maakte in de buurt van de Doode Zee, aan te houden en te berooven. Mr. Van Vriesland werd slechts licht gewond. Zijn auto reed ijlings naar Je ruzalem, waar hem de eerste hulp werd verleend De Bedoeïnen slaagden er in te ontsnappen. De heer Van Vriesland is behalve consul-generaal ook bedrijfsleider van de kali-concessic aan de Doo de Zee. l>e beurs in Alexandrië. waarop mijn makker zich bevond, vertrekken. Ik moest dus naar Caïro. Er loopt tusschen Alexandrië en Caïro een rfacht- trein. die tegen middernacht van Alexandrië vertrekt en overal stoppend, 's morgens te vijf uur te Caïro aan komt. Enkele Engelsche ponden bezat ik nog. Deze wissel de ik in tegen Egyptisch geld. De reis naar Caïro kon ik nog ruim betalen, maar vooreerst waren wij. die zoovele duizenden kilometers onder de zwaarste om standigheden, soms met levensgevaar, hadden afgelegd, geseheiden. Mijn makker liep als gevangene op het Ita- llaansche schip; dat hij niet mocht verlaten; op de kade stond ons motorrijwiel met zijspanwagentje en ik. moest op reis naar Caïro. Alle moeilijkheden hadden we steeds overwonnen; de gevaren en bezwaren der woestijn en van woeste berg landschappen waren voor ons geen onoverkomelijke hinderpalen gebleken, maar hier stonden we tegenover de domheid van menschen in de wildernis der be schaving. Derde klasse reisde ik, in een langen wagon, welke aan een tramwagen deed denken, want aparte afdee- lingen waren er niet. De groote meerderheid der reizi gers bestond uit Arabieren, boeren, gering was het ge tal Europeanen. Arabische kooplieden verkochten in den trein brood, vruchten, limonade. Aan elk station netje kwamen er menschen in, stapten menschen uit en van slapen kwam niets. Toen de morgen schemerde, zag ik dat we door een vlak, vruchtbaar land reden. Nu en dan was de Nijl als een zilveren lint zichtbaar, waarop groote, trage schepen dreven. Dit alles liet me evenwel onverschillig. Eén gedachte bezielde me: ik moest mijn Tsjechischen makker be vrijden. Tot eiken prijs moest ik voorkomen, dat hij zou worden teruggestuurd. Bestoft, haveloos, ongeschoren, moede kwam ik te Caïro aan, heel vroeg in den morgen, te vroeg om da delijk het Tsjechische consulaat op te zoeken. Mijn plan was gemaakt: mocht onverhoopt het Tsje chische consulaat niets willen doen. dan zou ik me wenden tot het persbureau van het Egyptische mini sterie van binnenlandsche zaken en desnoods ook tot het toeristendepartement der regeering. Om zeven uur 's morgens reeds telephoneerde ik naar het Tsjechische consulaat. Het kantoor zou eerst om tien uur worden geopend, maar op mijn aandringen zou ik reeds om negen uur door den kanselier worden ontvangen. Ik liet me scheren, kocht een nieuw boordje, om er eenigzins toonbaar uit te zien en juist te negen uur bevond ik me op het Tsjechische consulaat. De consul was er niet, maar de kanselier, wien ik den toe stand uiteen zette, bleek bereid voor mijn makker op te treden. „Gisteren nog zijn twee andere Tsjechen ge komen, die dezelfde moeilijkheden hadden en voor hen ben ik ook opgetreden en heb ik alles in orde gemaakt" zeide de kanselier. Ik was gerustgesteld. Mijn makker zou dus met mij in Egypte kunnen blijven en samen zouden we de reis per motorrijwiel voort kunnen zetten. De kanselier belde eenige overheidspersonen op. ..Den man. dien we hebben moeten, komt eerst om na elf uur op zg'n kantoor," deelde daarop de kanselier mede. „Samen gaan we er heen". Zoo gebeurde. Doch bii den chef der vreemdelingen politie, dien we pas tegen twaalf uur te spreken kre gen, vernam de kanselier, dat de twee den vorigen dag door hem beschermde Tsjechen oplichters waren en daarop had de kanselier niet meer den moed voor mijn makker op te treden. Hij liet mij lafhartig in den steek. Het was intusschen te laat geworden om me tot het persbureau of tot het toeristendepartement van de re geering te wenden. Om half twee vertrok de trein naar Alexandrië. dien ik moest nemen, wilde ik mijn mak ker nog zien. Met een zwaar hart keerde ik terug naar het station. J. K. BREDERODE die naar New York moest. De zoon van den ouden Mexicaan vergat ook de ijzeren kist met de schatten van Maximiliaan niet. Men schat, dat zich voor goed 5 millioen dollar aan boord bevond, toen de „Merida" zee koos. Goud en zilver uit de krijgsschatten der revolutionnairen en diamanten en goud en tenslotte ook de bloedroode ro bijnen in een ijzeren kist. De bloedroode robijnen deden hun werk. In de mon ding der Chesapeake-baai, kwam de „Merida" in bot sing met het stoomschip „Admiral Farragut". Terwij! de .Farragut" slechts lichte schade opliep, zonk' -<Ie „Merida" met al haar schatten. Een deel der beman ning werd gered. De bloedroode robijnen echter lagen 35 meter diep op een plaats met een aanzienlijken stroom aan den mond der Chesapeake-baai, op den bodem der zee. Het systeem van kapitein Harry L. Bovvdoln Men zal begrijpen, dat deze schatten niet tot 1933 op den zeegrond lagen, zonder dat schatzoekers po gingen hadden gedaan ze te lichten. Maar het wrak was verzand, wa3 geheel anders komen te liggen en lag thans zoo in den stroom, dat geen duiker zich staande kon houden. Harry L. Bowdoin heild zich voortdurend met de „Merida" bezig. Tenslotte hoorde hij van een duik- kogel, die in Zuid-Amerika zou zijn gemaakt. Deze heeft niets te maken met de duikkogel van Beebe, maar is een kleine éénmansboot, om zoo te zeggen. Met de duikersboot „Salver" en de beide sleepbooten ,.Sea Gull" en „Sea Rover" en een boot, als zooeven beschreven, trok hij er op uit. Hij liet de ligging nauwkeurig bepalen. Met sterke schijnwerpers be lichtte de kogel het wrak. Reeds was alles zoover gevorderd toen... Het kustwacht schip „Da vis" verbiedt. Het Amerikaansche kustwachtschip „Davis" had reeds sinds dagen de vreemde duikelingen aan de monding v. d. Chesapeaka^baai waargenomen. Toen men. tenslotte informeerde, wat er aan de hand was en van kapitein Bowdoin een ontwijkend antwoord ontving, dreigde bijna een kleine oorlog in de Chesapeake-baai uit te breken. De Amerikanen meenden, dat slechts Amerikaansche duikers te dezer plaatse, waar, zooals men intusschen had ervaren de „Merida"-schat lag, zoeken mochten. Bowdoin schuimbekte van woede. Hij liet zijn beide sleepbooten achter, voer zelf naar New York en daar na naar Washignton en maakte een heidensch specta- kel. En toen hij terugkwam, kon hij, terwijl nu veeleer de Amerikanen op de „Davis" schuimbekten, de goud.-' en zilverstaven en de ijzeren kist aan boord némen. Doch de vinder zwijgt Nieuwsgierig informeerde eerst de „Davis", daarna de geheele Amerikaansche kust, of hij werkelijk de ,,Merida"-schatten had gevonden. Bowdoin antwoordde niet, maar verdween bij nacht, nadat men hem er van verwittigd had, dat gangsters zich voor zijn schip in teresseerden. Met deze menschen wilde Bowdoin niet deeïen. Eerst toen hij een veilige haven bereikt had, gaf hij een nauwkeurig relaas van hetgeen hij had gevonden. De bloedroode robijnen zullen een nieuwen bezitter vinden. Hij zal zeer zeker spotten met hetgeen men van deze steenen beweert. „Het zijn bloedige tranen..." zide destijds prinses Charlotte! En zij kreeg gelijk..- Dusseldorp. In het moordproces Hilmer. waar in het O.M. Woensdag tegen alle twaalf beschuldig de communisten wegens moord op den S.S.-mun Hilmer uit Erkrath en wegens poging tot moord op den S.S.-man Gross. uit Erkrath de doodstraf eischte, heeft de rechtbank negen beschuldigden ter dood veroordeeld. Nader wordt, gemeld: Het vroegere communistische radslid Emil Schmidt werd wegens aanstichting tot moord, moord en boging tot moord, veroordeeld ter dood en tot twaalf jaren tuchthuisstraf De beschuldigden Arn- -ted, Masgai, Tibulski. Rohles, Eggert, Riebandt, Herr en Huppertz, werden wegens moord en po ging tot moord tezamen en in vereeniging gepleegd, ieder veroordeeld ter dood en tot tien jaren tucht huisstraf, terwijl de beschuldigde Lukat wegens po ging tot moord tot vijftien jaar tuchthuisstraf werd veroordeeld. Twee beschuldigden werden wegens gebrek aan bewijs, vrijgesproken. Alle beschuldigden worden vervallen verklaard van hun burgerrechten. Twee communisten ter dood veroordeeld. Koningsbergen. In het. proces teegen de moor- donaars van den S.A.-man Höllger te Gross-Blume- nau heeft dc rechtbank Donderdagmiddag uitspraak' gedaan. De beide verdachten Fritz Longe en Siedcl- manne werden overeenkomstig den cisch van het O.M. wegens het plegen van moord, tezamen en in vereeniging, ter dood veroordeeld Een derde, ver dachte, Rogalla, beschuldigd wegens medeplichtig heid, werd vrijgesproken. Maxim iliaans kroonjuweelen. - Onderweg naar een Amerikaansche haven. - Harry Bowdoin heeft geluk. - Maar: „Het zijn bloedige tranen Naar uit Norfolk (Virgtnia) door e©n tele gram bekend werd, Is het de duikersboot „Salvor" gelukt, de schatten te bergen, welke zich aan boord van de Merida" be vonden, die met kroonschatten van den on- gelukkigen keizer van Mexico. Maximiliaan 1, in 1911 bü de- Chesapeake-Bay zond. Een kroon met bloedroode robijnen. drukte men den lOen April 1864 den jongen en vol hoop zijnden Ferdinand Maximiliaan, aartshertog van Oos tenrijk. als keizer van Mexico op het hoofd. Den dag te voren had hij voor zich en zijn nakome lingen van alle rechten op den Oostenrijkschen troon afstand gedaan. De brulnhuidige, listige intriganten kon den zich maar niet genoeg te goed doen aan eerbetui gingen en toonden den jongen keizer een uiterlijk rus tig en hem toegedaan land. het zonnige Mexico. Toen de gemalin van Maximiliaan. de schoons Char lotte, de bloedroode robijnen in de kroon zag, schrok zij en riep weenend: „Dat zijn bloedige tranen, daar boven je hoofd...!" Ook de talrijke andere sieraden en edelgesteenten, welke men Maximiliaan ten geschenke gaf. vermochten niet Charlotte te troosten. Zij had een visioen van onheil en bloed...! Deze robijnen zijn thans weer uit de diepte der zee te voorschijn gehaald. Om weer tranen en bloed te bren gen? Men zegt, dat met edelsteenen het menschelijk lot verbonden is. Hoe Charlotte's visioen bewaarheid werd. Toen Maximiliaan, als corvet kapitein, als marine commandant, veel op reis zijnde, een voortreffelijk sohrijver, een vroolijk man van de wereld, in 1857 Char lotte van België huwde en het heerlijke slot Miramar bij Triëst betrok, droomde hij zeker van een andere loopbaan. Tot het avontuur in zijn leven kwam. De Fransche .strafexpeditie" naar Mexico, de overredingskunst van Napoleon m. die een gewilligen man in Mexico wilde ■•hebben, de wonderen van Mexico. al deze dingen werkten samen om Maximiliaan er toe te brengen, de keizerskroon van Mexico aan te nemen, practlsch fei telijk slechts gesteund door de bajonetten van generaal Bazaine, die echter zijn eigen plannen volgde en 9nel het bevel van Napoleon III volgde, toen deze hem te rugriep. Moedig stelde Maximiliaan zich tegen Juarez, den door \merik.i financieel enook op andere wijze onder steunden rebel, te weer. Den 15den Mei 1867 nam generaal Escobedo, eveneens een rebel. Maximiliaan gevangen. In Queretare schoot men den keizer en twee van zijn generaals dood. Een korte keizersdroom was ten einde. De bloedige tranen .vnrrr. duizendvoudig neergeregend over den ongelukki- gen keizer. Niemand hielp hem in zijn laatste dagen. De Euro- peesche naties haalden de schouders op. den Amerika nen was de gang van zaken geheel naar den zin. Charlotte vergat nooit de bloedroode robijnen. In de lange jaren, die zij, geestelijk verduisterd, op het slot Bouchont bij Brussel doorbracht, vóór de dood haar in 1927 eindelijk verloste, zag zij steeds weer de gebeurte nissen van dien 19en Juni 1867, den sterfdag van haar man. voor zich. Haar visioen van de bloedroode robijnen was bittere waarheid geworden. Wat nutte het haar. dat men den doode door een admiraal liet afhalen en in het keizers- graf in de Oapuzijnerskerk te Weenen liet bijzetten? Zij had alles verloren... De wonderlijke geschiedenis van den roo- den robijn. Eer destijds Maximiliaan zijn laatsten strijd begon, liet hij zijn edelsteenen, enz. in een ijzeren koffer onder hoede van den ouden Mexicaan achter. Charlotte zond hij naar Europa om daar hulp te halen. De oude Mexicaan begroef den schat in zijn huis. Eerst zijn zoon werd hier iets van gewaar. Deze be hoorde tot de groep, die in 1911 door een coup de main Mexico wilde winnen. Toen de toestand gevaarlijk werd, droeg men zoo snel mogelijk de intusschen buit gemaakte „krijgsschatten" aan boord van de „Merida". Op den Isar, een zuidelijke zijrivier van den Donau, zich kronkelend door de rijk met natuur- pracht begiftigde Beiersche hoogvlakte, kunnen de toeristen zich op vlotten door het schoone landschap laten voortdrijven. Na de kermis. Auto rijdt een juffrouw aan, die in zorgwekkenden toestand moet worden opgenomen. Uit Almelo, 7 September: Na afloop van de ker mis begaven zich in den afgeloopen nacht de 20-jarige mejuffrouw M. van der Hoek en haar broer, met een venterskar met fruit huiswaarts. Op den Wierden- schen straatweg kwam hen een auto achterop, die aan den verkeerden kant wilde passeeren. Gevolg was, dat een aanrijding niet te vermijden was. De fruitkar werd in stukken gereden. Mejuffrouw Van der H. werd tegen den grond geworpen. Zij liep een ernstige hoofdwonde op en werd naar het. Algemeen Zieken huis te Almelo overgebracht. Haar toestand was he den zeer zorgwekkend. De broer van liet slachtoffer kwam mot den schrik vrij. De bestuurders van den auto, zekere H. A. jvi. uit Borne, was na de aanrijding doorgereden, doch was naderhand gedwongen te stoppen wegens een ge sprongen band. Drie der inzittenden zijn toon in liet boscli gevlucht, t.w. de bestuurder M., een vriend van dezen en een meisje. Het andere meisje bleef in dc auto achter. Het gezelschap is later opgespoord en tegen hen is proces-verbaal opgemaakt. De chauffeur en zijn passagiers waren onder den invloed van ster ken drank.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 13