De gevoelige les.
Peter, de maanmaker.
SCHAGER COURANT
De geschiedenis van een
Hollandschen jongen in Borneo.
WAT DE KOKOSPALM
VERTELDE.
ACH, WAT SCHROK DIE ARME
SCHUBBETJE.
De gevolgen van raadsels
opgeven.
door
PIET VAN DALEN.
Bob van Draaien zou naar Borneo
gaan, hij hield niet van het stadsleven,
hij was het liefst buiten in het bosch en
toen hij tenslotte afgestudeerd was en
zijn vader hem vroeg, wat hij nu wilde
gaan doen, vroeg hij of zijn vader een
stuk grond voor hem wilde koopen,
liefst zoo ver mogelijk van de menschen
vandaan, in het oerwoud van Borneo.
Zijn vader had hem eerst eens onderzoe
kend aangekeken om te zien of het Bob
soms in zijn bovenkamer scheelde, maar
liet was dezen vollen ernst. Na lang
heen en weer praten ging zijn vader
eens op informatie uit en tenslotte kocht
zijn vader een stuk grond van vele H.A.
groot, dat natuurlijk daar ver weg niet
veel waard was.
Vol moed trok hij naar zijn bezitting
toe, terwijl hij verschillende boeken bij
zich had 0111 onderweg te lezen, alle han
delende over den woningbouw, het be
bouwen van den grond en dergelijke
meer. Wat hein opviel was, dat de ver
schillende huizen op palen waren ge
bouwd. Hij vond dit nogal eigenaardig
en was vast besloten om
zijn huis gewoon op
den grond te zetten. Hij
dacht er niet aan om
iederen keer «dat onster
ke laddertje op en af te
loopen, neen, hij wilde
een stevig huis hebben,
zoo:n soort van blokhut.
Toen hij eindelijk in Borneo aankwam,
en naar den bestuursambtenaar ging
van het betreffende district om zich voor
te stellen en tevens verschillende inlich
tingen te vragen, verzocht hij dezen ook
hem aanwijzingen te geven over het hu
ren van arbeidskrachten. De bestuurs
ambtenaar was den jongen man, die zoo
kersversch uit Holland kwam, in alle
opzichten ter wille* en was hem tevens
behulpzaam bij het uitkiezen van ver
trouwde krachten. Zoo trok Bob een
paar weken na zijn aankomst met zijn
menschen naar de plaats van bestem
ming. Inderdaad was zijn stuk grond
gelegen temidden van het oerwoud en
om een huis te bouwen moesten zij eerst
een stuk grond schoon maken en de hoo
rnen omhakken. De inlanders begonnen
met stevige palen in den grond te slaan,
■waarop de fundeering van het huis zou
komen, maar Bob wilde van een paal
woning niets hooren en ofschoon de
menschen hem met gebaren aan het ver
stand trachtten te brengen, dat in dit
land, waar de rivieren dikwijls het heele
land overstroomden, en waar de wilde
dieren "s nachts rondspookten, een wo
ning op palen absoluut noodig was, Bob
was en bleef eigenzinnig en liet zijn huis
op den grond neerzetten. De bedienden,
bekend als zij waren met den streek,
bouwden hun huizen natuurlijk wel op
palen. Den eersten tijd gebeurde er niets
Er werd hard gewerkt »om een stuk
grond te ontginnen en vruchtbaar te ma
ken, de kippen kregen een flink hok
voor den nacht, terwijl zij overdag vrij
rond konden loopen, het paard stond
rustig in den stal, en alles scheen van
een leien dakje te gaan.
Maar dat zou zoo niet blijven. Soms
als Bob aan de deur van zijn hut zat en
hij zag de bedienden steeds weer de
■wankele laddertjes opklimmen, die zij
's avonds optrokken, zoodat er niemand
het huis binnen kon komen, moest hij
lachen en haalde medelijdend zijn schou
ders op.
Toen kwam het andere seizoen en
'daarmede gepaard de zware regenbuien,
die de rivieren zoo deden zwellen, dal
deze mijlen ver buiten hun oevers tra
den. Op zekeren nacht werd Bob wak
ker, omdat zijn bed vochtig was. Hij
sprong op en toen hij zijn voeten op den
grond wilde zetten, bemerkte hij, dat
zijn hut lieelemaal onder water stond,
wel bijna een halve meter hoog. "Wat
moest hij doen, goeden raad was duur
en een bovenwoning had hij natuurlijk
niet. Hij deed de buitendeur open, maar
overal stond het land blank en het water
rees met angstige snelheid. Ook de kip
pen en de andere dieren maakten ang
stige geluiden. Bob liep vlug naar de
hutten van de bedienden en maakte hen
wakker.
Zij lieten het laddertje zakken en kwa
men .om de dieren in veiligheid te bren
gen, wat nog juist op tijd kon geschie
den. Bob kon niet meer in zijn hut te
rug. het cenige wat hij nog deed was zijn
deur sluiten, opdat niet al zijn huisraad
wegdreef, maar hij was verplicht in een
van do paalwoningen van zijn bedien
den te gaan huizen, terwijl deze zich te
rugtrok bij zijn vrienden. Dat duurde
geruimen tijd en al dien tijd moest Bob
werkeloos toezien, want hot was onmo
gelijk iets uit te voeren, daar het heele
land ondergeloopen was.
Eindelijk scheen het water te zakken,
de wind draaide en het duurde nu ook
niet lang meer of het land vertoonde
hier en daar droge plekken. Nog een
paar dagen later was de grond weer
droog en konden de menschen weer aan
het werk. De rivier had een dunne laag
vruchtbare klei achtergelaten, zoodat de
oogst, die werd uitgezaaid, dadelijk hoog
opschoot.
De meubelen in de hut van Bob wer
den naar buiten gebracht en gedroogd,
niaar zijn boeken en dergelijke waren
totaal bedorven.
Maar het was een gevoelige en dure
les voor hem geweest en het allereerste
wat hij liet doen was palen in den grond
slaan, waarop zijn huis werd gebouwd.
Het duurde eenige maanden voordat de
oogst werd binnen gehaald en hij deze
op de markt ging brengen 0111 te ver-
koopen en ook toen pas kon hij zich
andere boeken, papier en dergelijke aan
schaffen.
Hij kocht ook een fototoestel en toen
hij eens een foto naar zijn ouders stuur
de van zijn paalwoning, knikten deze
veelbcteekenend tegen elkaar en na zijn
brief gelezen te hebben, zei zijn vader
tegen zijn moeder: „Ja vrouw, zoo wor
den de menschen door schade en schan
de wijs."
Ma rietje en Ben stonden samen hand
aan hand onder een hooge kokospalm
en keken naar boven. Daar hing on
der tegen den stam aan, on eenigszins
beschut door dc bladeren een heele tros
kokosnoten.
Marietje zuchtte eens en zei tegen
Ben: „Ilc ik zou best een kleine kokos
noot lusten on jij?"
Ben wees toen met zijn vinger naar
een der noten en antwoordde: „Nou, ik
zou liever die heele groote li ebben, zie
je daar, inplaats van die kleine, die jij
hebben wilt."
En terwijl kwam de wind door de
bladeren en heel zachtjes tikten de ko
kosnoten tegen elkaar aan alsof zij el
kaar wat vertelden. Dc kinderen gingen
bij den boom zitten en door het warme
weer vielen zij samen in slaap. En wat
het vreemdste was, zij droomden allebei
betzelfde.
De kokospalm begon eensklaps te
spreken en beiden konden dat in hun
slaap goed verstaan. De palm zei: ..Kin
deren, de zon staat op zijn hoogste punt.
het is tijd, dat wij ons dagelijksch ver
haal gaan vertellen. Wie mag er van
daag zeggen, waarover ik vertellen
zal?"
„Klein Broertje, Moeder", riepen alle
kokosnoten in koor.
„En Klein Broertje, wat zal ik van
daag eens vertellen?" vroeg de palm met
vriendelijken stem.
„Vertel ons alsjeblieft eens wat met
ons gebeurt als wij zoo groot zijn dat wij
de wereld ingaan, dat vind ik altijd
zoo'n mooi verhaal."
„Dat is goed", antwoordde de palm,
wuifde eens met al haar bladeren en
schikte ze zoo over de kokosnoten heen.
dat de felle zonnestralen haar kinderen
geen kwaad konden doen. Zij begon
toen: Onze familie is al heel oud on wij
hebben altijd een zeer voorname plaats
in de wereld ingenomen. Een ieder die
ons kent spreekt dan ook steeds met lof
over ons. Do familie, waar wij vandaan
komen, leefde vele eeuwen geleden op
de Philippijnen en de naam van het
eiland, waar wij het meest voorkwamen
is Luzon. Zooals ik jullie al eens heb
verteld liggen de Philippijnen in het
midden van de Stille Oceaan."
„Ja, ja, dat weten wij nog", riepen de
kokosnoten in koor.
„Ik ben blij, dat jullie zoo goed kuu-
r.en onthouden." zei de palm. „Wij zijn
heel gelukkig samen geweest, maar de
tijd is nabij waarop de oudsten van jul
lie de wijde wereld in moeten gaan. Som
migen van jullie zullen hier worden ge
plant en worden dan net zulke mooie
I«almen als ik ben, maar de ineesten
van jullie worden in manden gedaan en
naar een groot schip gebracht, dat jul
lie over de zee naar verre landen brengt.
Sommigen van jullie gaan zooals je nu
bent in je mooie bruine jas weg en an
deren worden opengemaakt en het witte
sappige vlecsch dat binnen in jullie zit,
wordt in de zon gedroogd. Dan geeft
men je een nieuwe naam en noemt je
„copra", maar jullie moeten altijd goed
onthouden dat jullie mijn kokosnootkin-
deren zijn. Dan gaan jullie naar groote
molens, waarin het witte vleesch wordt
geperst totdat de dure olie die er in zit,
er uit komt. Deze olie wordt gebruikt
voor voedsel voor de menschen en ook
wel om er lampen mee te branden, soms
maken zij vaa die olie heerlijke zeep,
waarmede dc gezichtjes en handjes van
de kleine kinderen worden gewasschen".
De kokosnoten riepen nu allen door el
kaar: ..Ik wil graag olie worden, cn ik
zeep, en ik voedsel, 011 zoo voort." Alleen
Klein Broertje zweeg. Moeder Palm
vroeg hem wat hij 't liefst wilde, waar
op hij fluisterde: „Ik blijft het liefst hier
bij' U om ook zoo'n mooie palm te wor
den als LT bent!"
Schubbetje, die er zoo van hield om
heele dagen fe gaar. zwemmen.en aller
lei avonturen te beleven, ging op zeke
ren morgen, nadat hij daartoe van zijn
moeder toestemming had gekregen, weer
op weg.
Hij kwam onderweg een paar vriend
jes tegen en zij besloten gezamenlijk tot
aan hel bosch te zwemmen, dat 'n hee!
èmd weg op den bodem van de zee
groeide. Schubbetje was daar al eens
meer geweest, maar zijn vriendjes nog
nooit en zoodoende zou hij hun dan d>m
weg wijzen.
Parmantig zwom hij vooraan en had
natuurlijk vreeselijk veel te vertellen
van al zijn avonturen. De anderen von
den die verhalen prachtig en hadden
diep respect voor die dappere Schubbe
tje. Door het succes werd hij wat erg
overmoedig en vertelde toen verhalen
\an gevechten, die hij geleverd had met
groote visschen en met kreeften en al die
vreeselijke dieren en hoe hij steeds door
dapper stand te houden had weten te
overwinnen. Steeds werden zijn verha
len fantastischer en tenslotte begon hij
zelf te gelooven dat dat allemaal heusch
gebeurd was.
Zij vorderden flink en waren heele
maal aan den rand van het gebied waar
de visschen woonden, toen zij heel in de
verte de eerste booinen en planten zagen
van het oerwoud, dat zich mijlen ver
over den bodem van de zee uitstrekte.
Hij vertelde nu aan zijn vriendjes, dat
dat oerwoud bewoond werd door aller
lei vreeselijke zeemonsters en vroeg, of
zij wel mee durfden daarheen te zwem
men. De anderen aarzelden even, maar
Schubbetje zwom alleen door, want hij
wist, dat er lieelemaal geen zeemonsters
waren. Toen de anderen zijn flinkheid
zagen wilden zij niet achterblijven en
zwommen dus ook door.
Juist wilde Schubbetje het oerwoud
ingaan en keek hij achterom naar zijn
vriendjes, toen plotseling een zeester,
die op een tak had zitten slapen, wakker
schrok van het ongewone geluid en van
schrik van de tak viel vlak voor de voe
ten van Schubbetje. Deze, zelf een beetje
bang geworden door zijn verhalen,
schrok zoo hevig, dat hij onderste boven
rolde en hardop gilde. De andere vis
schen, die dadelijk hadden gezien, dat
het maar een zeester was, lachten hem
hartelijk uit en Schubbetje durfde op
den terugweg bijna heelemaal niets
meer te zeggen, zoo werd hij geplaagd
met zijn angst voor de zeemonsters.
Dat had hij nu van zijn opscheppen!
door
Tl NE BREEBAART.
Joop was dien middag bij zijn vriend
je wezen spelen, toen het wat begon te
regenen. De jongens gingen nu naar
binnen en daar zij thuis niet zoo druk
mochten wezen als op straat, vroeg Joop
of Jan een raadsel wist. Eerst wist Jan
er een paar, toen Joop en daarop zei
Jan: „En nu weet ik nog een heele goe
de." „Vertel op", zei Joop en Jan begon:
„Weet jij wat ze met de oude maan doen
als de nieuwe maan er is?Joop dacht
even 11a, maar moest bekennen dat bij
het niet wist. Jan begon toen te lachen
en zei: „Daar knipt Peter, dc maanma
ker, sterren van."
Joop vond het vreeselijk flauw
en wilde er niet eens om lachen
Toen hij 's avonds naar bed
ging, het was juist volle maan,
keek hij door ?ijn venster naar
buiten en zag dc maan en de
sterren aan den hemel schitte-
teren. Opeens herinnerde hij
zich weer bet raadsel van Jan
en glimlachend viel hij in slaap.
Hij sliep nog maar pas, toen hij
opeens het zingen hoorde van
een jongen, die druk aan het
hameren was. Joop keek naar
hem en toen hij zag, dat de jon
gen van een groote bol allemaal
stukken* afsloeg vroeg hij hem:
„Hé zeg. wat doe je daar?"
De jongen keek om en wenkte
Joop dichterbij te komen. „Keü
je me niet?" vroeg hij. Joop
schudde van neen. „Ik ben Pe
ter, de maanmaker," zei hij. „De
maanmaker?" vroeg Joop,
„wordt er dan heusch een nieu
we maan gemaakt? Ik dacht
dat de maan een tijd onzicht
baar was, omdat hij aan den
anderen kant van de zon was."
Peter begon te lachen en zei, dat
Joop maar goed moest toekijken, want
dat hij weer aan het werk moest gaan,
omdat hij anders tijd te kort kwam.
Wat Joop toen zag verbaasde hem
zee Peter had de oude maan vlak voor
zich op oen bank liggen en met een groo
te spijker, die hij er tegen hield en een
zware hamer sloeg hij er groote en
kleine stukken af. Deze vlogen de lucht
in en werden door de vaart zoo gloeiend,
dat zij als lichtjes aan den hemel bleven
staan. Maar iederen keer als hij een
ster de lucht in zond, kwam er een an
dere terug en viel in een van de velé
steenen potten, die Peter rond zich heen
had staan. Stom verbaasd keek Joop er
naar en vroeg toen wat dat allemaal te
beteekenen had.
„Kijk", zei Peter, „dat zal ik je uit
leggen. Voor de nieuwe maan moet ik
natuurlijk materiaal hebben, welnu, die
oude sterren gebruik ik er voor. Van de
oude maan maak ik dan weer nieuwe
sterren en zoo blijft er altijd werk aan
don winkel. Ik moet dus iederen nacht
een stuk van de oude maan afslaan en
overdag maakt ik een nieuw stuk aan
de nieuwe maan. Vandaar dat je hem
soms heelemaal niet ziet, dat noemen
jullie dan nieuwe maan, en als ik er
druk mee bezig ben geweest overdag,
zet ik de maan 's avonds aan den hemel
en daarom zien jullie hem dan iederen
dag een beetje grooter worden, totdat ik
er weer stukkeu af moet slaan, dan zien
jullie hem weer kleiner worden. De
sterren, die ik van de oude maan sla,-
moeten mee helpen de aarde verlichten,
en door de vaart worden zij zoo gloeiend
dat zij als vuurbollen door de lucht
zweven, begrijp je?"
Joop kon zich nu wel voorstellen hoe
het ging en hij bedankto Peter voor de
mededeeling. Peter raakte hem nu met
zijn hamer aan, maar Joop, die dacht,
dat Peter er hem een klap mee wilde ge
ven, verloor zijn evenwicht en schoot
ineens naar beneden, naar de aarde te
rug en in zijn kamer. Met een plof kwam
hij op den grond terecht en wreef zich de
oogen uit! Verwonderd keek hij om zich
heen. Toen opeens herinnerde hij zich
zijn droom en hij had zoo raar om zich
heen gezwaaid, om aan Peters hamer te
ontkomen, dat hij naast zijn bed terecht
uas gekomen. Hij stond op, ging weer
in zijn bed liggen, keek nog eens naar
de maan en sliep rustig in.