Barbara Worth Arrondissementsrechtbank te Alkmaar DE GOUDSCHAT VAN VISBY WORDT GEZOCHT. Een schilderij is aanleiding tot een duikers-expeditie. Ten Zuid-Oosten van Gothland zal een onderzoek worden ingesteld naar een goudschat, die daar, volgens overleve ring, in 1361 moet zijn gezonken. In het nationaal museum van Stockholm viel een schilderij op, waarvoor tal van menschen stonden. Het was het bekende schilderij van Hellquist „Wal- demar Atterdag brandschat Visby". Een historische schilderij, dat een episode geeft, welke zich 600 jaren geleden afgespeeld heeft. Toch bezit juist dit schil derij, wat ook de bezoekers van het museum wis ten, een bijzonder actueele beteekenis, want het heeft kortgeleden een ondernemend zakenman tot een on derzoek van den zeebodem bij het zweedsche Goth land aangespoord. Dit bleek uit de gesprekken der menschen, die het kleurige schilderij bewonderden. De voorgeschiede nis der expeditie, die in zekere mate het gesprek van den dag in geheel Zweden vormt, is de volgen de: Door het schilderij werd een jong Zweedsch in genieur opmerkzaam gemaakt op de avontuurlijke geschiedenis van het eiland Gothland, het zeeroo- versnest in de Oostzee. Oude kronieken bevatten tal rijke mededeelingen over het wisselvallige lot der bewoners van Visby. Nog tegenwoordig gelooven de eilandbewoners, dat niet ver van de kust een goud schat in de diepte der zee ligt verborgen. Deze goud schat moet ook kostbare juweelen bevatten, o.a. twee reusachtige karbonkels, die in een raam van de Nikolai-kerk ingelijst waren. Men ziet thans twee gapende gaten op de plaats, war de beroemde kar bonkels geschitterd hebben terwille van do tra ditie heeft men de kostbare edelsteenen niet vervan gen. Het was de Deensche koning Waldemar Atter dag, die Visby grondig uitplunderde. De bewoners van het eiland waren eens in de middeleeuwen de schrik der Oostzeekusten. Met hun kleine schepen voeren zij geen ongeluk vreezend bij weer en wind op de zee. Reeds bij het zien der Visbyer sche pen sidderden de kustbewoners, want zij wisten, dat hun huizen verbrand, hun hebben en houden geroofd en zij zelf gevangen genomen zouden worden. Dc Gothlanders bedreigden zelfs het trotsche en machti ge Deensche rijk. De Deensche koning Waldemar Atterdag besloot eindelijk aan de zelfstandigheid van Gothland een eind te maken en de „parel van de Oostzee", zooals men het rijke Visby noemde, te ver nietigen. Op een schoonen lentedag van 1361 vei klaarde de koning: „Wij zullen de vetste koe der Oostzee mel ken en ons meester maken van de goudkist der Gothlandsche kramers". Den 20sttn Juni van het zelfde jaar verliet een sterke Deensche vloot do ha ven van Helsingör. Eenige dagen later lag de vloot voor Visby. Tweehonderd landsknechten gingen het eerst, aan land en overweldigden het leger der Vis- byers, dat zich in de ommuurde stad terugtrok. De Visbyer kroniek vertelt verder, dat de koning een groote man was, met blauwe oogen, bruin haar en een donkere gelaatskleur. Hij reed op een Andalu- sischen hengst en droeg een fluweolen baret met het gelukaanbrengcnde kruis van den heiligen Andrea. De koning overnachtte in een boerenwoning en be val voor den volgenden dag den aanval op Visby. Een vreeselijkc slag vond dan voor de poorten plaats; 1800 dappere krijgers verdedigden met onbe- schrijfelijken moed de vesting. Zij vielen tot op den laatsten man en werden in een gemeenschappelijk graf begraven. Dit massagraf is eerst eenige jaren geleden ontdekt. Op de plaats van de verschrikke lijke worsteling heeft men een gedenkteeken opge richt, het z.g. Waldemar-kruis. Den 27sten Juii was de tegenstand van Visby ge broken en de koning, die van effectvolle enscenee- ringen hield, koos voor zijn intocht een bijzondere sensatie uit. In den loop van den nacht moesten de overwonnenen de muren afbreken en plaats schep pen voor den intocht der overwinnaars in rijen van «If man. Dc koning wilde nl. niet door de poort rij den, maar door dezen eigenaardigen intocht zijn overwinning van dc als onneembaar geldende, stad Visby symboliseeren. Het hoogtepunt van alles speel FEUILLETON. Door HAR O LD BELL WBIGHT 67. ACJHT EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. DE ERFENIS VAN BARBARA WORTH. Met vluggen tred verliet Barbara het kleine dorp je, ging over de brug van de Dry River die over het diep ravijn gespannen was, waar het oude wegspoor van San Felipe naar het moeras voerde. Zij stond nu bij den opgerichten steen, waarin het enkele \yoord gebeiteld was: „Moeder". Dien morgen had Jefferson Worth haar verhaald van den trommel die door Texas Joe en Pat gevon den was. Met eerbiedige aandacht had zij de papie ren en brieven gelezen en de portretten van haar ouders en bloedverwanten aangezien. Het klonk haar nog als een sprookje dat de woestijn eindelijk het geheim ontsluierd had, waarvan zij zoo vurig de op lossing verlangd had. Zij kon er zich niet goed in denken. De openbaring was te plotseling en te ver bijsterend voor haar geweest. Zoodra de lunch voorbij was, had zij het hotel ver laten en onwillekeurig hadden haar schreden baar naar het graf van haar moeder geleid, bij het oude wegspoor. Zij stond daar en staarde naar dat ééne woord: „Moeder" en zacht herhaalde zij het: „Moeder". En zij fluisterde die namen die haar nog zoo weinig ge meenzaam waren; „Gertrude Greenfield... William Greenfield.... mijn moeder, mijn vader... En ik ben Barbara Greenfield." Zij zette zich neder op den grond naast het graf en zag in het rond. Zij zag naar de zandheuvels in de verte, naar het ravijn en de Electrische Centrale, naar de kanalen die zich als zilveren linten door de groene akkers slingerden. En daarginds in de verte lag het stadje. En het eene uur ging na het andere voorbij. Aan gene zijde van de rivier zag zij Pablo die de stad kwam uitgereden. Hij reed langs den weg naast het kanaal. Weldra zag zij Abe Lee en den Profeet naderen. Zij stond op het punt hen te roepen, maar zij bedacht, dat zij haar zonder twijfel gewaar zou den worden, wanneer zij over de brug kwamen. Bij instinct wist Barabara dat zij over baar spra ken en over het geheim dat de woestijn eindelijk onthuld had, want zij had haar vader verzocht het hun mede te deelen. Haar vader was naar Gemeene- best vertrokken en zou in den avord met mijnheer Greenfield. haar oom, terug komen. Haar oom... wat klonk dat vreemd! de zich op het marktplein af. Hier liet de koning de drie grootste biertonnen opstellen, die in de stad te vinden waren. Op zijn bevel moesten nu de bier tonnen met goud en juweelen tot aan den rand ge vuld worden. Het schilderij van Hellquist geeft dit dramatische oogenblik weer. Tot einde Augustus ble ven de in een overwinningsroes vcrkecrendc Denen in Visby om do stad verder uit te plunderen. Eerst toen er niets meer te halen viel, gaf de koning be vel tot den terugtocht. Den 28sten Augustus werd de schat aan boord gebracht en de vloot stak in zee. Plotseling kwam een vreeselijk onweder opzetten. De Denen baden luid tot de Maagd Maria, naar de kroniek vertelt, maar de storm werd steeds sterker. De vloot stiet in den donkeren nacht te pletter op de klippen van Gothland en de geroofde schatten zonken naar den bodem der zee. Deze bijna legendarische overlevering nu bewoog VOOR DEN* POLITIERECHTER. ZITTING VAN MAANDAG 11 SEPTEMBER. L i m m en. DE VRIJWILLIGE SLOOPERS. De heeren Joh. BI. en Jan V. uit Wormerveer, die zich edelmoedig beschikbaar hadden gesteld kosteloos het onbewoonbaar verklaarde perceel van mej. de wed. Hollenberg te Limmen te amoveeren, doch te vens zoo vrijpostig waren, uitgesloopt materiaal ten eigen behoeve in te pikken, verschenen op verlangen van den Officier heden opnieuw voor het voetlicht De spijbelende getuige J. Hollenberg, die de vorige week door zijn afwezigheid de nieuwe stagnatie had teweeg gebracht was thans aanwezig. Alsmede nog twee gloednieuwe getuigen. De heer Hollenberg deelde mede, geheel niet aan zijn getuigenplicht te hebben gedacht. Vermoedelijk zal de kantonrechter zijn geheugen wel tot meerdere acitiviteit opwekken. Overigens waren de diverse verklaringen niet bevre digend genoeg om tot veroordeeling over te gaan en werden de heeren grandioos vrijgesproken. Den Helder. SCHIPBREUK IN T GEZICHT DER HAVEN. Zekere mej. Rebecca Wilhelmina K. uit Den Helder, die op 21 September 1931 terecht stond ter zake dief stal van een gouden ring, en dit sieraad te Alkmaar had beleend, werd alstoen veroordeeld tot 2 maanden gev. met 3 proefjaren. Deze proeftijd was bijna ge ëindigd, toen werd geconstateerd, dat de reclassante had geproefd van alcoholische verfrisschingen, wat haa echter in dien proeftijd was ontzegd. Op grond van dit feit werd heden met betrekking tot deze da me, thans in Den Haag vertoevende, ten uitvoerleg ging van het vonnis gelast. Den Helder. DOOR DE RUITEN. In een toestand van „wat kan mij de heele wereld bommen", had de 32-jarige vlsscher Andries Joh. Br. in een perceel, bewoond door den heer W. Buitelaar, met behulp van een projectiel 'n zuurkoolsteen of iets in dit genre, een respectabel aantal ruiten verbrijzeld. De glazenmaker lachte, maar niet alzoo de ontredder de bewoner, die aangifte deed. Op 22 Mei verscheen de vandaal voor den reohter, doch betoonde toen zoo'n karrevraebt spijt, dat tot een door mijnheer Wiggers in te stellen onderzoek werd besloten! Het rapport was heel gunstig, ook wat de drank betrof- Er was dus geen overwegend bezwaar tegen een voor waardelijke veroordeeling. Hij werd alzoo veroordeeld tot 1 maand voorw. met proefjaren en op te leggen bijzondere voorwaarden. K o e g r a s. OPMARSCH NAAR VEENHUIZEN. De boerenknecht Hendr. de J. had het boerenbedrijf onherroepelijk vaarwel gezegd en was tot landlooperij overgegaan. Op 26 October 1931 legde hij voor den Pol-rechter examen af en slaagde summa cum laude! allemaal tienen op zijn rapport! Wer dbeloond met 'n voorw. veroordeeling met 3 proefjaren tot 1 jaar op zending naar de „boerderij", voorafgegaan door 3 da gen hechtenis. Het scheen echter dat de „schans" een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefende, Aan de overzijde van de rivier zag zij een ruiter naderen die uit het zuiden naar de stad kwam aan gereden. Het trof haar dat die ruiter, ofschoon vol komen op zijn gemak in het zadel, toch dat onbe schrijfelijke iets miste, waaraan men den man van het Westen herkent. Het was Willard Holmes en haar hart voelde onbedriegelijk wat. den ingenieur herwaarts bracht. Sinds de ontmoeting bij de rivier in de ure van zijn overwinning wist zij dat hij ko men zou, wist zij ook wat haar antwoord zou zijn. Het sprak voor haar van zelf dat hij van de rivier van zijn werk hierheen kwam. Wist hij net al? Neen, overlegde zij hij kon het nog niet weten. Toen stond het plotseling voor haar vast: hij mocht het niet weten, vóórdat zij zelve het hem zeggen zou. En haastig daalde zij den heuvel af en ging de brug over naar de stad. Willard Holmes stapte bij het hotel af, waar men hem mededeelde dat Miss Worth was uitgegaan. Hij liet zich een stoel brengen naar de veranda aan de straatzijde en wachtte daar haar terugkomst af. Na korten tijd hoorde hij achter zich een stem die met kluchtige deftigheid zeide: „Ik geloof dat ik daar mijnheer Willard Holmes zie." De ingenieur rees ijlings op. „Miss Worth! Ik ver nam hier dat u afwezig was en ik heb gemeend niet beter te kunnen doen dan hier op u te wachten." „Onderweg heb ik u zien aankomen en ik heb toen dadelijk rechtsomkeert gemaakt. Ik begreep dat u van de rivier kwam. En natuurlijk", voegde zij er bij, „verlangde ik er naar het laatste nieuws van het werk te hooren." „Er is hoegenaamd geen nieuws antwoordde hij, alsof het zijn bedoeling was dit onderwerp te laten rusten en mag ik misschien vragen wat u naar Barba brengt?" Hij zag haar ernstig aan en zeide: „U en niemand anders.' „Ik?" „Ja, u. Ik kon het werk aan de rivier niet aan zijn lot overlaten, maar de eerste gelegenheid die zich voordeed, heb ik aangegrepen om hierheen te ko men. Ik wist dat u eenige dagen in Barba blijven zoudt. U weet zonder twijfel waarom ik gekomen ben. Mijn werk in het Dal is ten einde. Ik heb een nieuwe aanbieding van de South western ontvangen Wanneer ik die aanneem dan blijf ik verscheidene jaren hier. Dat wilde ik u komen zeggen. En u vra gen wat moet ik doen? Zeg niet dat u mij niet be grijpt." Zijn vastberadenheid deed Barbara bijna het plan vergeten dat zij voor zichzelve onderweg had vast gesteld voor hun ontmoeting. „Neen, dat zal ik niet zeggen, mijnheer Holmes. Maar willen wij misschien samen een ritje in de Woestijn gaan maken?" Die woorden riepen in zijn herinnering onmiddel lijk die eerste ontmoeting in Rubio City op. En dat die uitnoodiging van haar zijde kw-nti. scheen in de gegeven omstandigheden de natuurlijkste zaak van de wereld. Barbara ging naar haar kamer om zich voor den tocht gereed te maken, terwijl Holmes op zich nam een modern zakenman om met een New Yorker vriend een naamlooze vennootschap te stichten tot berging van de Visbyer goudschatten H«»t grootste deel der aandeelen werd in Zweden zelf geplaatst. Voor het bergingswerk heeft men een ingenieur ge vonden, die reeds meermalen aan een dergelijk werk heeft deelgenomen en zijn sporen in dit opzicht heeft verdiend. Het werk zal ten Z.O. van de Gothland- kust beginnen. Het geheele eiland Gothland wacht koortsachtig op de groote sensatie. Er wordt met de nieuwste middelen gewerkt, met electrische duikerklokken en spoedig zal het blijken of de oude kroniek van Visby gelijk heeft gehad en of de legendarische schat wer- kelyk op don zeebodem rust. Hoe het ook is, de ge schiedenis van deze expeditie is wel heel ogewoon en bewijst dat romantiek én moderne zakelijkheid zich nu en dan uitstekend laten vereenigen. I althans veroordeelde onlangs een andere rechtbank den zwerver eveneens tot opzending en achtte de Po litierechter thans den tijd gekomen ook ten uitvoer legging der voorw. straf te verordonneeren. Schermerhor n. TOTAAL GEEN BELANGSTELT .ING. Zekere heer Jacob de Gr. te Schermerhorn zou volgens relaas van den Officier den getuige Ruiter hebben gestompt en geslagen. Waar echter geen der dramatis personae aanewzig was, werd de zaak uitge steld tot 18 Sept a.s. op hoop van meer interesse. Anna Paulowna. DEUR INGETRAPT. Mijnheer Harmen K-, niet verschenen, had op 14 Mei was variatie gebracht in het eentoonig bestaan van den heer A. Keppel te Anna Paulowna. door diens huisdeur in te trappen. De heer Harmen K. bleek eenigsczins apres boir, wat ontstond over een blijkbaar niet vlot inbaar bedrag van f 2, die hij nog van Keppel had te vorderen. Vonnis f 20 boete of 20 dagen.. Voor dienzelfden prijs had hij een deurwaar der gehad! Spanbroek. EEN SLAGVAARDIG „AGRARIëR". Een zwaar en zwart gebaarde landbouwer uit Span broek, de 60-jarige Franciscus P. was ter vereffening van rekening gerequireerd op grond van de omstan digheden dat hij op 4 Mei^de 10-jarige Wilhelmus Koe- lemeij had afgedroogd en vervolgens diens moeder, Geertje Groen, ook nog 'n portie lange haver had toegediend. De heer P-, die over 'n nogal moeilijke conversatietoon beschikt, beweerde dat de jongen een damhek had losgemaakt, waardoor de lammeren de beenen konden nemen. Wat moe Koelemeij betrof, die zou hebben getracht, zijn fiets te vernielen. Dit ont kende mej. Koelemeij, zij had geprobeerd de aan dacht van den* woedenden landbouwer, voor wien zij bang was. van den jongen af te trekken- De politierechter, die geen vijand was van een rede lijke tuchtiging van een baldadigen kwajongen, achtte dit optreden zeer onbehoorlijk en veroordeelde den driftigen ouden heer, al eenige malen terecht gesteld tot f 15 boete of 15 dagen. Van Ewijcksluls. MET EEN PLANK GEMANOEVRETERD De verdachte Geert P-, niet in den vleeeche tegen woordig. had op 28 April te Ewijcksluis den buiten lander Heln'rich Lamporsky weinig aangenaam ge streeld, door hem met een plank op het hoofd te slaan en bloedend te verwonden. Vooraf had hy de banden van getuige's rijwiel beschadigd. waar uit het conflict was geboren. Het Nederlandsch van den getuige was niet onberispHjk, maar er werd ge noegen mede genomen. Bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien. Eisch en vonnis f 25 boete of 25 dagen. Noordscharwoude. HET OUDE LIEDJE: HOU ER DEN MOED MAAR IN. De 76-jarige gesjochten rentenier Cornelis Pr. uit Oudkarspel verscheen weer eens voor den Politie de paarden voor te leiden. Weinige minuten daarna waren zij reeds aan de overzijde van de rivier en volgden het oude wegspoor van San Felipe naar de zandheuvels. Slechts weinige woorden werden tusschen hen ge wisseld, eer zij de groote zandversuiving bereikt hadden die haar geheim zoo lang bewaard had. ZU stegen af, waartoe Barbara het sein gaf en bestegen den steilen kant van den grooten zandberg. Van dien top konden zij vele mijlen van het Koningsdal over zien. De zachte veelkleurige sluiers van de Woestijn, met het goudgeel van dc zandheuvels, het purper vau de bergen, het grauwe groen van den plantengroei, het was dezelfde aanblik als toen Holmes voor de eerste maal de woestijn gezien had, want het ont ginningswerk was nog slechts in zijn eerste beign. Maar toch was er meer nu in de Woestijn van Barbara dan een ijdeli luchtverheveling. Er waren hoeven met woonhuizen en schuren en loodsen, met vee en paarden in de weide en akkers met groeiend golvend graan, met draden van gemeenschap en vij vers en kanalen die in het heldere witte licht dat van den hemel stroomde, aan vloeibaar zilver deden denken. In de verte konden zij zelfs de stadjes Ge- meenebest en Frontera onderscheiden en Barba dicht daarbij. En als zij scherp toezagen, meenden zij de rookkolom te onderscheiden van een locomotief die zich op de Southwestern-lijn naar het kruispunt van het oude wegspoor voortbewoog. Ook langs de nieu we lijn van het Koningsdal reed een trein naar de stad aan de Droge Rivier, op de plek waar eens een doode vrouw lag, met een ledige waterkruik naast haar. Willard Holmes haalde diep adem. „Houdt u van mijn woestijn?" vroeg het jonge meisje met zachte stem en zii kwam dichter bij hem, zoodat hij haar aanwezigheid even duidelijk voelde als het aanzijn van den geest die in de woestijn leeft. „Of ik van de woestijn houd?" herhaalde hij en keerde zich tot haar, „het is nu mijn woestijn ge worden. de mijne zoowel als de uwe. Barbara! ik heb de taal van je land leeren verstaan. En zou ik van dat land nu afscheid moeten nemen? Wil je mij niet zeggen dat ik hier blijven moet?" Hij strekte zijn handen naar haar uit, maar zij week terug. „Stil. Ik moet eerst iets weten vóórdat ik kan antwoorden." Hij zag haar vragend aan. „Wat wensch je te we ten, Barbara?" „Weet je wat hier tusschen deze handheuvels ge beurd is? Weet je dat ik niet de dochter ben van Jefferson Worth?" „Ja", antwoordde hij ernstig „ik weet dat mijnheer Worth niet je eigen vader is. Maar ik wist niet dat wij hier op de plek stonden „Heb je bedacht, dat ik geen naam heb, dat nie- man iets van mijn afkomst weet? Dat het zelfs mo gelijk is dat er Mexicaansch of Indiaansch bloed door mijn aderen stroomt? Heb je dat alles over legd?" „Het mag alles waar zijn, maar ik wil alleen dit ééne weten dat je Barbara bent en dat ik zonder jou rechter wegena beleediging van den heer C. Ke*m&n. betaalmeester, op wien hij een bijzondere wrok heeft en welke heer hij op 13 Mei onder den neus had ge wreven. dat hij een leelijke hufter en een gemeen© i kerel was. Nu, de heer Keeman wist zoo langzamer hand wel hoe de oude heer over hem dacht en had dienaangaande geen voorlichting meer noodig. Hij deed klachte bij den burgervader, met gevolg dat deze hardnekkige vervolger ditmaal werd veroor deeld tot f 15 boete of 10 dagen. Er ligt nóg zoo'n zaakje op hem te wachten! Den Helder. FRISSGHE KLANKEN UTT JUTTEJRSTAD De niet op 't appèl verschenen heer Joh. Corn. T. te Den Helder had in den nacht van Zaterdag op Zondag 6—7 Mei Mevrouw J. Hoevenberg, echtgenoo- te van den heer H. Schöler eenige zeer grove belee- digingen toegevoegd en de moeite genomen dit nog aan de woning van het echtpaar ter kennis te brengen. Vonnis f 15 boete of 15 dagen. Vervolgens kwam nog iets dergelijks exquis voor het voetlicht en compareerde de machinebankwerker Jan de B.. welke heer ook bovenbedoelde dame min der aangenaam zou hebben toegesproken en bejegend. De flneseses zullen de geachte lezers ons wel willen schenken. Deze lofverkondlger gaf 'n andere draal aan het gebeurde en kwam voorts uit met een getui ge a decharge, den heer L. Boodt. Summa summarum volgde ook hier veroordeeling tot 1 10 boete of 10 dagen. Deze veroordeelde was geen onbekende in het Forum Alcmarianum. Medemblik. MISHANDELING MET VARIATIES. De 39-jarige arbeider Alle W. te Medemblik, arri veerde ter audiëntie, ter zake een nogal levendig con flict met den donker goudblonden getuige Wietaa Hoogeveen, welke 16-jarige heer hij op 17 Mei beet pakte, hem in een heg kwakte, op hem toesprong om hem tot slot van de voorstelling te onthalen op een flinke portie stompen en klappen, waarvan een bloedende mond en neus het resultaat was. Volgens den adsplrant-veroordeelde zou de jonge heer Wietse voor die ruwe behandeling aanleiding hebben gegeven. De Officier nam dit aan. doch ver dachte was de redelijke perken te buiten gegaan en werd dus f 10 boete of 10 dagen gevorderd. Uitspraak f 5 boete of 3 dagen. Alkmaar. DE MOfDEL-ECHrTGENOOT. Ter afwisseling van het eentoonig menu maakte weer eena zijn opwachting de heer Steven Hendr. V., 'n 32-jarig houtbewerker uit Oudorp. die op 16 Mei zijn voormalige hulsvrouw, de 27-jarlge me. C. Jonker, thana van beroep verkoopster, te Alkmaar in haar rug zou hebben gestompt en haar zuster beleedlgds door het aan haar adres uiten van een niet nader te deflnieeren scheldwoord. Mej. Jonker had met haar moeder, zuster en schoonzuster een bezoek gebracht aan het St Elisabethgestlcht en werd bij de apen kooi in de Alkmaarsche Hout door haar echtvriend gemolesteerd. Ook spuwde hij nog een klein kindje in een kinderwagen in het gelaat. De verdachte, als prodeaan verdedigd dood mr. Wynne, ontkende de feiten en had ook nog medegebracht een getuige a decharge in den persoon van zekeren heer Eduard van Alphen. 'n Limburger. Mej. de Waard, de uitge- scholdene dame, erkende den verdachte vooraf een slag in het gelaat te hebben gegeven, waardoor hij een bloedneus bekwam. Het bloed dat uit zijn neus vloeide zou hij in den kinderwagen hebben gespuwd. Volgens dagvaarding zou verdachte dit zijn schoon zuster in het gelaat hebben gedaan. De getuige a decharge beweerde dat verdachte zijn ega niet had mishandeld. Wèl was verdachte door een juffrouw ge slagen. Beleedigingen ftad van Alphen niet gehoord en het spuwen niet gezien. Verdachte protesteerde tegen de kwalificatie van den politierechter, die hem een „ongelikte beer" noemde. Mr. v. d. Feen wierp het waanbegrip van verdachte, dat hij speciaal door den Officier genomen wordt, verre van zich en verklaarde volkomen objectief te handelen. Gevorderd werd f 36 boete of 35 dagen hechtenis. Dit requisitoir scheen den verdachte zeer mee te vallen. Hij had heel wat ergera verwacht! Mr. Wynne had nagenoeg geen gelegenheid gekre gen zich deze zaak in te werken en refereerde pleiter zich aan het oordeel van den rechter. De verdachte oefende ln zijn eigen terminologie crl- tiek op de manier waarop zijn affaires werden be handeld en werd ten slotte in een niet bepaald malsch klinkend vonnis tot f 35 boete of 35 dagen veroor- niet leven kan!" „En je familie, mijnheer Holmes en je vrienden in New York... bedenk wat zij er van zullen zeggen. Zul je er tegen bestand zijn?..." „Barbara". riep hij, „waarom zeg je zulke din gen? Luister naar mij. Je weet toch dat ik je lief heb! En je weet ook dat alles daarbij in het niet verzinkt. Deze woestijn heeft mij vele dingen geleerd, rnaar niets ligt zoo diep in mijn hart als de zeker heid dat ik je liefheb en dat al'.e andere dingen nie tig zijn. Barbara, wees mijn vrouw." „Maar je hebt toch eens gezegd, dat je nooit met mij zou trouwen, hoe komt het dat je zoo ver anderd bent?" „Heb ik gezegd dat ik nooit met je zou trouwen? Heb ik dat gezegd? Dat is niet mogelijk, Barbara. Dat moet een vergissing zijn!" Zij schudde haar hoofd. „Je hebt het gezegd. Ik zelf heb het je hooren zeggen. Het was dien morgen toen je gewond bij ons gebracht was en mijnheer Green field Je kwam bezoeken. De deur van de eetkamer stond open en zoo heb ik alles gehoord." Men zag het hem aan dat op eenmaal alles hem duidelijk werd. „Heb je toen ook gehoord wat Oom Jim tot mij gezegd heeft? Ik herinner mij dat ik toen ook de re den gezegd heb waarom ik niet met jo trouwen zou." „Daarna heb ik niets meer kunnen verstaan", zeide zij eenvoudig. Uit zijn oogen sprak het bewustzijn van een groot geluk. „Luister, mijn liefste. Ik heb Oom Jim toen gezegd dat ik nooit met je zou trouwen, omdat jo een an deren man liefhadt". De donkere oogen van Barbara zagen hem ver baasd aan. „Heb je dat gedacht?" „Ja. Ik dacht dat je Abe Lee liefhad." „Zeker. Ik houd heel veel van Abe." Holmes lachte. „Dat spreekt van zelf. Maar ik dacht dat je hem liefhadt, zooals ik verlangdo dat je mij lief zoudt hebben." „O!".... Die uitroep was een bekentenis, een ver klaring en een belofte van volledig begrijpen. „Maar dat," voegde zij er bij. terwijl zij dichter bij hem kwam, „dat zou toch niet mogelijk geweest zijn." Toen Maar die woorden van Barbara. zoo men slechts den juisten zin daarvan verstaat, vormen den eindpaal van mijn verhaal. Het gebeurt slechts zelden dat zij. die een groot- sche levenstaak gekozen hebben of aan een,machti ge liefde gehoorzamen, de vruchten oogsten van hun zwoegen en drijven. Maar raenigmani is voor hen, wien het allerhoogste geluk ontzegd was een zalig heid weggelegd die de vreugde van het bezit verre te boven gaat. EIND F.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 6