Barbara Worth
Arrondissementsrechtbank te Alkmaar
DE GOUDSCHAT VAN
VISBY WORDT GEZOCHT.
Een schilderij is aanleiding tot een
duikers-expeditie.
Ten Zuid-Oosten van Gothland zal een
onderzoek worden ingesteld naar een
goudschat, die daar, volgens overleve
ring, in 1361 moet zijn gezonken.
In het nationaal museum van Stockholm viel een
schilderij op, waarvoor tal van menschen stonden.
Het was het bekende schilderij van Hellquist „Wal-
demar Atterdag brandschat Visby". Een historische
schilderij, dat een episode geeft, welke zich 600 jaren
geleden afgespeeld heeft. Toch bezit juist dit schil
derij, wat ook de bezoekers van het museum wis
ten, een bijzonder actueele beteekenis, want het heeft
kortgeleden een ondernemend zakenman tot een on
derzoek van den zeebodem bij het zweedsche Goth
land aangespoord.
Dit bleek uit de gesprekken der menschen, die het
kleurige schilderij bewonderden. De voorgeschiede
nis der expeditie, die in zekere mate het gesprek
van den dag in geheel Zweden vormt, is de volgen
de: Door het schilderij werd een jong Zweedsch in
genieur opmerkzaam gemaakt op de avontuurlijke
geschiedenis van het eiland Gothland, het zeeroo-
versnest in de Oostzee. Oude kronieken bevatten tal
rijke mededeelingen over het wisselvallige lot der
bewoners van Visby. Nog tegenwoordig gelooven de
eilandbewoners, dat niet ver van de kust een goud
schat in de diepte der zee ligt verborgen. Deze goud
schat moet ook kostbare juweelen bevatten, o.a.
twee reusachtige karbonkels, die in een raam van
de Nikolai-kerk ingelijst waren. Men ziet thans twee
gapende gaten op de plaats, war de beroemde kar
bonkels geschitterd hebben terwille van do tra
ditie heeft men de kostbare edelsteenen niet vervan
gen. Het was de Deensche koning Waldemar Atter
dag, die Visby grondig uitplunderde. De bewoners
van het eiland waren eens in de middeleeuwen de
schrik der Oostzeekusten. Met hun kleine schepen
voeren zij geen ongeluk vreezend bij weer en
wind op de zee. Reeds bij het zien der Visbyer sche
pen sidderden de kustbewoners, want zij wisten, dat
hun huizen verbrand, hun hebben en houden geroofd
en zij zelf gevangen genomen zouden worden. Dc
Gothlanders bedreigden zelfs het trotsche en machti
ge Deensche rijk. De Deensche koning Waldemar
Atterdag besloot eindelijk aan de zelfstandigheid van
Gothland een eind te maken en de „parel van de
Oostzee", zooals men het rijke Visby noemde, te ver
nietigen.
Op een schoonen lentedag van 1361 vei klaarde de
koning: „Wij zullen de vetste koe der Oostzee mel
ken en ons meester maken van de goudkist der
Gothlandsche kramers". Den 20sttn Juni van het
zelfde jaar verliet een sterke Deensche vloot do ha
ven van Helsingör. Eenige dagen later lag de vloot
voor Visby. Tweehonderd landsknechten gingen het
eerst, aan land en overweldigden het leger der Vis-
byers, dat zich in de ommuurde stad terugtrok. De
Visbyer kroniek vertelt verder, dat de koning een
groote man was, met blauwe oogen, bruin haar en
een donkere gelaatskleur. Hij reed op een Andalu-
sischen hengst en droeg een fluweolen baret met het
gelukaanbrengcnde kruis van den heiligen Andrea.
De koning overnachtte in een boerenwoning en be
val voor den volgenden dag den aanval op Visby.
Een vreeselijkc slag vond dan voor de poorten
plaats; 1800 dappere krijgers verdedigden met onbe-
schrijfelijken moed de vesting. Zij vielen tot op den
laatsten man en werden in een gemeenschappelijk
graf begraven. Dit massagraf is eerst eenige jaren
geleden ontdekt. Op de plaats van de verschrikke
lijke worsteling heeft men een gedenkteeken opge
richt, het z.g. Waldemar-kruis.
Den 27sten Juii was de tegenstand van Visby ge
broken en de koning, die van effectvolle enscenee-
ringen hield, koos voor zijn intocht een bijzondere
sensatie uit. In den loop van den nacht moesten de
overwonnenen de muren afbreken en plaats schep
pen voor den intocht der overwinnaars in rijen van
«If man. Dc koning wilde nl. niet door de poort rij
den, maar door dezen eigenaardigen intocht zijn
overwinning van dc als onneembaar geldende, stad
Visby symboliseeren. Het hoogtepunt van alles speel
FEUILLETON.
Door
HAR O LD BELL WBIGHT
67.
ACJHT EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
DE ERFENIS VAN BARBARA WORTH.
Met vluggen tred verliet Barbara het kleine dorp
je, ging over de brug van de Dry River die over het
diep ravijn gespannen was, waar het oude wegspoor
van San Felipe naar het moeras voerde. Zij stond
nu bij den opgerichten steen, waarin het enkele
\yoord gebeiteld was: „Moeder".
Dien morgen had Jefferson Worth haar verhaald
van den trommel die door Texas Joe en Pat gevon
den was. Met eerbiedige aandacht had zij de papie
ren en brieven gelezen en de portretten van haar
ouders en bloedverwanten aangezien. Het klonk haar
nog als een sprookje dat de woestijn eindelijk het
geheim ontsluierd had, waarvan zij zoo vurig de op
lossing verlangd had. Zij kon er zich niet goed in
denken. De openbaring was te plotseling en te ver
bijsterend voor haar geweest.
Zoodra de lunch voorbij was, had zij het hotel ver
laten en onwillekeurig hadden haar schreden baar
naar het graf van haar moeder geleid, bij het oude
wegspoor.
Zij stond daar en staarde naar dat ééne woord:
„Moeder" en zacht herhaalde zij het: „Moeder". En
zij fluisterde die namen die haar nog zoo weinig ge
meenzaam waren; „Gertrude Greenfield... William
Greenfield.... mijn moeder, mijn vader... En ik ben
Barbara Greenfield."
Zij zette zich neder op den grond naast het graf
en zag in het rond. Zij zag naar de zandheuvels in
de verte, naar het ravijn en de Electrische Centrale,
naar de kanalen die zich als zilveren linten door de
groene akkers slingerden. En daarginds in de verte
lag het stadje. En het eene uur ging na het andere
voorbij.
Aan gene zijde van de rivier zag zij Pablo die de
stad kwam uitgereden. Hij reed langs den weg naast
het kanaal. Weldra zag zij Abe Lee en den Profeet
naderen. Zij stond op het punt hen te roepen, maar
zij bedacht, dat zij haar zonder twijfel gewaar zou
den worden, wanneer zij over de brug kwamen.
Bij instinct wist Barabara dat zij over baar spra
ken en over het geheim dat de woestijn eindelijk
onthuld had, want zij had haar vader verzocht het
hun mede te deelen. Haar vader was naar Gemeene-
best vertrokken en zou in den avord met mijnheer
Greenfield. haar oom, terug komen. Haar oom... wat
klonk dat vreemd!
de zich op het marktplein af. Hier liet de koning de
drie grootste biertonnen opstellen, die in de stad
te vinden waren. Op zijn bevel moesten nu de bier
tonnen met goud en juweelen tot aan den rand ge
vuld worden. Het schilderij van Hellquist geeft dit
dramatische oogenblik weer. Tot einde Augustus ble
ven de in een overwinningsroes vcrkecrendc Denen
in Visby om do stad verder uit te plunderen. Eerst
toen er niets meer te halen viel, gaf de koning be
vel tot den terugtocht. Den 28sten Augustus werd de
schat aan boord gebracht en de vloot stak in zee.
Plotseling kwam een vreeselijk onweder opzetten.
De Denen baden luid tot de Maagd Maria, naar de
kroniek vertelt, maar de storm werd steeds sterker.
De vloot stiet in den donkeren nacht te pletter op
de klippen van Gothland en de geroofde schatten
zonken naar den bodem der zee.
Deze bijna legendarische overlevering nu bewoog
VOOR DEN* POLITIERECHTER.
ZITTING VAN MAANDAG 11 SEPTEMBER.
L i m m en.
DE VRIJWILLIGE SLOOPERS.
De heeren Joh. BI. en Jan V. uit Wormerveer, die
zich edelmoedig beschikbaar hadden gesteld kosteloos
het onbewoonbaar verklaarde perceel van mej. de
wed. Hollenberg te Limmen te amoveeren, doch te
vens zoo vrijpostig waren, uitgesloopt materiaal ten
eigen behoeve in te pikken, verschenen op verlangen
van den Officier heden opnieuw voor het voetlicht
De spijbelende getuige J. Hollenberg, die de vorige
week door zijn afwezigheid de nieuwe stagnatie had
teweeg gebracht was thans aanwezig. Alsmede nog
twee gloednieuwe getuigen. De heer Hollenberg
deelde mede, geheel niet aan zijn getuigenplicht te
hebben gedacht. Vermoedelijk zal de kantonrechter
zijn geheugen wel tot meerdere acitiviteit opwekken.
Overigens waren de diverse verklaringen niet bevre
digend genoeg om tot veroordeeling over te gaan en
werden de heeren grandioos vrijgesproken.
Den Helder.
SCHIPBREUK IN T GEZICHT DER HAVEN.
Zekere mej. Rebecca Wilhelmina K. uit Den Helder,
die op 21 September 1931 terecht stond ter zake dief
stal van een gouden ring, en dit sieraad te Alkmaar
had beleend, werd alstoen veroordeeld tot 2 maanden
gev. met 3 proefjaren. Deze proeftijd was bijna ge
ëindigd, toen werd geconstateerd, dat de reclassante
had geproefd van alcoholische verfrisschingen, wat
haa echter in dien proeftijd was ontzegd. Op grond
van dit feit werd heden met betrekking tot deze da
me, thans in Den Haag vertoevende, ten uitvoerleg
ging van het vonnis gelast.
Den Helder.
DOOR DE RUITEN.
In een toestand van „wat kan mij de heele wereld
bommen", had de 32-jarige vlsscher Andries Joh. Br.
in een perceel, bewoond door den heer W. Buitelaar,
met behulp van een projectiel 'n zuurkoolsteen of iets
in dit genre, een respectabel aantal ruiten verbrijzeld.
De glazenmaker lachte, maar niet alzoo de ontredder
de bewoner, die aangifte deed. Op 22 Mei verscheen
de vandaal voor den reohter, doch betoonde toen
zoo'n karrevraebt spijt, dat tot een door mijnheer
Wiggers in te stellen onderzoek werd besloten! Het
rapport was heel gunstig, ook wat de drank betrof-
Er was dus geen overwegend bezwaar tegen een voor
waardelijke veroordeeling. Hij werd alzoo veroordeeld
tot 1 maand voorw. met proefjaren en op te leggen
bijzondere voorwaarden.
K o e g r a s.
OPMARSCH NAAR VEENHUIZEN.
De boerenknecht Hendr. de J. had het boerenbedrijf
onherroepelijk vaarwel gezegd en was tot landlooperij
overgegaan. Op 26 October 1931 legde hij voor den
Pol-rechter examen af en slaagde summa cum laude!
allemaal tienen op zijn rapport! Wer dbeloond met 'n
voorw. veroordeeling met 3 proefjaren tot 1 jaar op
zending naar de „boerderij", voorafgegaan door 3 da
gen hechtenis. Het scheen echter dat de „schans"
een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefende,
Aan de overzijde van de rivier zag zij een ruiter
naderen die uit het zuiden naar de stad kwam aan
gereden. Het trof haar dat die ruiter, ofschoon vol
komen op zijn gemak in het zadel, toch dat onbe
schrijfelijke iets miste, waaraan men den man van
het Westen herkent. Het was Willard Holmes en
haar hart voelde onbedriegelijk wat. den ingenieur
herwaarts bracht. Sinds de ontmoeting bij de rivier
in de ure van zijn overwinning wist zij dat hij ko
men zou, wist zij ook wat haar antwoord zou zijn.
Het sprak voor haar van zelf dat hij van de rivier
van zijn werk hierheen kwam. Wist hij net al? Neen,
overlegde zij hij kon het nog niet weten. Toen
stond het plotseling voor haar vast: hij mocht het
niet weten, vóórdat zij zelve het hem zeggen zou. En
haastig daalde zij den heuvel af en ging de brug
over naar de stad.
Willard Holmes stapte bij het hotel af, waar men
hem mededeelde dat Miss Worth was uitgegaan. Hij
liet zich een stoel brengen naar de veranda aan de
straatzijde en wachtte daar haar terugkomst af. Na
korten tijd hoorde hij achter zich een stem die met
kluchtige deftigheid zeide: „Ik geloof dat ik daar
mijnheer Willard Holmes zie."
De ingenieur rees ijlings op. „Miss Worth! Ik ver
nam hier dat u afwezig was en ik heb gemeend niet
beter te kunnen doen dan hier op u te wachten."
„Onderweg heb ik u zien aankomen en ik heb
toen dadelijk rechtsomkeert gemaakt. Ik begreep dat
u van de rivier kwam. En natuurlijk", voegde zij
er bij, „verlangde ik er naar het laatste nieuws
van het werk te hooren."
„Er is hoegenaamd geen nieuws antwoordde
hij, alsof het zijn bedoeling was dit onderwerp te
laten rusten
en mag ik misschien vragen wat u naar Barba
brengt?"
Hij zag haar ernstig aan en zeide: „U en niemand
anders.'
„Ik?"
„Ja, u. Ik kon het werk aan de rivier niet aan zijn
lot overlaten, maar de eerste gelegenheid die zich
voordeed, heb ik aangegrepen om hierheen te ko
men. Ik wist dat u eenige dagen in Barba blijven
zoudt. U weet zonder twijfel waarom ik gekomen
ben. Mijn werk in het Dal is ten einde. Ik heb een
nieuwe aanbieding van de South western ontvangen
Wanneer ik die aanneem dan blijf ik verscheidene
jaren hier. Dat wilde ik u komen zeggen. En u vra
gen wat moet ik doen? Zeg niet dat u mij niet be
grijpt."
Zijn vastberadenheid deed Barbara bijna het plan
vergeten dat zij voor zichzelve onderweg had vast
gesteld voor hun ontmoeting. „Neen, dat zal ik niet
zeggen, mijnheer Holmes. Maar willen wij misschien
samen een ritje in de Woestijn gaan maken?"
Die woorden riepen in zijn herinnering onmiddel
lijk die eerste ontmoeting in Rubio City op. En dat
die uitnoodiging van haar zijde kw-nti. scheen in de
gegeven omstandigheden de natuurlijkste zaak van
de wereld.
Barbara ging naar haar kamer om zich voor den
tocht gereed te maken, terwijl Holmes op zich nam
een modern zakenman om met een New Yorker
vriend een naamlooze vennootschap te stichten tot
berging van de Visbyer goudschatten H«»t grootste
deel der aandeelen werd in Zweden zelf geplaatst.
Voor het bergingswerk heeft men een ingenieur ge
vonden, die reeds meermalen aan een dergelijk werk
heeft deelgenomen en zijn sporen in dit opzicht heeft
verdiend. Het werk zal ten Z.O. van de Gothland-
kust beginnen.
Het geheele eiland Gothland wacht koortsachtig
op de groote sensatie. Er wordt met de nieuwste
middelen gewerkt, met electrische duikerklokken en
spoedig zal het blijken of de oude kroniek van Visby
gelijk heeft gehad en of de legendarische schat wer-
kelyk op don zeebodem rust. Hoe het ook is, de ge
schiedenis van deze expeditie is wel heel ogewoon
en bewijst dat romantiek én moderne zakelijkheid
zich nu en dan uitstekend laten vereenigen.
I althans veroordeelde onlangs een andere rechtbank
den zwerver eveneens tot opzending en achtte de Po
litierechter thans den tijd gekomen ook ten uitvoer
legging der voorw. straf te verordonneeren.
Schermerhor n.
TOTAAL GEEN BELANGSTELT .ING.
Zekere heer Jacob de Gr. te Schermerhorn zou
volgens relaas van den Officier den getuige Ruiter
hebben gestompt en geslagen. Waar echter geen der
dramatis personae aanewzig was, werd de zaak uitge
steld tot 18 Sept a.s. op hoop van meer interesse.
Anna Paulowna.
DEUR INGETRAPT.
Mijnheer Harmen K-, niet verschenen, had op 14
Mei was variatie gebracht in het eentoonig bestaan
van den heer A. Keppel te Anna Paulowna. door
diens huisdeur in te trappen. De heer Harmen K.
bleek eenigsczins apres boir, wat ontstond over een
blijkbaar niet vlot inbaar bedrag van f 2, die hij nog
van Keppel had te vorderen. Vonnis f 20 boete of 20
dagen.. Voor dienzelfden prijs had hij een deurwaar
der gehad!
Spanbroek.
EEN SLAGVAARDIG „AGRARIëR".
Een zwaar en zwart gebaarde landbouwer uit Span
broek, de 60-jarige Franciscus P. was ter vereffening
van rekening gerequireerd op grond van de omstan
digheden dat hij op 4 Mei^de 10-jarige Wilhelmus Koe-
lemeij had afgedroogd en vervolgens diens moeder,
Geertje Groen, ook nog 'n portie lange haver had
toegediend. De heer P-, die over 'n nogal moeilijke
conversatietoon beschikt, beweerde dat de jongen een
damhek had losgemaakt, waardoor de lammeren de
beenen konden nemen. Wat moe Koelemeij betrof, die
zou hebben getracht, zijn fiets te vernielen. Dit ont
kende mej. Koelemeij, zij had geprobeerd de aan
dacht van den* woedenden landbouwer, voor wien zij
bang was. van den jongen af te trekken-
De politierechter, die geen vijand was van een rede
lijke tuchtiging van een baldadigen kwajongen, achtte
dit optreden zeer onbehoorlijk en veroordeelde den
driftigen ouden heer, al eenige malen terecht gesteld
tot f 15 boete of 15 dagen.
Van Ewijcksluls.
MET EEN PLANK GEMANOEVRETERD
De verdachte Geert P-, niet in den vleeeche tegen
woordig. had op 28 April te Ewijcksluis den buiten
lander Heln'rich Lamporsky weinig aangenaam ge
streeld, door hem met een plank op het hoofd te
slaan en bloedend te verwonden. Vooraf had hy de
banden van getuige's rijwiel beschadigd. waar
uit het conflict was geboren. Het Nederlandsch van
den getuige was niet onberispHjk, maar er werd ge
noegen mede genomen. Bij gebrek aan brood eet men
korstjes van pasteien. Eisch en vonnis f 25 boete of
25 dagen.
Noordscharwoude.
HET OUDE LIEDJE: HOU ER DEN MOED
MAAR IN.
De 76-jarige gesjochten rentenier Cornelis Pr. uit
Oudkarspel verscheen weer eens voor den Politie
de paarden voor te leiden. Weinige minuten daarna
waren zij reeds aan de overzijde van de rivier en
volgden het oude wegspoor van San Felipe naar de
zandheuvels.
Slechts weinige woorden werden tusschen hen ge
wisseld, eer zij de groote zandversuiving bereikt
hadden die haar geheim zoo lang bewaard had. ZU
stegen af, waartoe Barbara het sein gaf en bestegen
den steilen kant van den grooten zandberg. Van dien
top konden zij vele mijlen van het Koningsdal over
zien. De zachte veelkleurige sluiers van de Woestijn,
met het goudgeel van dc zandheuvels, het purper vau
de bergen, het grauwe groen van den plantengroei,
het was dezelfde aanblik als toen Holmes voor de
eerste maal de woestijn gezien had, want het ont
ginningswerk was nog slechts in zijn eerste beign.
Maar toch was er meer nu in de Woestijn van
Barbara dan een ijdeli luchtverheveling. Er waren
hoeven met woonhuizen en schuren en loodsen, met
vee en paarden in de weide en akkers met groeiend
golvend graan, met draden van gemeenschap en vij
vers en kanalen die in het heldere witte licht dat van
den hemel stroomde, aan vloeibaar zilver deden
denken. In de verte konden zij zelfs de stadjes Ge-
meenebest en Frontera onderscheiden en Barba dicht
daarbij. En als zij scherp toezagen, meenden zij de
rookkolom te onderscheiden van een locomotief die
zich op de Southwestern-lijn naar het kruispunt van
het oude wegspoor voortbewoog. Ook langs de nieu
we lijn van het Koningsdal reed een trein naar de
stad aan de Droge Rivier, op de plek waar eens een
doode vrouw lag, met een ledige waterkruik naast
haar.
Willard Holmes haalde diep adem.
„Houdt u van mijn woestijn?" vroeg het jonge
meisje met zachte stem en zii kwam dichter bij
hem, zoodat hij haar aanwezigheid even duidelijk
voelde als het aanzijn van den geest die in de
woestijn leeft.
„Of ik van de woestijn houd?" herhaalde hij en
keerde zich tot haar, „het is nu mijn woestijn ge
worden. de mijne zoowel als de uwe. Barbara! ik
heb de taal van je land leeren verstaan. En zou ik
van dat land nu afscheid moeten nemen? Wil je mij
niet zeggen dat ik hier blijven moet?"
Hij strekte zijn handen naar haar uit, maar zij
week terug. „Stil. Ik moet eerst iets weten vóórdat
ik kan antwoorden."
Hij zag haar vragend aan. „Wat wensch je te we
ten, Barbara?"
„Weet je wat hier tusschen deze handheuvels ge
beurd is? Weet je dat ik niet de dochter ben van
Jefferson Worth?"
„Ja", antwoordde hij ernstig „ik weet dat
mijnheer Worth niet je eigen vader is. Maar ik wist
niet dat wij hier op de plek stonden
„Heb je bedacht, dat ik geen naam heb, dat nie-
man iets van mijn afkomst weet? Dat het zelfs mo
gelijk is dat er Mexicaansch of Indiaansch bloed
door mijn aderen stroomt? Heb je dat alles over
legd?"
„Het mag alles waar zijn, maar ik wil alleen dit
ééne weten dat je Barbara bent en dat ik zonder jou
rechter wegena beleediging van den heer C. Ke*m&n.
betaalmeester, op wien hij een bijzondere wrok heeft
en welke heer hij op 13 Mei onder den neus had ge
wreven. dat hij een leelijke hufter en een gemeen© i
kerel was. Nu, de heer Keeman wist zoo langzamer
hand wel hoe de oude heer over hem dacht en had
dienaangaande geen voorlichting meer noodig. Hij
deed klachte bij den burgervader, met gevolg dat
deze hardnekkige vervolger ditmaal werd veroor
deeld tot f 15 boete of 10 dagen. Er ligt nóg zoo'n
zaakje op hem te wachten!
Den Helder.
FRISSGHE KLANKEN UTT JUTTEJRSTAD
De niet op 't appèl verschenen heer Joh. Corn. T.
te Den Helder had in den nacht van Zaterdag op
Zondag 6—7 Mei Mevrouw J. Hoevenberg, echtgenoo-
te van den heer H. Schöler eenige zeer grove belee-
digingen toegevoegd en de moeite genomen dit nog aan
de woning van het echtpaar ter kennis te brengen.
Vonnis f 15 boete of 15 dagen.
Vervolgens kwam nog iets dergelijks exquis voor
het voetlicht en compareerde de machinebankwerker
Jan de B.. welke heer ook bovenbedoelde dame min
der aangenaam zou hebben toegesproken en bejegend.
De flneseses zullen de geachte lezers ons wel willen
schenken. Deze lofverkondlger gaf 'n andere draal
aan het gebeurde en kwam voorts uit met een getui
ge a decharge, den heer L. Boodt. Summa summarum
volgde ook hier veroordeeling tot 1 10 boete of 10
dagen. Deze veroordeelde was geen onbekende in het
Forum Alcmarianum.
Medemblik.
MISHANDELING MET VARIATIES.
De 39-jarige arbeider Alle W. te Medemblik, arri
veerde ter audiëntie, ter zake een nogal levendig con
flict met den donker goudblonden getuige Wietaa
Hoogeveen, welke 16-jarige heer hij op 17 Mei beet
pakte, hem in een heg kwakte, op hem toesprong
om hem tot slot van de voorstelling te onthalen op
een flinke portie stompen en klappen, waarvan een
bloedende mond en neus het resultaat was.
Volgens den adsplrant-veroordeelde zou de jonge
heer Wietse voor die ruwe behandeling aanleiding
hebben gegeven. De Officier nam dit aan. doch ver
dachte was de redelijke perken te buiten gegaan en
werd dus f 10 boete of 10 dagen gevorderd. Uitspraak
f 5 boete of 3 dagen.
Alkmaar.
DE MOfDEL-ECHrTGENOOT.
Ter afwisseling van het eentoonig menu maakte
weer eena zijn opwachting de heer Steven Hendr. V.,
'n 32-jarig houtbewerker uit Oudorp. die op 16 Mei
zijn voormalige hulsvrouw, de 27-jarlge me. C. Jonker,
thana van beroep verkoopster, te Alkmaar in haar
rug zou hebben gestompt en haar zuster beleedlgds
door het aan haar adres uiten van een niet nader
te deflnieeren scheldwoord. Mej. Jonker had met haar
moeder, zuster en schoonzuster een bezoek gebracht
aan het St Elisabethgestlcht en werd bij de apen
kooi in de Alkmaarsche Hout door haar echtvriend
gemolesteerd. Ook spuwde hij nog een klein kindje
in een kinderwagen in het gelaat. De verdachte, als
prodeaan verdedigd dood mr. Wynne, ontkende de
feiten en had ook nog medegebracht een getuige a
decharge in den persoon van zekeren heer Eduard
van Alphen. 'n Limburger. Mej. de Waard, de uitge-
scholdene dame, erkende den verdachte vooraf een
slag in het gelaat te hebben gegeven, waardoor hij
een bloedneus bekwam. Het bloed dat uit zijn neus
vloeide zou hij in den kinderwagen hebben gespuwd.
Volgens dagvaarding zou verdachte dit zijn schoon
zuster in het gelaat hebben gedaan. De getuige a
decharge beweerde dat verdachte zijn ega niet had
mishandeld. Wèl was verdachte door een juffrouw ge
slagen. Beleedigingen ftad van Alphen niet gehoord en
het spuwen niet gezien. Verdachte protesteerde tegen
de kwalificatie van den politierechter, die hem een
„ongelikte beer" noemde.
Mr. v. d. Feen wierp het waanbegrip van verdachte,
dat hij speciaal door den Officier genomen wordt,
verre van zich en verklaarde volkomen objectief te
handelen. Gevorderd werd f 36 boete of 35 dagen
hechtenis. Dit requisitoir scheen den verdachte zeer
mee te vallen. Hij had heel wat ergera verwacht!
Mr. Wynne had nagenoeg geen gelegenheid gekre
gen zich deze zaak in te werken en refereerde pleiter
zich aan het oordeel van den rechter.
De verdachte oefende ln zijn eigen terminologie crl-
tiek op de manier waarop zijn affaires werden be
handeld en werd ten slotte in een niet bepaald malsch
klinkend vonnis tot f 35 boete of 35 dagen veroor-
niet leven kan!"
„En je familie, mijnheer Holmes en je vrienden
in New York... bedenk wat zij er van zullen zeggen.
Zul je er tegen bestand zijn?..."
„Barbara". riep hij, „waarom zeg je zulke din
gen? Luister naar mij. Je weet toch dat ik je lief
heb! En je weet ook dat alles daarbij in het niet
verzinkt. Deze woestijn heeft mij vele dingen geleerd,
rnaar niets ligt zoo diep in mijn hart als de zeker
heid dat ik je liefheb en dat al'.e andere dingen nie
tig zijn. Barbara, wees mijn vrouw."
„Maar je hebt toch eens gezegd, dat je nooit met
mij zou trouwen, hoe komt het dat je zoo ver
anderd bent?"
„Heb ik gezegd dat ik nooit met je zou trouwen?
Heb ik dat gezegd? Dat is niet mogelijk, Barbara.
Dat moet een vergissing zijn!"
Zij schudde haar hoofd. „Je hebt het gezegd. Ik zelf
heb het je hooren zeggen. Het was dien morgen toen
je gewond bij ons gebracht was en mijnheer Green
field Je kwam bezoeken. De deur van de eetkamer
stond open en zoo heb ik alles gehoord."
Men zag het hem aan dat op eenmaal alles hem
duidelijk werd.
„Heb je toen ook gehoord wat Oom Jim tot mij
gezegd heeft? Ik herinner mij dat ik toen ook de re
den gezegd heb waarom ik niet met jo trouwen zou."
„Daarna heb ik niets meer kunnen verstaan",
zeide zij eenvoudig.
Uit zijn oogen sprak het bewustzijn van een groot
geluk.
„Luister, mijn liefste. Ik heb Oom Jim toen gezegd
dat ik nooit met je zou trouwen, omdat jo een an
deren man liefhadt".
De donkere oogen van Barbara zagen hem ver
baasd aan.
„Heb je dat gedacht?"
„Ja. Ik dacht dat je Abe Lee liefhad."
„Zeker. Ik houd heel veel van Abe."
Holmes lachte. „Dat spreekt van zelf. Maar ik
dacht dat je hem liefhadt, zooals ik verlangdo dat
je mij lief zoudt hebben."
„O!".... Die uitroep was een bekentenis, een ver
klaring en een belofte van volledig begrijpen.
„Maar dat," voegde zij er bij. terwijl zij dichter
bij hem kwam, „dat zou toch niet mogelijk geweest
zijn."
Toen
Maar die woorden van Barbara. zoo men slechts
den juisten zin daarvan verstaat, vormen den
eindpaal van mijn verhaal.
Het gebeurt slechts zelden dat zij. die een groot-
sche levenstaak gekozen hebben of aan een,machti
ge liefde gehoorzamen, de vruchten oogsten van hun
zwoegen en drijven. Maar raenigmani is voor hen,
wien het allerhoogste geluk ontzegd was een zalig
heid weggelegd die de vreugde van het bezit verre
te boven gaat.
EIND F.