VAN DIT EN VAN DAT
EN VAN ALLES WAT
De doode getuige.
Toen een paard het nog winnen kon.
De Avontuurlijke Lotgevallen van Miep Muizenschrik en Bul Krakebeen
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 16 September 1933. No. 9348.
ZATF.RD AC, A VONDSt THETS
Vrij bewerkt naar een Engelsch gegeven,
door SIROLF.
Uadruk verboden
alle rechten voorbehouden).
HET was een gewone wraakgeschiede
nis tusschen dief en diefjesmaat.
Wooda wilde wraaknemen op zijn vroegere
maat „Rogers", de man die hem bij een
vroeger karweitje ijskoud in de handen
van de politie had laten loopen. Met het
gevolg, dat Rogers met de heele buit er
vandoor ging en Woods vijf jaar achter de
traliee mocht nadenken over de ongelijke
verdeeling van de rijkdom in deze wereld
en de betrekkelijke waarde van vriendschap
onder dieven. Sedert den nacht dat Ro
gers zijn kameraad in de handen van de
politie had gespeeld, hadden zij elkaar niet
meer gezien. Woods had niets meer van
hem gehoord tot juist deze week. Heel toe
vallig, terwijl hij na volbrachten diensttijd
In het huis met de vele cellen, eenige kar
weitjes had opgeknapt, die hem ruim van
nieuwe middelen hadden voorzien, en hij
eenige geestrijke dronken had genoten in
♦en kroegje, dat de veelzeggende naam van
„De Groote Slok" droeg, had hij een foto
Jn een plaatselijk blaadje gezien van het
winnende elftal van een voetbalwedstrijd.
De zegevierende voetballers waren omringd
door een aantal burgers, officials van het
kleine stadje en een van de gezichten van
die brave sportllevende burgers kwam
Woods zeer bekend voor. Langs zijn neus
weg informeerde hij bij den waard van het
kroegje, die hem verzekerde, dat die def
tige, sportllevende meneer sedert vijf jaar
in het stadje woonde in een mooi huis in
de stille buitenwijk en Rally heette. Onmid
dellijk wist Woods dat deze meneer Rally
zijn oude vriend Rogers was. En nadat hij
zijn geest met nog een weinig geestrijk
vocht gesterkt had, wandelde hij naar het
huis van den sportlievenden Rally, Nadat
hij aangebeld had, deed een keurig dienst
meisje hem open,
„Ik zou graag meneer Rally spreken,
voor een belangrijke zaak", zei hij.
„Wel, wie kan ik zeggen, dat er is?" ant
woordde het meisje weifelend. Want de
heer Woods zag er niet bepaald vertrou
wenwekkend uit. Zonder een woord te zeg
gen deed hij een stap vooruit de hall in,
terwijl het meisje angstig .terugtrad.
„De naamdoet er niet toe," beet hij haar
toe, „zeg maar, dat het dringend is!"
Het meisje verdween snel door de deur,
Woods wachtte in de hall. Even later ging
«r een deur open en verscheen een bleeke,
goedgekleede man, midden veertiger, met
scherpe, onrustige oogen, in de hall.
Woods deed uitgelaten.
„Wel, wel, oude jongen, Rogers hoe maak
jij het?"
De sportlievende heer Rally deed geen
enkele poging om zijn ware identiteit te
verbergen en zei droog: „Zoo, Woods, ben
jij het? Dat is een verrassing!"
„Ja, en niet zoo'n erge prettige, is het
wel?" zei Woods sarcastisch, „Mij had je
niet verwacht, hè mannetje?'
„Ik moet toegeven, dat het een weinig
onverwacht is, maar zoo is het lot nu een
maal! Maar wil je niet binnenkomen?"
noodigde Rogers zalvend uit.
Woods aarzelde een oogenblik en knikte
dan toestemmend: „Goed, maar denk er
om. geen revolvergrapjes met mij!"
„O, maak je niet bezorgd. Woods, Ik
ben thans- een zeer respectabel burger!"
Woods lachte smalend en volgde Rogers
in een geod-gemeubileerde kamer. Rogers
schonk uit een kristallen karaf een glas
whlskey voor hen beiden in en opende
dan het gesprek: „Wel Woods, nu je mij
eenmaal gevonden hebt, wat ben je nu van
plan te doen?"
Er kwam een valsche blik in de oogen
van Woods. Al de haat, die hij in de afge-
loopen vijf jaar jegens zijn trouweloozen
medebandiet had gekoesterd, kwam naar
boven. „Doen?" vroeg hij, „wat ik ga
doen? Niets natuurlijk! Wat zou je eigen
lijk van mij verwachten? Dat ik je om
je hals zou vallen?" Woods dronk zijn glas
uit, voor h\j verder ging. „Nee, ik ben ge
komen alleeen om je te zeggen, dat ik je ge
vonden heb en dat je een gemeene verra
der bent, dat ik voor jou vijf jaar in de
kast heb gezeten en dat ik niet bepaald
vergevensgezind ben. Je zal nog wel eens
van mij hooren, Rogers, dat is alles voor
het oogenblik. Denk daar maar eens over'
na en probeer eens. of je voortaan nog
rustig kunt slapen!" Rogers had al zijn
bewegingen zorgvuldig gevolgd, hij ging
met geen enkel woord op de beschuldiging
en de bedreiging in en sprak zoo rustig
mogelijk: ,.Wil je geen sigaar opsteken?"
Hij trok een lade open en stak zijn hand
uit naar een kistje. Woods' oogen begonnen
te schitteren, hy kreeg plotseling een idee.
In de lade had hij een revolver zien lig
gen, de revolver van Rogers... Woods liep
om de tafel heen en nam een sigaar uit
het kistje. Rogers duwde de lade weer
dicht.
„Waar logeer je eigenlijk?" vroeg hij.
terwijl hij een lucifer aanstreek. Woods
vertelde, dat hij van plan was een poosje
in „De Groote Slok" te logeeren, waar ze
ook logeerkamers hadden. Het merkwaar
dige gesprek werd nog een poosje voortge
zet, waarbij ze zich af en toe nonchalant
door de kamer bewogen. Woods bleef
steeds dreigend van toon. Terwijl Rogers
van geen vrees blijk gaf. Doch toen Woods
het huis verliet had hij de revolver van
Rogera in zijn zak, die hij met zijn beken
de handigheid uit de lade had gehaald,
terwijl hij oogenschijnlijk met nogal wat
beweging zijn handschoenen aantrok.
De revolver van Rogers... dat was het
groote plan. Als Rogers dood zou worden
gevonden met zijn wijsvinger aan den trek
ker van den revolver zou het bewijs voor
zelfmoord volkomen geleverd zijn. Er zou
geen enkele reden wezen om Woods te
verdenken. Het was natuurlijk mogelijk, dat
de waard van de „Groote Slok" zich de
vraag van Woods omtrent de foto zou her
inneren. Doch Woods had er wel voor op
gepast en zijn vraag zoo ingekleed, dat de
waard er,-niet uit had op kunnen maken,
dat Woods de z.g. Rally van vroeger ken
de. Maar dan het meisje, dat hem had
open gedaan? Wel, Rogers zou toch zeker
in de laatste dag wel meer menschen ont
vangen hebben. Bovendien was hy sport
vriend en zou dus zeker veel bezoek heb
ben. Als Woods bovendien niet probeerde
zich te verbergen, en gewoon, alsof hy van
niets wist, in het plaatsje zou blijven wo
nen, zou niemand hem er van kunnen
verdenken. Rogers te hebben om zeep ge
bracht.
Bleef alleen de kwestie van het motief.
Waarom zou Rogers zich feitelijk van kant
hebben moeten maken? Een liefdesgeschie
denis? Dat zou een reuze mop zijn! Want
Woods wist heel goed, dat Rogers een
vrouwenhater was. Dien avond hield
Woods zich bezig met het schrijven van
drie merkwaardige brieven, met verdraaide
hand, brieven van een vrouw. Een adres
schreef hij er natuurlijk niet op. Ze waren
alleen onderteekend met Jeanne. De brie
ven kwamen alle drie op hetzelfde neer, en
deelden Rogers in krasse termen mede, dat
„ze" niets meer van hem wilde weten en
voorgoed uit zijn leven verdween. Woods
vouwde ze op en verfrommelde ze om ze
een ouden Indruk te geven. Den volgenden
dag bleef hij den heelen dag thuis. En
toen hij 's avonds in de schemering naar
Roger's huis ging. had hij zijn pet diep
over zijn oogen getrokken en droeg hij een
vale overjas van een onopvallende, alge-
meene kleur. Vlak bij het huis bleef hij
staan en verborg zich achter een boschje.
Een man kwam het tuinpad af. In de
duisternis herkende hij alleen den merk-
waardigen gang van Rogers. Waarom zou
iemand zich niet in zijn eigen tuin van
kant maken? Daar was niets op tegen!
Zelfmoordenaars deden vreemde dingen.
Woods stapte te voorschijn en toen Rogers
vlak by was, richtte hij zijn revolver, waar
op hij een geluiddemper had aangebracht,
een scherpe klik... een zwaar gekreun en
dan zwaaide de gestalte van Rogers zijde
lings om en viel neer met een doffen slag.
Woods boog zich over hem hen en over
tuigde zich er van dat de hoek, waaronder
hy hem had neergeschoten, zoodanig was,
dat iemand zich zelf met deze revolver zou
hebben kunnen doodschieten. Hij tilde de
hand van Rogers op. Er zat een hand
schoen aan, die hy evenwei niet trachtte te
verwijderen. Voorzichtig stopte hij den re
volver in de verstilde hand. De wijsvin
ger legde hij om den trekker, de vinger
begon reeds stijf te worden... hij sidderde,
ondanks zijn verhard gemoed. Snel stopte
hij de liefdesbrieven in den binnenzak van
Rogers. Dan stond hij op en snelde heen.
Nog nooit had hij den afstand tusschen
het huis van Rogers en „De Groote Slok"
zoo snel afgelegd. Niemand lette op zijn
De eerste locomotief was lang geen „Flying Scotsman" met een uursnel
heid van boven de 150 K.M. Dit bleek wel zeer sterk toen men dezer dagen
te Chicago den historischen wedstrijd tusschen een paardentram en de eer
ste locomotief nog eens hield, waarbij 't paard zegevierend uit den strijd te
voorschijn kwam. Op bovenstaand plaatje zien we deze merkwaardige rit
afgebeeld.
binnenkomen. Op tafel stond een glas.
Woods pakte het op en liep er nonchalant
mee naar de toonbank. „Geef mij er nog
eentje!" bestelde hij. Op de klok zag hij,
dat hij nog geen twaalf minuten was weg
geweest. Hij durfde er haast wel om te
wedden, dat minstens vijf menschen zouden
durven bezweren dat hij niet was wegge
weest.
Niettegenstaande dit alles, werd Woods
nog geen vier en twintig uur later gear
resteerd op aanwijzing van het dienst
meisje van Rogers. En toen Woods voor
zyn rechters stond, hoorde hij deze aan
klacht tegen zich uiten door den officier
van justitie: „Beklaagde is een dag te vo
ren op dreigende manier het huis van ver-
slagene binnengedrongen. In den zak van
verslagene heeft men een brief gevonden,
die aan beklaagde in „De Groote Slok"
was geadresseerd. Misschien was Rally,
alias Rogers. op weg om dien brief te
pesten. Misschien ook was deze brief een
poging van Rogers, vóórdat hij zelfmoord
pleegde, om de verdenking op Woods te
werpen, want uit den brief kan men -le
zen, dat hij Woods een groote som aan
bood om hem verder met rust te laten.
Maar. uit de verdere bewijzen zal duide
lijk worden, dat hier geen sprake is van
zelfmoord. Wat is het alibi van beklaag
de? Hij geeft voor den heelen avond in
„De Groote Slok" te zijo geweest. Doch
er zijn getuigen om te bewijzen, dat juist
op het tijdstip van den moord, er een
vechtpartij in het café plaats vond. Doch
toen men Woods daarover ondervroeg,
wist hy van deze vechipartij niets af.
Tenslotte nog dit: Zelfmoord kunnen we
geheel en al uitschakelen. Er is één doode
getuige die kan bewijzen, dat Rogers geen
zelfmoord kan hebben gepleegd met dien
revolver, op de manier, waarop hij dien
vasthield, toen men hem vond. Want... de
moordenaar heeft het misschien vergeten,
of er niet aan gedacht, maar... Rogers
miste een vinger, de wijsvinger! De vin
ger van zijn handschoen 'was opgevuld, er
zat geen echte vinger in."
HUMOR.
De trein zette zich juist in beweging.
Maneer Haas stak hevig opgewonden zijn
hoofd uit het coupévenster en bulderde
tegen den witkiel: Stomme ezel. die je
daar bent, waarom heb je mijn bagage
niet in mijn coupé gezet, zooals ik je ge
zegd had?
Uw bagage is niet zoo stom. als U,
meneer Uw bagage staat in den goeden
trein naar Parijs, op het eerste perron, die
U hebben moest!
„Moet U zich niet noodig een vrachtauto
aanschaffen?" vroeg de automobielverkoo-
per aan den boer.
Nee, nee, ik heb zoo juist een koe ge
kocht!
Maar U kunt toch niet op een koe
naar de stad ryden?
Dat is waar, maar die vrachtauto van
je, kan je die melken?
136. Bul en Knipstaart besproeiden
nu flink alle ramen, zoodat elk
stofje verdween. Dit werd nog eens
herhaald, maar nu moesten de ra
men nog gedroogd worden. Fluks
haalde Bul zijn motortje, blies de
staart met verwarmde lucht op en
deze werd met zooveel kracht weer
uitgelaten, dat alles prachtig droog
werd.
137. Binnen een uur waren ze weer
bij den portier. Wat, zegt deze, zijn
jullie al klaar? Maar dat is onmo
gelijk! Heusch hoor. gaat U maar
kijken. En hoewel de portier niet
kon begrijpen, hoe ze het geleverd
hadden, moest hij toch erkennen, dat
het nog nocit zoo schoon was ge
weest als nu. En hoe hy ook vroeg
hoe het gebeurd was, ze zeiden bet
niet. Dat bleef hun geheim, 's
Nachts droomde ons drietal van drie
glazenwasschers, die in een oogen
blik schatrijk waren, en in een
prachtig huis woonden.
138. Den volgenden dag mocht Bul
met een auto naar een ziekenhuis
rijden, om er een paar matrossen te
halen, en omdat Jan de wacht, zoo
heette de portier, geen werk had
voor Miep (want ze deed alles zoo
vlug) mochten zij en Knipstaart
meee. Dat was een feest! Bul zette
zich aan 't stuur en daar ging het.
139. Daar kwamen ze bij een punt,
waar een politieagent op een stoel
tje stond. Zyri handen staken soms
naar alle kanten tegelijk uit. Bul,
die eerst flink door wilde rijden om
op te schieten, moest plotseling stop
pen. O, jeminee, daar hadden ze al
weer wat op hun geweten. De poli
tieman kwam naar hen toe en gaf
hen een bekeuring, omdat ze over
den stopstreep waren gereden. Bul
gaf op alle vragen behoorlijk ant
woord en mocht toen doorrijden,
wat hem erg meeviel.
140. Knipstaart was van schrik on
der het stuur gekropen, zoodat Bul
haast haar hoofd fijn had gedrukt.
Maar alles liep gelukkig goed af en
na eenige minuten reden ze het voor
plein van 't ziekenhuis op. Afgespro"
ken was. dat Bul naar binnen zou
gaan terwijl de anderen op de auto
zouden passen.