Alléén achtergebleven
in Alexandrië.
Uit ragfijne draadjes bestaat
Uw linnengoed
een pak Persil op
3 emmers water
Zaterdag 16 September 1933.
SCHAGER COURANT.
Derde blad. No. 9348
De grove, met de hand geweven stoffen,
zooals onze grootmoeders die nog droegen,
zijn er bijna niet meer.
Daarom dient men tegenwoordig, voor die
fijne weefsels, een waschmethode toe te
passen waarbij het goed volkomen gespaard
blijft. Vóór alles moet hard wrijven en
boenen vermeden worden.
Met Persil. het eenige zelfwerkende wasch-
middel. krijgt U - met eenmaal kort koken -
zónder wrijven en boenen een hagelwitte
en heerlijk frisch ruikende wasch.
Gebruikt Persil echter steeds alléén, zonder
eenige toevoeging van zeep of zeeppoeder. En
zooals de gebruiksaanwijzing het aangeeft:
Om de wasch in de week te zetten en schraal water zacht te maken
„Henco Henkei's wasch- en bleeksoda.
Amok op een bruiloft.
Bittere nood in de dessa.
(Eerst oplossen In een beetje koud
water tot eeD papje, zonder klonten).
Persil blijft Persil
E. Ostermonn Co. t Mondei Mij N.V., Amsterdam.
Fabrieken te Jutphaas bij Utrecht.
VRUCHTELOOZE POGINGEN OM MIJN MAKKER
TE REDDEN. HIJ VERTREKT PER SCHIP
MET ONBEKENDE BESTEMMING.
HOE MEN MET WEINIG GELD
IN EEN WEELDESTAD
KAN LEVEN. ONBE
ANTWOORDE
VRAGEN.
(Van onzen reizenden correspondent).
ALEXANDRIE, Augustus.
ER was geen uitkomst meer mogelijk. Mijn mak
ker zou worden teruggezonden, hoewel hij een
doorreisvisum had. En waar zou hij worden af
gezet? Een visum voor Tripolitanië had hij niet
meer. Pas te Tunis zou aan aan land kunnen gaan. Hoe
en waar moesten we elkander dan weder ontmoeten?
In den trein tusschen Cairo en Alexandrië overlegde
Jk.
Er was nog één mogelijkheid. Indien de Italiaansche
scheepvaartmaatschappij, met wier schip we waren ge
komen en die mijn Tsjechische makker weder zou moe
ten terugvaren naar onbekende bestemming, myn mo
torrijwiel en zijspan in pand zou willen nemen en daar
voor zich "borg zou willen stellen voor mijn makker, zou
alles gered zijn.
Een half uur vóór het vertrek van het schip, waarop
mijn makker zich. streng bewaakt door politie, nog
steeds bevond, kwam ik aan de haven. Eén der heeren
van de scheepvaartmaatschappij was dadelijk bereid op
mijn voorstel in te gaan. De havenpolitie had steeds
gesproken van een waarborg van tien Engelsche of
Egyptische ponden. De walkapitein van de scheepvaart
onderneming nam mii per automobiel mede naar het
bureau der havenpolitie.
Een Europeesch Engelsch sprekend politieman stond
er ons te woord en verhoogde plotseling de verlangde
waarborgsom op twintig pond. Zooveel geld had de
vertegenwoordiger der scheepvaartmaatschappij niet bij
zich, maar hij verklaarde zich bereid schriftelijk zich
tot dezen waarborg te verbinden.
„Daarop ga ik niet in", zeide de politieman. „De som
moet baar worden betaald".
Deze kerel, die boos was. omdat hij ten opzichte van
m\j zijn zin niet had kunnen doordrijven, wilde daarom
wraak nemen.
Er viel niets meer aan te veranderen. Over enkele
minuten moest de boot vertrekken en er bleef mfj niets
anders over dan terug te keeren naar de haven om af
scheid te nemen van mijn makker, die weg moest va
ren met onbekende bestemming.
„Hier, te Alexandrië. of te Beyrouth moeten we el
kander weerzien", zoo werd onze afspraak.
Onzen gemeenschappelijken, grooten koffer liet ik
nog snel aan boord dragen, opdat mijn makker des
noods nog iets te verkoopen zou hebben. Al mijn geld.
met uitzondering van één Engelsch pond gaf ik hem.
„Zorg goed voor onze machine", waren zijn laatste
woorden bij ons afscheid.
Een plein in Alexandrië in het
Europee sche gedeelte.
Het schip voer weg en ik stond moedeloos bij ons
driewielig voertuigje op de kaden.
Op het dek zag ik mijn makker, schijnbaar onbewo
gen, kalm. hoog opgericht, dezen eigenaardigen kerel,
met wien ik bijna drie jaar heb rond gezworven door
de Turksche bergen, tusschen de Koerden, door de Sy
rische woestijn, door de woestijnen van Libië, door de
bergen van Spanje, van Algarüe.
Dorst hebben we geleden in de zandzeeën van Afri
ka en Azië, honger in de steen-eenzaamheid van Ana-
tobië; lustige feesten hebben we gevierd aan den oever
van den Bosporus te Konstantinopel en in de wonder
lijk schoone tuinen van Damascus... en nu voer hij
weg. Waarheen? Zouden we elkander terugzien? Waar?
Wanneer?
Op deze vragen was geen antwoord. Ik had ook niet
veel tijd te overleggen. Andere zorgen hielden me be
zig. Onze machine moest worden ondergebracht; ik
moest, zonder bagage en bijna zonder geld een hotel
vinden.
In een der magazijnen der douane liet ik in een af
gesloten ruimte ons driewielig voertuigje. Naar Euro
pa moest ik per luchtpost schrijven om geld. Telegra-
feeren zou te veel kosten.
Ik vond een goed en niet te duur hotel, waar ik, rei
ziger zonder reisgoed, drie dagen vooruit betaalde, wat
me ongeveer de helft van mijn geld kostte. Ik reken
de erop, dat ik in drie dagen het vertrouwen van den
hótelbestuurder zou hebben gewonnen, zoodat ik cre-
diet zou krijgen. Eer geld voor m ij zou komen, zou
minstens een week vêrloopen.
Alexandrië is voor een deel een weeldestad met pa
leizen, groote café's en restaurants, prachtige hotels,
maar er wonen ook menschen, die met heel bescheiden
middelen moeten rondkomen en deze menscben leven
van weinige piasters (een piaster is het honderdste deel
van een Engelsch of Egyptisch pond) per dag. Hun
voorbeeld moesi Ik volgen.
Om een stad werkelijk te leeren kennen moet men
niet te veel geld In zijn zak hebben. Een arbeider, die
met een gering loon drie maanden in een stad wqont.
weet van die stad meer, dan een rijk man, die zijn in
trek neemt in een groot hotel, zich overal laat rond
rijden en in de voorname restaurants eet.
Ik liep rond en zocht naar goedkoope eetgelegerihe-
den. Verschillende kleine eethuisjes zag ik, waarop het
woord „foul" stond. Wat kon dit beteekenen? vroeg ik
mo ai.
Den tweeden dag wist ik het. „Foul" zijn bruine boo-
nen. In zulke restaurantjes worden verkocht platte
brooden, zoo groot als een pannekoek, gevuld met
bruine boonen, een paar stukjes paradijsappel, uien.
salade. Zoo'n brood kost een halve piaster en men moet
een goed eter zijn om er drie van te verorberen. Met
één Engelsch pond is men in zulke restaurantjes voor
een geheele maand gevrijwaard tegen honger.
Om niet steeds alleen „foul" te eten, kan men op
goedkoope wijze zijn voeding afwisselen, 's Morgenn
gaan er Joodsche en Arabische kooplieden rond met
een grooten mancl aan den arm. In dien mand hebben
ze langwerpige, Europeesche wittebroodjes, een potje
boter, een blik verduurzaamde stonijnvisch, kaas, worst,
marmelade. Bij deze menscben kan men belegde brood
jes koopen, ook weder voor een halve piaster per stuk.
In het weelderige Alexandrië vindt men toch ook kof
fiehuizen, waar men voor een halven piaster een groot
glas thee met suiker en citroen krijgt. Voor twee pias
ters kan men zich dus een rijkelijk ontbijt bezorgen;
drie flinke belegde versche wittebroodjes en een glas
thee.
Na drie dagen al had ik mijn vasten koopman van
belegde broodjes, een Arabier, die 's morgens te ne
gen uur zyn vaste standplaats had onder de boomen
van een parkje. Daar stond hij dan, omgeven door zijn
klanten, meest gichelende winkelmeisjes, kantoorbe
dienden en chauffeurs, die me steeds verbaasd aanke
ken, omdat ik niet, zooals de anderen, één broodje,
maar er vijf of zes kocht. „Wat een veelvraat", dach
ten die anderen. Ze konden niet weten, dat die broodjes
mijn ontbijt, mijn middageten en mijn avondmaaltijd
vormden.
Nu en daji kocht ik enkele sigaretten, de goedkoop
ste, en een'courant. Dat was mijn eenige weelde. Op
straat vertoonde ik me zoo min mogelijk om niet te
zien hoe anderen schuimend bier dronken of vruchten
ijs aten. Een glas bier... ja, ik. kon het nog koopen,
maar het kostte evenveel als voor mij een heelen dag
eten, belegde broodjes van een halven piaster of bruine
boonen. en daarmede moest ik rekenen.
Eiken dag werd mijn toestand onaangenamer. m\jn
overhemd vuiler, mijn boordje ontoonbaarder. Al mijn
hebben en houden zat in den koffer, dien ik mijn mak
ker had mede gegeven en een nieuw overhemd of
boordje kon ik niet koopen, voordat er geld zou zijn
gekomen. Schoenen worden hier in de hotels niet ge
poetst. Dit laat men op straat doen door een der on
telbare schoenpoetsers, doch... dit kost een halve pi
aster. evenveel als een belegd broodje of een bordje
bruine boonen. Dus liep ik met ongepoetste schoenen.
Het is nuttig nu en dan zoo in moeilijke omstandig
heden rond te loopen. Men ontdekt diepe levenswijshe
den, b.v.; het lekkerste bier, is dat. wat anderen drin
ken (nog nimmer had ik bier zoo begeerlijk gevonden
als toen ik het zelf niet kon koopen) of: geld komt
altijd later dan men hoopt; of: de eigenlijke vriend
schap begint pas als men van elkander is.
Ja. dafc was het: half hongerend, moest ik telkens
denken aan mijn Tsjechischsr. makker, den lotgenoot
bij zoovele avonturen, Waar was hij? Waar zat hij? had
hij het nog niet slechter dan ik? Wanneer zou ik iets
van hem hooren? Zouden we elkander wederzien?
Waar? Wanneer?
Verlaten, verweerd stond in het magazijn der douane
onze dappere motorfiets, waarnaar ik nu en dan eens
met wanhoop in het hart ging kijken.
J. K BREDERODE.
DIT ONZE OOST
Vier vrouwen gedood.
Aneta seint uit Amboina:
Op het eiland Taüaboe heeft een Boetonnees tijdens
het huwelijksfeest van zijn dochter amok gemaakt. Hij
doodde vier vrouwen en bracht drie vrouwen en een
man verwondingen toe. De dader werd gewond, doch
wist te ontkomen. De gezaghebber van Sasana is met
een militaire patrouille uitgetrokken tot opsporing van
den dader. De gewonden zijn per K.P.B.-schip van Am-
bon overgebracht. De toestand van twee hunner is zeer
ernstig.
De bevolking kan niet meer tegen de
situatie op.
De Indische Crt. wijdt een paar hoofdartikelen aan
den tegenwoordigen toestand in ons Indië:
Op de pasars in de grootere dessa's vindt ge thans
Javanen, die rustig afwachten of nabij een warong of
kookstalletje niet een been of ander afval wordt weg-
geworpen, waarvan zij zich dan met graagte meester
maken. In Jogja liepen vroeger zeer oude vrouwen, in
diepen nood legende, de vuilnisbakken af om daar -vat
van haar gading te zoeken. Maar thans vindt ge deze
GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN
verkoopen wij onder GARANTIE en op PROEF.
Garage C NIEUWLAND BERGEN.
stumpers onder de mannen in de dessa, die nog kort
geleden tot de arbeidende klasse behoorden.
Deze feiten wijzen er op, dat de situatie daar inder
daad zeer ernstig is. De bevolking hééft zich niet vol
komen op den nieuwen toestand ingesteld. Integendeel
zij worstelt er mee. Zij is niet in staat, dien toestand
te beheerschen. Zij kan er niet meer tegen op.
Er is hier en daar een zekere berusting te constatee-
ren. Heeft de Javaan trouwens ooit anders gedaan dan
berusten? Maar er behoeft niet veel te gebeuren, of de
ellende treedt naar buiten. Reeds heeft in een der re-
genschappen een hongeroptocht plaats gehad. Als po
litieke opruiers nu de gelegenheid krijgen om zich in
de dessa te nestelen, is het leed niet te overzien.
Er is verslagenheid.
Een kenner van het platteland schetste de situatie
aldus: De bevolking leeft op haar minimum. Zij ver
keert in dien gevaarlijken zwevenden toestand, welken
ge ook aantreft in een streek, welke geïnfecteerd is
met cholera zonder dat deze nog is uitgebroken. Er is
verslagenheid, er is angst, er is afwachting, die alle
in hun tegendeel zullen verkeeren zoodra de ziekte
haar slachtoffers eischt.
De toestand is niet overal gelijk. In den Preanger
bijvoorbeeld moet hij zich niet zoo ongunstig ontwik
kelen. Maar dat zijn uitzonderingen. Regel is, dat de
dessa in nood verkeert. En wie weet, welke beteeke-
nis de dessa voor geheel het maatschappelijk bestel
heeft, zal beseffen, welk een uiterlijke krachtsinspan
ning thans van het bestuur wordt gevergd en hoe on
vergeeflijk de regeering zou hebben gehandeld, indien
".ij aan lieden als Soekarno, die het volk geen redding
unnen bieden, het slechts in groote ellende weten te
icmpelen, de vrije hand had gelaten.
Fr is thans voor Indië geen ernstiger probleem dan
lat der dessa. Het gaat er nu spannen. Allekrachten
ten goede gemobiliseerd om haar te redden uit den
ergsten nood!