Zijn laatste avontuur
Arrondissementsrechtbank te Alkmaar
Donderdag 28 September 1933. SCHAGER COURANT.
Tweede blad. No. 9355
Nieuw dames-record.
Uit 7000 mededingsters gekozen.
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
ZITTING VAN DINSDAG 26 SEPTEMBER
Jacobus P., Alkmaar, gedetineerd. vaJschheid in ge
schrifte en verduistering. 12 maanden gev., waarvan 8
maanden voorw. met proeftijd van 3 jaar.
Ate V.. Castricum, diefstal onder verzwarende om
standigheden, 4 maanden gev. voorw. met proeftijd
van 3 jaar.
Nïc. v. d. A., Castricum. heling, f 10 boete of 5 dagen-
Ate V-, Corn V. en Joh. Nic. F., Castricum. no. 3
gedetineerd, diefstal onder verzwarende omstandighe
den: le. 4 maanden en 2e. 6 maanden gev. voorw. met
3 proefjaren; no. 3 (2 maanden gev. onvoorw.).
Joh. Nic. F.. Castricum (gedetineerd), heling en dief
stal als voren. 6 maanden gev. met algeheele aftrek
yan voorarrest.
M id woud.
LANDELIJKE ZWIJNTJESJAGER.
De verdachte Reinder E.. geb. 15 April 1910 te Gie
ten. arbeider, thans gedetineerd, verscheen op den hem
aangewezen zetel ter zake het feit. dat hij op 8 Augus
tus te Midwoud een tegen 'n damhek staand rijwiel,
toebehoorende aan den arbeider H. Couwenhoven uit
de Wijzend, had weggepakt en wederrechtelijk zich had
toegeëigend. Dat hij het rijwiel had weggenomen, kon
hij moeilijk loochenen, doch de toeëigening ontkende
hij en voerde als bewijs aan, dat hij het rijwiel aan het
politiebureau te Purmerend had terugbezorgd.
Overigens was de verdachte juist geen toonbeeld van
braafheid en had hij zijn debuut al. gemaakt als land-
looper en dief,
De Officier wierp 'n ander licht op het bezorgen van
de fiets op het politiebureau. Verdachte had zich daar
namelijk ten einde raad zelf aangegeven als rijwieldief.
De Officier achtte dus het excuus van Reinder niet
voldoende om hem te disculpeeren en requireerde 1
jaar gevangenisstraf.
Mr. Thomas uit Hoorn, verdediger, vermeende daaren
tegen dat de wederrechtelijke toeëigening allerminst
was bewezen, zooals bleek uit de omstandigheid, dat
verdachte zich zelf op het politiebureau had aange
meld. Zijn bedoeling was, weer te worden opgezonden
naar Veenhuizen als landlooper en zeer zeker niet om
als rijwieldief naar de gevangenis te worden verwezen.
Verdediger haalde nog aan een analoog geval uit de
jurisprudentie en concludeerde derhalve vrijspraak,
subsidair ontslag van rechtsvervolging.
Voorts erzocht pleiter voor verdachte onmiddellijke
invrijheidstelling. De officier repliceerde en verzette
zich tegen de invrijheidstelling, die ten slotte werd af
gewezen.
Den Helder.
DEN KELDERSCHE BLAUWBAARD. ACHT
MAANDEN GEVORDERD.
Een Heldersch ingezetene, genaamd Wilhelmus Jae-
W. té Den Helder, aan wien een zeer ernstig misdrijf
werd ten laste gelegd, was niet in persoon verschenen
en ontbrak ook zijn geachte verdediger op het appèl.
Hem werd dan aangewreven, dat hij op 28 Mei zijn
geliefde, Juliana Homburg, had getracht van het leven
te berooven, door haar keel met zijn vingers te om
klemmen, teneinde haar te worgen. Het jonge meisje,
dat zich alstoen bevond ten huize van den heer J. Vis
eer. werd gelukkig tijdig ontzet door de echtgenoote
van den heer Visser, mej. Berta Oltmans.
Het meisje zag reeds blauw, was al erg benauwd en
op het punt van haar bewustzijn te verliezen. De lieve
vrijer had haar te voren al gedreigd met een mes en
zeide thans, toen hij het meisje verliet, veelbeteekenend:
iRinen een week b en je d'r geweest!
Bedoelde galant was bij de fam. Visser ln den kost
geweest, terwijl het meisje aldaar dienst deed als dag
meisje. Het kwam tot een verloving, doch kennelijk
was mej. Homburg niet volmaakt gelukkig met haar
aanbidder, wat bij hem vermoedelijk kwaad bloed zette-
Toen op bewusten dag mej. Visser de kamer binnen
trad, lag het meisje achterover op de tafel en hield
verdachte haar keel omklemd. Mej. Visser verklaarde
nog, dat het jonge mensch overigens nogal royaal was
ïen haar vele cadeuax gaf.
De heer Officier achtte de poging tot doodslag bewe-
een en vorderde 8 maanden gevangenisstraf.
Wervershoof.
DE VERWISSELDE NAAIMACHINE.
De 53-jarige, reeds tamelijk vergrijsde opticien en
raaimachinehandelaar Nicolaas Sch. te Wervershoof,
had in het najaar van 1932 ter reparatie ontvangen van
mej. Neeltje Degeling, wed. van H. BTandsen, aldaar,
ëen naaimachine, welke machine de heer S. zond naar
den naaimachine-reparateur Maschmeijer te Amster
dam. Het scheen evenwel mej. Brandsen wel wat te
FEUILLETON.
Humoristische roman van
JOH BRANDT.
En nu vertelde Emil een boeiend verhaal van voor
niets terugdeizende bandieten, die hem overvallen., uit
zijn auto gezet en totaal uitgeschud hadden. Zijn fan
tasie maakte de kromste sprongen. Zijn belevenissen
werden steeds gruwelijker, maar hoe onwaarschijnlij
ker ziin verhaal klonk, hoe gretiger het door de om
standers werd aangenomen.
De veldwachter schreef tot zijn vingers hem zeer de
den, maar tenslotte raakte Emil's fantasie toch uitge
put en hij beëindigde het verhaal met het reeds bij het
begin voorgenomen materialistische slot: „Ja, beste
menschen, ik kan jullie verzekeren, dat ik een paar
angstige uren heb doorgemaakt, maar nu zal een van
jullie toch wel zoo goed willen zijn mij wat te eten en
te drinken te geven!"
Een toestemmend gemompel ging door de rij toehoor-
ders, welke intusschen nog steeds was aangegroeid.
De veldwachter, die door het plotseling verschijnen
van een zoo belangrijke persoonlijkheid min of meer
op den achtergrond was geraakt, meende, dat thans
een daad van hem geëischt werd. Op barschen toon
snauwde hij de omstanders toe den graaf en hem door
te laten. Eerbiedig maakte men plaats. Emil wenkte
de hem nog steeds aanstarende menigte met een ko
ninklijk gebaar toe en maakte zich gereed den veld
wachter te volgen. Eensklaps bemerkte deze echter, dat
de hooge gast blootvoets was en daar hij niet kon ver-
Jangen, dat het adellijke slachtoffer van een roofover
val hem zoo op zijn verren tocht naar het dorp zou
vergezellen, verzocht hij den omstanders voor een
paard en wagen te willen zorgen, waaraan onmiddellijk
door vier vijf menschen werd voldaan.
Tien minuten later troonde Emil hoog boven op een
boerenwagen, naast zich den veldwachter, dien vanaf
zijn verhevenheid met een minachtenden blik op 'zijn
medemenschen neerzag en vóór zich de breede rug
lang te duren en om haa.r tevreden te stellen, gaf de
heer S. haar tijdelijk een naaimachine van zijn echt
genoote in bruikleen.
Aan den vrachtrijder Dol had de heer S. voorts op-
docht gegeven, direct de machine na ontvangst maar
direct naar de weduwe Brandsen te brengen.
Het scheen echter met die naaimachine-geschiedenis
r.iet heelemaal in den haak te zijn, aangezien thans de
commissionair terecht stond ter zake verduistering van
Wed. Brandsen's naaimachine, waaibij hij verdedigd
werd door mr. Wijnhaus uit Hoorn, welke raadsman
een tweetal getuigen a décharge, den vrachtrijder Dol
en de echtgenoote van verdachte, voorbracht
In verband met deze zaak legde de eigenaresse der
naaimachine, de 82-jarige weduwe Brandsen, haar ver
klaringen af en typeerde haar machine als lichtbruin
van kleur. Een machine met kast werd thans binnen
gesleept door een griffieklerk, doch volgens getuige
was dit niet de machine, die door haar ter reparatie
was afgegeven. Zij erkende tijdelijk een naaimachine
ten gebruike te hebben gekregen. Later ontving zij nog
weer een andere machine, die evenmin aan haar toebe
hoorde. zooals direct bij ontvangst door haar werd
waargenomen. Haar machme was veel mooier, ver
klaarde de oude vrouw, die nog zeer kras en rap van
tong was. Daar zaten rooie bloemetjes op aan den voor
kant De geleende naaimachine had verdachte zelf 'te-
ruggehaald. Volgens verdachte was de aanwezige naai
machine dezelfde als de vrachtrijder Nieuwboer had
teruggebracht.
Mr. Smal, alsnog in dit proces optredende en zich
namens zijn cliënte, mej. wed. Brandsen, civiele partij
stellende diende een eisch tot schadevergoeding ten
bedrage van 60 gulden in. Verdachte kon zich daarmee
niet vereenigen en beweerde, dat wed. Brandsen nog
geen 10 gulden schade had geleden, welk bedrag hij la
ter nog reduceerde tot nihil. De president noemde het
bedrag van f 60 voor een oude machine belachelijk,
waarop mr. Smal het bedrag verminderde tot f 50.
Een vroegere buurvrouw van de wed. Brandsen be
schreef de naaimachine als lichtbruin met bloemetjes
en ontkende dat de aanwezige machine dezelfde was.
Verdachte beweerde, dat die wèl de machine was.
Mej. J. GrootBrandsen, dochter van de oude we
duwe, wonende te Spierdijk, herkende evenmin de aan
wezige machine als moederis eigendom. Moeder's ma
chine was veel zwaarder, 'n pracht van een machine,
zei ze met stemverheffing.
De vrachtrijder Nieuwboer had de origineele naai
machine gehaald bij de wed. Brandsen en gebracht bij
verdachte. Later had hij de thans aanwezige machine
in opdracht van den gem.-veldwachter naar het ge
rechtsgebouw te Alkmaar overgebracht.
De 51-jarige heer A. Maschmeijer, koopman te Am
sterdam en wonende te Bergen, had in zijn zaak op 3
of 4 Augustus ter reparatie ontvangen van verdachte
een Anker-naaimachine. Deze <expert schatte de waarde
van een oude machine met een dergelijk systeem op 15
gulden en betoogde voorts, dat een mogelijke verwisse
ling der machines den verdachte géén voordeel had
De Poolsche athleete, Stella Walaslewicz, liep te
Warschau de 69 meter in 7.3 en de 100 meter in 11.8
sec. Beide tijden van deze Poolsche Olympia-mede-
dingster zijn wereldrecords.
kunnen brengen. Hij achtte voorts verdachte orediet-
waardig.
Hierop werden gehoord de getuigen a décharge, de
vrachtrijder T. Dol en mej, S„ echtgenoote van ver
dachte D© heer Dol ontkende dat tijdens het vervoer
een verwisseling der machines had plaats gevonden.
Mej. Sch. had de machine boven gezet en had haar
eigen machine aan de wed. Brandsen in bruikleen ge
geven.
De Officier liet het naaimachine-drama nog eens kor
telings de revue passeeren. Oorspronkelijk had hij de
zaak geseponeerd en later op aandringen van den zoon
der weduwe alsnog doorgezet. Thans echter was de Of
ficier nog niet wijzer geworden en waar hier alle posi
tieve aanwijzingen ontbraken, vermeende de Officier
niet anders te kunnen doen dan vrijspraak te requiree-
ren in dit raadselachtig proces.
Bovendien had de Officier nog een brief ontvangen
van den burgemeester van Wervershoof, die den vei^-
dachte beschouwde als 18 karaats soliede.
Mr. Wienhaus dankte voor de keurige behandeling
van de zaak en refereerde zich, na de feiten nog eens
te hebben nagegaan, aan het requisitoir, in de hoop dat
verdachte, een zeer respectabel burger, volkomen zou
worden gerehabiliteerd.
Verdachte werd daarop direct vrijgesproken.
Heilco.
EEN GEFINGEERDE INBRAAK.
De 51-jarige heer Corn. N-, geboren te Nijmegen, en
wonende te Heiloo. voorheen administrateur van het
Gem. Electriciteitsbedrijf aldaar, stond terecht naar
Een van de grootste moderne Engelsche oorlogsvliegtuigen, die op het oogenblik meedoet
aan de vloot-manoeuvres op de Oostkust van Schotland. Te hopen, dat het bij dit kost
bare, doch onschuldige gebruik blijft.
van een stoeren boerenzoon, die de zweep over het
paard legde en zich benijd wist door velen van hen,
die zich rondom het vehikel met zijn kostbare last
verdrongen.
Het lot was Emil gunstig geweest, toen hy het aar
dige dorp Riesenau als operatieterrein uitkoos. Tot
hier was het gif van den nieuwen tijd nog niet doorge
drongen; men hield aan de goede, oude zeden vast, be
wees den drager van een adellijken titel den eerbied,
die hem van oudsher toekwam en zoo kon het gebeu
ren, dat Emil met de noodige gastvrijheid in het beste
hotel van het dorp werd opgenomen en verpleegd.
Voorloopig op kosten van het gemeentebestuur, maar
ook vele prominente burgers wedijverden met elkaar
om den graaf van dienst te kunnen zijn.
Emil liet zich dat alles genadiglijk welgevallen, al
meende hij dan ook zich van zijn kant evenmin onbe
tuigd te mogen laten. Weliswaar bleef het voorloopig
bij toezeggingen op het gebied van onderscheidingen,
eerebaantjes en dergelijke, maar menig eerzaam burger
van Riesenau maakte hij toch op deze wijze gelukkig
en zijn populairiteit steeg dan ook met het uur.
Reeds een terloops gedaan verzoek hem wat geld te
willen leenen was voldoende geweest om de vele wel
doeners, die hem omringden, naar hun binnenzak te
doen tasten. Om hen van zijn credietwaardigheid, zoo
dat althans nog noodig mocht zijn, te overtuigen, liet
hij een indrukwekkenden aangeteekenden brief naar
het postkantoor brengen, waarin hij, naar hij beweerde,
zijn bankier opdroeg hem een paar duizend mark ter
dekking van zijn „voorloopige uitgaven" te zenden.
Geduldig wachtte men tot deze opdracht zou worden
uitgevoerd; men kon immers niet weten, dat men bin
nen afzienbaren tijd niet op eenig antwoord behoefde te
rekenen, daar het couvert slechts een blanco vel post
papier bevatte! Maar voor Emil werd daardoor de mo
gelijkheid geschapen zonder wantrouwen te wekken
zijn verblijf in Riesenau nog eenigen tijd te verlengen
en daarbij slechts het juiste oogenblik om te verdwij
nen in het oog te houden. In geen geval wenschte hij
door onverwachte gebeurtenissen te worden overvallen.
Met alles hield hij rekening; niets kon hem ontgaan.
Tot Alois Timmei zijn pad kruiste.
Timmei was de uitgever en eenige medewerker van
Riesenaus Nieuws- en Advertentieblad, welks inhoud
gewoonlijk bestond uit marktberichten en den burger
lijken stand. Maar daarin kwam nu plotseling veran
dering. Timmei werd actief en voedde de nieuwsgierig
heid van zijn medeburgers nog slechts door Interviews
en artikelen, welke alle betrekking hadden op den adel
lijken gast en den lezer nauwkeurig over diens doen en
laten, verleden en toekomstplannen inlichtten. Emil ge
noot er van zijn fantastische verhalen zelfs gedrukt te
zien en hij werd niet moe Alois Timmer steeds voor
nieuwe interessante er. avontuurlijke belevenissen uit
zijn veelbewogen leven op te disschen.
Zooals elk mensch streefde Timmei echter naar hoo-
gere idealen. Al spoedig stelde hij zioh niet meer te
vreden met den beperkten lezerskring van Riesenau,
maar begon hij afzet voor zijn artikelen te zoeken in
de groote pers. Nu bood zich voor hem eindelijk de
kans. Dies zette hij zioh achter zijn schrijfbureau,
schreef een boeiend artikel over de wonderbaarlijke
redding van den door struikroovers overvallen Graaf
Rolf Godau en zond deze sensatie naar de bladen in
Berlijn.
Weliswaar werd zijn artikel hier naast andere, be
langrijker mededeelingen besnoeid tot een blijkbaar on-
beteekenend bericht, maar er was toch iemand, die het
met een zucht van verlichting ontdekte.
En dat was Leo Kestenberg.
VI
Zoo naderde de eerste van de maand, de dag, waar
op voor het eerst Rolf's rente aan Kestenberg ten deel
zou vallen. Wat Kestenberg echter vooruit voorzien
had, gebeurde; ondanks de door beide partijen get.ee-
kende overeenkomst weigerde de bank de rente aan
hem uit te betalen, zoolang hij niet in staat was door
Rol's handteekening aan te toonen. dat deze nog in
leven was. Maar hoe moest Kestenberg nu in hemels
naam aan de handteekening komen van een man, die
ongetwijfeld zelfmoord had gepleegd?!
Doch ziet, daar bracht het krantenbericht plotseling
uitkomst. Hij was gered!
Geen minuut liet Kestenberg meer verloren gaan. Hij
liet zich met een auto naar Riesenau brengen en stapte
voor ..De roode leeuw" uit.
Emil had zich na een voortreffelijk middagmaal juist
in zijn apartementen terug getrokken, toen er geklopt
werd.
„Binnen!"
Kestenberg voldeed aan de invitatie, maar bleef op
den drempel verbaasd staan.
„Pardon", stamelde hij „ik blijk me vergist te heb
ben. Ik wou graaf Godau spreken.,."
„Die ben ik", lachte Emil. „Wat is er van uw dienst?"
Maar reeds onmiddellijk daarop betreurde hy het zoo
aanleiding van het feit, dat hij omtrent 30 Januari 1933
een bedrag van f 4439.14 of f 4426.65 of f 3542.50, al
thans een bedrag van f 3000 aan bankpapier, dat hij
in zijn bediening onder zich had, had verduisterd door
het in een kolenbak onder een brandstoffenkist te ver
bergen, waarop hij bij de politie aangifte deed, dat een
bedrag van f 4439.14 hem zou zijn ontstolen.
Voorts dat hij een bedrag van f 200 aan bankpapier
dat hij eveneens als ambtenaar onder zich had, ver
pakt in een enveloppe op den openbaren weg had ge
worpen met het doel de aanwezigheid van dat geld te
verheimelijken.
Ten slotte, dat hij den majoor der Rijksveldwacht
H. Steen valschelijk aangifte had gedaan van hoven-
gemelden diefstal.
Deze fantast, die thans op vrye voeten en aanwezig
was en omstreeks 1 jaar in dienst der gemeente
Heiloo en genoot een jaarwedde van f 1800.
Als getuigen a charge werden gehoord Jhr. N. van
Foreest, burgemeester, majoor H. Steen en de heer
S. N. A. Borst, arbeider, allen te Heiloo.
Verdachte werd juridisch bijgestaan door mr Prins
te Alkmaar.
Verdachte beweerde niet in den knel te hebben ge
zeten, maar dat zijn vrouw hem had medegedeeld, dat
hij sinds 3 jaar werd bedrogen door zijn schoonzoon.
Charlotte Henry, een 19-jarig meisje nit Brooklyn,
speelt de titelrol in de film „Alice in het Wonder
land", naar den roman van Lewis Caroll, wiens boek
een wereldsacces werd.
Voorts verklaarde hij zijn vrouw te hebben willen dood-
sohieten en dat hij voorts in zijn overspanning niet
precies meer wist wat hij gedaan had.
Vast stond echter dat hy een. verzekering had geslo
ten tegen inbraak en de president hem sterk verdacht
hiervan door middel van een geënsceneerde inbraak
gebruik te hebben willen maken ten zijnen voordeele.
Verdachte ontkende dit en beweerde dat een neef
van zyn schoonzoon had ontvangen een valsche cheque,
waarmede een auto zou zijn betaald. Vervolgens deed
hij een verhaal van oplichtng, dat voor ons vrijwel
onbegrijpelijk was. Hij had het over een verkwistend
jongmensch, dat per vliegmachine overkwam en 'n be
jaard echtpaar dat door hem werd onderhouden. Ook
werd in dit verhaal nog genoemd den persoon van eea
inmiddels overledenmakelaar te Alkmaar. Mr. van
Leeuwen speelde eveneens nog een rol in dit relaas.
Zijn vrouw was 20 jaar ziek geweest en als door een
wonder genezen, zoodat hij op den bewusten dag met
haar was wezen schaatsenrijden en dit feit had hem
ook veel emotie gegeven. Hy was krankzinnig van
drift geweest en kon niet realiseeren, wat hij dien
avond had uitgespookt.
Wel wist hij dat hy geld op straat had uitgestrooid.
De, op telefonisch verzoek van zijn dochter gearriveer
de rijks- en gemeentepolitoe had hij aangifte gedaan
van den gefingeerden inbraak en diefstal. Ook aan de
verzekeringsmaatschappij had hij kennis gegeven.
De president opperde de veronderstelling dat hij la
ter het geld weer had willen opdelven, om er dan mooi
weer van te spelen. Deze aangifte getuigde van een
onbedachtzaam zyn naam te hebben genoemd. Deze
vreemdeling zag er niet uit, alsof hij tot de brave bur
gers van Riesenau behoorde. Reeds zijn kleeding ver
ried, dathij uit een groote stad kwam, Politie? Plotse
ling werd het Emil onbehaaglijk te moede. Langzaam
trad hij op den vreemdeling toe.
„Wie bent u?" vroeg hij grof. En wat wil u hier?"
Hij had de eerste kaart op tafel gegooid. Nu kon hij
niet meer terug. Het spel moest tot het eind toe ge
speeld worden.
Kestenberg was geen held en hoewel hij er zich over
verbaasde dat deze man zioh voor den, hem maar al te
goed bekenden graaf Godau uitgaf, achtte hij het, in
verband met de houding van dit heerschap, toch ge-
wenscht voorloopig niets van zijn verwondering te la
ten blijken. Zijn stem klonk dan ook bepaald onderda
nig, toen hij antwoordde: „Meneer de graaf, wanneer
ik u niet derangeer, zou ik u beleefd willen verzoeken
mij een kort onderhoud toe te staan."
Emil kwam nog iets naderbij en plantte zich nu wijd
beens vlak voor zijn bezoeker.
..U wenscht?!"
Kestenberg voelde zich allerminst op zijn gemak. De
man was een stuk grooter dan hij en zag er gespierd
uit. Maar als het er om ging zijn geld, het liefste wat
hij had, te verdedigen, dan kon Kestenberg ook heroi-
sche neigingen vertoonen. Voor alle zekerheid echter
legde hij zijn hand op den knop van de deur, toen hij,
Emil, vast in de oogen kijkend, antwoordde: „Ik heb
de eer graaf Godau persoonlijk te kennen."
Hij zweeg en waohtte, bereid tot den sprong. Maar
toen het antwoord uitbleef, vervolgde hij... en ik moet
zeggen, dat u zeer veranderd bent... ongelooflijk ver
anderd zelfs... men zou bijna kunnen zeggen..."
Hij pauzeerde even, als om den ander gelegenheid te
geven zijn woorden goed in zich op te nemen.
„Wat wilt u daarmee zeggen?" stoof Emil plotseling
op.
Kestenberg haalde de schouders op en bleef zwijgen.
„Ik heb het wel niet noodig den eerste den beste te
woord te staan," verzekerde Emil, „maar om aan die
dwaze praatjes een eind te maken alsjeblieft!"
Hij haalde de pas uit zijn zak en gaf deze met een
resoluut gebaar aan Kestenberg. Deze bladerde het do
cument vluchtig door en ontdekte onmiddellijk de be
smeurde foto. Er was geen twijfel mogelijk of hij hield
Rolf's pas in de hand.
Wordt vervolgd.