Moord in den IJpoider. Onze zonderlinge avonturen in Alexandrië Minister Oud ZIJN STIJVE NEK IN 8 UUR GENEZEN KLOOSTERBALSEM Zaterdag 30 September 1933. SCHAGER COURANT. Vierde blad. No. 9356 doet een beroep op ons volk. NAAR EEN LAGER LEVENSPEIL. DOOR KLOOSTERBALSEM IX DE GEVANGENIS. DE STRIJD OM DE VRIJHEID. EEN ONGASTVRIJ LAND. (Van onzen reizenden correspondent). ALEXANDRIE. September. MEN had ons verteld, dat mijn Tsjechische reis makker weliswaar niet zijn vrijheid zou krij gen in Alexandrië. maar dat men hem niet als een gevangene zou beschouwen. Hu zou in een goede kamer met goede voeding wonen. Daarvoor zouden dertig piasters (één pond sterling zijn ongeveer honderd piasters) moeten worden betaald. Dezelfde Engelsche politieman, die oorspronkelijk mij en hem alle last had bezorgd, kreeg dadelijk met hem te doen en behandelde hem wél als een gevangene, als een misdadiger, ontnam hem alles wat hij bij zich had, tot zijn tandborstel toe. Daarna werd mijn makker op gesloten in een vertrek van een politiebureau bij de haven, onder bewaking van aanvankelijk zeer barsche Arabische politiebeambten. Het was ten hemel schreiend Ik liet het er natuurlijk niet bij. Ik protesteerde, betoog de. bedreigde. Men vertelde mij, dat mijn makker in vrijheid zou worden gesteld, zoodra ik een voldoende waarborgsom kon storten. Op mijn vraag hoe groot die waarborgsom moest zijn, kreeg ik geen duidelijk antwoord. Intus- Bchen wachtte ik geld, dat niet aankwam. Na heftige gesprekken, werd mij toegezegd, dat mijn makker de beschikking zou krijgen over zijn reisgoed, maar het duurde nog twee dagen voor die belofte werd vervuld. De eerste, die voor mijn Tsjechisohen makker iets ten goede uitrichtte, was... de Belgische consul-generaal te Alexandrië. een consul „de carrière". De directeur van „Het Laatste Nieuws" te Brussel zond me een telegram met den raad me ook tot den Belgischen con- mil-generaal te wenden en me daarbij te beroepen op mijn medewerking aan een Belgisch blad. De Belgi sche consul-generaal, dien ik het geval uiteenzette, belde dadelijk de politie op en een uur later werd mijn mak ker in het bezit gesteld van zijn reisgoed, kreeg hij tandborstel en scheergereedschap terug en werd hem zelfs vergunning verleend nu en dan in den gang van het politiebureel te rooken. Het eten, dat mijn makker werd verstrekt, was slecht en onvoldoende. De waarde ervan bedroeg geen zes pi aster, terwijl voor zijn verblijf dertig piaster moest wor den betaald. Ik vroeg bij de politie aan, waar de rest van het geld bleef. Dit werd. zoo zeide men mij, betaald aan de Arabische politiemannen, die voor de bewaking extra-dienst moesten verrichten. Deze Arabische poli tiemannen, desgevraagd, verklaarden mij, door bemid deling van een tolk. dat geen hunner extra-dienst deed en geen hunner extra-betaling kreeg. Ik stelde de Tsjechische legatie te Cairo van het ge beurde in kennis, zonder veel hoop op uitwerking, want bij mijn vroeger bezoek aan die legatie had ik er niet anders gevonden dan een onbeduidend jongmensch met zeer weinig zelfvertrouwen. Tot het Egyptische ministerie van binnenlandsche zaken wendde ik me, maar... de minister was afwezig. Bij al mijn pogingen den toestand voor mijn makker te verbeteren, en hem zoo mogelijk te bevrijden, vond ik de grootste hulp en steun bij een in Antwerpen ge boren Nederlander, die behalve Nederlandsch met eenigszins Antwerpschen tongval, ook nog Arabisch, Engelsch, Fransch en Italiaansch spreekt en met een Sloveensche vrouw is getrouwd. Hij vergezelde me bij al mijn tochten naar verschil lende overheidspersonen en hielp mij zoo noodig als tolk, schold in het Engelsch, schimpte in het Arabisch en vloekte zijn verontwaardiging in het Nederlandsch. Eiken dag gingen hij en ik tezamen of ieder alleen den gevangen vriend opzoeken. Zijn de overheidspersonen te Alexandrië eindelijk tot de meening gekomen, dat de toestand te gek werd? Of was er een andere invloed in het spel? Het is mij on bekend. Zeker is alleen, dat na eenige dagen mijn mak ker plotseling in vrijheid werd gesteld op voorwaarde, dat ik, zoodra ik geld zou hebben ontvangen, een waar borgsom zou storten, waartoe ik me op eerewoord ver plichtte.' Het was een grootsch oogenblik. toen we tezamen met onzen koffer per rijtuigje op weg gingen naar het Thames-hótel, waar ik een kamer had en de waard me, in vol vertrouwen in mijn persoon, niet te lastig was gevallen om betaling. Een uur later kwam geld uit Europa voor me aan. Ik kon de verlangde waarborg storten, maar nu vond de politie dit plotseling niet noodig. Ze had, zoo zeide men mij, voldoende vertrouwen in mijn persoon. Indien dit vertrouwen eerder ware gekomen, had ons dit heel veel moeite, onaangenaamheden, ontberingen en uitgaven gespaard. Het dwaaste is, dat een land, waar zulke dingen, als wij ondervonden mogelijk zijn, tracht het reizigersver keer te lokken. Niet sterk genoeg kan ik toeristen af raden zich in Egypte te wagen. Ons geval staat niet alleen. Toen ik me dezer dagen hier op het Fransche consulaat bevond, verscheen er een Egyptische dame, wier dochter met een Fransch- man is getrouwd en daardoor Fransch onderdaan ia geworden. Aan de dochter werd niet toegestaan te lan den en eerst door de krachtdadige tusschenkomst van den Franschen consul kon de dochter haar moeder be zoeken. Op het bureau van de havenpolitie hoorde ik een Europeaan (ik weet niet van welke nationaliteit), er heftig tegen protesteeren, dat zijn vrouw, die per schip was aangekomen, niet aan land mocht Het gekste is, dat by al deze strengheid en willekeur. Alexandrië de haven is, waar de meeste sluikhandel wordt gedreven in cocaïne, opium en dergelijke verbo den verdoovingsmiddelen. Het publiek fluistert, dat verscheidene overheidsper sonen bij dezen sluikhandel betrokken zijn en dat door optreden tegen onschuldige reizigers moet worden be wezen, dat waakzaamheid heerscht Uit deze ware geschiedenis onzer zonderlinge avon turen te Alexandrië zou de lezer tot de meening kun nen komen, dat ik mijn reis door Egypte niet met de noodige zorg heb voorbereid. Deze conclusie zou evenwel onjuist zijn. Reeds uit Tripolitanië en Cirenaïca heb ik in brieven aan het Nederlandsche consulaat te Alexandrië van onze komst kennis gegeven; in een brief heb ik verzocht te voorko men, dat voor mij poste restante aangekomen geldbrie- ven door den post zouden worden teruggezonden, in dien ik langer wegbleef, dan ik eerst kon vermoeden. In den anderen brief heb ik, onder vermelding voor welke bladen ik werk, verzocht alles te doeil (een en kele telefonische mededeeling aan de politie zou vol doende zijn geweest) om landing van ons en onze ma chine te vergemakkelijken. Deze brieven waren in het Nederlandsch geschreven. De Nederlandsche consul is een Nederlander, maar... kent geen woord Neder landsch, en heeft ook geen personeel dat onze taal kent. Z/jn overgrootvader schijnt in Nederland te heb ben gewoond en zoo komt hij aan zijn Nederlandsche nationaliteit. De man, Maurice N. Leon, is in Afrika geboren en is, wat wij noemen, geheel een „Levantijn". Hij beweert mijn tweeden brief niet te hebben ontvan gen, maar in verband met mijn eersten brief wèl aan de post te hebben verzocht mijn geldbrieven niet terug te zenden. Aan de post weet men daarvan niets. Schepen op de NyL Te Egypte bestaat nog het recht der vreemdelingen slechts door een eigen rechtbank, naar eigen wetten te worden veroordeeld. Deze consul, niet Nederlandsch kennende Nederlander, is dus ook rechter. Hij is in het bezit van de Nederlandsche wetboeken, die hij niet lezen kan. Zeer verbaasd was hij van mij te hooren, dat in Nederland reeds meer dan zestig jaar de doodstraf is afgeschaft. Hij wist dat niet. Dezen vertegenwoordiger van Nederlandsche belan gen heb ik er van den aanvang op gewezen, dat mijn finantieele belangen in het spel waren, dat mijn ge- heele reis in duigen dreigde te vallen, indien hij niet voorkwam, dat mijn onmisbare medewerker, chauffeur, mecanicien, woestijnreiziger, gids voor Syrië, Irak, Per- zië, Engelschrlndië, tolk voor de Turksche en Perzi sche taal, werd teruggezonden. Deze Levantijnsche on-Nederlandsche Nederlandsche consul hield vol, „met uw medewerker heb ik niets te maken. Dat is een Tsjech" (een Tsjechische consul is er te Alexandrië niet). Ik zette uiteen, dat het om mijn (dus Nederlandsch) geld ging. Het was nutteloos. Een Engelsche politie-inspecteur hier zeide me: „Hoe konden we naar uw uiteenzettingen luisteren, terwijl uw consul er onverschillig tegenover bleef. Eén woord van hem zou alles in orde hebben gebracht." Voor mij beteekent deze geschiedenis een schoon ver lies van meer dan zevenhonderd gulden, die ik met mijn vulpenhouder weder tezamen moet trachten te werken. Het is alleen te danken aan de welwillende finantieele ondersteuning van enkele bladen, dat dit alles voor mij niet is uitgeloopen op een schipbreuk, een onder gang. Erger dan de houding van den Levantijn, die hier de Nederlandsche belangen moet behartigen, was de houding van den Nederlandschen zaakgelastigde, den heer C. H. Schuller tot Peursum, een diplomaat „de carrière", die te Cairo tijdelijk onzen gezant vervangt. Den eersten keer, dat ik me tot hem wendde draai de hij er zich uit met het feit, dat ik mijn paspoort niet by me had (het paspoort was zonder protest van den consul, mij door de politie afgenomen.) Hij kon dus niets voor me doen, zette hij uiteen. Den tweeden keer. dat ik me persoonlijk tot hem wendde (ik had er de reis naar Cairo voor gemaakt) had ik een verklaring van den consul bij me. Dezelfde uitvlucht kon dus geen dienst doen. Ik had tot het laatst gewacht. Elk oogenblik kon voor mij weder geld komen en liever redde ik mijzelf zonder den zaakgelastigde. Deze heer wilde eerst naar Den Haag telegrafeeren, indien ik daarvoor het geld nederlegde, om te vragen of hij voor me kon optreden (er was slechts een enkele telefonische mededeeling aan de Egyptische overheid noodig). Voor zulk een telegrafische beraadslaging was even wel geen tijd meer en bovendien zou een uiteenzetting heel veel geld, een halve gulden per woord, hebben ge kost Honend besprak de heer Schuller het geval: „Zoo reizend journalist zijn, is een mooi leven. Dat zou ik ook wel willen. En dan in dezen moeilijken tijd kunt u er nog een chauffeur op nahouden. Het is geen klei nigheid." Mijn lezers weten, dat mijn leven vaak verbonden is (zooals in de Libische woestijn) met harde ontberingen en herhaald levensgevaar. Het gebabbel van een twaalfjarigen knaap moest ik daar uit den mond van een diplomaat aanhooren. Het was de eerste maal, dat ik me geschaamd heb een Ne derlander te zijn. En het was ook de eerste maal, dat ik bij een Neder landschen diplomatieken of consulairen vertegenwoor diger zulk een ervaring opdeed. Steeds heb ik overal de krachtigste medewerking ondervonden, zooals nog onlangs van den Nederlandschen gezant te Rome bij mijn onverwachte moeilijkheden te Bengasi en zooals vroeger in oorlogstijd, toen zoowel de Nederlandsche gezant te Parijs als die te Londen b.v. me bevrijdden uit de gevangenis te Duinkerken. Onze vertegenwoordiging in Egypte laat vrijwel al les te wenschen over. Het is niet slechts mijn meening, maai; ook die van andere Nederlanders, o.a. van enkele kapiteins, die ik ontmoette en van enkele hier wonen de landgenooten. J. K BREDERODE. 'S LANDS FINANCIëN EN HET VOORUITZICHT VOOR DE NAASTE TOEKOMST. Donderdagavond heeft de minister van Fi nanciën, M r. P. J. O u d, een radio-rede gehou den over de Millioenennota, Hy heeft daarin op populaire, voor een ieder begrijpelijke ma nier de totstandkoming van de rijksbegrooting uiteengezet en een overzicht gegeven van de maatregelen, die de regeering noodig acht voor het herstel van het financieele evenwicht. MR. P. J. OUD, Minister van Finan ciën. In het kort zette minister Oud dan uiteen hoe de begrooting tot stand komt. Ieder Minister stelt voor zijn departement voorloopig de bedragen vast, die hij meent voor het volgend jaar te behoeven. Deze voor- loopige cijfers worden aan den Minister van Financiën medegedeeld, die zijnerzijds doet ramen, wat de ver moedelijke opbrengst der inkomsten zal zijn. Zoo wordt een voorloopig saldo van inkomsten en uitgaven ver kregen. Blijkt daarbij, dat de uitgaven de inkomsten overtreffen, dan wordt tusschen de Ministers overleg gepleegd, op welke wijze het tekort zal zijn te dekken. Mr. Oud zette verder uiteen, hoe op het aanvanke lijk bestaande tekort van 267 millioen aanstonds in mindering kan worden gebracht een som van 76 milli oen; doch het is absoluut noodzakelijk het overblijven de tekort van 190 millioen te overbruggen. In het bij zonder de begrootingen van Onderwijs, De fensie en Waterstaat, zullen verminde ring moeten ondergaan, Aan het slot van zijn causerie zeide de minster: De aangekondigde maatregelen zijn bijna zonder uit zondering, van den meest onaangenamen aard. Zij vin den hun rechtvaardiging dan ook alleen in hun abso lute noodzakelijkheid. Wij bevinden ons in een van die tijdsgewrichten in de geschiedenis der mensehheid, waarin zich veranderingen voltrekken van een geweldi gen omvang. Iedere crisisperiode is een stadium in een groeiproces. De crisis is het ziekteverschijinsel in de maatschappelijke ontwikkeling. Nooit keeren na een cri sis de toestanden weer, zooals ze voor de crisis wajen- Naar mate de crisis breeder om zich heengrijpt en groef ter diepte heeft, zullen de veranderingen van verder strekkende beteekenis zijn. De komende nieuwe toestanden maken aan- v' passing noodzakelijk. Het aanpassingsproces is te moeilijker en te pynlyker naarmate de veran deringen grooter zijn. Al weet niemand hoe zich de zaken precies zullen ontwikkelen, dit staat wel vast, voor ieder, die de dingen wil zien, zooals ze werkelyk zijn, dat wy ons moe ten gaan instellen op een leven, dat Ligt op een lager peil dan wy tot dusver zijn gewend. Het zal ons niet baten voor dit feit de oogen te slui ten. Doen wy dit wel en gaan wy voort, zonder ons iets aan te trekken van de teekenen des tyds, dan zullen de gevolgen voor ons alles des te erger zyn. Geen groep uit ons volk kan zich onttrekken aan de noodzakelijkheid om harerzijds het vereischte offer te brengen. Heti s de plicht van de regeering er daarbij oprecht naar te streven, dat niet van den een iets wordt gevraagd, dat onredelijk is tegenover wat anderen moe ten brengen. W!ij hebben in dezen tijd aan één ding voor alles behoefte, dat wij allen tezamen de handen ineen slaan om ons volk heen te loodsen door den gevaarlijken tijd. waarin wij leven, In het kabinet hebben zich man nen van de meest uiteenloopende richting vereenigd, om zonder iets van eigen overtuiging of beginsel prijs te geven, te zamen dezen arbeid te verrichten. Het ka binet zal zijn taak alleen kunnen vervullen, indien het zich gedragen zal weten door het bewustzijn, dat ons volk beseft, dat het zoo eenmaal moet en niet anders kan. Wie zich goed rekenschap geeft van den bestaan- den toestand zal zich matigen in zy'n critiek. Hij zal begrijpen, dat de omstandigheden van het tegenwoordig*» nu eenmaal niet gedoogen, dat harde maatregelen ach terwege worden gelaten. Hij zal ook begrijpen, dat de stuurmanskunst in onze dagen moeilijker is dan ooit, en dat protesteeren gemakkelijker is dan een beteren weg te wijzen. Wanneer het zoo algemeen wordt ingezien, dan behoeven wy in Nederland niet te wanhopen. Dan zal ons volk de kracht hebben om ook de zen tijd te doorstaan en dan zullen wij straks, wanneer wij weer zullen zijn aangeland op een vasten bodem, al moge deze dan lager liggen dan voorheen, onzen arbeid tot verhooging van het welvaartspeil weer kunnen hervatten. EXPLOSIE IN POOLSCHE KRUITFABRIEK. Drie dooden en 25 gewonden. Uit Warschau; In de nationale kruitfabriek bij Ra den heeft een ontploffing plaats gehad, waardoor twee gebouwen geheel verwoest werden. Drie arbei ders zijn gedood, terwijl er vijf ernstig gewond wer den. VoOrts hebben nog 20 personen lichte verwon dingen opgeloopen De ruiten van dc huizen wer den in een omtrek van verscheidene kilometers ver nield. Omtrent de oorzaak van de ontploffing ver keert men nog in het onzekere. DAGELIJKS 20 MENSCHEN GEDOOD. Uit Tokoio: Volgens een opgave van het observa torium alhier worden in Japan eiken dag meer dan 20 personen door aardbevingen gedood. In de laatste tien jaren hebben er 22.000 aardbe vingen plaats gehad, waarbij in totaal 7.790 personen om het leven zijn gekomen. Deze cijfers omvatten niet de vreeselijke aardbe ving, die in 1922 Kwanton teisterde, waarbij 9.930 j dooden te betreuren waren. Een stijve nek behoeft Ge dus niet langer te hebben pIk had den geheelen dag door regen achtig weer geloopen met een sner penden wind. Toen ik s'avonds thuis kwam, kon ik mijn hoofd niet meer bewegen, zoo stijf waren de spieren van mijn nek. Ik ging vroeg naar bed maar liet mij tevoren eens stevig wrij ven met Kloosterbalsem, 's Morgens was ik verrast te bemerken, dat er van mijn stijve nek niets meer te be speuren was. De Kloosterbalsem had mij in een enkelen nacht, of in 8 uur van m'n hevige stijve nek af geholpen. S. Sch. te den H. AtflfFD'C ORIGINEEL TER INZAGE „Geen goud zoo goed" Onovertroffen by brand-en snij wonden Ook ongeëvenaard als wrijfmiddel b(j Rheumatiek, spit en pynlyke spieren Overal per pot v. 20 gr. f 0.60 en 50 gr. f 1. Een jongeman in koelen bloede doodge schoten. De dader voortvluchtig. Amsterdam, 28 Sept. In den Grooten IJpoider in de nabijheid van den Hornweg heeft zich in den nacht van Woensdag op Donderdag een ernstig dra ma afgespeeld, waarbij een 25-jarige jongeman van het leven is beroofd. Twee jongemannen keerden kort na middernacht met hun meisjes, twee zusters, van een bruiloft naar huis terug. In de omgeving van hun woningen begaf een van de jongemannen zich met zijn meisje in een schuur, gelegen dicht bij de Ford-fabrieken. Zijn vriend verwijderde zich met zijn meisje achter de schuur. Kort nadat zij in de schuur gegaan waren, werd er op de deur geklopt. De jongeman opende de deur. Wat daarna gebeurd is, staat nog niet geheel vast. De indringer richtte een zaklantaarn op den jonge man, die, volgens verklaringen van het meisje, ge roepen moet hebben; „Arie, dat moet je niet doen!" Direct daarop is een schot gevallen en viel de jon geman dood neer. Vermoedelijk is hot. de 25-jarige Gerrit van der Hoeven, woonachtig in den IJpoider. Een landbouwer, die in de onmiddellijke nabijheid van de schuur, waar de moord heeft plaats gehad, woont, hoorde het schot en ging onmiddellijk op on derzoek uit. De dader was intusschen reeds verdwe nen. De politie van Halfweg werd gewaarschuwd, die op haar beurt de Amsterdamsche politie van het gebeurde in kennis stelde, (laar dc moord op Ain- sterdamsch grondgebied had plaats gehad. Onmid dellijk werd een uitgebreid onderzoek ingesteld. De geheele IJpoider werd afgezet, evenals de toegan gen tot Halfweg. Tot hedenmorgen vroeg had men echter geen spoor van den dader onüekt. Volgens een andere lezing moet dc indringer bij het binnenkomen van de schuur geroepen hebben; „Ben jij hel Arie?" Toen daarop ja'' geantwoord werd, viel het schot. Het lijk van den verslagene is naar het Wilhcl- mina-gasthuis te Amsterdam overgebracht. Wat de motieven voor den daad zijn geweest is nog niet bekend. Bij het verzenden van dit bericht stond de naam van het slachtoffer nog niet definitief vast. In een der berichten, die wij ontvingen, wordt gesproken van en zekeren Moerkerken. Het meisje, dat getuige was van den moord, kon over den dader geen enkele inlichting verschaffen. Het onderzoek der politie. De politie heeft het onderzoek naar den moord bij de Hornhoevc in den Grooten IJpoider met kracht voortgezet, onder leiding van den Commissaris J. Thuman. Hij werd daarin bijgestaan door de mobiele brigade. In den vroegen morgen zijn twee mannen, die in den polder wonen, gearresteerd. Zij zijn geconfronteerd met de personen, die in den nacht bij den moord in de nabijheid waren. Geen van allen heeft een dezer mannen hrrkend. Zij zijn daarop weer op vrije voeten gesteld. Dc politie heeft niet de overtuiging, dat minnenijd in het spel zou zijn. Zij acht het niet uitgesloten, dat diefstal de aanleiding van de vreeselijke dnacl is geweest. Er zijn in den polder in den laatsten tijd toch tal van rijwieldiefstallen gepleegd. Veronder steld wordt, dat de dader van deze diefstallen weer up het pad is geweest. Hij heeft toen vannacht de deur van het pikdonkere schuurtje geopend. Toen hij zijn electrische lantaarn ontstak stond hij voor twee personen, die liij daar niet had verwacht. In zijn schrik heeft hij toen geschoten. Het. meisje heeft den man niet herkend en daarom staat het ook niet vast, dat hij Arie heet. Alleen heeft het slachtoffer ge vraagd bij het ontsteken van de lantaarn: „Bon jij het Arie?" Dc politie, zet haar onderzoek ook voort in de rich ting Zaandam, waar het slachtoffer dikwijls met vrienden verschillende café s bezocht. Toch is het vermoeden groot, dat men in Amster dam moet zoeken, want twee surveilleerende agen ten hebben hedenmorgen in de vroegte op een polder^ weg een man ontmoet, die wel beantwoordde aan het vage signalement, dat van den dader bekend is. Het is toch een als werkman gekleed persoon, nog al gezet, met grijze jas en grijze jockeypet. De agenten, die van den moord niets afwisten, hebben den man laten loopen, die in de richting van de stad is verdwenen. Nog geen spoor van den dader. De publicaties in de Pers over het nachtelijk dra ma in den Grooten IJpoider hebben tot gevolg ge had, dat cenige personen zich in verbinding hebben gesteld met de politie van het buren.Mamixstraat Jtaampoort), welke het onderzoek in deze zaak leidt. Hun inlichtingen, die naar zij meenden, zouden kun nen leiden tot de ontdekking van dengenc, die den boerenarbeider G. Verhoef heeft doodgeschoten, bic ken bij onderzoek, naar wij te middernacht verna-i men, op niets te zijn uitgeloopen..

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 13