Moord in den IJpoider.
Onze zonderlinge avonturen
in Alexandrië
Minister Oud
ZIJN STIJVE NEK
IN 8 UUR GENEZEN
KLOOSTERBALSEM
Zaterdag 30 September 1933.
SCHAGER COURANT.
Vierde blad. No. 9356
doet een beroep op ons volk.
NAAR EEN LAGER LEVENSPEIL.
DOOR KLOOSTERBALSEM
IX DE GEVANGENIS. DE STRIJD OM DE
VRIJHEID. EEN ONGASTVRIJ LAND.
(Van onzen reizenden correspondent).
ALEXANDRIE. September.
MEN had ons verteld, dat mijn Tsjechische reis
makker weliswaar niet zijn vrijheid zou krij
gen in Alexandrië. maar dat men hem niet
als een gevangene zou beschouwen. Hu zou in
een goede kamer met goede voeding wonen. Daarvoor
zouden dertig piasters (één pond sterling zijn ongeveer
honderd piasters) moeten worden betaald.
Dezelfde Engelsche politieman, die oorspronkelijk mij
en hem alle last had bezorgd, kreeg dadelijk met hem
te doen en behandelde hem wél als een gevangene, als
een misdadiger, ontnam hem alles wat hij bij zich had,
tot zijn tandborstel toe. Daarna werd mijn makker op
gesloten in een vertrek van een politiebureau bij de
haven, onder bewaking van aanvankelijk zeer barsche
Arabische politiebeambten. Het was ten hemel schreiend
Ik liet het er natuurlijk niet bij. Ik protesteerde, betoog
de. bedreigde.
Men vertelde mij, dat mijn makker in vrijheid zou
worden gesteld, zoodra ik een voldoende waarborgsom
kon storten. Op mijn vraag hoe groot die waarborgsom
moest zijn, kreeg ik geen duidelijk antwoord. Intus-
Bchen wachtte ik geld, dat niet aankwam.
Na heftige gesprekken, werd mij toegezegd, dat mijn
makker de beschikking zou krijgen over zijn reisgoed,
maar het duurde nog twee dagen voor die belofte werd
vervuld.
De eerste, die voor mijn Tsjechisohen makker iets
ten goede uitrichtte, was... de Belgische consul-generaal
te Alexandrië. een consul „de carrière". De directeur
van „Het Laatste Nieuws" te Brussel zond me een
telegram met den raad me ook tot den Belgischen con-
mil-generaal te wenden en me daarbij te beroepen op
mijn medewerking aan een Belgisch blad. De Belgi
sche consul-generaal, dien ik het geval uiteenzette, belde
dadelijk de politie op en een uur later werd mijn mak
ker in het bezit gesteld van zijn reisgoed, kreeg hij
tandborstel en scheergereedschap terug en werd hem
zelfs vergunning verleend nu en dan in den gang van
het politiebureel te rooken.
Het eten, dat mijn makker werd verstrekt, was slecht
en onvoldoende. De waarde ervan bedroeg geen zes pi
aster, terwijl voor zijn verblijf dertig piaster moest wor
den betaald. Ik vroeg bij de politie aan, waar de rest
van het geld bleef. Dit werd. zoo zeide men mij, betaald
aan de Arabische politiemannen, die voor de bewaking
extra-dienst moesten verrichten. Deze Arabische poli
tiemannen, desgevraagd, verklaarden mij, door bemid
deling van een tolk. dat geen hunner extra-dienst deed
en geen hunner extra-betaling kreeg.
Ik stelde de Tsjechische legatie te Cairo van het ge
beurde in kennis, zonder veel hoop op uitwerking, want
bij mijn vroeger bezoek aan die legatie had ik er niet
anders gevonden dan een onbeduidend jongmensch met
zeer weinig zelfvertrouwen.
Tot het Egyptische ministerie van binnenlandsche
zaken wendde ik me, maar... de minister was afwezig.
Bij al mijn pogingen den toestand voor mijn makker
te verbeteren, en hem zoo mogelijk te bevrijden, vond
ik de grootste hulp en steun bij een in Antwerpen ge
boren Nederlander, die behalve Nederlandsch met
eenigszins Antwerpschen tongval, ook nog Arabisch,
Engelsch, Fransch en Italiaansch spreekt en met een
Sloveensche vrouw is getrouwd.
Hij vergezelde me bij al mijn tochten naar verschil
lende overheidspersonen en hielp mij zoo noodig als
tolk, schold in het Engelsch, schimpte in het Arabisch
en vloekte zijn verontwaardiging in het Nederlandsch.
Eiken dag gingen hij en ik tezamen of ieder alleen den
gevangen vriend opzoeken.
Zijn de overheidspersonen te Alexandrië eindelijk tot
de meening gekomen, dat de toestand te gek werd? Of
was er een andere invloed in het spel? Het is mij on
bekend. Zeker is alleen, dat na eenige dagen mijn mak
ker plotseling in vrijheid werd gesteld op voorwaarde,
dat ik, zoodra ik geld zou hebben ontvangen, een waar
borgsom zou storten, waartoe ik me op eerewoord ver
plichtte.'
Het was een grootsch oogenblik. toen we tezamen
met onzen koffer per rijtuigje op weg gingen naar het
Thames-hótel, waar ik een kamer had en de waard me,
in vol vertrouwen in mijn persoon, niet te lastig was
gevallen om betaling.
Een uur later kwam geld uit Europa voor me aan.
Ik kon de verlangde waarborg storten, maar nu vond
de politie dit plotseling niet noodig. Ze had, zoo zeide
men mij, voldoende vertrouwen in mijn persoon.
Indien dit vertrouwen eerder ware gekomen, had ons
dit heel veel moeite, onaangenaamheden, ontberingen
en uitgaven gespaard.
Het dwaaste is, dat een land, waar zulke dingen, als
wij ondervonden mogelijk zijn, tracht het reizigersver
keer te lokken. Niet sterk genoeg kan ik toeristen af
raden zich in Egypte te wagen.
Ons geval staat niet alleen. Toen ik me dezer dagen
hier op het Fransche consulaat bevond, verscheen er
een Egyptische dame, wier dochter met een Fransch-
man is getrouwd en daardoor Fransch onderdaan ia
geworden. Aan de dochter werd niet toegestaan te lan
den en eerst door de krachtdadige tusschenkomst van
den Franschen consul kon de dochter haar moeder be
zoeken.
Op het bureau van de havenpolitie hoorde ik een
Europeaan (ik weet niet van welke nationaliteit), er
heftig tegen protesteeren, dat zijn vrouw, die per schip
was aangekomen, niet aan land mocht
Het gekste is, dat by al deze strengheid en willekeur.
Alexandrië de haven is, waar de meeste sluikhandel
wordt gedreven in cocaïne, opium en dergelijke verbo
den verdoovingsmiddelen.
Het publiek fluistert, dat verscheidene overheidsper
sonen bij dezen sluikhandel betrokken zijn en dat door
optreden tegen onschuldige reizigers moet worden be
wezen, dat waakzaamheid heerscht
Uit deze ware geschiedenis onzer zonderlinge avon
turen te Alexandrië zou de lezer tot de meening kun
nen komen, dat ik mijn reis door Egypte niet met de
noodige zorg heb voorbereid.
Deze conclusie zou evenwel onjuist zijn. Reeds uit
Tripolitanië en Cirenaïca heb ik in brieven aan het
Nederlandsche consulaat te Alexandrië van onze komst
kennis gegeven; in een brief heb ik verzocht te voorko
men, dat voor mij poste restante aangekomen geldbrie-
ven door den post zouden worden teruggezonden, in
dien ik langer wegbleef, dan ik eerst kon vermoeden.
In den anderen brief heb ik, onder vermelding voor
welke bladen ik werk, verzocht alles te doeil (een en
kele telefonische mededeeling aan de politie zou vol
doende zijn geweest) om landing van ons en onze ma
chine te vergemakkelijken. Deze brieven waren in het
Nederlandsch geschreven. De Nederlandsche consul is
een Nederlander, maar... kent geen woord Neder
landsch, en heeft ook geen personeel dat onze taal
kent. Z/jn overgrootvader schijnt in Nederland te heb
ben gewoond en zoo komt hij aan zijn Nederlandsche
nationaliteit. De man, Maurice N. Leon, is in Afrika
geboren en is, wat wij noemen, geheel een „Levantijn".
Hij beweert mijn tweeden brief niet te hebben ontvan
gen, maar in verband met mijn eersten brief wèl aan
de post te hebben verzocht mijn geldbrieven niet terug
te zenden. Aan de post weet men daarvan niets.
Schepen op de NyL
Te Egypte bestaat nog het recht der vreemdelingen
slechts door een eigen rechtbank, naar eigen wetten
te worden veroordeeld. Deze consul, niet Nederlandsch
kennende Nederlander, is dus ook rechter. Hij is in
het bezit van de Nederlandsche wetboeken, die hij niet
lezen kan. Zeer verbaasd was hij van mij te hooren, dat
in Nederland reeds meer dan zestig jaar de doodstraf
is afgeschaft. Hij wist dat niet.
Dezen vertegenwoordiger van Nederlandsche belan
gen heb ik er van den aanvang op gewezen, dat mijn
finantieele belangen in het spel waren, dat mijn ge-
heele reis in duigen dreigde te vallen, indien hij niet
voorkwam, dat mijn onmisbare medewerker, chauffeur,
mecanicien, woestijnreiziger, gids voor Syrië, Irak, Per-
zië, Engelschrlndië, tolk voor de Turksche en Perzi
sche taal, werd teruggezonden.
Deze Levantijnsche on-Nederlandsche Nederlandsche
consul hield vol, „met uw medewerker heb ik niets te
maken. Dat is een Tsjech" (een Tsjechische consul is er
te Alexandrië niet).
Ik zette uiteen, dat het om mijn (dus Nederlandsch)
geld ging. Het was nutteloos.
Een Engelsche politie-inspecteur hier zeide me: „Hoe
konden we naar uw uiteenzettingen luisteren, terwijl
uw consul er onverschillig tegenover bleef. Eén woord
van hem zou alles in orde hebben gebracht."
Voor mij beteekent deze geschiedenis een schoon ver
lies van meer dan zevenhonderd gulden, die ik met mijn
vulpenhouder weder tezamen moet trachten te werken.
Het is alleen te danken aan de welwillende finantieele
ondersteuning van enkele bladen, dat dit alles voor
mij niet is uitgeloopen op een schipbreuk, een onder
gang.
Erger dan de houding van den Levantijn, die hier
de Nederlandsche belangen moet behartigen, was de
houding van den Nederlandschen zaakgelastigde, den
heer C. H. Schuller tot Peursum, een diplomaat „de
carrière", die te Cairo tijdelijk onzen gezant vervangt.
Den eersten keer, dat ik me tot hem wendde draai
de hij er zich uit met het feit, dat ik mijn paspoort niet
by me had (het paspoort was zonder protest van den
consul, mij door de politie afgenomen.)
Hij kon dus niets voor me doen, zette hij uiteen.
Den tweeden keer. dat ik me persoonlijk tot hem
wendde (ik had er de reis naar Cairo voor gemaakt)
had ik een verklaring van den consul bij me. Dezelfde
uitvlucht kon dus geen dienst doen.
Ik had tot het laatst gewacht. Elk oogenblik kon
voor mij weder geld komen en liever redde ik mijzelf
zonder den zaakgelastigde. Deze heer wilde eerst naar
Den Haag telegrafeeren, indien ik daarvoor het geld
nederlegde, om te vragen of hij voor me kon optreden
(er was slechts een enkele telefonische mededeeling
aan de Egyptische overheid noodig).
Voor zulk een telegrafische beraadslaging was even
wel geen tijd meer en bovendien zou een uiteenzetting
heel veel geld, een halve gulden per woord, hebben ge
kost
Honend besprak de heer Schuller het geval: „Zoo
reizend journalist zijn, is een mooi leven. Dat zou ik
ook wel willen. En dan in dezen moeilijken tijd kunt
u er nog een chauffeur op nahouden. Het is geen klei
nigheid."
Mijn lezers weten, dat mijn leven vaak verbonden is
(zooals in de Libische woestijn) met harde ontberingen
en herhaald levensgevaar.
Het gebabbel van een twaalfjarigen knaap moest ik
daar uit den mond van een diplomaat aanhooren. Het
was de eerste maal, dat ik me geschaamd heb een Ne
derlander te zijn.
En het was ook de eerste maal, dat ik bij een Neder
landschen diplomatieken of consulairen vertegenwoor
diger zulk een ervaring opdeed. Steeds heb ik overal
de krachtigste medewerking ondervonden, zooals nog
onlangs van den Nederlandschen gezant te Rome bij
mijn onverwachte moeilijkheden te Bengasi en zooals
vroeger in oorlogstijd, toen zoowel de Nederlandsche
gezant te Parijs als die te Londen b.v. me bevrijdden
uit de gevangenis te Duinkerken.
Onze vertegenwoordiging in Egypte laat vrijwel al
les te wenschen over. Het is niet slechts mijn meening,
maai; ook die van andere Nederlanders, o.a. van enkele
kapiteins, die ik ontmoette en van enkele hier wonen
de landgenooten.
J. K BREDERODE.
'S LANDS FINANCIëN EN HET VOORUITZICHT
VOOR DE NAASTE TOEKOMST.
Donderdagavond heeft de minister van Fi
nanciën, M r. P. J. O u d, een radio-rede gehou
den over de Millioenennota, Hy heeft daarin
op populaire, voor een ieder begrijpelijke ma
nier de totstandkoming van de rijksbegrooting
uiteengezet en een overzicht gegeven van de
maatregelen, die de regeering noodig acht voor
het herstel van het financieele evenwicht.
MR. P. J. OUD, Minister van Finan
ciën.
In het kort zette minister Oud dan uiteen hoe de
begrooting tot stand komt. Ieder Minister stelt voor
zijn departement voorloopig de bedragen vast, die hij
meent voor het volgend jaar te behoeven. Deze voor-
loopige cijfers worden aan den Minister van Financiën
medegedeeld, die zijnerzijds doet ramen, wat de ver
moedelijke opbrengst der inkomsten zal zijn. Zoo wordt
een voorloopig saldo van inkomsten en uitgaven ver
kregen. Blijkt daarbij, dat de uitgaven de inkomsten
overtreffen, dan wordt tusschen de Ministers overleg
gepleegd, op welke wijze het tekort zal zijn te dekken.
Mr. Oud zette verder uiteen, hoe op het aanvanke
lijk bestaande tekort van 267 millioen aanstonds in
mindering kan worden gebracht een som van 76 milli
oen; doch het is absoluut noodzakelijk het overblijven
de tekort van 190 millioen te overbruggen. In het bij
zonder de begrootingen van Onderwijs, De
fensie en Waterstaat, zullen verminde
ring moeten ondergaan,
Aan het slot van zijn causerie zeide de minster:
De aangekondigde maatregelen zijn bijna zonder uit
zondering, van den meest onaangenamen aard. Zij vin
den hun rechtvaardiging dan ook alleen in hun abso
lute noodzakelijkheid. Wij bevinden ons in een van die
tijdsgewrichten in de geschiedenis der mensehheid,
waarin zich veranderingen voltrekken van een geweldi
gen omvang. Iedere crisisperiode is een stadium in een
groeiproces. De crisis is het ziekteverschijinsel in de
maatschappelijke ontwikkeling. Nooit keeren na een cri
sis de toestanden weer, zooals ze voor de crisis wajen-
Naar mate de crisis breeder om zich heengrijpt en groef
ter diepte heeft, zullen de veranderingen van verder
strekkende beteekenis zijn.
De komende nieuwe toestanden maken aan-
v' passing noodzakelijk. Het aanpassingsproces is
te moeilijker en te pynlyker naarmate de veran
deringen grooter zijn. Al weet niemand hoe
zich de zaken precies zullen ontwikkelen, dit
staat wel vast, voor ieder, die de dingen wil
zien, zooals ze werkelyk zijn, dat wy ons moe
ten gaan instellen op een leven, dat Ligt op een
lager peil dan wy tot dusver zijn gewend. Het
zal ons niet baten voor dit feit de oogen te slui
ten. Doen wy dit wel en gaan wy voort, zonder
ons iets aan te trekken van de teekenen des
tyds, dan zullen de gevolgen voor ons alles des
te erger zyn.
Geen groep uit ons volk kan zich onttrekken aan de
noodzakelijkheid om harerzijds het vereischte offer te
brengen. Heti s de plicht van de regeering er daarbij
oprecht naar te streven, dat niet van den een iets wordt
gevraagd, dat onredelijk is tegenover wat anderen moe
ten brengen. W!ij hebben in dezen tijd aan één ding voor
alles behoefte, dat wij allen tezamen de handen ineen
slaan om ons volk heen te loodsen door den gevaarlijken
tijd. waarin wij leven, In het kabinet hebben zich man
nen van de meest uiteenloopende richting vereenigd,
om zonder iets van eigen overtuiging of beginsel prijs
te geven, te zamen dezen arbeid te verrichten. Het ka
binet zal zijn taak alleen kunnen vervullen, indien het
zich gedragen zal weten door het bewustzijn, dat ons
volk beseft, dat het zoo eenmaal moet en niet anders
kan. Wie zich goed rekenschap geeft van den bestaan-
den toestand zal zich matigen in zy'n critiek. Hij zal
begrijpen, dat de omstandigheden van het tegenwoordig*»
nu eenmaal niet gedoogen, dat harde maatregelen ach
terwege worden gelaten. Hij zal ook begrijpen, dat de
stuurmanskunst in onze dagen moeilijker is dan ooit,
en dat protesteeren gemakkelijker is dan een beteren
weg te wijzen.
Wanneer het zoo algemeen wordt ingezien, dan
behoeven wy in Nederland niet te wanhopen.
Dan zal ons volk de kracht hebben om ook de
zen tijd te doorstaan en dan zullen wij straks,
wanneer wij weer zullen zijn aangeland op een
vasten bodem, al moge deze dan lager liggen
dan voorheen, onzen arbeid tot verhooging van
het welvaartspeil weer kunnen hervatten.
EXPLOSIE IN POOLSCHE KRUITFABRIEK.
Drie dooden en 25 gewonden.
Uit Warschau; In de nationale kruitfabriek bij Ra
den heeft een ontploffing plaats gehad, waardoor
twee gebouwen geheel verwoest werden. Drie arbei
ders zijn gedood, terwijl er vijf ernstig gewond wer
den. VoOrts hebben nog 20 personen lichte verwon
dingen opgeloopen De ruiten van dc huizen wer
den in een omtrek van verscheidene kilometers ver
nield. Omtrent de oorzaak van de ontploffing ver
keert men nog in het onzekere.
DAGELIJKS 20 MENSCHEN GEDOOD.
Uit Tokoio: Volgens een opgave van het observa
torium alhier worden in Japan eiken dag meer dan
20 personen door aardbevingen gedood.
In de laatste tien jaren hebben er 22.000 aardbe
vingen plaats gehad, waarbij in totaal 7.790 personen
om het leven zijn gekomen.
Deze cijfers omvatten niet de vreeselijke aardbe
ving, die in 1922 Kwanton teisterde, waarbij 9.930 j
dooden te betreuren waren.
Een stijve nek behoeft Ge
dus niet langer te hebben
pIk had den geheelen dag door regen
achtig weer geloopen met een sner
penden wind. Toen ik s'avonds thuis
kwam, kon ik mijn hoofd niet meer
bewegen, zoo stijf waren de spieren
van mijn nek. Ik ging vroeg naar bed
maar liet mij tevoren eens stevig wrij
ven met Kloosterbalsem, 's Morgens
was ik verrast te bemerken, dat er
van mijn stijve nek niets meer te be
speuren was. De Kloosterbalsem had
mij in een enkelen nacht, of in 8 uur
van m'n hevige stijve nek af geholpen.
S. Sch. te den H.
AtflfFD'C ORIGINEEL TER INZAGE
„Geen goud zoo goed"
Onovertroffen by brand-en snij wonden
Ook ongeëvenaard als wrijfmiddel b(j
Rheumatiek, spit en pynlyke spieren
Overal per pot v. 20 gr. f 0.60 en 50 gr. f 1.
Een jongeman in koelen bloede doodge
schoten. De dader voortvluchtig.
Amsterdam, 28 Sept. In den Grooten IJpoider
in de nabijheid van den Hornweg heeft zich in den
nacht van Woensdag op Donderdag een ernstig dra
ma afgespeeld, waarbij een 25-jarige jongeman van
het leven is beroofd.
Twee jongemannen keerden kort na middernacht
met hun meisjes, twee zusters, van een bruiloft naar
huis terug. In de omgeving van hun woningen begaf
een van de jongemannen zich met zijn meisje in
een schuur, gelegen dicht bij de Ford-fabrieken. Zijn
vriend verwijderde zich met zijn meisje achter de
schuur.
Kort nadat zij in de schuur gegaan waren, werd
er op de deur geklopt. De jongeman opende de deur.
Wat daarna gebeurd is, staat nog niet geheel vast.
De indringer richtte een zaklantaarn op den jonge
man, die, volgens verklaringen van het meisje, ge
roepen moet hebben; „Arie, dat moet je niet doen!"
Direct daarop is een schot gevallen en viel de jon
geman dood neer. Vermoedelijk is hot. de 25-jarige
Gerrit van der Hoeven, woonachtig in den IJpoider.
Een landbouwer, die in de onmiddellijke nabijheid
van de schuur, waar de moord heeft plaats gehad,
woont, hoorde het schot en ging onmiddellijk op on
derzoek uit. De dader was intusschen reeds verdwe
nen. De politie van Halfweg werd gewaarschuwd,
die op haar beurt de Amsterdamsche politie van het
gebeurde in kennis stelde, (laar dc moord op Ain-
sterdamsch grondgebied had plaats gehad. Onmid
dellijk werd een uitgebreid onderzoek ingesteld. De
geheele IJpoider werd afgezet, evenals de toegan
gen tot Halfweg. Tot hedenmorgen vroeg had men
echter geen spoor van den dader onüekt.
Volgens een andere lezing moet dc indringer bij
het binnenkomen van de schuur geroepen hebben;
„Ben jij hel Arie?" Toen daarop ja'' geantwoord
werd, viel het schot.
Het lijk van den verslagene is naar het Wilhcl-
mina-gasthuis te Amsterdam overgebracht. Wat de
motieven voor den daad zijn geweest is nog niet
bekend.
Bij het verzenden van dit bericht stond de naam
van het slachtoffer nog niet definitief vast. In een
der berichten, die wij ontvingen, wordt gesproken
van en zekeren Moerkerken.
Het meisje, dat getuige was van den moord, kon
over den dader geen enkele inlichting verschaffen.
Het onderzoek der politie.
De politie heeft het onderzoek naar den moord bij
de Hornhoevc in den Grooten IJpoider met kracht
voortgezet, onder leiding van den Commissaris J.
Thuman. Hij werd daarin bijgestaan door de mobiele
brigade.
In den vroegen morgen zijn twee mannen, die in
den polder wonen, gearresteerd.
Zij zijn geconfronteerd met de personen, die in den
nacht bij den moord in de nabijheid waren. Geen
van allen heeft een dezer mannen hrrkend. Zij zijn
daarop weer op vrije voeten gesteld.
Dc politie heeft niet de overtuiging, dat minnenijd
in het spel zou zijn. Zij acht het niet uitgesloten,
dat diefstal de aanleiding van de vreeselijke dnacl
is geweest. Er zijn in den polder in den laatsten tijd
toch tal van rijwieldiefstallen gepleegd. Veronder
steld wordt, dat de dader van deze diefstallen weer
up het pad is geweest. Hij heeft toen vannacht de
deur van het pikdonkere schuurtje geopend. Toen hij
zijn electrische lantaarn ontstak stond hij voor twee
personen, die liij daar niet had verwacht. In zijn
schrik heeft hij toen geschoten. Het. meisje heeft den
man niet herkend en daarom staat het ook niet vast,
dat hij Arie heet. Alleen heeft het slachtoffer ge
vraagd bij het ontsteken van de lantaarn: „Bon jij
het Arie?"
Dc politie, zet haar onderzoek ook voort in de rich
ting Zaandam, waar het slachtoffer dikwijls met
vrienden verschillende café s bezocht.
Toch is het vermoeden groot, dat men in Amster
dam moet zoeken, want twee surveilleerende agen
ten hebben hedenmorgen in de vroegte op een polder^
weg een man ontmoet, die wel beantwoordde aan het
vage signalement, dat van den dader bekend is.
Het is toch een als werkman gekleed persoon, nog
al gezet, met grijze jas en grijze jockeypet.
De agenten, die van den moord niets afwisten,
hebben den man laten loopen, die in de richting van
de stad is verdwenen.
Nog geen spoor van den dader.
De publicaties in de Pers over het nachtelijk dra
ma in den Grooten IJpoider hebben tot gevolg ge
had, dat cenige personen zich in verbinding hebben
gesteld met de politie van het buren.Mamixstraat
Jtaampoort), welke het onderzoek in deze zaak leidt.
Hun inlichtingen, die naar zij meenden, zouden kun
nen leiden tot de ontdekking van dengenc, die den
boerenarbeider G. Verhoef heeft doodgeschoten, bic
ken bij onderzoek, naar wij te middernacht verna-i
men, op niets te zijn uitgeloopen..