VAN DIT EN VAN DAT EN VAN ALLES WAT De groet van den doode. De Avontuurlijke Lotgevallen van Miep Muizenschrik en Bul Krakebeen Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 30 September 1933. No. 9356. ZATERDAOAVONDStTHETS Vrij bewerkt naar een motief uit het Duitsch, door SIROLF. (Nadruk verboden alle rechten voorbehouden). HET huwelijksgeluk van de zeer be vallige. energieke Mevrouw van Waayen was wreed verstoord. Ze was zeer vermogend en zeer charmant, zoodat zij zich de weelde had kunnen ver oorloven, met een man te huwen, die haar beviel, al had hij dan geen geld. En zoo was haar verleidelijk oog gevallen op den stuurman van de groote vaart van Waaij- en, die jarenlang de landen van het verre Oosten had bevaren. In den aanvang was alles goed gegaan, al had zij al gauw ont dekt, dat er in de zeemanskist van haar gemaal talrijke foto's waren te vinden van scheef-oogige, niettemin lieflijke gezicht jes. Doch als verstandige vrouw maakte zij haar man geen verwijten over wat hij in zijn wilde jaren voor hun huwelijk had uitgespookt Zij ging zelfs zoover, dat zij van haar geld een zeemotorjacht kocht voor haar man zelf ging ze voor geen geld van de wereld op zee waarmee deze dan des zomers korte zeereizen maakte voor de zomertouristen. Op die manier was hij toch nuttig bezig en kon bovendien zijn ingeboren liefde voor de zee botvieren. Langzamerhand echter werd haar man lastig, maakte op alles aanmer kingen. Kocht ze een hoed met roode bloemen erop, dan zei hij: waarom rooie bloemen? Die draagt tooh niemand? Blauwe bloemen staan je toch veel beter! Gaf ze hem voor zijn verjaardag een gou den vulpen, dan schreef hij er een paar legela mee om te probeeren, liet haar dan het schrift zien en zei misprijzend: „zie je wel, dat die vulpen niet deugt? Die heeft een gebrek, kijk maar eens goed. Naar onderen toe werden de letters ineens dik en vet, dat komt omdat die pen te elap is. Bovendien haakt hij, zie je wel? Ja, je hebt je natuurlik weer wat in je handen laten stoppen. Nu, enfin, dank je wel, je bedoeling was goed, daarvan niet, hoor! Ik zal er zuinig op zij, maar het is een prutsding!" Doch. do catastrophe kwam, toen er iets gebeurde met een Oostersche touriste op den motorkruiser van kapitein van Waayen" Toen mevrouw van Waayen haar man eens van de boot kwam halen, had zij hem in een teeder tête a tête aangetroffen, hoe wel het Oostersche touristje In het ge heel geen steun en troost noodig had van wege stormweer of zooiets, want het schip lag kalm aan de kaai gemeerd en alle passagiers en de rest van de bemanning waren van boord gegaan. Mevrouw van Waayen had den hupschen kapitein de les gelezen en hij had beterschap beloofd. Toen, op een stormachtigen Septemberdag, verging de motorkruiser. Ergens in de buurt van een klein eiland. De bemanning werd gered en kapitein van Waayen pro beerde zijn vrouw te overreden, nu een grooter motorjacht voor hem te koopen. Doch dat weigerde ze. Of toen uit baloorigheid wegens zijn teleurgestelde liefde voor de zee kapitein van Waayen zijn belofte tot beterschap vertrapte, zal wel een geheim blijven doch kort daarop ontdekte mevrouw van Waayen een nieuwe misstap en nu stapte zy naar een advocaat, die ondanks hartroerende ver- toogen van den zeeman en vaderlyke raadgevingen van den ouden zieleherder van mevrouw van Waayen, de stappen tot echtscheiding inleidde. Ondertusschen ont ving deze advocaat de meest berouwvolle en roerendst-beterschap-belovende, alsmede vurigste-liefde-betuigende brieven van ka pitein van Waayen, met verzoek, dit aan mevrouw van Waayen door te geven Doch de lieftallige, niettemin energieke mevrouw van Waayen wist wel. uit welken hoek de wind waaide, en weigerde op haar besluit terug te komen. Tot zij op zekeren dag een vreemd bezoek kreeg. Het was in den laten middag, dat het dienstmeisje haar kwam zeggen, dat er een matroos in de hall zat te wachten, die haar dringend wilde spreken. Toen mevrouw van Waayen de hall binnentrad, zat er inderdaad een boom van «en ma troos, met een mandje naast zich en zyn goud-beletterde matrozenmuts in de hand. op een Chineesch tabouretje. Hij stond on beholpen op, maakte een linksche bui ging en zei: „Bent U de weduwe van Waayen Hm... dat is te zeggen, ik ben me vrouw van Waayen, niet weduwe... Nou ja, zeker weer getrouwd, nou affyn...'' En voor mevrouw van Waayen nog de zaak recht kon zetten, ging de ronde matroos voort: „Ja, ziet U, U heb natuurlijk geen idee, wat Ik hier in me mandje heb. nee, nogal wiedes ken U niet wete. Affijn, U mot maar niet schrikke. Kijk U maar eens. Tja, dat benne scherreve... van een flesch. U mot wete, ik lag verleje week met mUn schip in de haven en toen komt daar een flesch aandrijven. Ik zag dade lijk, dat het geen gewone flesch was, er zat iets wits in. Natuurlijk een brief in een flesch, zeker afkomstig van een schip breuk. In sloeg de flesch voorzichtig stku, en jawel, daar zat een brief in. Voor U, Uw adres sting er op." Die verhalen van haar man herinnert me vrouw van Waayen zich natuurlijk wel, dat schipbreukelingen In hun stervensuur wel meer zoo'n laatste groet aan de leven den schrijven, die in een flesch stoppen, die goed dichtkurken en dan aa^ de gol ven toevertrouwen, die de groet van den doode eerst soms na maanden aanspoelt. „Ja," hernam de matroos, „dat flessie hep bijkans een jaar rondgedobberd." Hy haalde een brief, waarvan het met inkt geschreven adres wat gevlekt was, uit zijn zak. Stomverbaasd pakte mevrouw van Waayen.den brief aan. Het handschrift was zeer haastig, als van iemand in uiter sten nood. Ze herkende onmiddellyk het handschrift, van haar man. En de tranen schoten haar in de oogen. „Tja," ging de matroos voort, „de flesch was goed dicht, maar misschien was er toch nog water in gekomen, waardoor de envelop wat gevlekt is... of misschien zijn het tranen geweest van den man die dat brieffie an U hep geschreve, voordat ie verzoop... hm, neemp U me niet kwalijk, maar..." Mevrouw van Waayen nam heelemaal niets kwalijk. Ze opende den brief. Hij was gedateerd „September 1931. aan boord Motorkruiser Zeemeermin". „De datum, waarop onze motorboot verging, by die zware storm in 1931", lispelde mevrouw „Een lamp ingeslikt" Een New-Yorksche arts construeerde een kleine lamp, die hy den patiënt laat in. slikken om langs dien weg de genezing brengende ultra-violette stralen op de Inner lijke deelen van het lichaam te richten. van Waayen. Dat kapitein van Waayen heelemaal niet verdronken was, ging dien matroos niets aan, vond mevrouw van Waayen. En ze las met haar door ontroe- ringstranen omfloersde blikken: „De vin der van dezen brief gelieve dien aan mijn geliefde echtgenoote" volgde het zeer duidelyk geschreven adres te brengen" Dan volgden zeer haastig, blijkbaar in stervensstonde geechreven regelen: .In nig geliefde vrouw we gaan zinken, ja, we zijn voor de haaien... we hebben een groot lek, het roer is stuk en de benzine is op... ik denk steeds aan jo,u mijn teer beminde, hoe ik je op mijn handen zou dragen, als ik ooit weer levend voor je zou kunnen staan... het afscheid van het le ven valt zwaar, wanneer men zulk een beminde vrouw thuis heeft... in gedachten kus ik je lieve kleine handen, de kleinste die ik ooit zag... vaarwel, mijn eenig-ge- liefde... tot weerziens... hiernamaals..." Een poosje bleef mevrouw van Waayen in gedachten verzonken naar den brief staren, terwyl de matroos hoopvol toekeek. Doch dan droogde ze energiek haar tra nen, keek den matroos met een eigenaar dige blik aan en sprak dan ijskoud, op een toon die geen wederspraak duldde: ,,Een bijzonder merkwaardige brief, meneer, heel merkwaardig... Zeg dat maar aan je baas, goed begrepen? Aan „kapitein van Waayen". als je dien armen dooden man soms mocht tegenkomen. Een heel merk waardige brief, geschreven op 12 Septem ber 1931, den dag dat onze boot ver ging en met de prutsvulpen, die een gebrek had, en die ik hem een jaar later op zijn verjaardag heb gegeven..." Humor. In een kleine plattelandsgemeente, waar de ambtenaar van den burgerlijken stand een vroom man is, wordt in de trouwzaal bij elke huweiyksvoltrekking een wandspreuk met een doek bedekt. Want daarop staat nameiyk de spreuk: „Heere, vergeef het hun, want zij weten niet, wat ze doen!" Heb ik niet een schitterend Radio-toe stel, Pleterse? Ik krijg alle Europeesche stations! Ja. en het wonderiykste is^dat je ze allemaal tegelyk krUgt! Snippertjes. Velen klagen over de zonneloosheid van hun bestaan, die moesten zorgen hun blindheid allereerst te genezen... Niets is voor het oog zoo schoon, als de waarheid der ziel. Er zyn zeer weinig menschen, die 1 e- z e n kunnen Een flinke kerel is te trotsch om ijdel te zyn! W etenswaardigheden. Is het U bekend: dat melk zwaarder is dan room? De olie en het vet in de room zijn oorzaak, dat room bovendryft dat de eenige Duitsche granaat, die Lij— dsen den wereldoorlog op Amerikaansch grondgebied terecht kwam door een on derzeeër werd afgeschoten, op een aantal schuiten en naby Orleans (Mass.) terecht kwam? dat Europa een bevolking heeft van 478 millioen zielen en een oppervlakte van 3.800.000 vierkante myl? EEN VOORSPELLING, DIE UIT KWAM. De moeder van den beroemden compo nist Saint Saëns was een even energieke als slagvaardige vrouw. Toen eens in een gezelschap een pianiste werd uitgenoodigd iets tan beste te geven, en deze dame zoo goed en zoo kwaad als het ging, iets van Beethoven speelde, droeg mevrouw Saint Saëns na afloop haar tienjarig zoontje op, dezelfde sonate voor te dragen. De knaap gehoorzaamde en verwierf grooten bijval, want hij had knap en met gevoel gespeeld en zijn voorgangster in de schaduw gesteld. „Maar mevrouw," zei een heer, „als Uw kleine jongen zich nu al aan Beethoven durft te wagen, welke muziek zal hij dan wel spelen, als hij twintig is?" „Zijn eigen!' luidde daarop het besliste en profetische antwocrd. EEN INTERESSANTE ONTDEKKING. Uit Vancouver (Britsch Columbia) is ge meld, dat een bekend Amerikaansch geo loog, Dr. Dandee, bij Harney in den Staat Obregon een reusachtig versteend woud heeft ontdekt, dat door enorme hagedis sen bevolkt moet zyn geweest. De geleerde heeft dit kunnen bepalen, doordat er talrijke skeletoverblijfselen van hagedissen zijn aangetroffen. waaronder een stuk, dat verscheidene kilo's zwaar was. Het woud zelf moet bestaan hebben uit coniferen, die een hoogte van 500 Me ter bereikten. Er zyn overblijfselen gevon den van een boom, die een omtrek van 192 Meter moet hebben gehad, terwyl de schors op zyn minst 4 Meter dik was. Vol gens den ontdekker is de aanwezigheid van dit fossiele woud reeds vroeger door een Amerikaansche geologische expeditie vastgesteld. Deze hadden echter de over- blyfselen der boomen voor vulkanische formaties aangezien! 146. Maar nog voor bet been heele maal door was, sprong hy plotseling met een reuze-zwaai van de tafel, maakte een lange neus tegen den professor en de witjassen en vloog als een pijl uit een boog die mooie witte kamer uit, alles in verbazing achterlatende. Hij vloog<»de gang door en was in een wip de trappen af en op de binnenplaats. 147. Snel sprong hy In de auto en reed zoo spoedig mogeiyk van het ziekenhuis. Miep en Knipstaart kon den er met hun verstand niet by en keken Bul met stomme verbazing aan. Waar waren nu die matrassen, die ze moesten halen? Niet voordat ze aan den rand van de stad waren, op een rustige plek. werd hun nieuwsgierigheid bevredigd. Hier ver telde Bul bevend van woede, wat er gebeurd was en hoe hy den dokter bij de neus had genomen. Je begrypt toch, zei Bul, dat ik, toen ik wist wat er gebeuren ging, gauw mijn wandelstok onder de dekens stopte. En die hebben ze nu doorgezaagd aahaha... het is om te brullen... en zelf lag ik krom in mijn bed. 148. Knipstraat en Miep begonnen nu ook plelzier in het geval te krij gen. Verbeeld je eens. dat Bul terug was gekomen met één been! Ze re den nu maar zoo gauw mogeiyk naar huis. Al was het ritje voor niets geweest, ze hadden zooveel te meer aan den portier te vertel len, die om het geval ook weer eens flink moest lachen. 140. 's Avonds In bed bespraken Bul en Miep het gebeurde nog eens terdege. Ze waren er ook wel wat angstig door geworden en besloten dus maar om afscheid te nemen van hun nieuwe vrienden. De dokter vond het wel jammer, dat ze gin gen. want ze hadden veel gezellig heid gebracht in het afgelegen huis. en de portier, die nu alles weer al leen moest doen. kon zich niet be dwingen en huilde tranen met tuiten. 150. Maar onze vrienden maken hun luchtschip weer in orde. Alles wordt nog eens met veel zorg nagekeken en gesmeerd, want het doel van hun tocht is nu „Tooverland" en daar voor moeten ze een heele lange reis maken. Knipstaartje kruipt weer ge- noeglyk tusschen Bul en Miep in. Zij vindt alles best wat ze doen. als ze maar nooit meer naar 't Apenland teruggaan.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 19