I VAN DIT EN YAN DAT V EN VAN ALLES WAT De zwarte kat. De Avontuurlijke Lotgevallen van Miep Muizenschrik en Bul Krakebeen Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 7 October 1933. No. 9360. ZATF.RDAGAVONDSCHETS Vrij bewerkt naar het Engelsch door SEROLF. (Nadruk verboden Alle rechten voorbehouden.) STEVENS, de jonge douane-beambte, had een verschrikkelijke hekel aan zijn baantje gakregen, dat nergens anders uit bestond dan eiken dag van vier uur 's middags tot 's nachts twaalf uur in zijn oude Fordje te zitten, op pier 36, vlak voor de loopplank van een of ander schip, dat op zoo'n dag aan die pier ge meerd lag. Stevens was weinig meer dan en soort douane-politieagent. Er gebeurde natuurlijk nooit iets. Zoolang hij daar in zijn oude Fordje zat, zou niemand van de bemanning van het schip het in zijn hoofd halen om het een of ader aan wal te smokkelen. Hij las van 's midadgs vier tot 's avonds twaalf kranten en tijdschriften, gaapte en hield de loopplank in de gaten. Maar wat gaf hem dit alles? Wat gaf het of hij eiken dag gloeiend van ijver om vier uur 's middags in zijn Fordje voor de loop plank van pier 36 kwam te staan? Nie- mand van zijn superieuren gaf er immers een snars om? En op een avond, toen het al donker begon te worden, kreeg hij zijn eerste kans. Hij zag iemand de loopplank af ko men met een koffer in zijn hand. Het was een lange, magere vent, met een jas aan, die hem veel te groot scheen, terwijl hij een verfomfaaid deukhoedje diep in zijn oogen had getrokken. Het was Q'Flare, de Iersche stoker van de kleine trampboöt, die aan de pier lag. Het gezicht van een koffer werkte op Stevens natuurlijk als een roode lap op een stier. Zonder uit zijn auto te stappen riep hij door het geopende venster: „Hé daar, dat heb je in die koffer?" O'Flare keerde op zijn schreden terug- „Een beetje vriendelijker kan ook wel, knaap!" voer hij tegen den douane-be ambte uit. „En als je het dan weten wil, zal ik het je zeggen! Er zit een zwarte kat In die koffer!" Stevens was een oogenblik verbluft. Van het smokkelen van zwarte katten had hij nog nooit gehoord. Daar zat na tuurlijk meer achter. „Zoo," zei hij met nadruk, „en wil je mij dan maar eens vertellen, waarom je een zwarte kat mee naar wal neemt?" O'Flare vertrok geen spier van zijn ge laat, toen hij zei: „Ofschoon het je geen snars aangaat, wil Ik je dat nu vertellen. Ik heb een aardig nichtje in de stad wo nen en die is dol op katten, snap je?" Stevens was nu vast overtuigd, dat deze man een smokkelaar was. „Open die kof fer," beval hij streng. O'Flare schrok. „Ben je nu duizendmaal gaar!" riep hij woedend uit. „Denk je soms, dat ik zin heb om weer het heele schip af te jagen om die kat te vangen?" Stevens kreeg hoe langer hoe meer ple zier in het geval. Hij voelde, dat hij hier mee promotie zou kunnen maken. Hij stapte uit zijn Fordje, beval O'Flare weer de loopplank op te gaan en commandeerde dan: „Open die koffer, zeg ik je!" Hevig sputterend legde O'Flare den kof fer op de loopplank neer, bukte en maakte met duidelijken weerzin de twee knippen los, en tilde het deksel van den koffer op, misschien wel een beetje hooger, dan fei telijk strikt noodzakelijk was. Inderdaad... het volgende oogenblik sprong een zwarte kat uit de koffer, rende de loopplank weer op en stoof ergens heen in de richting van de machinekamer. O'Flare rende er, woedend scheldend achteraan, waarbij hij een onuitputtelijke reeks minder vriende lijke wenschen uitsprak aan het adres van zekeren douane-beambte. Stevens krabde zich eens achter het oor, luisterde naar de woedende kreten op het schip, nu eens hier, dan eens daar, van O'Flare, die blijkbaar op het heele schip in het rond joeg om zijn zwarte kat weer te vangen. Teleurgesteld kroop Stevens weer in zijn Fordje. Na een minuut of wat scheen O'Flare er in geslaagd te zijn, zijn kat te vangen en met een woedend gezicht kwam hij opnieuw met zijn koffertje de loopplank af. Bij het Fordje bleef hij even staan. Stevens zag, dat hij zweette van het harde loopen en zich met een rooden zakdoek het gelaat afwischte. Dan scheen O'Flare opeens al zijn grieven jegens den douane-man vergeten te zijn, want hij kwam bij het Fordje staan, leun de tegen den coupé-deur aan en sprak naar binnen: „Nou ja, eigenlijk kun je het ook niet helpen het is je baantje! Een stomvervelend baantje anders, als ik het zoo bekijk!" Stevens knikte en zei: „Ja, en rijk word je er ook niet mee!" Deze woorden schenen O'Flare gerust te stellen. Hij stak zijn hoofd door het open coupé-venster naar binnen, zoodat Ste vens zijn natte tabaksadem rook en vroeg fluisterend: „Heb je morgenavond om de zen tijd hier ook dienst?" Stevens begreep opeens, dat het hier ging om een smokkelpartijtje. Hij dacht een oogenblik diep na. Hij wist nog niet precies wat hij zou doen. Al hij den kerel er in liet loopen, zou dit z'; eerste vangst aan den waterkant zijn «r dat zou misschien promotie voor hem br teekenen. Misschien! En daarom overwoog hij of het wellicht vordeeliger voor hem zou zijn, geld van O'Flare aan te nemen om een oogje dicht te knijpen. Het hing er tenslotte helemaal van af hoe groot het bedrag zou zijn. Hij knikte langzaapi en antwoordde voorzichtig „Ja, morgen om dezen tijd heb ik ook dienst!" „Prachtig," fluisterde O'Flare. „Ik moet morgen een paar dozijn flesschen cognac aan wal brengen. Als 't lukt, verdien je er 25 dollar aan. En misschien schiet er ook nog wel een fleschje voor je over." O'Flare keek hem vol verwachting aan. Stevens was niet bijzonder geestdriftig. Het bedrag was niet erg hoog. Maar ten slotte had hij tot den volgenden dag vier uur den tijd om er over na te denken. In ieder geval kon hij den kerel zijn rommel aan wal laten brengen, tot aan zijn Ford je. Dan kon hij altijd nog zien, wat hij deed. „In orde," antwoordde hij met een knipoogje, „dan zie ik je morgen wel! Tot ziens!" „Tot ziens" riep O'Flare terug en sjouw de heen met zijn koffertje. Stevens had het blijkbaar toch maar veiliger gevonden om een kans op promo tie te maken. Den volgenden dag om vier uur zat tenminste zijn chef naast hem in het oude Fordje. Zorgvuldig keken ze uit naar den stoker van de trampboot. Toen de duisternis viel kwam inderdaad O'Flare de loopplank af met zijn koffer in de hand. Toen hij bij het Fordje gekomen was, sprong Stevens naar buiten en bulder de, teneinde een krachtige indruk te ma ken op zijn chef en zijn kansen op promo tie te verhoogen: „Maak die koffer open!" O'Flare deed zeer verbaasd. „Hoe heb ik het nu?" vroeg hij, „wat is er nu aan de hand?" „Maak die koffer open!" herhaalde Ste vens. „Nou, mij goed." gaf O'Flare tenslotte toe. Hij opende den koffer... en daar sprong opnieuw een zwarte kat naar bui ten, die met een vaart de loopplank op rende, weer het schip op. Stevens zakte ale een gebroken man te gen het spatbord van zijn oude Fordje. „Wel alle donders nog an toe!" bromde hij. „Ja, nou is hij weer weg," zei O'Flare berustend, „Ik denk dat ik hem nu maar aan boord laat. Dan moet mijn nichtje maar zien dat ze zelf in de stad een kat krijgt!" Hij sloot voorzichtig zijn koffer en» terwijl hij zielsgerust langs het Fordje de pier opliep om de stad in te gaan, fluis terde hij tegen Stevens „Je bent precies een dag te laat, joggie!" Stevens heeft sedert dien een wilde haat tegen zwarte katten opgevat Ofschoon de ze onschuldige dieren er toch feitelijk niets aan kunnen doen, dat die dekselsche O' Flare den vorigen dag bij zijn tweede ver trek van zijn schip, in plaats van de op nieuw gevangen zwarte kat, een paar do zijn flesschen cognac in zijn koffertje van boord had meegenomen. Wetenswaardigheden. Is het U bekend: dat stroop gebruikt wordt bij de fabricage van zwarte schoensmeer? dat Java het dichtstbevolkte grondgebied ter wereld is? dat in Californië jaarlijks een bedrag van f400.000 wordt uitgegeven voor het verven van witte verkeerslijnen op de hoofdwe gen? dat men onlangs in een van de film studio's in Hollywood het volgende bord ophing: „Verboden te rooken De sneeuw is brandbaar!"? dat acht millioen Amerikanen, nog vóór de wereldtentoonstelling in Chicago gereed was, de maquette ervan bezichtigden en daarvoor totaal 800.000 dollar betaalden? Snippertjes. Een druppel gezond oordeel is oneindig meer waard, dan een Heidelbergervat vol geleerdheid! Waar woorden schaars zijn, hebben ze beteekenis! Een verhaal zonder woorden. Anecdoten. Tristan Bernard is verleden jaar in de Rivièra geweest. Toen hij de hotelreke ning kreeg, liet hij de hotel-bedrijfsleider roepen! Deze haast zich naar de kamer van Bernard! „U wenscht?" „Omhels mij!" zegt Bernard. De bedrijfs leider voldoet aan zijn wensch, want hij is een beleefd man en de wenschen van zijn gasten moet men nakomen, al zijn die nog zoo vreemd... Dan vraagt hij zachtjes: „Waarom eigenlijk,, meneer Bernard?" De dichter strijkt met een pathetisch ge baar door zijn baard: „Wij zuilen elkaar nooit terugzien!" Na de opvoering van een van Shaw's tooneelwerken was het applaus niet van de lucht. Shaw werd voor het voetlicht geroepen! Hij komt... en op dat oogen blik fluit er iemand in het parket. De dichter wendt zich tot den fluitist: „Ik sluit mij volkomen bij Uw meening aan, waar wat kunnen wij tweeën uitrichten te genover deze razende massa?"... Gezane's schilderij „de jonge man met het roode vest" werd destijds voor de Düsseldorfer Kunsthall niet aangekocht, omdat Eduard von Gebhardt het beeld af keurend becritiseerde. Hij vond, dat de rechterarm van de beeltenis veel te lang was in vergelijking tot de linkerarm! Max Liebermann bekeek het schilderij op de tentoonstelling nog eens en prees het vol enthousiasme, waarover zijn vriend Edu ard eenigszins verbolgen was... „Maar Lie bermann, kijk toch eens naar die ver schrikkelijke lange arm!" Waarop Lieber mann antwoordde: „Maar die arm is zoo meestertijk geschilderd, dat die mij nooit lang genoeg kan zijn!" Humor. DAAROM! Waarom is je vrouw eigenlijk zoo vree- selijk jaloersch op je stenotypiste?... Omdat mijn vrouw vroeger mijn stenoty piste was!... ALS DE KOMMA OP DE VERKEERDE PLAATS STAAT. Een komma is een klein ding, doch wan neer hij op de verkeerde plaats verschijnt, gebeuren er vreeselijke dingen. Dit was het geval met het volgende bericht uit een ::eer degelijke krant, over een zeer deftige I gebeurtenis: „Plotseling kwam Baron van Graayen- donk binnen op zijn hoofd, de glimmende hoog zijden aan de voeten, lakschoenen in de hand, de stok met zilveren knop in het rechteroog, het spiegelende oogglas lach te luid en daverend en riep: „Goeden dag, waarde vrienden!" 151. De portier had nog een mondje met allerlei lekkers voor hen klaar gemaakt, wat Knipstaart stevig vasthield. Wat een prachtig weer hadden ze op hun tocht. Ze genoten weer eens flink van de frissche lucht, want in dat ziekenhuis hin gen soms van die rare luchtjes, waar Miep niet tegen kon. 152. Zeg Miep. zei Bul opeens, weet jij tooverland te vinden? Zouden we zoo de goede richting houden? Ik denk van wel, was 't antwoord, laten we maar steeds de zon tegemoet vlie gen. Ik heb eens in een boek van de kinderen gelezen, dat als je maar steeds de zon in 't oog houdt, je altijd in tooverland aankomt. 153. En zoo was 't ook. Na een verre tocht zien ze in een mooi bosch een heele hoogo paal staan, met een bordje bovenaan. waarop te lezen staat: Nog 5 minuten van toover land verwijderd. Hoera, roepen zo alle drie tegelijk. Ik zie de toren van het tcoverk;: k :i al in de verte, zegt Miep vol blijdschap. 154. Eerst wilden ze een kijkje van uit de lucht nemen, om een goed plaatsje te zoeken, waar ze rustig konden dalen. O. wat zien ze daar prachtige dingen. Nog nergens had den ze ooit zulke mooie boomen en planten gezien, En wat een kleuren pracht! Miep stelde voor om weer terug te keeren, omdat ze het ang stig vond op zoo'n wondermooie plek te dalen. Maar juist zagen ze een elfje op het dak van 't kasteel staan, dat hen wenkte naar beneden te komen. 155. Heel voorzichtig bereikten ze 't platvorm en daar stond ons drietal met hun voertuig verlegen in 't rond te kijken. Ze werden nu door Met elfje begroet en verwelkomd. Ze vroeg hen of ze overal eens een kijkje wilden nemen. Nu, je begrijpt, ze zeiden daar niet nee op. Wat hadden ze hiernaar verlangd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 21