Het Schoenlappertje en Tok-Tokkie. Grootmoeders verjaardag. EEN DIEREN-REKENPUZZLE. HET MAKEN VAN KUSSENS. SCHAGER COURANT Het grootste cadeau Een bezigheid voor meisjes. pen, maar gooide het heelemaal in haar spaarpot, want grootmoeder zo den maand daarop jarig zijn en zij wilde heel veel bij elkaar hebben om een mooi cadeau te kunnen uitkiezen. Als moeder haar vroeg om een boodschap voor haar te doen, kreeg zij dikwijls een cent, die ook in de spaarpot ging, als moeder bonnetjes bad opgespaard en voor tien gulden bij elkaar had, mocht Liesje ze inwisselen en ook dat geld ging in de spaarpot. Zoo groeide het bedrag tot 'n aardig sommetje aan. Eindelijk was de dag van grootmoeders verjaardag geko men. 's Morgens maakte vader de spaar pot open en zij telden met hun drietjes. ader, moeder en Liesje, de inhoud na. Nu, dat viel mee, er was drie gulden ne gentig bij elkaar. Vader en moeder ga- \en haar nu nog ieder vjjf centen erbij en zoo had Liesje vier gulden, die zij zelf had opgespaard voor een groot ca deau voor haar liefste Omoe. Direct uit school, het was gelukkig Zaterdag, dus Liesje had 's middags vrij en ümoe was Zondag jarig, dat be- teekende den heelen volgenden dag feest, ging Liesje naar grootmoeder toe en vroeg nu, of zij met haar mee de stad in wilde gaan, om dan samen een ca deau uit te zoeken. Zij liet de vier gul den zien, die zij zelf had gespaard en grootmoeder was zoo aangedaan door de blijken van opoffering van haar eenigste kleinkind, dat zij tranen in haar oogen kreeg. Dadelijk na de koffie trokken zij samen de stad in en bleven eerst voor allerlei winkels staan en ke ken en kozen uit, doch zonder tot een bepaalde keuze te komen. Zoo liepen zij weer verder toen zy bij een hoek. van een straat een meisje za gen staan, dat een klein broertje in een wagentje bij zich had. Het arme kind, stond, verkleumd van de kou te zingen, met een dun, beverig stemmetje en scheen uitgeput van honger en ver moeidheid te zijn. En, opeens, terwijl Liesje met grootmoeder langs het meisje liep, staakte het kind haar gezang en zakte in elkaar. Liesje 6chrok erg, maar liep naar het meisje toe, om haar weer overeind te helpen. Het meisje had het bewustzijn verloren. Radeloos keek Lies je naar Grootmoeder, die al aan kwam loopen. Een van de omstanders haalde uit een winkel een glas water en spoe dig daarna kwam het meisje bij en kon een slpkje drinken. Het was natuurlijk dadelijk een heele oploop van menschen, maar Liesje trok zich van die omstanders niets aan en vroeg: „Hoe komt het, dat je flauw ge vallen bent?" Het meisje klaagde over honger, zij had al sinds den vorigen middag niets meer gegeten, want haar vader was dood en haar moeder was ziek en kon dus niet uit werken gaan. Liesje kreeg opeens zoo'n medelijden met het meisje, dat zij haar portemon- naie te voorschijn haalde en al de vier guldens, waar zij zoo lang voor had moe ten sparen aan het meisje gaf. Dat zag grootmoeder, die het voorbeeld volgde en het kind er nog wat bij gaf. De om standers keken het tweetal wat verwon derd aan en verschillende liepen vlug h6en, omdat zij bang waren, dat zij mis schien iets moesten missen, maar vele anderen vonden het hun plicht, het voor beeld van het kleine meisje te volgen en spoedig kon het arme kind met haar broertje naar huis gaan en haar moe der het geld brengen, waarvoor ten minste eten en brandstof gekocht kon worden. Grootmoeder schreef den naam en 't adres van het meisje op een stukje pa nier. Daarna vervolgden grootmoeder en Liesje haar weg, maar Liesje zei: „Ja, ümoe, nu kan ik niets meer voor U koo- pen, maar ik zal weer sparen en vindt U het goed, dat U Uw cadeautje dan la ter krijgt?" Grootmoeder was zoo blij, dat Liesje spontaan haar heele bezitting aan een arm menschenkind had gegeven, dat zij zei: „Niet alleen zal ik graag lang wach ten, maar als je intusschen weer een arm mensch kunt helpen, zal dit steeds het grootste cadeau zijn, dat je mij kunt geven. En nu gaan wij samen poffertjes eten." Toen Liesje thuis kwam, vroeg moe der haar dadelijk, wat zij had gekocht voor grootmoeder. Liesje vertelde nu haar wedervaren van den middag. Moe der trok haar kleine meid naar zich toe en gaf haar een klinkenden zoen. Toen Liesje den volgenden morgen al vroeg naar grootmoeder ging om haar geluk te wenschen, had zij een mooie tak met dikke trosjes gele en oranje besjes bij zich, die moeder des avonds had gekocht, zoodat zij toch dien dag niet met leege handen kwam. Een nieuwe truc. Kleine Annie: Moeder, ik heb van nacht zoo raar gedroomd. Moeder: Wel wat dan? Kleine Annie: Ik droomde dat ik een roeibootje was en in de zee viel. Nu hoef ik vanmorgen zeker niet gewas- schen te worden, hé Moeder? Moeder: Nu Tom, je lust zeker nog wel een kaakje? Tom: Neen moeder, heusch niet, ik heb genoeg. Moeder: Neem er dan een paar mee in je zak voor buiten. Tom: Dat gaat niet, mijn zakken zit ten al heelemaal vol. Zoo'n 8immerd. Als een hongerig jongetje aan de deur belde en je verzocht hem iets te eten te geven, mams, zou je dan een stukje taart aan hem geven?... Zeker boyl Wacht even, dan zal ik even bellen. door Jo Renkmmv. Dijk. HET was een heerlijke, zonnige morgen. Geen blaadje verroerde zich en het leek wel of zelfs de bloemetjes in diepen slaap waren. De takken van de boomen hingen er zoo lus teloos bij, als wilden ze voor de warme zon wegschuilen. Zoo nu en dan hoorde men het zachte gekir van een duifje, of het eentonige gezoem van een bij. De schoenlappertjes fladderden vroolijk van bloem tot bloem om 't zoete sap er uit te zuigen. Ja, vanmorgen voelde ons Zwaluw- staart-Schoenlappertje zich toch wel zóó blij! De natuur is zoo mooi en hij voelde lust om te leven. Hij kan het wer kelijk niet helpen dat hij zelf denkt, dat hij mooi is. Kijk zijn prachtige, groote, veelkleurige vleugels eens! De mooie be wegingen, die hij door de lucht maakt, bekoren hem vanmorgen. Tok... tok... tok... hoort hij ergens van daan! Gauw ging hij op een bloempje zitten om te ontdekken, waar toch dat treurige gehuil vandaan kwam. Daar was het weer. Tok... tok... tok. Wat kon dat toch zijn? Weer vloog hij heen en weer, laag en boog. Plotseling ontwaar de hij Tok-tokkie, die in elkaar gedoken tegen een bloemsteel aanzat met een heel treurig gezichtje. Gauw vliegt Zwaluwstaartje naar hem toe om te weten te komen wat hem scheelde. Tok-tokkie is een zwart kever tje moet jullie weten. „Waarom zoo treurig?" vroeg hij vriendelijk, terwijl hij ging zitten op een bloem tegenover Tok-tokkie. „Ach" zei Tok-tokkie, „ik voel vanmorgen 'toch weer zoo sterk het onrecht van deze we reld!" De tranen rolden over zijn wangen, welke hij gauw weer met zijn voorpootje wegveegde. Dan gaat hij verder. „Hoe komt het toch, dat het eene deel van de menschen het toch zoo gemakkelijk heeft, en het andere zoo zwaar?" „Maar wat mankeert jou nou toch Tok-tokkie", vraagt Zwaluwstaartje op zijn vriendelijkst. „Zeg, het maar ge rust tegen me, misschien kan ik je wel helpen." „Jij hebt makkelijk praten!" barstte Tök-tokkie los. „Kijk eens, hoe prachtig jij bent met je mooie bonte vleugels en je slanke lijf! En kijk dan eens naar mijn leelijke zwarte pakje! Waarom kan ik ook niet...." Maar Zwaluwstaartje hoorde al niets meer. Hij zocht naar een plannetje om arme Tok-tokkie te troosten, al moest 't hem ik weet niet wat kosten. Nog steeds stroomden de tranen over Tok-tokkie's wangen, en vlug nam Zwaluwstaartje een besluit „Ach wat", begon hij met een glim lach op zijn gezicht, „als dit alles is wat jou plaagt, dan kun je gerust ophouden met huilen. Je weet dat ik eerst ook zoo leelijk was." „Wat!" roept Tok-tokkie uit, terwijl hij zijn voorpootje achter zijn oor hield om beter te kunnen verstaan, „wat praat je nou?" „Ja," ging het Schoenlappertje be daard verder, „dat is waar". „Ach, vertel me toch eens alles", smeekte Tok-tokkie, terwijl hij Schoen lappertje nieuwsgierig in de oogen keek „Nou, goed", zei Schoenlappertje, „luister maar toe. Mijn moeder was een slimme, vlugge vrouw en had de eitjes, waaruit mijn broers, mjjn zusters en ik gekomen zijn, op 'n heerlijk groen blaadje gelegd, zoodat we dadelijk met eten konden beginnen, als we eruit kwa men. Maar toen waren we nog akelige, kleine wurmpjes." „Nog nooit gehoord!" viel Tokkie hem verbaasd in de rede, terwijl hij een héél verwonderd gezicht trok. „Het is toch heusch waar", ging Schoenlappertje voort, „en zooals ik al gezegd heb, ik was eerst ook leelijk en omdat ik nooit mijn moeder gezien had wist ik natuurlijk ook niet, dat ik later Schoenlappertje zou worden. In elk ge val, ik had toen zoo'n honger, dat ik da delijk begon te eten. Zoo vlug, dat ik uit mijn vel gebarsten ben." „Wat?" schreeuwde Tok-tokkie yer- Hier zien jullie vijf die ren. Weten jullie van alle vijf den naam? Natuurlijk nietwaar? Welnu, dan gaan we een rekenpuzzle maken. Neem 5/12 van den naam van het eerste dier, en je krijgt een bekenden jon gensnaam. Weten jullie hoe zoo'n puzzle gaat? Nu de naam van het eerste dier bestaat uit 12 letters. Gebruik er nu 5 van, nietwaar, dat is dus 5/12 deel van het heele woord. Je mag zelf de let ters uitzoeken, welke je denkt noodig te hebben om den jongensnaam te vor men. Van het tweede dier neem je 5/8 deel en van hetgeen hij roept gebruik je nog eens 2,5 deel, deze letters tezamen vormen een mooie bloem. Nu krijgen wij de dikkert in het midden. 3/7 van den naam van dat beest duidt de eigenschap aan, die niet moedig is. Links onderaan zien wij een vriendje. 3/4 van den naam van het dier en dan nog 1/4 van het woord „pret" vormen samen een heerlijke vrucht. En tenslotte hebben wij dan nog een ander dier. Nemen wij van dezen naam 3/4 deel en dan nog 1'3 van het woord „zag", dan hebben wij een heel voor naam lichaamsdeel, zonder welk wij niet zouden kunnen leven. Probeer nu eens alle woorden te vin den. Oplossing vindt je elders op deze pagina. baasd uit, „deed dat dan niet vreeselijk pijn?" „Ach nee, er was weer een nieuw vel onder het oude. En nog twee of drie keer gebeurde dat. Toen was ik moe van het vele eten. Ik spon toen een zijdeco con om mij heen en maakte mij door middel van een paar zijden draadjes aan een boomtak vast Omstreeks dien tijd was ik een leelijke pop. Een heelen tijd heb ik toen in die cocon geslapen." „Maar" viel Tok-tokkie hem weer in de rede, „was je dan niet bang, dat je zou stikken?" „Ach, welnee" lachte Schoenlappertje „zoo dicht was die cocon niet. Heel langzaam aan kreeg ik toen het gevoel, alsof ik veranderde tot dat ik eindelijk uiet meer in die cocon kon blijven. Het eerste wat ik bemerkte toen, ik eruit kwam, was, dat ik twee groote vlerken op mijn rug had. Hoe ik ze gebruiken moest, was me een raadsel. Bovendien waren ze klam en vochtig en moest ik eerst wachten tot ze droog waren. Ter wijl ik wachtte, merkte ik, dat ik net eender was als de andere Schoenlapper tjes en dat zij op mij leken. Ik sloeg mijn vlerken op en probeerde te vliegen. En het duurde niet lang of ook ik zoog, ge lijk die andere, sap uit de bloemen. Kun je nou zien, dat ik ook leelijk geweest ben, Tok-tokkie?" „Denk jij dan, dat er nog hoop voor mij is?" vroeg Tok-tokkie vlug. Schoenlappertje deed net of hij het niet gehoord had en ging verder: „Maar nu moet ik opschieten, want ik moet nog heel veel sap verzamelen. Tot ziens!" en weg vloog Schoenlappertje. „Tot ziens, en dank je voor je troost", zei Tok-tokkie, terwijl hij van louter ge- hik een zucht slaakte. „Wie weet, hoe mooi ik nog wordt!" Schoenlappertje vloog gestadig weg. Zijn hartje deed zeer, omdat Tok-tokkie zoo ongelukkig was en ook, omdat hij hem valsche hoop had ingeboezemd. „En toch", dacht hij, „weet ik zeker, dat Tok-tokkie zich nu veel gelukkiger voelt", en daar ging het hem om. OPLOSSING: Een dieren-rekenpuzzle. 1. stekelvarken karei. 2. papegaai papaver. 3. olifant laf. 4. beer peer. 5. hert hart Onze spaarpotten zijn waarschijnlijk niet zoo gespekt als wij wel zouden willen, om vader of moeder met de December- feestdagen een mooi geschenk te geven. Maar dat hoeft ook niet. Zij zullen het waarschijnlijk veel meer op prijs stellen een zelfgemaakt ca deautje te ontvangen. Nu, dat is niet zoo heel moeilijk, al lijkt het op het eerste ge zicht niet gemakkelijk. Het werkje, dat wij hier op 't oog hebben is hoofdzakelijk voor meisjes b. :emd en de uitkomst ervan is een verrassing voor vader. Hij heeft in zijn gemakkelijke stoel een heerlijk kussen noodig, waartegen hij kan uitrusten. Het kussen links bo ven is op gaas geborduurd met wol van drie verschillende kleuren. Het is een heel eenvoudig werkje, dat zich ge makkelijk laat uitvoereif met breede dwarssteken. De andere kussens, die wij hier af beelden, zijn groote vierkante poefs, die van een mooi gekleurde stof gemaakt kunnen worden en veel tot de gezellig heid van de huiskamer kunnen bijdra gen. Ze kunnen met zeegras of kapok worden opgevuld. Woensdags en Zaterdagsmiddags was Liesje altijd den heelen middag bij groot moeder en dan zaten zij samen poppen- kleertjes te naaien of grootmoeder ver telde, hoe het was toen zij net zoo oud was als Liesje nu. O, wat was dat een heel andere tijd! Liesje wilde wel, dat zij toen ook geleefd had, „Want, omoe", zei ze, „ik weet zeker, dat wij dan vrien dinnen zouden zijn geweest." Grootmoeder lachte dan eens en gaf Liesje een heerlijk chocolaadje. Natuurlijk waren de verjaardagen, zoowel voor Liesje als voor grootmoeder groote feesten. Als Liesje jarig was. kwam grootmoeder 's morgens ai voor dat Liesje naar school ging om haar te feliciteeren en als grootmoeder jarig was, dan was het naturlijk andersom. Ook nu had Liesje flink gespaard. Van het dubbeltje zakgeld dat zij kreeg, ge bruikte zij geen enkel centje om te snoe- dcü Liesje haar grootmoeder op dien dag had kunnen geven. Liesje was dol op haar grootmoeder, zij beweerde altijd, dat haar grootmol- der do liefste grootmoeder van de heele wereld was, en dat wil heel wat zeggen. Haar grootmoeder woonde heel dicht bij het huis waar Liesje met haar ouders v.oonde en er ging dan ook geen dag voorbij, dat Liesje niet even bij groot moeder binnen wipte. Ook grootmoeder was erg op haar kleinkind gesteld en 'zii had voor haar dan ook altijd iets bij zonders klaar liggen, een mooie knoop, dan weer eens een koekje, terwijl Lies je blij was, als zjj voor grootmoeder iets kon doen. kolen scheppen, een bood schap in de buurt of wat dan ook.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 28