Die vreeselijke Gert-Jan. SINT NICOLAAS- AVOND. De Avontuurlijke Lotgevallen van Miep Muizenschrik en Bul Krakebeen Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 2 December 1933. No. 9392. ZATF.RD AC, A VONDS( TTETS Een oorspronkelijke Sinterklaasrvertelling, door SIROLF. (Nadruk verboden alle rechten voorbehouder.). DIE kleine GertJan, „die vreeselijke Gert-Jan" zooals zijn moeder hem somtijds noemde vanwege de vrij moedigheid van den kleinen zesjarige op de meest ongelegen oogenblikken, de klei ne Gert-Jan dan voelde, dat het huis vol geheimzinnigheden was, vol dingen, waar van hij de beteekenis niet kon bevroeden, doch die alle op de een of andere manier in verband stonden met Sinterklaas, wiens bezoek op „strooi-avond" was toegezegd. De Pa van Gert-Jan was er een van in geheide ideeën, en een daarvan was, dat als er voor Gert-Jan voor Sinterklaas ge speeld moest worden, dat door niemand beter kon worden gedaan, dan door zijn eigen vader, die op die manier een schitte rende gelegenheid kreeg om op indruk wekkende wijze paedagogische lessen uit te deelen, die Gert-Jan deerlijk van noode had. Ben van de andere ideeën van de Pa van Gert-Jan was, dat alle personen bene den den leeftijd van dertig jaar nog kin deren zijn die bij alles de instemming van hun ouders behoeven* Vandaar dat Pa on genadig kon uitvaren tegen de oudere broer van Gert-Jan, die student was en te gen Catootje, de zus van Gert-Jan. Catootje was negentien, en ze mocht er waarlijk wezen. Maar volgens Pa was Catootje een kwaaie meid, die feitelijk nog bij Pa op schoot behoorde te zitten en aan de hand van moe uit wandelen te gaan. Vandaar fat Pa ongenadig had geraasd en getierd, toen hij in het kamertje van Catootje heel toevallig, in een boek, een anoniem briefje had gevonden, een soort gedicht in proza, bij een gedroogd klaverblaadje van vier, waarin allerlei hoogdravende dinger. over liefde en zoo werden gezegd, en waarin onder andere deze zinnen voorkwamen: „Je lokken geuren- als ambrozijn, je lieve lippen smaken als nectarCatootje had haar oogen roodgehuild en niet willen verraden, van wie dit vurig minnedicht af komstig was. En Louis, de broer van Ca tootje, had onverschillig gefloten en na tuurlijk heelemaal nergens van geweten. Wat wist hij van de hartsgeheimen van Catootje? Maar enfin, dat was een heele andere geschiedenis en Pa's boosheid was na vele dagen geluwd en nu waren reeds gerulmen tijd de voorbereidselen aan den gang, voor het Sinterklaasfeest, dat grootendeels tot stichting van den kleinen Gert-Jan gege ven werd. Pa vond, dat het compleet moest zijn, en dat ter verhooging van den in druk, er een Zwarte Piet bij moest zijn. Daaroor had Louis zich bereidwillig aange boden. Maar dat ging niet vond Pa. Want Pa moest natuurlijk al onder een uitvlucht afwezig zijn, ten einde de Sinterklaasrol voor de vaderlijke rol te verwisselen, als broer Louis nu ook nog wegging, om als Plet vermomd te verschijnen, kon de bij-de- hande Gert-Jan wel eens argwaan krijgen* Waarop Louis had bedacht, dat hij een vriend had, een keurige nette jongen, ook een student, Frans heette hij, en die zou zeker wel voor Zwarte Piet willen spelen. Hetgeen na eenige diepgaande vragen van Pa's kant omtrent de moreele en paeda gogische opvattingen van dien Frans, ge nadig werd aanvaard. En zoo kwam dan de strooi-avond, de avond, waarvan de vreeselijke Gert-Jan voelde, dat heel het huis vol geheimzinnig heid was. Pa had vreemde blikken met moeder gewisseld en fluisterend gesproken Louis had gefloten, Catootje had zenuw achtig onder tafel aan het tafellaken zitten plukken. En na het eten was Pa wegge gaan, dat hij zeer luid en vooral voor Gert- Jan duidelijk verstaanbaar had verklaard, dat hij naar een vergadering moest en hoopte terug te zijn, voordat de goede Sint zou komen* Gert-Jan had de buitendeur achter Pa dicht hooren slaan, en vreemd genoeg, had hij daarna toch weer geheim zinnig gestommel boven op de slaapkamer van vader en moeder gehoord. Moeder was bedrijvig met de theetafel gereed te maken, terwijl Louis iets op zijn kamertje deed en Catootje ook ergens in het huis ronddoolde. Even later weer klonk er een zacht belletje. Gert-Jan had dringend op dracht gekregen, zich in de huiskamer op te houden, vanwege het gevaar, anders wellicht onverwacht Sinterklaas of Piet Roet tegen het lijf te loopen, wat geen pretje was, meende Pa. Die er tevens iets aan vastknoopte omtrent de noodzakelijk heid van gehoorzaamheid en zoo. Het was heel geheimzinnig in huis. Bo ven klonk nog steeds af en toe zacht ge stommel. Maar als er iemand in de gang had kunnen kijkenbij het flauwe sche merlichtje van den spaarbrander, heele maal achter in de gang, bij de straatdeur, stond een zwarte Piet, in fraai costuum. Hoewal hij niet zwart was, aangezien hij zijn zwarte mombakkes zoolang aan den kapstok had gehangen-. Deze blanke Zwar te Piet had dan innig een arm om de blo zende Catootje geslagen en hij begroef zijn gezicht in haar zijden krulletjes en fluis terde: „Je lokken geuren- als ambrozijn... Je lieve lippen smaken als nectarWel ke laatste bewering hij maar niet op losse gronden scheen te uiten, doch na een grondig, zij het teeder, onderzoek ter plaat se. Toen piepte de huiskamerdeur en boven klonk gestommel, drie keer achtereen, en vlugge voetstappen gingen de trap op, en ergens sloeg een deur dicht, en moeder riep in de huiskamer: waar is Gert-Jan, en ontdekte hem met een onschuldig, niette min eenigszins ontdaan gezicht en eenigs- zlns peinzende oogen. bij den schoorsteen. Luid werd er aan de voordeur gebeld en moeder riep wel een beetje overdreven luid: „Och Catootje, doe jij Sinterklaas en Pieterman-knecht even open!" Voorafgegaan door Louis en Catootje, met een vriendelijke buiging door moeder ontvangen, stapte statig Sinterklaas naar binnen, gevolgd door een groote Pieterman' wiens gelaatstrekken schuil gingen achter een onbewogen zwart mombakkes met on natuurlijke roede lippen-. En de voorstel ling begon. Gert-Jan moest Sinterklaas een handje geven en ook aan Pieterman, en hij moest liedjes zingen en ontving vele wijze, paedagogische lessen, waarbij Pa. he vig op Gert-Jan's jeugdig gemoed werkte en hem geschenken overhandigde, steeds als het ware verpakt in een zedeles. Gert- Jan mocht nooit jokken, Gert Jan moest alles vertellenof Gert Jan steeds ge hoorzaam was geweest, ja Gert-Jan moest maar eens goed nadenken En GertJan dacht na. En vond een zon de. „Meneer Sinnieklaas", sprak hij timi* de. doch niettemin rondborstig, „mammie had daarstraks gezegd, dat ik in de kamer moest blijven, maar ik ben toch stilletjes in de gang geweest, vinnu het heel erg Sinnieklaas?" Sinterklaas kuchte, een weinig ontroerd door de waarheidslievendheid van den kleinen GertJan, en voer zalvend voort: „Nou, voor deze keer zal ik het maar niet erg vinden, je hebt er toch niets uitge voerd?" Ik niet. Sinnieklaas, ik niet... Hoezoo: Ik niet. heeft iemand anders dan wel wat uitgevoerd in de gang?, vroeg Sinterklaas, die verraad van het Sinter klaas-geheim duchtte. Nee, Sinnieklaas, ik ©iet, maar die daar! zei de eerlijke Gert-Jan en wees met een klein vingertje naar Pieterman, die onge durig op zijn stoel heen en weer schoof Nu het hooge woord er eenmaal uit was. meende GertJan verplicht te zijn, zijn heele jeugdige gemoed te moeten ontlas ten en hij voer voort: En weet U. wattie dee, Sinnieklaas? Hij rook an Catootje d'r hoofd en toen zeidie dat ze naar azijn rook enne toer. beet hij in d'r mond en toen zei die dat ze net als Hector de hond smaak te, vinnu dat niet erg leelijk van hem, Sin nieklaas? Sinterklaas bromde plotseling heftige dingen in zijn baard. De blikken die de goede grijsaard op zijn trouwen knecht wierp, waren ver van zalvend. Den Pa van GertJan ging plotseling een lichtje op en Sinterklaas nam schielijk afscheid van Gert-Jan, en de beduusde GertJan bleef alleen met Moeder en Catootje In de kamer achter, terwijl in de gang Sinterklaas he vig doch voor Gert-Jan onverstaanbaar te gen Zwarte Piet bulderde. Even later ver liet ook moeder de kamer, en het gebulder van Sinterklaas kalmeerde wat. Nog weer even later hoorde Catootje, die zenuwachtig op een zakdoekje had zitten bijten, terwijl ze afwisselend rood en bleek werd, moe der roepen, en toen bleef GertJan alleen in de huiskamer achter. Wat hij niet zoo erg vond, aangezien een nieuwe spoortrein en een enorme suikeren wortel al zijn aan dacht opeischte. Weer een poosje later kwam Pa thui3 van zijn vergadering, en hij fluisterde geanimeerd met moeder over iets, vergat helemaal aan GertJan over 't bezoek van Sinterklaas te vragen, en- Louis kwam weer binnen en daarna een vreem de meneer, een meneer die Frans genoemd werd door Catootje, die den- heelen avond met een hoogroode kleur naast hem aan tafel zat, en die GertJan wel drie keer de vreeselijke geschiedenis liet vertellen van den schandelijken Pieterman, die vond dat Catootje's hoofd naar azijn rook. Zoo dat men maar weer ziet, dat op dien St.- Nicolaas-avond het huis inderdaad vol van geheimzinnige, mysterieuee dingen was. Doch het vreemdste was wel. dat Ca tootje Gert-Jan dien avond In bed stopte en een zoen gaf, die klapte. Net als die Pitearman, vond Gert-Jan. Nu wordt één avond alle zorg vergeten, Op dezen dag van 't groote kinderfeest, De lampen branden in de lichte kamers, Al zijn de dagen donker soms geweest. Er zijn weer liedjes uit vervlogen jaren, Die- onveranderd bleven voortbestaan, En nu, op dezen goeden, ouden avond, Spontaan en luid weer in ons zingen gaan! We juichen dapper met de kleintjes mede. Als pepernoten klett'ren op den grond, Dan is ineens de stille zorg vergeten, We bukken mee en graaien in het rond. We voelen weer, dat deze kindervreugde Op 't oude feest, spontane vreugde is. Dan rijzen al de beelden uit 't verleden Van onze eigen jeugd-geschiedenls! En even zijn we toch het leven dankbaar. Dat het ons dit na alles heeft gebracht. Als moeder met de kleintjes mee gaat zingen, En op de goede graven wordt gewacht Dan grijpen we weer naar de blokken- doozen. Of naar een bromtol, zingend van muziek, Dan zien we als een weldaad de verrukking Op de gezichtjes van ons klein publiek! Oud Sinterklaasfeest, breng ons zóó Uw avond Van blij genot en innerlijke vreugd, Br is zooveel, wat ons is bijgebleven. Toe, laat ons nog eer.s jong zijn met de jeugd! Laat ons in blijde kinderoogen lezen Al 't geen vervaagde door der tijden druk, Al 't geen w* in zoTg en nood vergeten waren-, De groote rijkdom van 't gezins geluk!! December 1933. KROES. (Nadr-uk verboden). VOOR DEN WINTER. Sportcostuum met lar.3 jasje, tulband-model hoedje, en kleine handmof is het nieuwste in de wintersportplaatsen. Wetenswaardigheden. Is het U bekend: d a t in Londen wel de meest buitengewone detectives gevonden worden van de gehee- le wereld? dat men daar een speciale dienst heeft voor het opsporen van vermiste melk- fleeschen en melkbllkken? dat een paar jaar geleden de Engelscho zuivelfabrikanten en melkboeren tot de ontdekking kwamen, dat ze duizenden gul den-s per jaar verloren, door het zoekraken van melkflesschen en blikken? Humor. Een meneer leerde enthousiast Esperan to en tijdens een diner onthaalde hij do gasten op allerlei vreemde geluiden en woorden, die Esperantistlsche taal moes ten voorstellen. Ten slotte kwam er een heel vreemd klinkend woord, dat meer op hpt doodsgerochel van een varken leek en dat blijkbaar met de grootste moeite uit gesproken kon worden. „Is dat nu heusch Esperanto?" vroeg een der gasten onnoozel. „Neen," was het antwoord, „dat waa een vischgraat!" Levensernst Is het einde van onze kinds heid. Ge steekt immers niet in zee, zoolang de storm woedt. Onderneem dus niets, zoo lang ge nog toornig zjjt! 191. Ze vlogen al een heelen tijd over de Poolzee en voelden- wel dat 't steeds kouder werd. Daarom trok ken ze hun jassen en kaplaarzen aan 'k Denk, dat we er nu wel gauw .zijn, zei Bul. We zullen maar eecs wat lager vliegen om het terrein wat heter te kunnen verkennen. Kijk eens, we zijn nu op 't bolste punt, 't is hier precies een bal, naar alle kan ten even rond. 192. Dit moet wel de Noordpool zijn- Hoe kom Je daarbij, de wereld is tooh zeker overal even rond, zei Miep eigenwijs. Maar toch waren ze er. Er schijnen hier heelemaal nog geen menschen te wonen* Nu, dan kunnen we een prachtplaats uitzoe ken voor de vlag, zei Miep, voor wie de vlag nog steeds hoofdzaak was. Het sneeuwde en stormde flink. Na lang zoeken hadden ze een landings plaats gevonden en voorzichtig zak ten ze, maar.x 193. O jemine, wat was dat? Miep was er naar aan toe, toen ze den grond bereikt hadden. Haar staart bleef, hoewel de lucht er uit was, even bol staan. Het leek wel of alles één klomp ijs was, huisje en staart. Deze was heelemaal bevroren. Dat ze daar niet aan gedacht hadden. De tranen stonden hen in de oogen. Waarom was 't ook zoo koud! 194. Wat moesten ze nu beginner Plotseling denkt Knipstaart aan zijn ring. Hij zegt niets, maat doet al leen. En jawel, daar komt Miep ge lukkig weer heelemaal bij en de staart komt langzaam ln orde. We zullen er onze dekens om wikkelen, zegt Knipstaart, want als we de lucht Ingaan om waarnemingen te doen, wordt de ballon niet zoo koud. 195. 't Eeerste werk was nu hun huis neer te zetten. Ze groeven een flinke kuil in de sneeuw, zocdat ze niet veel last van den wind hadden en daarin werd hun huis ger-t. De tent die ze hadden meegekomen» werd gebruikt om al-les in te bergen, 't Kwam fijn. in orde. De stoait v. erd met behulp van den motoi met war me lucht gevuld en zoo we*d ook de kamer heerlijk verwarmd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1933 | | pagina 24