De „K"-Puzzle
Hoeveel woorden,
die beginnen met
de letter „K"?
Op bovenstaande puzzle kunnen onze lezers hun
krachten gedurende de Kerstdagen beproeven,
om zooveel mogelijk zelfstandige naamwoorden
op te zoeken, welke met de letter „K" beginnen.
Zie goed toe, want menig addertje schuilt onder
het gras.
Het spreekt vanzelf, dat een opgave in het en
kelvoud of meervoud slechts voor 1 geldt. Ook
niet, door 1 afbeelding door diverse benamingen
te noemen. Samengestelde woorden zijn natuur
lijk toegelaten, zooals „Kok" „koksmuts" enz.
In het oudejaarsnummer van de volgende
week Zaterdag geven we de oplossing, in alpha-
betische volgorde. Zij die hun gevonden woorden
dan ook in die volgorde hebben opgeschreven,
kunnen dan heel gemakkelijk vergelijken. Men
denke niet te gauw, dat men ze alle heeft; er zijn
er ettelijke tientallen. Kijk vooral goed naar de
kleine voorwerpen, wat op den grond ligt of
staat, in#de lucht is, of heel in de verte nog net
te zien is, kortom in alle9 kan men zoo ongeveer
iets verwachten, dat met een „K" begint.
Dus alléén zelfstandige naamwoorden na
men van dingen, dieren enz. enz. geen werk
woorden, zooals bijvoorbeeld „kijven", maar
Kloppartij is natuurlijk weer wel goed.
En nu aan den slag....
't Was op een heel kouden Decem-
bernacht, wel veertien eeuwen gele
den, dat Ambrosius, de oude ge
leerde sterrenkijker vol geduld naar
boven zat te turen. Hoewel er bijna
geen enkel sterretje te bespeuren
was, omdat de lucht vol dikke
sneeuwwolken hing, kon Ambrosius
er maar niet toe komen om naar
z'n bed te gaan. Met knipperende
oogjes (want 't was intusschen al
half drie geworden) volgde hij een
ongewone wolk, die zich van de an
dere onderscheidde, omdat ze zoo'n
zilverachtigen gloed had.
„k Begrijp er nie'.s van", bromde
Ambrosius, die gewend was hardop
te praten, „alle wolken gaan ge
woon hun weg, ze drijven allemaal
denzelfden kant uit. alsof ze krij
gertje spelen en alleen die eone
wolk gaat dwars tegen alles in. Kijk,
hij komt warempel recht op mij af",
en verblind door 't felle licht dat
Ambrosius door den sterrenkijker
togenstraalde, kneep hij z'n oogen
haastig dicht.
Plotseling werd er op 't raam ge
tikt; Ambrosius, die in geen jaren
van iemand bezoek had gehad en
zeker niet zoo midden in den nar ht,
voelde z'n knieën knikken van
angst.
„Ik ben 't, het Kerstmannetje",
hoorde Ambrosius roepen toen er
voor de tweede maal geklopt werd,
„doe toch open Ambrosius" en deze
haastte zich thans 't raam omhoog
te schuiven. Eerst kwamen er toen
een paar besneeuwde voeten naar
binnen, zoo glinsterend, dat Ambro
sius er vol bewondering naar keek
en toen volgde de bovenste helft van
't Kerstmannetje, zijn oud, indruk
wekkend gezicht met z'n langen
grijzen baard. En toen wist Ambro
sius, dat die lichte wolk 't Kerst
mannetje vergezeld had, want het
heele zolderkamertje was er van
verlicht.
„Ambrosius", begon 't Kerstman
netje. „jij moet me vannacht helpen
en als je 'f goed doet, dan mag je
'n wensch doen. die ik in vervulling
zal laten gaan."
„Zeg maar wat ik voor U doen
kan", fluisterde Ambrosius, die nog
niet bekomen was van dit onver
wachte bezoek.
„Luister", zei 't Kerstmannetje, en
hij wees naar zijn besneeuwde
schoenen. ..zie je mijn voeten? Ze
glinsteren zóó erg, dat m'n oocen
er pijn van doen; ze zijn bevroren
en jij moet ze ontdooien, want ik
heb vannacht nog een groot karwei
te doen. Ik moet in alle huizen nog
iets gaan brengen. Vrede bij de sla
pende menschen."
Ambrosius begreep, dat 't Kerst
mannetje er erg aan toe moest zijn;
met den grootst mogclijken spoed
begon hij de sneeuw van de voeten
af te halen; makkelijk ging dat ech
ter niet. want 't was één harde
klomo ijs geworden. Ambrosius de
geduldige wist er echter wel raad
op. Hij legde vlug 'n vuurtje aan.
gaf 't Kerstmannetje 'n lekker bak
je koffie en deed voorzichtig de rest
van z'n werk. Na 'n half uur was hij
zóó ver gevorderd, dat de mooie
blauwleeren muiltjes al te voor
schijn kwamen.
„Dat heb ik er nou van, als ik
naar die eigenwijze maankindertjes
luister', klaagde 't Kerstmannetje.
„Ze waren niet tevreden vóór ik
m'n nieuwe pantoffeltjes aandeed.
Ze zijn wel mooi, maar ik wist wel,
dat ik er spijt van zou hebben. Had
ik m'n warme sloffen maar hier.
Ambrosius. niet zoo hard wrijven,
longen, ik begin m'n voeten al weer
te voelen; gelukkig maar, dat jij
nog op was Ik zie je zoo dikwijls
bezig vanuit de hoogte".
Ambrosius, de oude geleerde,
voelde dat t zweet hem op 't voor
hoofd stond, maar toch had hij 'n
blij gezicht, want hij was bijna
klaar met 't werk.
„Wat ga je doen, Ambrosius?"
vroeg 't Kerstmannetje, toen zijn
voeten weer ontdooid waren, „wat
ga je er omheen winden?"
„Een koljnenvel". lachte Ambro
sius. ..'t zal U tegen verdere ram
pen behoeden en zonder iets te zeg
gen deed hij daarna zijn eigen dik
ke pantoffels uit. de pantoffels
waar hij zelf altijd zoo zuinig op
was geweest en deed ze aan de voe
ten van 't Kerstmannetje.
„Ambrosius", zei 't Kerstmanne
tje ontroerd, „je bent nog beter dan
ik dacht, ik zal je veel geluk ge
ven. Zeg me wat je 't lief?t hebt."
Nu werd Ambrosius verlegen. Hij
wist niat. of hü wel zeggen mocht,
wat hij zoo graag wenschte, maar
't Kerstmannetje raadde zijn ge
dachten.
„Ik weet dat de sterren ie vrien
den zijn", sprak 't Kerstmannetje,
„maar 't zijn ook mijn vrienden.
Vraag me gerust alles wat ie wilt
Je leven is nuttig geweest ik zal
je voor alles beloonen."
Toen vertelde Ambrosius iets aan
't Kerstmannetje van wat er altijd
in z'n hart was omgegaan, dat hij
zoo graag nog eens een beroemd
sterrenkundige had willen zijn.
„Ja zult t worden", voorspelde 't
Kerstmannetje en hij maakte met
Ambrosius een afspraak, waarover
ze beiden erg veel pleizier hadden.
En toen 't Kerstmannetje weer weg
ging. 't raam uit. precies zooals hij
gekomen was toen vergat hij in z'n
haast en in z'n pleizier om zijn
mooie pantoffeltjes van blauw leer
mee te nemen. Ambrosius wilde ze
hem nog nagooien. maar t was al
te laat, 't Kerstmannotie was al
heel ver weg
In den tijd die daarop volgde ver
baasde Ambrosius de wereld doop
z'n voorspellingen Eerst moest»m
de andere geleerden et om lachen;
als 't waar was. dan gebeurden er
de gekste dingen met de sterren, ze
zouden op plaatsen komen te staan
waar niemand ooit aan gedacht
had. maar niemand geloofde hem,
totdat zijn eerste voorspelling uit
kwam. Spoedig daarop volgden er
nieuwe en toen begon men te geloo-
ven dat Ambrosius werkelijk heel
geleerd moest zijn. Hij was ineens
beroemd en rijk.
Toch bleef hij even eenvoudig als
vroeger: hii kocht alleen een paar
nieuwe kameelharen pantoffels en
zettp de muiltjes van blauw leer
voorzichtig weg en als er soms eens
iemand aan hem vroeg, hoe 't toch
kwam. dat hii alleen zooveel over
de sterren wist. dan schudde hij ge
heimzinnig met z n grijze hoofd.
Maar als hij dan alleen was, dan
haaide hii de blauwe pantoffeltjes
te voorschijn en keek er naar, zóó
lang en 7.00 vol vertrouwen, dat 't
Kerstmannetje, dat hem in stilte
gadesloeg, er ontroerd van werd,
net als de sterren die precies gin
gen staan, waar Ambrosius 't ge
wild had.