VAN DIT EN VAN DAT
EN VAN ALLES WAT 8
Het Kaarsje...
DE KERSTMAN.
Hoe houdt men dan Kerstboom
zoo lang mogelijk gosd?
Kerstboomversiering ai waar
ze vandaan komt
Kerstgeschenken in het
ond-Romeinsche rijk.
De Avontuurlijke Lotgevallen van Miep Muizenschrik en Bul Krakebeen
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 23 December 1933. No. 9404.
ZATF.RDAOA VONDSt'HF,T8
Een Kerstvertelling van Slrolf.
(Nadruk verboden.
Alle rechten voorbehouden.)
ZOET is de geur van den dennen
boom, die in den hoek van bot
hooge vertrek te twinkelen en te
schitteren staat, met tallooze kaarsen
lichtjes, die zachtjes wiegen in de warme
kameratmosfeer.
Zoet is het gepeins van den ouden man.
die droomerig, soezerig in den leunstoel
ziet bij den haard, en zijn oude oogen
over de flakkerende kaarsenlichties van
den geurenden hoorn laat gaan. Het vuur
koestert zoo zacht en oud vadertje is zoo
oud Zijn oogledefi worden zoo zwaar
en zien als door een waas de stralen
kransen der wiegende kaarsenvlammo
tjes Kijk, nu is het net, of dit kaars
vlammetje begint te groeien - het wordt
al grooter en grooter hoe licht wordt
het nu in oud vadertje's gedachten
hoe zweven de herinneringen aan op ro-
zig-blanke vleugelen zoete herinne
ringen aan anderen Kerstavond, lang,
héél lang geleden
Pieng, pieng, pong, piengele, piengele,
pang
Fijn, heel fijn, klinken de tonen op uit
de oude speeldoos. Vier opgewonden kin
dergezichtjes zijn ingespannen gebogen
over de houten doos. Twee Jongens met
levendige, bruine oogen en donkere krul-
lebollen, de meisjes met glanzende pijpe-
krullen en een rood opwindingskleurtje
op de fijne wangetjes. Ze vonden die stof
fige doos op hun tocht door 't groote
huis, zoo'n tocht, als kinderen graag ma
ken op duistere zolders en in vergeten
hoeken, waar elke schaduw een geheim
schijnt te bewaren, uit lang vervlogen
tijden.
Wat een leuke oude doos. Ze hadden
haar voorzichtig meegedragen, naar be
neden, om haar bij het licht te bekijken,
in de kamer, waar naastan grootvader
bij den Kerstboom en het vuur zat te pein
zen. En een van de jongens had een slin
gertje, een houten handvaatje ontdekt en
er aan gedraaid, zooals jongens doen.
Pieng, pieng, pong, piengele, piengele
pang
Grootvader is weer jong, Hoor, daar
speelt de muziek een vroolljk menuet.
In de hooge zaal, waar lange kaarsen, in
zilveren luchters branden, en waar in den
hoek de kaarsenlichtjes in den kerstboom
flakkeren en twinkelen, bewegen de pa
ren met rhytmlscb gebaar. Weer ruikt
hij de zoete dennengeur van dien avond.
Zie, daar buigt hij, jong en krachtig,
voor zijn kleine bruid. En hij voert haar
zachtkens mee, op de maat van het me
nuet Zie, hoe haar fijne vingertjes den
langen sleep hanteeren. Zij bulgen voor
elkaar en dan vat hij haar hand en zij
draaien in het rond. Kijk, hoe zij hem
aanziet, met haar schalksche, donkere,
lachende oogen Die eene krul, uit haar
hooge kapsel, danst grappig op en neer
op haar blanke schouder. En zij buigen
en buigen, en wenden en draaien op de
maat van het oude menuet
Pieng, pang, pong
De kinderen huigen zich aandachtig
over hun' houten doos Het liedje is uit.
Nu draait de oudste knaap weer aan
het slingertje, tot het stuit. Hoor, daar
begint de speeldoos weer te zingen, een
statig liedje uit oude tijden Met zijn me
talen stemmetje speelt het instrument
een vergeten bruiloftsliedje.
Pieng, pang, pong
Oud vadertje is weer jong. Hoor, daar
klinkt het bruiloftslied. Jong en krach
tig schrijdt hij voort, naar het groote
huis. Aan zijn arm voert hij, als zijn hei
ligst bezit, zijn kleine jonge bruid. De
bruidsmeisjes strooien rozen op hun weg.
Zacht drukt hij het fijne handje op zijn
arm. In het oog van het bruidié blinkt
nu een traan Hoor. hoe de bruilofts
gasten zingen. De speelman tokkelt op
zijn trillende viool Pieng, pieng,
pong
Weer buigen de kinderen zich met
schitterende oogen en hoogroode wangen
over de speeldoos. Het liedje was uit. De
oudste knaap heeft weer aan het houten
slingertje gedraaid. Nu gaat het stroeva
mecaniek ook weer draaien en zingt met
't schriele stemmetje zijn oude lied. Als
verre klokketonen klinken zachte zang
geluidjes uit. de oude doos. Het is net,
of verre klokken luiden, van een moeder
en haar kind
Pieng, pieng, pong bom
bom
Grootvadertje is weer jong. Zie, daar
staat hij aan de wieg van zijn eerstgebo
rone. In het zware, breede ledikant, op
de hooge, gedraaide pooten, ligt, onder
de ganzen hemel de jonge moeder; en
kijkt blij naar den krachtigen man, die
aan de wieg staat van zijn eersten zoon
en het kleine wonder beziet. Een tram
biggelt over zijn wang, en nu, nu buigt
hij zich voorover, over het groote ledi
kant en kust zijn jonge vrouw op het
voorhoofd. En zij s'aat de armen om zijn
hals en fluistert hem zacht in het oor:
„Vader."
Hoor, hoe buiten de klokketonen gal
men en de wereld vertellen, dat er een
kindje geboren is
Bim, bam, bom
De kinderen bekijken de speeldoos aan
alle kanten. Zij was afgeloopen. Toen
hebben ze haar weer opgedraaid. Maar
ze wilde niet meer spelen. Het stroeve
mecaniek weigert. Nu draaien ze haar
aan alle kanten en kloppen en peuteren.
Maar bet helpt niet Met hoogroode wan
gen zijn ze over de oude doos gebogen
Wat duurt dat lang De metalen stem uit
het verleden zwijgt nu stil.
Minutenlang zijn de kinderen met het
vergeten instrument bezig. Maar soms
kunnen minuten jaren schijnen, en jaren
minuten.
Naastan zit de oude man bij het vuur
en den geurenden, lichtenden dennen
boom en soest en dut Voor hem gaan de
jaren als minuten voorbij, in het wondere
spel der herinnering.
De kinderen luisteren. Hoor. daar rom
melt iets in de speeldoos. Er knarst en
schuurt een oud verroest raderwerk.
Hoor, hoor, daar begint het langzaam
weer te spelen, met zijn schriele metalen
geluidje.
De melodie klinkt droevig, een beetje
onheilspellend, na de lange stilte. Het is
een oude kerkzang, zacht en statig en er
tusschen door klept zachtkens de toren
klok.
Pieng, pleng, pang Bim, ham, bam...
Oud vadertje heeft weer verdriet. Zie,
daar nadert een droeve stoet. Daar loopt
hij langzaam achter een baar. Bloemen,
veel bloemen, witte en gele en rose, ver
breken de strakte van de zwarte lijkwa.
Gebogen stapt hij achter de baar, die naar
de kerk wordt gedragen. Hij brengt zijn
brave vrouw nu heen, naar haar laatste
rustplaats. Wat is alles nu droef en
troosteloos om hem heen. De menschen
zingen een statig lied, het lied der doo-
den. En er tusschendoor klept de bim,
bam, bim, bam,
De kinderen luisteren naar het lied van
de speeldoos. Opeens houdt het spelen
op: „Pang!" zegt het binnen in de oude
doos. Daar sprong iets stuk in het ver
roeste mecaniek. Ze draaien en draaien,
maar de doos zwijgt. Nu voor goed. De
veer is gesprongen.
Met ontstelde gezichten kijken de kin
deren naar het verstilde instrument.
Het wordt hen bang te moede.
Als de schaduw van den dood is over
de kinderen heengegaan.
En heel stil sluipen ze op hun teenen
naar de kamer naastan, waar groot va
der bij den Kerstboom zit. En ze gaan
zacht naar Grootvader toe en schudden
hem bij den arm. Dan zakt het grijze
hoofd van den ouden man opzij. Ze voe
len den ijskouden hand, die stijl is en
star.
De veer is gesprongen.
Oud vadertje's levenskaarsje is uitge
doofd, nadat het nog even hoog oplichtte,
en een lief, stralend schijnsel in zijn mij
meringen wierp.
Voor oud vadertje is een groot licht op
gegaan
Op zeer eenvoudige wijze kan men een
kerstboom lang goed houden.
Bij het koopen van een boom moet men
zich niet alleen ervan overtuigen, of hij
mooi van vorm is en het groen er goed
uitziet, maar tevens of de stam niet uit
gedroogd is, hetgeen het geval is bij hoo
rnen, die reeds lang tevoren geveld zijn.
Men begint met het oi derdeel af te za
geen en den boom in den tuin, op het
balcon of in den kelder in een groote
emmer water te plaatsen, opdat hij dit
volop in zich op kan nemen.
Aan dit water heeft de boom echter
nog niet genoeg om -tot Nieuwjaar frisch
te blijven, vooral niet, wanneer hij in een
warme kamer staat.
Men zet hem daarom in een bak of groo-
ten emmer met nat zand en onttrekt de
emmer aan het gezicht door er rood ka
toen om te wikkelen.
Onder den boom wordt een flink groot
laken gespreid om te voorkomen, dat de
dennenaalden zich door de geheele kamer
verspreiden of afdruipend kaarsvet vlek
ken veroorzaken.
Velen vragen zich niet af, waar de ver-
siorselen van hun Kerstboom, van daan ko
men. Elk jaar opnieuw wordt er een groo
te hoeveelheid van verbruikt in alle lan
den, waar de Kerstboom tot de Kerstge
bruiken behoort Oorspronkelijk werden
deze versierselen gemaakt in Duitschland,
in de dorpen van Thüringen en Franken,
waar geheele gezinnen zich bezig hielden
met het vervaardigen der teere voorwer
pen. Vooral de omgeving van Sonneberg
cn Neurenberg was een middelpunt van
deze bewerkelijke en weinig loonende
huisvlijt; deze streken zijn ook in de ge
heele wereld bekend om hun speelgoed-
industrie. Oude voorbeelden worden nage
maakt, nieuwe uitgedacht, en elk jaar
worden zij op de beide groote jaarmarkten
te Leipzig tentoongesteld, om van daaruit
door de groothandelaars en exporteurs
naar geheel Europa te worden verkocht.
De wijze van versiering van den Kerst
boom is zeer verschillend. Oudere men
schen geven dikwijls de voorkeur aan het
aesthetisch effect van kaarslicht op een
overvloed van zilverdraad, doch waar er
kinderen in huis zijn, vindt men gewoon
lijk een meer kleurige versiering, waarbij
ook snoepgoed niet ontbreekt. Bollen en
kettingen van gekleurd glas worden afge
wisseld door voorwerpen, die de kinderen
zelf wekenlang uitgeknipt, geplakt, verzil
verd en verguld hebben. Velen geven er
ook de voorkeur aan, niet elk jaar een ge
heel nieuwe Kerstboomversiering te koo
pen, doch zooveel mogelijk de versierselen
uit vroegere Jaren opnieuw tc gebruiken,
met het oog op de daaraan verbonden her
inneringen. Anderen versieren den Kerst
boom zoo min mogelijk of maken zelfs uit
sluitend gebruik van kaarsen. Het is ook
wel aan te raden, den Kerstboom niet te
overladen, zelfs niet voor kinderen, omdat
dan de schoonheid van den donkergroe
nen boom op zichzelf niet meer uitkomt.
Even onnatuurlijk is het gebruik van elec-
trische gloeilampjes op een Kerstboom;
deze mag slechts verlicht worden door het
zachte licht der kaarsjes, terwijl ook de
kamer niet te licht mag zijn.
De kerstboom staat, als ieder jaar,
in fonkelende schoonheid daar
Het kaarslicht flikkert zacht
De takken geuren gtkd en frisch
En (vat er aangehangen is
Schittert vol zilv'ren pracht.
Een kerstman van zacht witte zij
hangt, als elk jaar, weer in de rij
van glinsterende dingen.
Ei ook op dezen kerstdag weer
kijkt de kleine kerstman vredig neer
wanneer de kinders zingen
van „Stille nacht" en „Heil'ge nacht"
Ze zingen het zoo stil en zacht
De oogen schitt'ren blij
't Is of de kerstman in de boom, versierd
met slingers z'n éigen kerstleest viert
En daarom glimlacht hij.
SUZE LANDSTRA.
Ter gelegenheid van den winterzonne
wende vierde men ook in het oude Rome
een feest, do Saturnalia, dat evenals het
Germaansche Joelfeest, door Kerstmis ver
drongen is. De Saturnalia waren feesten
van uitgelaten vreugde; alle standsver
schillen hielden op en de meesters dien
den hun slaven op dien dag. Tot de ge-
bruikon behoorde ook het wisselen van
geschenken; bij voorkeur gaf men pop
pen, waskaarsen cn noten; deze gebruikon
zijn dus niet speciaal met het Kerstfeest
verbonden. Ook nuttige zaken werden ten
geschenke gegeven; zoo spreekt Martialis
van notitieboekjes uit citroenhout of ivocr,
schrijftafels, een ivoren kastje voor het
bewaren van gouden munten, tandensto
kers, haarspelden, parasols, pruiken en
gekleurde zeep.
206. Ze zetten het nu op een l°o
pen, maar de beer was meer gewend
aan de sneeuw, dan onze vrienden
aan hun kaplaarzen. Ze voelden de
warme adem van de beer. Wat nu?
Ze stonden vreeselijke angsten uit.
Maar Knipstaart had vanuit 't huls-
je alles gezien door een veirek jker
Ze greep haar ring en zie daar
«weefde een wolkje regelrecht naar
Bul en Miep.
207. Eén, twee die en daar zat ons
tweetal onzichtbaar in de wolk, op
den rug van de verblufte ijsbeer. Dat
vind lk-vreeselijk brutaal, zei hij. Hij
probeerde nu naar zijn berijders te
happen en draaide steeds in 't rond
tot hij bijna in zijn eigen staart hapte
208. En daar zweefden Bul .en Miep
heel gracieus over den heer heen. zoo
hocg, dat hij hen niet kon grijpen.
Het woedende beest begreep er niets
van en stond ze verbaasd na te sta
ren. Die zal niet licht meer op ons
afkomen, zuchte Miep.
20. Ze zonden dat ze vandaag weer
genoeg hadden gezien van 't nieuwe
oord en besloten naar huis te gaan,
waar Knlpstaart her. tegemoet kwam
Knip staart vertelde hoe ze alles ge
zien had en de ring hen had gered.
Uit den grooten voorraad zochten ze
•weer ean lekker hapje en aten fijn.
En nu gaan we gauw slapen, zei
Miep. die wat last van haar oogen
had.
210. Alles werd nu weer voor den
nacht In orde gemaakt en ze sliepen
ook rustig alsof ze tn Grooteztad
waren. De beer sliep echter nog
lang niet. Hij zat ernstig na te den
ken, hoe hij 't beste wraak kon ne
men, Toon ,t donker werd had hij ge
zocht naar de plaats, waar die bru
tale indringt** woonden.