Winteravondspel.
De oom uit Amerika.
SCHAGER COURANT
Een ijsvertelling.
We rijden met auto's.
DE UITVINDER VAN
HET LICHTGAS.
GESTRAFTE GIERIGHEID.
„Jongens, het heeft vannacht gewel
dig gevorén", riep Jan tegen zijn
beide broertjes, „fijn, we kunnen nu
best gaan schaatsenrijden". Vanuit twee
bedden werd deze kreet beantwoord en
even later waren er drie jongens op zol
der druk bezig hun schaatsen uit een
groote kist op te diepen. Zij onderzoch
ten eerst of ze goed in orde waren en
de riemen nog bruikbaar bleken, en
toen de inspectie naar genoegen was af-
geloopen, gingen Jan, Bert en Karei
naar moeder om te vragen of ze op het
veldijs mochten gaan rijden. Moeder
had er niets op tegen, maar drukte Jan,
haar oudste, op het hart, naar zijn
broers om te zien en ze moesten haar be
loven niet op de sloot of op een vijver
te gaan rijden. Dat deden ze en weg wa
ren ze. Nu lag het veldijs niet zoo heel
ver van hun huis af. Vanuit de verte
konden zij het gejoel van de verschillen
de kinderen reeds hooren, die zich op
het ijs vermaakten. Er waren er heel
wat aan het schaatsen rijden; dicht bij
den kant waren er een paar glijbaantje
aan het spelen terwijl ook een menigte
sleetjes te zien waren. Zoodra Jan, Bert
en Karei aankwamen, werden zij door
hun vriendjes verwelkomd en in een
wip hadden zij alle drie hun schaatsen
aan en reden met hun vriendjes mee.
Toen het etenstijd was geworden, gin
gen de drie broers met hoogroode kleur
huiswaarts en spraken met hun vriend
jes voor 's middags weer af. Ook den
heclen middag hadden zij veel pret.
Het vroor geweldig hard en vader
las 's avonds uit de courant voor, dat
het ijs in den vijver was gekeurd en
goed gevonden. Als het dien nacht zoo
door bleef vriezen, zou morgen de baan
op den vijver worden opengesteld voor
het publiek en Js middags zou er een
schoon- en hardrijderij plaats vinden.
Al vroeg gingen de jongens dien avond
naar bed om den volgenden dag flink
mee te kunnen doen.
Het eerste wat Jan den volgenden
morgen deed was vlug door het raam
naar buiten te zien of het flink had ge
vroren. En jawel, het was een mooie,
heldere winterdag. De jongens waren
gauw gewasschen en aangekleed en di
rect na het ontbijt gingen ze op weg.
Het was Oudejaarsdag, dus de kinderen
konden hun vacantie fijn op het ijs
doorbrengen.
Bij den vijver gekomen, waren zij een
der eersten, maar allengs vulde de baan
zich met rijdende en glijdende kinderen.
Tegen twaalf uur moesten ze van den
vijver af, de baan moest voor den mid
dagwedstrijd in gereedheid worden ge
bracht.
Opgetogen kwamen de jongens thuis
koffiedrinken. Ze hadden haast, want ze
wilden vooral niets van den wedstrijd
missen. Aan tafel zei vader tegen moe
der: „Wat zou mijn broer Bert zoo'n
winter heerlijk gevonden hebben, hij
was altijd zoo'n liefhebber van schaat
senrijden."
„Ja," zei moeder, „het is toch vreemd
dat we nooit meer iets van hem verno
men hebben, sinds hij naar Amerika is
vertrokken."
De kinderen besteedden echter niet
veel aandacht aan het gesprek tusschen
hun ouders en verdwenen dadelijk na 't
eten weer naar het ijs. Spoedig was de
wedstrijd in vollen gang. Eerst kwamen
de hardrijders, daarna de kunstrijders.
Onder hen was er één, die zeer den
aandacht trok door de keurige manier
waarop hij achter uit reed, rondwalste
en figuren op het ijs maakte. Met alge-
meene stemmen werd hem dan ook den
eersten prijs toegekend. Deze bestond uit
een zilveren medaille, die het Bestuur
van de ijsclub had uitgeloofd. De voor
zitter spelde de medaille op den borst
van den winnaar. Onder al de belang
stellenden aan den kant van den vijver
stond ook de vader van Jan. Hij, die
ook altijd een goed schaatsenrijder was
geweest, doch nu geen tijd meer had,
kon toch de lust niet bedwingen, nu hij
oen middag vrij had, eens te gaan kij
ken. Hij had ook met groote belangstel
ling de sierlijke wendingen van den
kunstrijder gevolgd.
Nadat de winnaar zijn prijs in ont
vangst had genomen, reed hij nog een
paar heelo mooie figuren om het pu
bliek te bedanken, voor de ovatie, die
het hem bracht.
Hoe het plotseling gebeurde, kon nie
mand zeggen, doch eensklaps kwam er
in volle vaart een sliert kinderen aange
reden, zij konden zich niet tijdig genoeg
inhouden, terwijl de winnaar hen niet
had zien aankomen, en op hetzelfde
oogenblik lag de winnaar op het ijs.
Jan's vader was een der eersten die
van den kant der vijver opvloog om
hulp te bieden. De vreemde lag met ge
sloten oogen en scheen bewusteloos. Da
delijk werd alles in het werk gesteld om
het bewustzijn te doen terugkeeren, wat
dan ook werkelijk gelukte. De man sloeg
zijn oogen op, keek wezenloos rond en
stamelde, bijna onhoorbaar: „Karei
Jansen." De vader van de kinderen
keek vreemd op, toen hij zijn naam
hoorde mompelen, doch hij kon verder
niets vragen, daar de vreemdeling het
bewustzijn weer verloor.
Hij vroeg eenige omstanders hem te
helpen den patiënt op den kant te bren
gen, Jan, Bert en Karei, die .hun vader
direct hadden gezien, toen hij aan den
kant stond, werden uitgezonden om een
rijtuig te halen en den dokter te waar
schuwen thuis dadelijk aan te komen.
De man werd de auto ingedragen en
spoedig lag hij op den divan in de huis
kamer, waar de dokter, die in allerijl
was komen aanloopen, den patiënt zeer
grondig onderzocht. „Hij is flink hard
op zijn achterhoofd gevallen", zei de
dokter, „doch hij is niet verwond, ik
denk dat de gevolgen niet ernstig zullen
zijn, en als hij een paar uur geslapen
heeft, dat hij heelemaal hersteld is."
De dokter trachtte hem nu weer bij
te brengen. Toen dit eindelijk gelukt was
sloeg de vreemdeling zijn oogen op, keek
eens ora zich heen. De dokter vroeg hem
zijn naam. Fluisterend zei hij: „Bert
Jansen."
„Wat", zei vader, „Bert, ben jij het
heusch? Ben je terug uit Amerika? Ken
je me niet, je broer Jan."
Dat was me een herkenning. *A1 spoe
dig bleek dat de dokter gelijk had ge
had en dat de val geen ernstige gevol
gen had. Na een paar uur rust was oom
Bert weer heelemaal de oude en er
kwam geen eind aan al de verhalen.
Oom Bert, die weer eens in zijn geboor
teland Oud- en Nieuw wilde vieren, was
De gezellige winteravonden leenen zich
bij uitstek tot het doen van gezelschaps
spelletjes. Dit auto-spel kan met twee tot
vier personen gespeeld worden, die elk
voor zich één van de auto'tjes krijgen,
die apart staan afgebeeld.
Het beste is, 't gedeelte van de krant
waarop de auto'tjes staan op een stuk
karton te plakken en de figuurtjes, die
er op staan uit te knippen.
De Engelsche sleutel, signaal-hoorn,
gereedschapskist, benzineblik en schijn
werper moeten, ook uitgeknipt en opge
plakt worden, deze komen in den loop
van het spel eveneens te pas.
We spelen met twee dobbelsteenen.
Het aantal opgeworpen oogen mogen
we vooruit. Elke speler zet een bepaald
aantal fiches in de pot in.
Wie op 4 terecht komt moet een sig
naalhoorn koopen (2 fiches) en terug
gaan naar 2; wie op 7 komt moet een
blik benzine (1 fiche) koopen en één
keer zijn beurt laten voorbijgaan. Wie
op 8 komt moet zich een schijnwerper
aanschaffen (3 fiches) en één keer zijn
beurt laten voorbijgaan.
Op 11 moet men een Engelsche sleu
tel aanschaffen voor twee fiches en een
keer wachten. Op 14 moet men een ge
reedschapskist koopen (3 fiches). Hier
kan men dadelijk doorrijden.
Wie op 16 terecht komt moet een keer
zijn beurt voorbij laten gaan om water
bij te nemen. Op 18 blijkt de rijder een
moer verloren te hebben. Teruggaan tot
11. Bij 20 blijkt een van de banden door
een spijker doorboord te zijn. Terug
naar 14. Bij 23 en 24 is de weg opgebro
ken. Om langzaam te kunnen rijden,
moet de speler een keer zijn beurt voor
bij laten gaan. Op 27 gekomen loopt een
varken voor de auto, terug naar 25. Op
30, benzinepomp, moet benzine worden
ingenomen, 2 fiches betalen en één keer
wachten. Op 32 moet olie bijgevuld wor
den, 1 fiche betalen en één keer wach
ten.
Op de kruising bij 35 staat een ver
keersagent: één keer overslaan. Wie op
40 terechtkomt mag niet meer meedoen
De auto vliegt in de lucht.
Wie tenslotte op 43 komt, heeft het
spel gewonnen en krijgt de pot.
juist den vorigen dag aangekomen en
had in het hotel, waar hij logeerde ge
hoord van den wedstrijd, die heden
plaats had gevonden en zich natuurlijk
direct laten inschrijven. Hij was er des
morgens op uit geweest om het adres
van zijn broer te weten te komen, die
pas verhuisd was, doch het mocht hem
niet gelukken, en zie, nu ineens was hij
bij hem.
Dien avond werd er een heel gelukkig
Oud- en Nieuwjaar gevierd, dat kunnen
jullie wel begrijpen.
Als lichtbron domineert heden ten
dage de electriciteit, doch er zijn, niet
eens zoo heel lang geleden, jaren ge
weest, waarin men het gas als de besta
en meest ideale oplossing van het ver-
lichtingsvraagstuk noemde. Dat het
plaats heeft moeten maken voor een nog
idealer oplossing, doet aan de waarde er
van niets af. In vergelijking met de pe
troleumverlichting was het een enorme
vooruitgang. Bovendien kunnen we ook
nu nog niet anders dan zeer dankbaar
zijn voor de uitvinding, want dagelijks
bewijst het gas nog aan welhaast alle
huismoeders onschatbare diensten bij 't
koken.
Aan Johannes Petrus Minckelers
moet de verdienste worden toegeschre
ven van de uitvinding van het gas. In
1748, op den 2den December te Maas
tricht geboren, werd hij oorspronkelijk
bestemd voor den geestelijken stand. Hij
behaalde eenige graden in de theologie*
maar gaf toen aan deze studie de brui,
Johannes' belangstelling ging een ande
re richting uit, en wel die van de na*
tuurkunde, een wetenschap, die in die
jaren nog nauwelijks was ontkiemd.'
Met ijver legde hij zich op de studie toe
en hij onderscheidde zich zoo, dat hij
in 1772, dus reeds op 24-jarigen leeftijd*
werd benoemd tot professor in de phy-
sica, of zooals de officieele titel liudde:
„professor de philosophie" aan het CoK
lége du Faucon te Leuven.
De eigenlijke oorzaak tot do uitvin
ding van het gas, is de daad geweest
van de gebroeders Montgolfier, die in
1782 de wereld verbaasden door het in
I'arijs oplaten van ballons, die met ver
warmde lucht waren gevuld. De Univer
siteit te Leuven ging toen zoeken naar
een drijfkracht voor ballons, lichter dan
de dampkringslucht. Na een lange reeks
van proeven gelukte het Minckelers op
1 October 1783 uit kolengruis de ver
langde „lucht" te verkrijgen, die later
voor verlichtings- en verwarmingsdoel
einden van zooveel beteekenis zou wor*
den.
Natuurlijk ontdekte ook Minckelers*
dat zijn „lucht" brandbaar was. Sinds
1785 verlichtte hij er op herdenkings
dagen dan ook zijn collegezaal mee. La
ter werd de gasfabricatie door tal van
ontdekkers in het buitenland verbeterd*
waardoor ook het product werd gezui
verd, maar dat alles neemt toch niet
weg, dat aan Minckelers de eer toe
komt het gas te hebben uitgevonden.
Toen 34 jaren na zijn dood, in De
cember 1858 de stadsgasverlichting in
Maastricht werd ingevoerd, herdoopte
men de straat waarin het geboortehuis
van den uitvinder stond in Minckelers-
siraat. In 1904 werd tevens in deze stad
een gedenkteeken te zijner eer opgericht.
Een gierigaard, die liever geen hon
denbelasting betaalde, en het onderhoud
van een hond wel wilde uitsparen*
kwam op het denkbeeld, zelf te leeren
blaffen, ten einde de dieven op een af
stand te houden. Dat ging best: dikwijls
stond hij midden in den nacht op en
blafte, en daar er geen dieven waren,
die op zijn huisje afkwamen, was hij
heel tevreden over zijn list.
Maar... de ambtenaren van de belas
ting kwamen ook eens 's nachts voorbij.
Zij hoorden blaffen en toch wisten ze,
dat de bewoner van het huis geen hond
had aangegeven. Hij werd bekeurd, en
daar hij er liever niet voor wilde uitko
men, dat hij zelf uit gierigheid de rol
van hond vervulde betaalde hij de be
lasting en de boete bovendien.