De Zwarte Monnik CURSUSVERGADERING VAN DEVEREENIGINGVAN OUDLEERLINGEN DER RIJKSLANDBOUWWINTER- SCHOOL TE SCHAGEN. Woensdag 17 Januari 1334. SCHAGER COURANT. Tweede blad. No. 9416 Vooral nu de kali „goedkoop is", zou men de ge legenheid te baat moeten nemen om zulk land eens in conditie te brengen. Spr. laat enkele cijfers zien van een proefveld te Krommeniedijk op venige kleigrond, waar opklim mende kalibemestingen worden vergeleken. Dit land heeft voorheen weinig of geen gierbemesting gehad. Het reageert dan ook goed op kalibemesting. De kleine gift kali heeft eenzelfde uitwerking als de groot ere giften. Vooral in het gras is dit goed merkbaar! Bij zwaar dere kalibemesting stijgt het gehalte aan kali in de droge stof merkbaar. Vergelijkt men daarmede de resultaten van kalibe mesting in de Beemster, dus op kalirijke grond, dan zien wij daar wel stijging van het gehalte, maar vooral in de eerste jaren niet in do opbrengst! Dat verhoogen van het kaligehalte is niet steeds een voordeel. De verhouding kalk. kali in de droge stof bepaalt grootendeels de waarde voor de minerale voeding van het vee en eenopvoeren alleen van het kaligehalte tot 3,7 ofmeer in de droge stof is uit vee voed kun dig oogpunt, volgens onderzoekingen van Prof. Sjollema te Utrecht, zelfs ongunstig te achten! Spr. wil hiermede ook het kali-onderwerp laten rusten en dan wat uitvoeriger ingaan op de fosfor- zuurbdmesting. Deze laatste kunstmesttoediening is in Noord-Hol- lang nog de meest gangbare bemesting en wordt vrij wel de geheele provincie door toegepast. Misschien kan ik wel zeggen werd toegepast, want mo menteel wordt er zwaar bezuinigd op den uitzaai van dit product. Kan men werkelijk zonder risico te nemen, de fosforz uurbemesting ver minderen of zelfs gaan teren op hetgeen er is? Zooals U wel weet. wordt het niet direct voor de planten benoodigde fosfaat in den bodem vastgelegd. Later staat de grond dit weer gedeeltelijk of misschien geheel af voor de opname door het gewas. Alvorens de door ons verzamelde gegevens zelf te behandelen, wil ik nog wijzen op de fosforzuur-theorie van wijlen prof. Wagner. In het kort komt zijn theorie hier op neer, dat de grond zich tegenover het fosforzuur gedraagt als een spons tegenover water. Alvorens water door te laten, zuigt dc spons eerst zichzelf vol! De grond zou ook zoo doen met fosforzuur. Wordt door voortdurende onttrekking de spons leeg gezogen, dan gaut. ait eerst wel goed, maar bemerkt men onheil in zijn gewas en wil men dit herstellen met de rewone phosphorzuurbemesting, dan geeft dit eerst geen resultaat, omdat Je grond deze giften gaat vastleggen, totdat ze er mede verzadigd is! Wij zijn nu bezig uit te kienen met welke bemes ting men zou kunnen volstaan en wat er gebeurt, indien men den bodemvoorraad duchtig gaat aanspreken en als het kan opsoupeeren' Voor dat doel beschikken wij over proefvelden op zandgrond (Zijpe), venige klei (Krommeniedijk), en in goeden toestand verkeerende kleigronden in de Beemster. Daar de zandgronden sneller rcageeren dan de zwaardere gronden, hebben we vooral onze krachten geconcentreerd op de proefvelden in de Zijpe. Wij forceeren daar weer rij sterk de praktijk methoden, omdat we graag vóór willen zijn.met onze resultaten om de praktijk van advies te kunnen die nen. Proefveld Schilder heeft objecten met geen phos- phorzuur en wél phosphorzure bemesting. De stikstof- en kalkhemestlng worden natuurlijk in voldoende mate toegediend. In 1931 is dit proefveld agncezet en tot nu toe is in totaal reeds acht keeren gemaaid! Beweiden komt niet voor; steeds wordt gemaaid, stikstof toegediend en weer gemaaid. Op deze manier krijgen we groote hooioogsten, die veel phosphorzuur uit den grond kunnen halen. Ter controle hebben we veldjes mot volledige bemesting. In de opbrengsten is tot nu toe geen verschil te con- statecren! Behalve opbrengst wordt gelet op kwali teit en worden de phosphorz uurge halten van het gewas gecontroleerd. We constateercn teruggang van dit gehalte bij het weglaten der phosphorzuurbemesting en het op peil blijven hiervan bij wel bemesten met phosphorzuur. De botanischo samenstelling verandert evenwel reeds! Wij zien bij woglating van het fosforzuur m i n- der beemdlangbloem, rood zwenkgras, veldbeemd- gras en kweek en meer meel raai, engelsch raai en fiorien. T.g.v. o.a. het niet beweiden is do zode er niet fraaier op geworden. De niet bemeste veldjes lijken nu het grofst gewas te hebben. Zetten we eens tegenover elkaar de onttrekking aan phosphorzuur door de eerste sneden hooi in de drie proefjaren en de toegediende bemesting, dan zien we dat er heel wat meer gebracht is op de niet phosphor zuur bemeste veldjes dan de le snede heeft weggeno men, zoodat hier sprake kan zijn van de vorming van reserve zooals dat in de praktijk zich heeft voorge- daan. Wij zien bovendien dat de onttrekking aan phos phorzuur door 1 snede ongeveer evenveel phosphor zuur wegneemt als overeenkomt met een gift van 3 balen 17 super. Op het andere proefveld in de Zijpe bij den heer Jb. Eriks te Schagerbrug. wordt nagegaan de invloed van opklimmende phosphorzuurbemesting. Naast bemeste veldies zijn tevens niet met phos- phorzuurbemeste veldjes aanwezig, zoodat hier ook de onttrekking valt te controleeren. Beziet men de opbrengsten aan hooi (alleen hooien en niet weiden) juist als bij vorige proefveld, dan is er practisch geen verschil bij wel en niet prosphor- zuurbemesting. In 3 proefjaren is hier 6 keer gemaaid; dit is tegen over het normale gebruik van grasland weer gefor ceerd om „voor" te blijven Dc conclusie alleen op grond van opbrengstcijfers mag hier dan ook wel zijn; voorloopig kan men eenige jaren profiteeren van den rijkdom aan fosfor zuur die men er in de goede jaren heeft verzameld. Letten wij evenwel op de kwaliteit van het gras en speciaal op het phosphorzuur in de droge stof, dan zien wij ook hier teruggang bij geen phosphor- zuurtoediening. Dit komt duidelijk uit indien wij letten op de van de le snede. Ook zal het opvallen dat latere sneden, dus 2e en 3e snede, een hooger phosphorzuurgehalte bezitten dan de le snede. Hiervoor zou deze verklaring zijn te ge ven, dat de vorming van dc bladmassa in minder snel tempo geschied, terwijl de opname aan planten- voedende stoffen in verhouding minder snel achteruit zou gaan. Of dit de juiste oplossing is wil ik echter niet beweren. Uit een oogpunt van veevoeding is het nagras wat z'n phosphorzuurrijkdom betreft dus niet de mindere van z'n voorganger. Zetten wij de hier verkregen resultaten zoo uiteen dat de onttrekking aan phosphorzuur en dc bemes ting worden vergeleken, voor zoover het de le snede betreft, dan ziet men weer duidelijk, naar voren komen, dat 1 snede hooi niet meer dan 3 baal super wegneemt Mede gelet op het gehalte aangegeven op een ver toond plaatje zou ik uit de tot nu toe verkregen gegevens van de proefnemingen uit de Zijpe willen concludeeren, dat: le. de behoefte aan phosphorzuur op vroeger goed bemeste perceelen nog gering is en men gerust een of twee jaar mag teren op de reserve. Onder goed bemest land versta ik dan de perceelen die geregeld b.v. om het andere jaar 8 of of meer balen super of slak per h.a. kregen. Men houdt de fosforzurubalans vrijwel in even wicht door alleen het hooiland 3—4 baal super of slak per h.a. te geven. Nogmaals wijs ik er op dat dit plan geldt voor nor male lichtere grondsoorten die niet te sterk afwijken in hun gedragingen tegenover een gewone phosphor zuurbemesting in vroegere jaren. Bekijken we nu dc resultaten van de phosphorzuur- bemestingsproefvelden aangelegd op de zwaardere gronden zooals Beemster klei, dan krijgen wij daar een overeenkomstig beeld, n.1. weinig of geen verschil in opbrengst bij weglaten tegenover bemesting met phosphorzuur. Het proefveld te Krommeniedijk geeft een onregel matiger beeld in de hooiopbrengsten, waarhij men ech ter niet ontkomt aan den indruk dat fosforzuur hier toch wel niet gehee 1 gemist kan wor den. De opbrengsten zijn hier verkregen na éénmaal maaien, waarna het land weer voor het normale ge bruik (naweide) diende. Op een volgende plaatje zien we weer duidelijk de verhooging van het phosphorzuur in dc droge stof klimmen bij grootere phosphorzuurbemesting. Dat niet alleen de bemesting dc kwaliteit van het gewas bepaalt, blijkt hier wel duidelijk uit de vrij groote verschillen in gehalten bij de diverse oogstja ren. De maaitijd liep niet ver uiteen in deze proef jaren. Men vermoedt, dat de opname aan phosphorzuur een soort correlatief verband heeft met dc hoeveelheid neerslag in de groeiperiode. Toch komt hier mooi het verschil in de kwaliteit der grondsoorten naar voren, indien men de sterke en snelle daling op de onbemeste veldjes van proef veld Krommeniedijk vergelijkt met phosphorzuur van de Beemster proefvelden. Uit droge stof opbrengst en gehalte kan men ge makkelijk de door 1 snede onttrokken hoeveelheid phosphorzuur berekenen. Als men rekening houdt met de gegeven hoeveel heden en de stijging van het gehalte in het hooi, dan zijn de verschillen in ontrekking toch niet erg groot te noemen. Ook hier komt deze onttrekking weer overeen met 3 tot 4 baal fosfaatbemesting per h.a. Het geval Krommeniedijk houdt m.i. wel een waar schuwing in om vooral bij reeds meerdere jaren toe gepaste bezuiniging op fosforzuur- bc mesting toch vooral de wijsheid niet te bedriegen. Het belang bij een goede phosphorvoorziening is nog wel zoo groot dan men z'n 3—4 baal super of slak per Eenige beschouwingen naar aanleiding van bemest ingsproeven in Nooidhol- land. Boor den heer Ir. 6. J. Lienesch. In hot „Noordhollandsch Koffiehuis" van Mevr. Wed. L. Zwaag werd Maandag 15 Januari 1934, de eer ste cursusvergadering in dit seizoen gehouden van de Vereeniging van Oudleerlingen der Rijkslandbouw- winterschool te Schagen. De Voorzitter, de heer P. Blaauboer Gz., heette de aanwezigen hartelijk welkom op deze eerste cursus vergadering. in het bijzonder den heer Ir. G. J. Lie- nisch, rijkslandbouwconsulent te Schagen, die eenige beschouwingen zal houd ;n naar aanleiding van de bemestingsproeven in Noordholland. Spr. twijfelt niet of het zal den heer Ir. Lienesch gelukken onze kennis te doen verrijken, wat vooral in dezen tijd van zeer groote beteekenis is. Voorts heet spr. in het bijzonder nog welkom het eerelid, den heer Van der Laan en den heer D. Waiboer. de rechterhand van bet bestuur bij de te houden cursusvergaderingen en voorts de pers. die het gesprokene in ruimere kringen bekend zal maken. Spr wijst op de groote beteeke nis daarvan, omdat de ouders daarnaar kunnen be- oordeelen pf zij hun zoons naar de R.L.W.S. zullen renden. Spr. acht dat onderwijs van zeer groot be lang en noemt het de grootste weldaad die de ouders hun kinderen verschaffen. Met deze woorden ver klaart spr. de vergadering geopend en verleent hij het woord aan den heer Ir. Lienesch. De heer Ir. Lienesch dankt den Voorzitter voor de woorden van welkom en spreekt er zijn genoegen over uit, dat zooveel oud-ieerlingen aanwezig zijn. Spr. hoopt dat het onderwerp de belangstelling van de aanwezigen zal kunnen hebben. Tot zijn onderwerp komende, zegt spr., dat het door hem te behandelen onderwerp hoofdzakelijk zal gaan over de resultaten die in de laatste jaren ver kregen zijn bij het nemen van proeven over de toe diening van kunstmest op grasland. Het bouwland zal spr. niet betrekken in deze uiteenzetting, omd.it hij anders te veel zaken ineens zou moeten behan delen en lijd en geduld dat niet toelaten. Mede aan de hand van hier te projecteeren cijfer materiaal hoopt spr. eenig inzicht te kunnen geven in hot effect van de bemesting op de kwantiteit en de kwaliteit van ons grasbestand Van oudsher is de provincie Noord-Holland over wegend weidegebied. Bij een totaal oppervlik van 195.700 h.a. bestaan 130.000 h.a. uit grasland en 44.700 h.a. uit bouwland. De laatste jaren hebben wij een •anzicnlijke uit breiding van het grasland gekregen. D.* reden daar van zal U bekend zijn, n.l. de ongunstige toestand in het akkerbouwbedrijf. Deze beide factoren zijn de logische verklaring vi^iarom in onze provincie de bemestingsproeven in de eerste plaats genomen worden op grasland Minder logisch zult U het waarschijnlijk vin Jen dat deze bemestingsproeven voornamelijk gedaan zijn met kunstmeststoffen, terwijl men hier toch alge meen op de graslandbedrijven in gr-ote mate de plan ten voedende stoffen geeft in den vorm van-«tal- mest en gier. Het nemen van bemestingsproeven met stalmest is echter buitengewoon lastig wil men tenmin ste precies weten wat men doet Het product stalmest is ongelijk in samenstelling, de kwaliteit loopt ver uiteen: de scheikundige sa znenstelling zegt nog niet alles over de werkzaamheid en de onuzetbaarheid der aanwezige stolfen, terwijl naast de werking van stalmest als be.nestingsartikel nog nevenwerkingen optreden, zooals enting met bac teriën, teinperatuursbeinvloeding van de boven- grondsche bedekking en koolzuurafscheiding, enz.; alle factoren die den eigenlijken bcmestingsinvloed vertroebelen. De genomen proeven moeten oplossing o.a. geven op de vragen „hoeveel van planfavoeden- de stoffen kan men rationeel aan wenden als bemesting en in welken vorm moet men dit doe n?" Voor de oplossing van dergelijke vragen heeft men een betere kans op beantwoording indien men pre cies weet waarvan men uitgegaan is en dit laatste is het geval indien men de toe te dienen meststoffen geeft als kunstmeste waarbij gehalte aan en samenstelling van de plantenvoedende stoffen bekend zijn. De proeven in Noord-Holland hebben betrekking op bemestingen met stikstof, fosforzuur, kali, kalk en combinaties van deze meststoffen. Ik mag er hier wel even op wijzen, dat wij bezig zijn proeven aan te zetten, waarbij ook de natuurlijke FEUILLETON DOOR EDGAR WAT.LACE. 2& Hij knikte. Vele jaren geleden hadden Glne en GJledr gepleit voor een berucht Inbreker, en op grond van een fout in de dagvaarding, zUn vrijspraak verkregen. Uit erkentelijkheid had hij zijn verdediger een instru ment ten geschenke gegeven, waarmee volgens hem elke deur, groot of klein, opengestoken kon worden. Het was een eigenaardig stuk gereedsohap. en bestond uit een stalen staafje, in hetwelks eene uiteinde hulp- werktuigen van vreemdsoortigen vorm geschroefd kon den worden. Arthur had het als een gedachtenis aan zijn procuratiehouder gegeven, omdat hij zelf geen be lang ln die dingen stelde, en zich eerder zwaar ge krenkt voelde, omdat de firma zich belast had met teta zóó minderwaardigs als het verdedigen van een in breker. Dit instrument was nu een voorbeschikking der voorzienigheid geworden. „Hier Is de plaats." Zij sprak nog steeds fluisterend, hoewel het haast niet aan te nemen was, dat zij hic-r beluisterd zouden worden. In lederen hoek van de ruimte, tegenover hen, toen zij zich aan den voet van de trap omkeerden, bevond zich een lager, smalle deur, in een diepe nis. 25e her innerden Mr. Gilder aan de cellen in Dartmoor, en er was ook in een ander opzicht nog een gelijkenis. Boven in de linksche deur was een dun ijzeren traliewerk, uit drie roestige staven bestaande. „Kijk daar binnen!" fluisterde zij. Hij liet het schijnsel van zUn lantaarn naar binnen vallen, en zag een diepe, nauwe ruimte, met langs twee zijden een setenen bank, en waarop lag een ontelbaar aantal cylinders van veelzeggenden vorm. Hij bekeek den voorste nader; hij was aan het einde van een eigenaardig zegel voorzien. Het hart van Fabrian Gilder klopte sneller. De hand van de vrouw, die zijn arm stevig drukte, beefde. meststoffen als stalmest en gier nader onderzocht zul len worden. Te zijner tijd zullen daarover mededee- lingen door ons worden gedaan. Bij de nu te projecteeren cijfers wil ik het een en ander toelichten. Ik zal beginnen met de resultaten verkregen bij aanwending van stikstofbemesting op grasland. Het zou te veel tijd kosten om precies weer te ge ven hoe de proeven zijn opgezet. U moet maar van mij aannemen, dat wij nauwkeurig hebben gewerkt en dat hetzelfde voor mijn ambtsvoorganger geldt. Het maakt verschil bij de beoordeeling van do waarde van een meststof of men daarbij op het oog heeft, een geregeld, dus eenzijdig gebruik of dat men dc éénjaarlijksche resultaten als maatstaf wil nemen. Wij hebben z.g. éénjarige bemestingsproeven en meerjarigen. Bezien wij eerst de resultaten van de le grsep, dan valt op dat zich daArbij nietzulke groote ver schillen in productie voordoen. Wel zien we in nagenoeg allo gevallen een gunstig resultaat v.d. stikstof - tegenover geen stikstofbemes ting, maar dit geldt voor alle objecten. De meststof fen zijn in ieder jaar onder gelijke omstandigheden vergeleken en op grond van deze uitkomsten zal men geen groote bezwaren kunnen aanvoeren tegen het gebruik van zwavelz. amm. op hooland. Goed koop is voor één jaar geen duurkoop! Het wordt evenwel anders indien men eenzelfde meststof gedurende meerdere jaren op dezelfde per ceelen blijft gebruiken. Een overzicht van eenige meerjarige stikstofbe- bemestingsproefveldcn op verschillende grondsoorten geeft hoofdzakelijk het beeld weer dat de nitraat- meststoffen meestal wat meer opbrengst geven dan de ammoniak houdende. Vooral op de lichtere gronden, zooals Zijpe en Koe gras komen dan verschuivingen naar voren, die een andere kijk geven voor do prijsbepaling van de stik stofmeststoffen. Ik mag do ontkalkende werking van het z.a. be kend veronderstellen, evenals het verschuiven van de boderareactie in de basische richting door chilisal- peter en kalkhoudende sUkst ^meststoffen. Op den zwaren kleigrond blijft z.a. iets achter bij kalksalpeter, maar dat is nog niet van beteekenis, Het andere proefveld spreekt duidelijk tot ons. Wij hebben hier voor ons de resultaten van eenige jaren zurestikstofberoes- ting tegenover alcalische op zandgrond in de 7 Ij P a (J. Schilder). Beziet men alleen do hooiopbrengsten van zuur tegenover neutraal en alcalischo stikstofbemesting, dan scheelt het nog zooveel niet in de loop der jaren, hoewel zuur iets verliest. Daarnaast hebben we tevens bepaald de bodemre actie, te weten de kalktoestand, terwijl ook het bestand aan grassen dit jaar is gecontroleerd. U ziet dan de sterke verslechtering door eenzijdige za bemesting wel heel duidelijk voor U. (Phosphorzuurbemesting: neutraal met voederkalk, slak cn (of) sup.) Gelukkig is dit een proefveldgeyal. waarbij we altijd een beetje forceeren tegenover de normale prac- tijkmethoden. Öp zwaardere gronden loopt het trouwens ook niet zoo'n vaart. Dc klei- en goede zavelgronden evenals de kalkrijke zandgronden beschikken overeen buffe rend vermogen, waardoor'n v c rs ch u i v i n g tg.v. eenzijdige za bemesting heel lang kan worden tegengehouden. De botanische analyse van dit proefveld laat ook duidelijk naar voren komen de ontwikkeling van meelraai op zuren grond. Spr. wijst op de prijsverhoudingen der stikstofmest stoffen en de wijzigingen in de laatste jaren. Ik stap voorloopig van dc stikstofmeststoffen af en wil slechts enkele oogenblikkcn stilstaan bij de kali bemesting. In Noord-Holland wordt weinig of geen k a 1 i z o u t als meststof op grasland gebruikt. En in dc meeste gevallen is dit ook wel juist te achten. De meeste perceelen ontvangen om de twee jaar of drie jaar we! een gierbemesting. In de gier zit onge veer 1 kali en bij een bemesting van 12000 liter per h.a. geeft men dan evenveel kali als in 300 K.g. k 40 Behalve deze hoeveelheid beschikt het zwaardere land nog over een natuurlijke voorziening met kali van uit de klcidecltjes van den grond. De behoefte der kali bestaat op die perceelen waar weinig stalmest en geen gier komt. Daar zien wij succes van deze meststof. „Ik ben zoo bang?" Jammerde zij. „Waarvoor?" „Voor dien naren Zwarten Monnik". Zij was op hot punt het op haar zenuwen te krijgen. HU moest snel te werk gaan. HU schroefde een van de hulpwerktulgen in het staafje, stak het ln het wijde sleutelgat en draalde Hij hoorde een gepiep en een gekners. maar toen hij tegen de deur durwde, bleef ze op haar plaats. HU pro beerde het met een ander voorwerp en peuterde, en Wj d$ derde poging werd de sleutel griezelig knersend om- gedraald. en kon hij de deur open duwen. Terwijl hij dit deed, trok het meisje heftig aan zUn arm. „Zie! O, mijn God! Kijk dtór!" gilde zij, en hij keer de zich om. Aan den voet van de trap stond een zwarte gedaante, het hoofd onder een lange monnikskap verborgen. Zij zagen twee oogen, die koortsachtig op hen rustten. On heilspellend, dreigend, stond do Zwarte Monnik hen onbeweeglijk gade te slaan! HOOFDSTUK XXX. Met een vloek op de lippen, trok Gilder zijn revolver uit zijn zak. maar zoodoende Het hU het schijnsel van zijn lantaarn een oogenblik zakken. Toen hij het weer richtte, met vooruitgestoken revolver, was de gedaante verdwenen. „Ga niet weg, ga niet weg!" gilde Mary, zich aan zijn arm vastklampende. „O, Mr. Gilder! O, Fabrian, laat mij niet alleen." HU duwde haar weg, liep naar den voet van de wen teltrap en beklom haar voorzichtig. HU hoorde de hor tende en stootende ademhaling van de jonge vrouw achter zich. „Laat mU niet alleen! Laat mij niet alleen ln het don ker achter!" snikte zij. Hooger, hooger met de uiterste behoedzaamheid, maar geen teeken van een zwarte pU De kleine ruimte boven was zooals rij die verlaten hadden; een deur stond op een nauwe kier. Langs hem heen snellende, strompelde en waggelde de Jonge vrouw de buitenlucht in en kwam op haar knieën terecht. „Breng mU van hier! Breng mij van hier!" raasde zij- „Ik wou dat lk nooit hier gekomen was!" Gilder keerde zich vloekende om en Het de steenon deur dlchtzwaalen; toen werd zij half gedragen door hem, die buiten zichzelf van woede was, naar den weg en den auto gebracht. Het regende dat het goot. Hij sloeg de kap van den auto met ruwe hand neer, zoodat de regen met volle kracht op haar zou neerstroomen hU durfde het er niet op aan te laten komen om met een in zwUm ge vallen vrouw opgescheept te zitten. HU zou haar thuis brengen en haar aan haar lot overlaten hU zou volop den Ujd hebben om hier terug te komen en een nader onderzoek naar die cylinders in te stellen. Wat de Zwarte Monnik betrofHU haalde een weinig sneller adem. toen hU aan die schrikaanjagende verschUning dacht. Wie het ook was en dat het een wezen van vleesch en bloed geweest was. daaraan twij felde hU niet hij zou spyt hebben die stoornis te hebben veroorzaakt. Toen zij Horsham genaderd waren, kreeg de jonge vrouw, tot op de huid toe nat, Uskoud en bibberend, haar evenwicht eenigszins terug. Haar landen klapper den, maar niet van angst. Zij was geneigd een babbel ziek te worden, maar hij antwoordde met eenlettergre pige woorden of in 't geheel niet „Het verwondert mij, dat ik niet op de plaats dood bleef," zei zU. „Ik heb nog nooit zooiets volkomen grie zelig spookachtigs gezien! Zag je hoe zijn oogen blik semden? Het leken wel vlammen, vond je niet, Fabe?" „Fabrian", snauwde hU haar af. „Ik zag nooit iets dergelijks, zelfs niet in de bios coop," ging Miss Wenner voort. „Kunnen wij de kap niet opzetten, Fabe Fabrian?" Hij bracht den auto met een schok tot stilstand, zet te de kap op. en maakte haar vast. „Wat ga je nu doen?" „Ik breng Je thuis. Wij zullen morgennacht een nieu we poging ondernemen. Wat ik vragen wou, hoe bracht je dien sluitsteen aan het draaien?" „Dat zal ik je niet vertellen, Fabrian", antwoordde zU vastberaden en op recht. „Dat is mijn overwicht op jou." „Wees niet zoo kinderachtig. Je gebruikte een haar speld of zooiets. niet waar? Ik merkte op, dat er tus- schen twee steenen een spleet was, die kunstmatig scheen te zijn." „Een schaar", antwoordde zij. „Binnen die spleet be vindt zich een ijzeren klink lk ontdekte die bij toe val" Hij wist nu alles was hij wenschte te weten; hij had haar den verderen^ nacht niet meer noodlg, of wanneer ook, wat dat betrof. Hij bedankte voor haar uitnoodl- ging om boven te komen en Iets te drinken, en nauwe lijks was zU goed en wel geborgen of hij tufte naar Sussex terug. Halfweg tusschen Dorking en Leatherhead liet zijn benzine hem in den steek, en moest hU op de liefda digheid van een voorbijrijdend automobilist wachten, en het waa geen avond met druk verkeer. Eindelijk ont moette hij een Barmhartige Samaritaan, die hem ge noeg brandstof tot aan de eerste benzinepomp ver schafte, en met hervulde tank en een paar blikken ais reserve tufte hij Dorking uit en vol vertrouwen verder. De radlumwijzers van zijn horloge stonden op twee uur, toen hij zijn auto op den akker parkeerde en de helling naar de ruïnen beklom. Van hier af bewoog hij zich onhoorbaar, stap voor stap, en bleef om de paar passen stilstaan en luisterde. Maar de gemaskerde gaf geen teeken of geluld. Hij kwam bij den hoek van den toren, lichtte de klink met zijn zakmes op, trok aan den ongehouwen steen, waarvan de kanten in zijn hand afkruimelden, en kreeg den Ingang vrij- De bovenruimte vluchtig onderzoekende, daalde h# langzaam de wenteltrap af, zijn revolver in de een® hand, zijn lantaren ln de andere. Nergens was iets van den verstoorder te bekennen, maar De deur van de schatkamer was dicht. HU duwde, en ze ging open. Hij Het zijn licht in de lange, smalle cel schijnen, en zag iets, dat al het bloed uit zijn wangen Het wegstroomen. De .staven goud" waren verdwenen, van de eerste tot de laatste! Noch op de bank links, noch op de bank rechts lag een enkele cylinder. Het zweet stroomde hem langs de wangen, toen hij rictt omdraaide, en ieder menschelijk spook, dat hem op dat oogenblik genaderd was, zou een kind des doods geweest zijn, want in zijn hart stond moord geschreven jegens een ieder, die hem in deze onderneming gedwarsboomd had. Hij stelde een nieuw onderzoek ln de benedenste ka mer ln. In tegenstelling met de andere, was de tweede deur ln den tegenoverliggenden hoek van het vertrek van hout uit één stuk. Hier was geen kijkgat of tra liewerk, dat een blik gunde op wat er achter waa Hij giste dat zloh achter de met spijkers beslagen afschei ding een ruimte bevond, gelijk aan die waarin hij de cylinders had zien liggen. Hij paste zijn looper op het slot, maar zonder gevolg. Hij zette zijn schouders te gen het eikenhouten paneel* maar de deur wist van geen wijken. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 5