De Zwarte Monnik
CURSUSVERGADERING VAN DE VEREENIGING VAN
OUDLEERLINGEN DER RIJKSLANDBOUWWINTER-
SCHOOL TE SCHAGEN.
De tegenwoordige stand van het Pacht-
magstuk, in het bijzonder de mobiele
pacht
Door ProL L B. COHEN
ie Groningen.
In het Noordhollandsch Koffiehuis van Mevr. Wed.
L. Zwaag, werd Maandag 29 Januari 1934, des mor
gens half elf, de tweede cursusvergadering gehouden.
De Voorzitter, de heer P. Blaauboer Gz.. heette de
aanwezigen hartelijk welkom, zich daarbij in het bij
zonder wendende tot Prof. Mr. I. B. Cohen. die zich
bereid heeft verklaard voor ons te behandelen: De te
genwoordige stand van liet pachtvraagstuk, in het bij
zonder de mobiele pacht, en in den namiddag: Eenige
opmerkingen over het hypotheekwezen.
Het was, naar spr. meent, reeds in 1929 dat het
pachtvraagstuk voor onze vereeniging is behandeld
door Ir. Van der Meer. Reeds toen achtte het bestuur
genoeg redenen aanwezig zich met dit vraagstuk be
zig te houden en nadien, na 5 jaren van enorme ver
liezen, heeft de regeering ons nog geen nieuwe pacht
wet gegeven en hebben we ondanks t vele en goede
dat de regeering als crisis-maatregelen heeft inge
steld, geen pachtregeling, waarbij het bedrijf loonend,
laat staan de verliezen goed zijn gemaakt- Spr. wijst
er verder op, dat in den togenwoordigen tijd veel over
de mobiele pacht wordt gesproken. Hij heet vervol
gens nog in het bijzonder welkom de eereleden van de
Vereeniging, den Voorzitter van Hollands Noorder
kwartier, de directie van den Wieringermeerpolder.
den Voorzitter van de Hollandsc.he Maatschappij van
Landbouw, de leden der Commissie van Toezicht op
de R.LAV.S. en de pers en geeft het woord aan den
Prof. Mr. Cohen.
De tegenwoordige stand van het Pacht
vraagstuk.
De tot mij door uwe vereeniging gerichte uitnoodi-
ging. aldus begint de heer Prof. Mr. I. B. Cohen. ziine
inleiding, is waarschijnlijk te danken aan het feit,
dat ik dzen winter voor de Vereeniging voor Hno
gcr Landhouw-Ondenvijs te Groningen een cursus
geef, dien ik heb getiteld: 1° De tegenwoordige stand
van het pachtvraagstuk, in het bijzonder de mobiele
pacht: 2°. Het recht van hypotheek.
Toen uw secretaris mij vroeg om over deze onder
werpen ook hier te spreken, heb ik mij daartoe bereid
verklaard, wat het eerste onderwerp betreft. Al ston
den 3 uren te mijner beschikking, ik achtte het niet
mogelijk beide onderwerpen met voldoende volledig
heid behandelen. In een later telefoongesprek met
den secretaris bleek mij, dat deze er prijs op stolde,
dat naast het pachtwezen ook over het hypotheekwe
zen zou worden gesproken; ik stemde er daarom in toe
dat op de convocatie ook als onderwerp zou worden
vermeld: Eenige opmerkingen over het hypotheekwe
zen. Ik ben evenwel niet voornemens daaraan de ge-
heele namiddag spreekbeurt te wijden. Mijn voorne
men is hedenochtend te spreken over het pachtvraag
stuk en in het hijzonder over de mobiele pacht; he
denmiddag eenige andere punten betreffende de pacht
te behandelen en tenslotte eenige opmerkingen te ma
ken over het hypotheekwezen.
Dat verband wordt gelegd en gezocht tusschen
pachtvraagstuk en hypotheekvraagstuk is begrijpelijk.
Op het oogenblik trekken beide ontwerpen evenzeer
de aandacht, 't Is niet meer uitsluitend de nood der
pachters, waarover men hoort spreken, maar nog
meer over den nood der hypotheekboeren. In de cri
sisnood der pachters heeft men trachten te voorzien
door de crisis-pachtwet. Een voorziening voor de eige
naren, wier gronden met hypotheken zijn belast,
wordt thans als aanvulling door velen noodig geacht.
Pachtwezen en hypotheekwezen, hoewel zeer uit-
eenloopende rechtsinstellingen, ontleenen hun bestaan
aan dezelfde omstandigheid, n.L dat hij die het land
bouwbedrijf wenscht uit te oefenen, veelal niet ge
noeg vermogen bezit om èn de grond èn het bedrijfs
kapitaal te bekostigen. Hij kan dan tweeërlei weg kie
zen: óf grond pachten óf grond koopen en geld op
nemen op hypotheek. In beide gevallen moet hij een
deel der inkomsten van het landbouwbedrijf afstaan
aan een derde in den vorm van pacht of rente.
Het pachtstelsel heeft in de litteratuur geen besten
naam. Algemeen acht men bebouwing door den eige
naar beter door de zorgvuldige behandeling van den
grond, dan door den pachter. De kwestie: Eigendom
en Pacht, is het laatst behandeld door Diepenhorst,
in zijn book „Onze Landbouw". Ik heb haar be
sproken in mijn: Inleiding tot het agrarisch recht,
Daar heb ik ook melding gemaakt
FEUILLETON
DOOR
EDO AR WAT.T.ACF.
HOOFDSTUK XXXIX.
Een twaalftal brieven werden geschreven en in den
haard van baar slaapkamer verbrand, voor Leslie het
epistel gereed had, dat door haar in een enveloppe ge
stoken en geadresseerd werd aan „Fabrian Gilder, Eesq.
35 Regency Mansions, London."
„Waarde Mr. Gilder". schreef zb'. „Ik ga op uw voor
waarden in. Het geld, of aandeelen tot een gelijk be
drag. moet op naam van Leslie Gilder gedeponeerd
worden in het Horsham'sche bijkantoor van de Sou
thern Jïldland Bank. zoodat Ik er dadelijk na mijn
huweiyfc over beschikken kan. Ik verwacht niet, dat u
op het woord van een lid van mijn familie vertrouwen
zult, en ik vermoed, dat uw wensch zal zijn. het huwe
lijk zoo spoedig mogelijk te laten voltrekken. Wees zoo
goed en neem uw maatregelen voor die plechtigheid, en
laat mij weten waar en wanneer ik u kan ontmoeten.
De voltrekking zal zeker per bizondere vergunning te
genover den ambtenaar van den Burgerlijken Stand
geschieden? Ik kan alleen zeggen, dat u in mij een
trouwe echtgenoote zult vinden, al werd dit huwelijk
niet door mij gezocht. Geheel de uwe,
Leslie Gine."
De laatste busllchtlng werd verricht door een besteller
per rijwiel, des avonds om tien uur, uit een brievenbus,
die op minder dan honderd el a'stands van het huls aan
den tuinmuur bevestigd was. Er was nog een vroegere
lichting, maar zij kon het niet over zich verkrijgen om
den brief eerder dan op het alelaatste oogenblik te pos
ten. Tien uur was buitengewoon laat voor een busl'ch-
tlng ten plattelande. maar dit was de laatste bus op de
ronde van den besteller, en een groot gemak, niet alleen
voor de bewoners van Forsaway Manor, maar ook voor
d© warmoeziers, die hun dagelijksche zendingen wenach-
ten te adviseeren.
van de scherpe criHek, op het pachtstelsel, zoonis
het hier te lande werkt, uitgeoefend door Prof. Molt-
zcr. Het boek van Moltzer verscheen 40 jaar geleden,
juist ook in een tijd van crisis.
Men kan over de fouten van het pachtwezen kla
gen, zooveel men wil, een feit is, dat do maatschap
pij het niet kan missen, zoolang de private grond
eigendom bestaat Er zijn grondeigenaren, die niet
kunnen behouwen en er zijn landbouwers die grond
noodig hebben, maar die niet kunnen koopen. Beide
categorieën worden door het pachtwezen geholpen.
Ik heb er op gewezen en Diepenhorst wijst er ook
weer op, dat men, om hel pachtwezen goed te be-
oordeelen, den pachter niet moet vergelijken met den
onbezwaarden eigenaar, maar mei den eigenaar die
met schuld is bezwaard. Deze is evengoed als de
pachter aan rampen blootgesteld, als de resultaten
van het landbouwbedrijf sterk achteruitgegaan.
De algemeens opvatting van den togenwoordigen
tijd is dan ook, dat men niet moet trachten het ver
pachten tegen te gaan, maar door een goede wettelijke
regeling de gebreken van het huidige pachtstelsel zoo
veel mogelijk moet trachten weg te nemen of t« ver
minderen.
De verpachting van landerijen is geregeld in het
B.W. onder huur en verhuur, artt. 16241636. De wet
laat partijen zooveel mogelijk vrij in de regeling hun
ner onderlinge verhouding. Het s:erkst blijkt dit uit
de regeling van het recht op kor-ing bij mislukking
van den oogst. Regelmatig wordt dit bij contract uit
gesloten.
Sinds jaren zijn pogingen aangewend om een
nieuwe pachtwetgeving to verkrijgen. Meermalen is
het vraagstuk onderzocht. Uitvoerige bespreking in
de Rapporten der Str. van 1906, die eren wel weinig
verandering voorstelde. In en na de oorlogsjaren oni-
stond nieuwe aandrang hetgeen leidde tot de benoe
ming van Staatscommissie 1919.
Deze Staatscommissie bracht in 1920 en in 1924
rapport uit. wat werd gevolgd door het we'sontwerp.
dat in Juli 1929 bij de Tweede Kamer werd ingediend,
welk ontwerp in November 1930 door de Tweede Ka
mer werd aangenomen, doch in 1931 door de Eerste
Kamer werd verworpen. Tengevolge van die verwer
ping bleef dus de regeling van sinds 1838 bestaan.
De kennisneming van de literatuur over het pacht
vraagstuk geeft vaak 'n interessanten. maar ook aen
troostclonzen indruk. Er zijn talrijke hervormings
denkbeelden gerezen, maar tegen ieder denkbeeld rij
zen terstond bergen bezwaren. Telkens komt ook aati
den dag de vrees, dat, als men bepalingen gaat ma
ken ten gunste van den pachter en ten nadeele van
den verpachter, de lust om grond te verpachten z.al
afnemen, het aanbod van pachtgrond zal verminde
ren en de pachtsommen nog hooger zullen worden
dan vze vóór de hervorming reeds waren, zoodat de
pachter, inplaats van geholpen, in nog ongunstiger
toestand zou worden gebracht
De voornaamsto gebreken van ons pachtwezen wor
den door de Staatscommissie van 1906 weergegeven in
5 punten:
1°. De pacht wordt, mede door het stelsel van pu
blieke verpachting, in den regel te hoog opge
dreven.
2°. De pachter draagt het geheele risico van het be
drijf.
3°. Het gebruiksrecht des pachters is te onzeker.
4°. De pachter kan niet rekenen op vergoeding van
de door hem aangebrachte verbetering.
5°. Het pachtwezen is eën belemmering voor de ver
betering der arbeidstoestanden ten plattenlande.
De groote fout is eigenlijk de eerste; juist omdat
de pacht vaak te hoog wordt opgedreven, is het be
denkelijk dat do pachter het volle riciso van het
bedrijf draagt. Zijn de pachten matig, dan is er niet
zooveel bezwaar, dat de pachter het risico draagt,
dat immers bij zijn functie van ondernemer behoort.
De belangrijkste hervormingen, die men wil aan
brengen en die in het ontwerp van 1929 waren voor
gesteld zijn:
1°. dwingend remissierecht;
2°. recht op vergoeding voor aangebrachte verbete
ringen bij vertrek van den pachter;
3°. continuatierecht;
4°. instelling van pachtcommissies.
Voor eik van deze 4 punten bevatte het ontwerp
een regeling. Over punten 1, 2 en 4 is men tot vrij
wel algemeene overeenstemming gekomen. Punt 3 is
een twistappel gebleven; hieraan is de venyerpin*
dan ook te wijten. Het is een nogal sterke inbreuk
op de vrijheid van den eigenaar. Hij heeft zijn land
verhuurd, de termijn is afgeloopen, hij wenscht hel
niet te verlengen, maar bij bevel van den Kanton
rechter wordt hij genoodzaakt de verlenging te dulden
Er is natuurlijk veel voor te zeggen van het stand
punt van den pachter die den grond goed heeft ver
zorgd, en veel kapitaal aan ten koste heeft gelegd en
nu misschien moet plaats maken voor een ander, die
Zij sprak Arthur aan het diner, na het eohryven van
den brief, maar er werden slechts weinig woorden tus
schen hen gzwisseld Hy ging terug naar rijn werk
kamer, nam zijn koffie mee, en zij werd alleen gelaten
om de donkere toekomst te overpeinzen. Zy had Dlck
graag gesproken vóór zy schreef, maar het was nu te
laat Gilder had haar verzocht hem dien avond te ant
woorden en zij had het beloofd.
Wat zou Dick zeggen? Zij kneep haar oogen styf
dicht als om het visioen van hem uit te bannen en
haar lippen beefden.
„Geen zwakheid. Danton!" Dit was een lievelings
spreuk uit haar kinderjaren en was haar strydkreet
geweest elk oogenblik, wanneer de waterlanders voor
den dag dreigden te komen.
Zy nam den brief uit haar taschje en bekeek heen.
Gefrankeerd geadresseerd, behoefde zy hem nog maar
in de bus te steken en daarna zou haar levensloop een
nieuwe wending nemen; het droevigste, het dorste voor-
uitzicht, dat zich ooit voor eenige vrouw geopend had.
En het moest geschieden De wyzers van de klok be
wogen zich langzaam en onverblddeiyk. Negen uur
kwartier er over twintig minuten voor tienen; zy
tllemde de tanden opeen en stond op van het tafeltje,
waaraan zij vergeefs beproefd had haar gedachten op
een spelletje patience te concentreeren. ging de trap
op en nam hoed en mantel, en met den brief stevig ln
de hand geklemd, liep zij door de hal en de voordeur
naar buiten.
Het was zeer donker; zy kon h~ir weg door de opry-
laan nauweiyks onderscheiden, voorby de afhangende
boomtakken en, haar oogen aan de duisternis gewend
"ag zy eindelijk waar zy moest lcopen. zy meende
lemend voor zich uit te zien en voetstappen te hooren.
"iaar dat waren haar zenuwen, verbeeldde ztl zich Toch
bleef zy staan om te luisteren, zy hoorde niets en liep
door.
Na een paar minuten was zij by de brievenbus en
bier bleef zij talmen. Een dikke regendropnel viel op
haa- hand. de wind suisde door de boomen; toen zag
-Ij flauw de fietsbel vrn den nostbode. ZIJ l'«t den brief
in de bus vallen en wilde den terugweg aanvaarden.
Nu schoot haar te binnen dat de one*bode haar vnor-
V*1 zou rijden en z!1 wenscht® niet gezien worden.
Welken weg zou zy inslaan? Haar ba-t en >«anr ver-
'-ngens dr-ven haar naar Fo?r»wav Manor Dick zll
•noest Dick zien en roreken Zij ver»ette rich tegen
-Men a-ndrang; de fl?tslan*aa.-n van den nostböde na
derde enel. Toen zette zy het op een loopen, In de
een paar gulden meer biedt dan hij. De Staatscom
missie Diepenhorst heeft het continuatierecht on ra
den, maar de Regeering heeft het opgenomen. Een
moeilijkheid is de regeling van de pachtsom voor
den nieuwen termijn; zal de oude som blijven gelden
of zal de rechter een nieuwe pachtsom vaststellen. In
"t algemeen beslaat er bij velen bezwaar tegen vast
stelling van prijzen door de overheid. Regeering wilde
de oude pachtsom laten gelden Tegenstand omdat de
omstandigheden vaak verhooging of verlaging recht
vaardigen. De Tweede Kamer hoeft de rechter de
macht toegekend een gewijzigde pachtsom vast te
stellen. Er is groote tegenstand gebleken, welke ge
leid heeft tot de verwerping door de Eerste Kamer.
Is eenmaal een wetsontwerp, waaraan veel moei
te is besteed, verworpen, dan blijft da zaak gewooo-
lijk eenige jaren rusten. Ook bier was dit te ver
wachten. Wel heeft de Sociaal-Democratische Ka
merfractie terstond na de verwerping bet ontwerp,
zooals het door de Tweede Kamer was aangenomen,
opnieuw btj die Kamer ingediend, maar men vond
het niet gepast de zaak terstond opnieuw aan de le
Kamer in te dienen en de 11e Kamer heeft het daar
om afgestemd.
Ik had verwacht, dat de Regeering ook thans nog
de zaak ecnigen tijd zou laten rusten, ook uit over
weging, dat crisisjaren niet de meest geschikte zijn
om ingrijpende wijzigingen te brengen in de ver
houding tusschen eigenaar en pachter Thans zijn
de krachten, waarover de overheid beschikt, meer
te richten op het verschaffen van inkomsten aan den
landbouw, dan op de verdeeling van die inkomsten
tusschen verpachter en pachter.
Wèl heeft de crisis nood geleid tot de crisispacht
wet, een tijdelijke regeling, voortgekomen uit het
initiatief der Ile Kamer om voor de pachters bij een
pachtovereenkomst, aangegaan vóór 1 Jan. 1932. gc
hcele of gedeeltelijke ontheffing van pacht mogelijk
te maken, wanneer in verband met de heerschcnde
buitengewone tijdsomstandigheden de bedongen
pachtsom niet meer redelijk beschouwd kan worden.
Op deie wet kom ik later terug.
Bij de behandeling der Rijks begrooting is geble
ken. dat de Regeering wel voornemens is een nieuw
ontwerp van een definitieve pachtwet bij de Ile
Kamer in te dienen en dat zij hoopt dit nog in het
loopende zittingjaar te kunnen doen. M.I. zal de Re
geering verstandig doen het continuatierecht niet
weder op te nemen Aan dit recht zijn te groote be
zwaren verbonden. Niet dat beperkingen van den
eigendom niet door den wetgever zouden worden
aangebracht: wij zijn tegenwoordig op het gebied
van eigendomsbeperking aan veel gewend geraakt
en buitenlandsche wetgevingen doen verschillende
voorbeelden kennen van gedwongen verpachting.
Maar de bezwaren tegen continuatie der pacht tegen
den wil van den eigenaar zijn wel groot De ver
houding tusschen den pachter en den eigenaar, die
hem tegen zijn wil op zijn grond moet dulden, zal
zóó bitter zijn, dat dit ile goede exploitatie van den
grond en het welzijn van den landbebouwer niet ten
goede zal komen. l)e vaststelling van de nieuwe
pachtsom van overheidswege brengt groote moei
lijkheden mee en handhaving onder ulie omstandig
heden van de oude pachtsom leidt tot onbillijkheid.
Het is natuurlijk hard. als de zittende pachter,
die de grond goed verzorgd en verbeterd heeft, na
het verstrijken der pichtjaren moet plaats maken
voor een ander die iets meer biedt, maar men zoeke
de bescherming in toekenning van vergoeding voor
aangebrachte verbeteringen en vooral ook in ver
goeding van schade door onredelijke opzegging, zoo
als ook in Engeland bestaat
Behalve door nieuwe wettelijke regeling kan ver
betering van het pachtstelsel gezocht worden langs
den weg van overleg tusschen partijen. Er zijn her
vormingen waartoe de wetgever niet dwingen kan.
Uiertoe behooren de pogingen om de pachtsom an
ders vast te stellen dan op een bepaalde som geld
per jaar. Vooral twee steJsels hebben voorstanders
gevonden, nl. de declpacht en de veranderlijke of
mobiele pacht. De Staatscommissie ziet ook in bei
de veel goeds en had er een bepaling in het ontwerp
over opgenomen, die evenwel weinig beteekende.
(Art. 1625.)
De deelpacht
Dit zijn geenszins nieuwe denkbeelden. Histo
risch heeft de deelpacht eerder bestaan dan de geld
pacht Historische volgorde: lo. deelbouw; 2o. vaste
hoeveelheid vruchten; 3o. vaste geldsom. Het laat
ste is ten slotte in landen, waar de landbouw en het
ruilverkeer zich ontwikkelden regel geworden.
Daardoor werd de pachter de landbouw-ondernemer,
die het volle risico van het bedrijf droeg, evenals
andere ondernemers. De eigenaardigneid van den
ondernemer in onze maatschappij is juist, dat deze
bet risico draagt, maar tevens buitengewone voor
deelen krijgt. De andere deelnemers krygen een
vast bedrag (rente, pacht arbeidsloon).
Voor den landbouw levert dit risico dragen meer
bezwaren op dan voor andere bedrijven. Er zijn in
het landbouwbedrijf risico's, die in andere bedrijven
niet of niet in die mate bestaan: nl. lo. risico van
mislukking van den oogst; 2o. risico van prijsdaling.
In de industrie bestaat het eerste risico nauwelijks
en het tweede in mindere mate. De industrieel is
beter in staat tot maatregelen, die prijsverlaging te
gengaan (combinatie mei vakgenooten. beperking der
productie) dan de landbouwer, die producten voort
brengt met een wereldmarktprijs en tegen de ge
heele wereld te concurreeren heeft.
richting van den hollen weg, door het hekje en de hel
ling naar de abdy op. Hier ging zy zitten om op adem
te komen en welda zag zU het heldere licht van een lan
taarn en de postbode tufte op zyn motorfiets voorby.
Daar ging het Noodlot, langs dien donkeren weg.
hortend en stootend. Het roode achterlicht verdween, en
zy stond op, liep de ruinen voorby, zonder één oogen
blik aan spoken of geesten te denken, en sloeg den kor-
teren benedenweg naar het heerenhuls ln.
Zy was halfweg de Long Meadow, toen zy bleef stil
staan. Do angst sloeg haar om het hart; het hart klop
te haar tot ln de keel, en zy wendde het hoofd om-
Iemand volgde baar. Een geluld had zy niet gehoord,
maar door middel van een hevig bonzen, zond haar hart
haar een waarschuwing toe. Zij zag niemand. Haar ver
beelding moe6t haar parten gespeeld hebben, dacht zij',
toch kwamen gezond verstand en instinct met elkaar tn
botsing, en het Instinct won. Zy voelde, dat iemand
vlak achter haar liep. op minder dan twintig el af
stand a
Zy kon de lange laan naar Fossaway Manor afsnij
den voor zy het huls kon bereiken. Zy besloot tot den
lageren weg en plotseling zywaarts afslaande, liep zy
met vlugge stappen over het fluweelen grastapyt in de
richting van de olmen, die de laan omzoomden, zy keelr
eens om. en meende een gedaante te zien bewegen. Zij
verhaastte haar tred en zette het op een drafje. Zij
sprak zich! n. dat zy zich niet door een blinde paniek
mocht laten overmeesteren.
Zy keek nogmaals om, maar zag nieta en, zich over
•aar angst schamende, begon zy langzamer te loopen en
:wam met een hart vol denkbaarheid aan de olmenlaan
Hoe zy Dlck zou overvallen, wist zy niet precies, zy
hoopte, dat by In zyn werkkamer zou zyn en dan zou
"ij hem van af het grasperk roepen.
ZU naderde het huls meer en meer, toen zy zich eens
klaps als een tol ronddraaide. Iemand liep achter haar;
nu wist zy het belist zeker. Zy hoorde voetstappen over
het grint
„Wie Is daar?" riep zy.
Er kwam geen antwoord, maar het ritselen van het
trint hield op. Misschien was die p-rsoon over den
grasrand gaan loopen, maar toch nu zett? zy er weer
een flinken gang in. Haar achterv.-lger of was het ook
was. deed het ook. Zy hoo-de een sissend gefluister en
saar bloed stelde. En toen zij van tusschen de boomen
te voorschijn kwam. zag zij tegen den grauwen water
spiegel van den vyver een gedaante afgeteekend ge-
De moeilijkheid om hel risico te drogen wordt ver-
groot doordat de pachters tengevolge der concurren-
tio dikwijls pachtsommen bieden, die alleen in gun
stige omstandigheden zonder verlies kunnen worden
gedragen.
Ik zei. dat de oudste vorm van pacht de deelpacht
is (ook wel deelbouw, samenpacht, in Frankrijk
métayage). Zij komt nog op groote schaal v,.or in
Frankrijk en Italië. In de 18e eeuw was de deel-
bouw in Frankrijk de gewone pachtvorm. Thans is
het niet z->o sterk meer; volgens een artikel in de
Revue van hel I.andbouw-instituut te Rome van.
1924 waren in Frankrijk in cultuur ru»m 18 millioen
H.A. bij eigenaren, bijna 10 miliiocn bij pachters,
ruim 6 millioen by deelboeicn. In Italië overtreft het
aantal deelpachters nog altyd het getal pachters te
gen een vaste geldsom: ruim 472.000 tegen byna
250.000. Van de 1000 gezinnen, die den landbouw De-
oefenen, zijn daar S55 eigenaren, 64 geldpachters, 146
deelpachters en 465 daglooners Meermalen ziet raeo
de menschen opklimmen langs den ladder: dagloo-
uer, declpachter, pachter, eigenaar.
Zoowel ln Frankrijk als in Italië is het gewoonte,
dat de grondeigenaar niet alleen de grond aan den
deel pachter Cerstrekl, maar ook een deel of het ga-
ieel van den inventaris en het veo, ook wel eens
werklieden en dat hU veel meer in den gang van
fïet bedrijf ingrijpt dan de eigenaar bij dc gew ne
geldparht gewoon is te doen; de vraag is clan ook
gerezen, of men hier wel van een prachtconlract
kan spreke.n en niet veeleer te doen heeft met
een arbeidsovereenkomst of met een soort vennoot
schap.
In t Zuiden van Frankrijk komt de deelDouw
vooral voor by den wynbouw. oiyfbouw en zUdeteelt,
waar byzondere zorgvuldigheid cn bUzot.-der toe
zicht noodig zijn en de eigenaar zijn kostbaar bezit
ongaarne afstaat aan een geldpachter. Overigens
wordt algemeen erkend, dat dc deelbouw niet leidt
tot intensieve cultuur; de pachter wordt afgeschrikt
van verbetering van den grond en invoering van
nieuwe cultuurvormen, omdat hij aan den eigenaar
niet moet uitkeeren een deel van de winst, maar
een deel van de bruto-opbrengst. Daardoor gaat een
groot deel verloren van de aantrekkelijkheid die de
deelbouw heeft door de gemeenschap van belangen
tusschen eigenaar en pachter.
De deelbouw blyft evenwel onder bepaalde om
standigheden en voor bepaalde soorten van cultuur
aanbevelenswaardig. Dat hij in Frankrijk nog een
groote plaats bekleedt, blykt uit het feit, dal men
er in 18S0 een afzonderlijke wet op heeft gemaakt.
Uit die wet ziet men duideiyk, dat by de declpacht
de eigenaar een geheel andere plaats in het bedrUf
inneemt dan by de geldpacht. Volgens art. 5 b.v.
heef de v e rpachter het toezicht over het werk en
de algemeene leiding der exploitatie zoowel ten aan
zien van de wijze van bebouwing al3 van den aan
koop en den verkoop van het vee. Volgens een an
der artikel kan elk der partijen jaariyks het opma
ken van een exploitatie rekening vorderen. Moei
lijkheden waartoe deze aanleiding geeft, worden
door den vrederechter beslist.
Onze Staatscommissie voor het pachtvraagstuk
heeft den deelbouw belangrijk genoeg geacht voor
het maken van een studiereis naar Frankrijk door
een commissie uit haar midden. Ook haar indruk
is, dat dc deelbouw in Frankrijk nog een toekomst
heeft. Een maatschappeiyk instituut zegt ze
dat op zulk een staat van dienst in de practyk kan
wyzen, welks levenseind iu het begin der 19e eeuw
werd voorspeld en dat gedurende die bewogen eeuw
van maatschappelijke veranderingen zich heeft we
ten te herstellen tot een levenskrachtige Instelling
die hare bewonderaars tot onthousiasme kan voeren,
is o.i. het einde nog niet zoo spoedig nabij.
De Commissie wijst wel op de mindere vrijheid die
de métayer geniet, vergeleken by den gewonen pach
ter en op het verschijnsel van de fennier général, de
veel voorkomende tusschenpersoon. die van den eige
naar huurt en weer ondorverpacht aan deelbouwers
ln Nederland komt de deelbouw weinig meer voor
en wordt hij beschouwd als iets uit den ouden tijd,
dat bestemd is to verdwynen. I)e 3 Staatscommissies,
die in de laatste 50 jaar dit punt hebben aangeroerd,
zijn daarover eenstemmig.
De Landbouwcommissie van 1S86 constateerde reeds
dat de afschaffing der garvcnpacht, behoudens enkele
gevallen, reeds sedert verscheidene jaren een voldon
gen feit is. Waar zy voorkomt, is het vaak in dezen
vorm, dat een boerenarbeider als gedeeltelijke vergoe
ding zyner diensten op de plaats van zyn meester een
stuk grond wordt afgestaan, waarop hij als balfbou-
wer met behulp van zijn meesters paard en landbouw
gereedschap een klein bedryf kan uituefenen.
De Staatscommissie voor den landbouw van 1906
heeft een enquête ingesteld naar het voorkomen van
deelbouw en vat de resultaten daarvan aldus samen:
Uit de ingekomen antwoorden blijkt, dat deelbouw
hier te lande nog slechts sporadisch voorkomt. Het
is een oud gebruik, dat geacht wordt uit den tijd te
zijn en gcleidelyk verdwijnt. Het meest wordt hij nog
gevonden in Drenthe, Twente, de graafschap Zutphen,
de Betuwe, het Land van Maas en Waal en bij de
tabakscultuur om Amerongen en Rhenen. Waar deel
bouw voorkomt, valt het navolgende op te maken:
Meestal betreft hij losse landerijen en kleine bedrij
ven, soms echter boerderyen en grootere bedrijven.
De bemesting geschiedt doorgaans door den pachter;
ook wel door den verpachter of door pachter en ver
pachter voor gezamenlijke rekening; zy blijft ook wel
huid ln een lange pi) en een zware kap. ZU slaakte een
211 en vluchtte.
De laan volgende, zou zy voorbU de tulndour van
Dick's wrkkamer komen. Zy zag met een zucht van
verademing dat die openstond en er binnen licht brand
de, Over haar schouder heen. zag zy die spookachtige
gedaante opnieuw, en gaf een schreeuw. Dick kwam
^ogenblikkelijk naar buiten en kon haar nog juist in zyn
armen opvangen. Hij luisterde naar haar onsamenhan
gend verhaal en droeg haar daarna letterlUk naar z(jn
-amer, zette haar in een stoel, en rende weer naar
buiten.
„Ik zag niets," zei hy. „Het was de Zwarte Monnik
zeg Je"
,Jk weet het niet; Iemand in monnikspy en kap, dat
weet Ik zeker."
Het was een droeve Inleiding van hetgeen zy hem te
vertellen had: In haar doodsangst was zy het doel van
haar komst waariyk bijna vergeten.
..Is Arthur met Je meegekomen?"
Zy schudde het hoofd. „Dlck. ik weet het" waren de
oerste woorden, die zU sprak, zoodra zy op adem geko
men was.
„Wat weet Je?"
„Dat van het geld van Lady Chelford."
ZU zag zyn gezicht veranderen. „Vertelde hU het je
-elf?" vroeg hy, en de kleur keerde op zyn wangen te
rug.
„Neen, Arthur niet. Gilder."
„Vertelde Gilder het aan Jou? Ik wist dat hy hier co
by jullie geweest was. Was dat de reden van zün be
zoek?"
zy knikte.
„En om geen andere reden?"
Ja, hij kwam my het geld aanbieden."
Zy zag hem zyn oogen h."Jf sluiten. Wat! Op zekere
.•oorwaarden, nietwaar?"
Zij knikte.
„En jy wat antwoordde jy hem?"
Het ademhalen viel haar moeilijk; het spreken zonder
bet op haar zenuwen te krygen was haar voor 't oogen
blik onmogelUk.
„Je gaf toe?'
Weer een hoofdknik.
„Ik heb den brief aan hem Juist op de post gedaan
antwoordde zy.
Wordt vervolgd»