De Zwarte Monnik CURSUSVERGADERING VAN DE VEREENIGING VAN OUDLEERLINGEN DER RIJKSLANDBOUWWINTER- SCHOOL TE SCHAGEN. De tegenwoordige stand van het Pacht- magstuk, in het bijzonder de mobiele pacht Door ProL L B. COHEN ie Groningen. In het Noordhollandsch Koffiehuis van Mevr. Wed. L. Zwaag, werd Maandag 29 Januari 1934, des mor gens half elf, de tweede cursusvergadering gehouden. De Voorzitter, de heer P. Blaauboer Gz.. heette de aanwezigen hartelijk welkom, zich daarbij in het bij zonder wendende tot Prof. Mr. I. B. Cohen. die zich bereid heeft verklaard voor ons te behandelen: De te genwoordige stand van liet pachtvraagstuk, in het bij zonder de mobiele pacht, en in den namiddag: Eenige opmerkingen over het hypotheekwezen. Het was, naar spr. meent, reeds in 1929 dat het pachtvraagstuk voor onze vereeniging is behandeld door Ir. Van der Meer. Reeds toen achtte het bestuur genoeg redenen aanwezig zich met dit vraagstuk be zig te houden en nadien, na 5 jaren van enorme ver liezen, heeft de regeering ons nog geen nieuwe pacht wet gegeven en hebben we ondanks t vele en goede dat de regeering als crisis-maatregelen heeft inge steld, geen pachtregeling, waarbij het bedrijf loonend, laat staan de verliezen goed zijn gemaakt- Spr. wijst er verder op, dat in den togenwoordigen tijd veel over de mobiele pacht wordt gesproken. Hij heet vervol gens nog in het bijzonder welkom de eereleden van de Vereeniging, den Voorzitter van Hollands Noorder kwartier, de directie van den Wieringermeerpolder. den Voorzitter van de Hollandsc.he Maatschappij van Landbouw, de leden der Commissie van Toezicht op de R.LAV.S. en de pers en geeft het woord aan den Prof. Mr. Cohen. De tegenwoordige stand van het Pacht vraagstuk. De tot mij door uwe vereeniging gerichte uitnoodi- ging. aldus begint de heer Prof. Mr. I. B. Cohen. ziine inleiding, is waarschijnlijk te danken aan het feit, dat ik dzen winter voor de Vereeniging voor Hno gcr Landhouw-Ondenvijs te Groningen een cursus geef, dien ik heb getiteld: 1° De tegenwoordige stand van het pachtvraagstuk, in het bijzonder de mobiele pacht: 2°. Het recht van hypotheek. Toen uw secretaris mij vroeg om over deze onder werpen ook hier te spreken, heb ik mij daartoe bereid verklaard, wat het eerste onderwerp betreft. Al ston den 3 uren te mijner beschikking, ik achtte het niet mogelijk beide onderwerpen met voldoende volledig heid behandelen. In een later telefoongesprek met den secretaris bleek mij, dat deze er prijs op stolde, dat naast het pachtwezen ook over het hypotheekwe zen zou worden gesproken; ik stemde er daarom in toe dat op de convocatie ook als onderwerp zou worden vermeld: Eenige opmerkingen over het hypotheekwe zen. Ik ben evenwel niet voornemens daaraan de ge- heele namiddag spreekbeurt te wijden. Mijn voorne men is hedenochtend te spreken over het pachtvraag stuk en in het hijzonder over de mobiele pacht; he denmiddag eenige andere punten betreffende de pacht te behandelen en tenslotte eenige opmerkingen te ma ken over het hypotheekwezen. Dat verband wordt gelegd en gezocht tusschen pachtvraagstuk en hypotheekvraagstuk is begrijpelijk. Op het oogenblik trekken beide ontwerpen evenzeer de aandacht, 't Is niet meer uitsluitend de nood der pachters, waarover men hoort spreken, maar nog meer over den nood der hypotheekboeren. In de cri sisnood der pachters heeft men trachten te voorzien door de crisis-pachtwet. Een voorziening voor de eige naren, wier gronden met hypotheken zijn belast, wordt thans als aanvulling door velen noodig geacht. Pachtwezen en hypotheekwezen, hoewel zeer uit- eenloopende rechtsinstellingen, ontleenen hun bestaan aan dezelfde omstandigheid, n.L dat hij die het land bouwbedrijf wenscht uit te oefenen, veelal niet ge noeg vermogen bezit om èn de grond èn het bedrijfs kapitaal te bekostigen. Hij kan dan tweeërlei weg kie zen: óf grond pachten óf grond koopen en geld op nemen op hypotheek. In beide gevallen moet hij een deel der inkomsten van het landbouwbedrijf afstaan aan een derde in den vorm van pacht of rente. Het pachtstelsel heeft in de litteratuur geen besten naam. Algemeen acht men bebouwing door den eige naar beter door de zorgvuldige behandeling van den grond, dan door den pachter. De kwestie: Eigendom en Pacht, is het laatst behandeld door Diepenhorst, in zijn book „Onze Landbouw". Ik heb haar be sproken in mijn: Inleiding tot het agrarisch recht, Daar heb ik ook melding gemaakt FEUILLETON DOOR EDO AR WAT.T.ACF. HOOFDSTUK XXXIX. Een twaalftal brieven werden geschreven en in den haard van baar slaapkamer verbrand, voor Leslie het epistel gereed had, dat door haar in een enveloppe ge stoken en geadresseerd werd aan „Fabrian Gilder, Eesq. 35 Regency Mansions, London." „Waarde Mr. Gilder". schreef zb'. „Ik ga op uw voor waarden in. Het geld, of aandeelen tot een gelijk be drag. moet op naam van Leslie Gilder gedeponeerd worden in het Horsham'sche bijkantoor van de Sou thern Jïldland Bank. zoodat Ik er dadelijk na mijn huweiyfc over beschikken kan. Ik verwacht niet, dat u op het woord van een lid van mijn familie vertrouwen zult, en ik vermoed, dat uw wensch zal zijn. het huwe lijk zoo spoedig mogelijk te laten voltrekken. Wees zoo goed en neem uw maatregelen voor die plechtigheid, en laat mij weten waar en wanneer ik u kan ontmoeten. De voltrekking zal zeker per bizondere vergunning te genover den ambtenaar van den Burgerlijken Stand geschieden? Ik kan alleen zeggen, dat u in mij een trouwe echtgenoote zult vinden, al werd dit huwelijk niet door mij gezocht. Geheel de uwe, Leslie Gine." De laatste busllchtlng werd verricht door een besteller per rijwiel, des avonds om tien uur, uit een brievenbus, die op minder dan honderd el a'stands van het huls aan den tuinmuur bevestigd was. Er was nog een vroegere lichting, maar zij kon het niet over zich verkrijgen om den brief eerder dan op het alelaatste oogenblik te pos ten. Tien uur was buitengewoon laat voor een busl'ch- tlng ten plattelande. maar dit was de laatste bus op de ronde van den besteller, en een groot gemak, niet alleen voor de bewoners van Forsaway Manor, maar ook voor d© warmoeziers, die hun dagelijksche zendingen wenach- ten te adviseeren. van de scherpe criHek, op het pachtstelsel, zoonis het hier te lande werkt, uitgeoefend door Prof. Molt- zcr. Het boek van Moltzer verscheen 40 jaar geleden, juist ook in een tijd van crisis. Men kan over de fouten van het pachtwezen kla gen, zooveel men wil, een feit is, dat do maatschap pij het niet kan missen, zoolang de private grond eigendom bestaat Er zijn grondeigenaren, die niet kunnen behouwen en er zijn landbouwers die grond noodig hebben, maar die niet kunnen koopen. Beide categorieën worden door het pachtwezen geholpen. Ik heb er op gewezen en Diepenhorst wijst er ook weer op, dat men, om hel pachtwezen goed te be- oordeelen, den pachter niet moet vergelijken met den onbezwaarden eigenaar, maar mei den eigenaar die met schuld is bezwaard. Deze is evengoed als de pachter aan rampen blootgesteld, als de resultaten van het landbouwbedrijf sterk achteruitgegaan. De algemeens opvatting van den togenwoordigen tijd is dan ook, dat men niet moet trachten het ver pachten tegen te gaan, maar door een goede wettelijke regeling de gebreken van het huidige pachtstelsel zoo veel mogelijk moet trachten weg te nemen of t« ver minderen. De verpachting van landerijen is geregeld in het B.W. onder huur en verhuur, artt. 16241636. De wet laat partijen zooveel mogelijk vrij in de regeling hun ner onderlinge verhouding. Het s:erkst blijkt dit uit de regeling van het recht op kor-ing bij mislukking van den oogst. Regelmatig wordt dit bij contract uit gesloten. Sinds jaren zijn pogingen aangewend om een nieuwe pachtwetgeving to verkrijgen. Meermalen is het vraagstuk onderzocht. Uitvoerige bespreking in de Rapporten der Str. van 1906, die eren wel weinig verandering voorstelde. In en na de oorlogsjaren oni- stond nieuwe aandrang hetgeen leidde tot de benoe ming van Staatscommissie 1919. Deze Staatscommissie bracht in 1920 en in 1924 rapport uit. wat werd gevolgd door het we'sontwerp. dat in Juli 1929 bij de Tweede Kamer werd ingediend, welk ontwerp in November 1930 door de Tweede Ka mer werd aangenomen, doch in 1931 door de Eerste Kamer werd verworpen. Tengevolge van die verwer ping bleef dus de regeling van sinds 1838 bestaan. De kennisneming van de literatuur over het pacht vraagstuk geeft vaak 'n interessanten. maar ook aen troostclonzen indruk. Er zijn talrijke hervormings denkbeelden gerezen, maar tegen ieder denkbeeld rij zen terstond bergen bezwaren. Telkens komt ook aati den dag de vrees, dat, als men bepalingen gaat ma ken ten gunste van den pachter en ten nadeele van den verpachter, de lust om grond te verpachten z.al afnemen, het aanbod van pachtgrond zal verminde ren en de pachtsommen nog hooger zullen worden dan vze vóór de hervorming reeds waren, zoodat de pachter, inplaats van geholpen, in nog ongunstiger toestand zou worden gebracht De voornaamsto gebreken van ons pachtwezen wor den door de Staatscommissie van 1906 weergegeven in 5 punten: 1°. De pacht wordt, mede door het stelsel van pu blieke verpachting, in den regel te hoog opge dreven. 2°. De pachter draagt het geheele risico van het be drijf. 3°. Het gebruiksrecht des pachters is te onzeker. 4°. De pachter kan niet rekenen op vergoeding van de door hem aangebrachte verbetering. 5°. Het pachtwezen is eën belemmering voor de ver betering der arbeidstoestanden ten plattenlande. De groote fout is eigenlijk de eerste; juist omdat de pacht vaak te hoog wordt opgedreven, is het be denkelijk dat do pachter het volle riciso van het bedrijf draagt. Zijn de pachten matig, dan is er niet zooveel bezwaar, dat de pachter het risico draagt, dat immers bij zijn functie van ondernemer behoort. De belangrijkste hervormingen, die men wil aan brengen en die in het ontwerp van 1929 waren voor gesteld zijn: 1°. dwingend remissierecht; 2°. recht op vergoeding voor aangebrachte verbete ringen bij vertrek van den pachter; 3°. continuatierecht; 4°. instelling van pachtcommissies. Voor eik van deze 4 punten bevatte het ontwerp een regeling. Over punten 1, 2 en 4 is men tot vrij wel algemeene overeenstemming gekomen. Punt 3 is een twistappel gebleven; hieraan is de venyerpin* dan ook te wijten. Het is een nogal sterke inbreuk op de vrijheid van den eigenaar. Hij heeft zijn land verhuurd, de termijn is afgeloopen, hij wenscht hel niet te verlengen, maar bij bevel van den Kanton rechter wordt hij genoodzaakt de verlenging te dulden Er is natuurlijk veel voor te zeggen van het stand punt van den pachter die den grond goed heeft ver zorgd, en veel kapitaal aan ten koste heeft gelegd en nu misschien moet plaats maken voor een ander, die Zij sprak Arthur aan het diner, na het eohryven van den brief, maar er werden slechts weinig woorden tus schen hen gzwisseld Hy ging terug naar rijn werk kamer, nam zijn koffie mee, en zij werd alleen gelaten om de donkere toekomst te overpeinzen. Zy had Dlck graag gesproken vóór zy schreef, maar het was nu te laat Gilder had haar verzocht hem dien avond te ant woorden en zij had het beloofd. Wat zou Dick zeggen? Zij kneep haar oogen styf dicht als om het visioen van hem uit te bannen en haar lippen beefden. „Geen zwakheid. Danton!" Dit was een lievelings spreuk uit haar kinderjaren en was haar strydkreet geweest elk oogenblik, wanneer de waterlanders voor den dag dreigden te komen. Zy nam den brief uit haar taschje en bekeek heen. Gefrankeerd geadresseerd, behoefde zy hem nog maar in de bus te steken en daarna zou haar levensloop een nieuwe wending nemen; het droevigste, het dorste voor- uitzicht, dat zich ooit voor eenige vrouw geopend had. En het moest geschieden De wyzers van de klok be wogen zich langzaam en onverblddeiyk. Negen uur kwartier er over twintig minuten voor tienen; zy tllemde de tanden opeen en stond op van het tafeltje, waaraan zij vergeefs beproefd had haar gedachten op een spelletje patience te concentreeren. ging de trap op en nam hoed en mantel, en met den brief stevig ln de hand geklemd, liep zij door de hal en de voordeur naar buiten. Het was zeer donker; zy kon h~ir weg door de opry- laan nauweiyks onderscheiden, voorby de afhangende boomtakken en, haar oogen aan de duisternis gewend "ag zy eindelijk waar zy moest lcopen. zy meende lemend voor zich uit te zien en voetstappen te hooren. "iaar dat waren haar zenuwen, verbeeldde ztl zich Toch bleef zy staan om te luisteren, zy hoorde niets en liep door. Na een paar minuten was zij by de brievenbus en bier bleef zij talmen. Een dikke regendropnel viel op haa- hand. de wind suisde door de boomen; toen zag -Ij flauw de fietsbel vrn den nostbode. ZIJ l'«t den brief in de bus vallen en wilde den terugweg aanvaarden. Nu schoot haar te binnen dat de one*bode haar vnor- V*1 zou rijden en z!1 wenscht® niet gezien worden. Welken weg zou zy inslaan? Haar ba-t en >«anr ver- '-ngens dr-ven haar naar Fo?r»wav Manor Dick zll •noest Dick zien en roreken Zij ver»ette rich tegen -Men a-ndrang; de fl?tslan*aa.-n van den nostböde na derde enel. Toen zette zy het op een loopen, In de een paar gulden meer biedt dan hij. De Staatscom missie Diepenhorst heeft het continuatierecht on ra den, maar de Regeering heeft het opgenomen. Een moeilijkheid is de regeling van de pachtsom voor den nieuwen termijn; zal de oude som blijven gelden of zal de rechter een nieuwe pachtsom vaststellen. In "t algemeen beslaat er bij velen bezwaar tegen vast stelling van prijzen door de overheid. Regeering wilde de oude pachtsom laten gelden Tegenstand omdat de omstandigheden vaak verhooging of verlaging recht vaardigen. De Tweede Kamer hoeft de rechter de macht toegekend een gewijzigde pachtsom vast te stellen. Er is groote tegenstand gebleken, welke ge leid heeft tot de verwerping door de Eerste Kamer. Is eenmaal een wetsontwerp, waaraan veel moei te is besteed, verworpen, dan blijft da zaak gewooo- lijk eenige jaren rusten. Ook bier was dit te ver wachten. Wel heeft de Sociaal-Democratische Ka merfractie terstond na de verwerping bet ontwerp, zooals het door de Tweede Kamer was aangenomen, opnieuw btj die Kamer ingediend, maar men vond het niet gepast de zaak terstond opnieuw aan de le Kamer in te dienen en de 11e Kamer heeft het daar om afgestemd. Ik had verwacht, dat de Regeering ook thans nog de zaak ecnigen tijd zou laten rusten, ook uit over weging, dat crisisjaren niet de meest geschikte zijn om ingrijpende wijzigingen te brengen in de ver houding tusschen eigenaar en pachter Thans zijn de krachten, waarover de overheid beschikt, meer te richten op het verschaffen van inkomsten aan den landbouw, dan op de verdeeling van die inkomsten tusschen verpachter en pachter. Wèl heeft de crisis nood geleid tot de crisispacht wet, een tijdelijke regeling, voortgekomen uit het initiatief der Ile Kamer om voor de pachters bij een pachtovereenkomst, aangegaan vóór 1 Jan. 1932. gc hcele of gedeeltelijke ontheffing van pacht mogelijk te maken, wanneer in verband met de heerschcnde buitengewone tijdsomstandigheden de bedongen pachtsom niet meer redelijk beschouwd kan worden. Op deie wet kom ik later terug. Bij de behandeling der Rijks begrooting is geble ken. dat de Regeering wel voornemens is een nieuw ontwerp van een definitieve pachtwet bij de Ile Kamer in te dienen en dat zij hoopt dit nog in het loopende zittingjaar te kunnen doen. M.I. zal de Re geering verstandig doen het continuatierecht niet weder op te nemen Aan dit recht zijn te groote be zwaren verbonden. Niet dat beperkingen van den eigendom niet door den wetgever zouden worden aangebracht: wij zijn tegenwoordig op het gebied van eigendomsbeperking aan veel gewend geraakt en buitenlandsche wetgevingen doen verschillende voorbeelden kennen van gedwongen verpachting. Maar de bezwaren tegen continuatie der pacht tegen den wil van den eigenaar zijn wel groot De ver houding tusschen den pachter en den eigenaar, die hem tegen zijn wil op zijn grond moet dulden, zal zóó bitter zijn, dat dit ile goede exploitatie van den grond en het welzijn van den landbebouwer niet ten goede zal komen. l)e vaststelling van de nieuwe pachtsom van overheidswege brengt groote moei lijkheden mee en handhaving onder ulie omstandig heden van de oude pachtsom leidt tot onbillijkheid. Het is natuurlijk hard. als de zittende pachter, die de grond goed verzorgd en verbeterd heeft, na het verstrijken der pichtjaren moet plaats maken voor een ander die iets meer biedt, maar men zoeke de bescherming in toekenning van vergoeding voor aangebrachte verbeteringen en vooral ook in ver goeding van schade door onredelijke opzegging, zoo als ook in Engeland bestaat Behalve door nieuwe wettelijke regeling kan ver betering van het pachtstelsel gezocht worden langs den weg van overleg tusschen partijen. Er zijn her vormingen waartoe de wetgever niet dwingen kan. Uiertoe behooren de pogingen om de pachtsom an ders vast te stellen dan op een bepaalde som geld per jaar. Vooral twee steJsels hebben voorstanders gevonden, nl. de declpacht en de veranderlijke of mobiele pacht. De Staatscommissie ziet ook in bei de veel goeds en had er een bepaling in het ontwerp over opgenomen, die evenwel weinig beteekende. (Art. 1625.) De deelpacht Dit zijn geenszins nieuwe denkbeelden. Histo risch heeft de deelpacht eerder bestaan dan de geld pacht Historische volgorde: lo. deelbouw; 2o. vaste hoeveelheid vruchten; 3o. vaste geldsom. Het laat ste is ten slotte in landen, waar de landbouw en het ruilverkeer zich ontwikkelden regel geworden. Daardoor werd de pachter de landbouw-ondernemer, die het volle risico van het bedrijf droeg, evenals andere ondernemers. De eigenaardigneid van den ondernemer in onze maatschappij is juist, dat deze bet risico draagt, maar tevens buitengewone voor deelen krijgt. De andere deelnemers krygen een vast bedrag (rente, pacht arbeidsloon). Voor den landbouw levert dit risico dragen meer bezwaren op dan voor andere bedrijven. Er zijn in het landbouwbedrijf risico's, die in andere bedrijven niet of niet in die mate bestaan: nl. lo. risico van mislukking van den oogst; 2o. risico van prijsdaling. In de industrie bestaat het eerste risico nauwelijks en het tweede in mindere mate. De industrieel is beter in staat tot maatregelen, die prijsverlaging te gengaan (combinatie mei vakgenooten. beperking der productie) dan de landbouwer, die producten voort brengt met een wereldmarktprijs en tegen de ge heele wereld te concurreeren heeft. richting van den hollen weg, door het hekje en de hel ling naar de abdy op. Hier ging zy zitten om op adem te komen en welda zag zU het heldere licht van een lan taarn en de postbode tufte op zyn motorfiets voorby. Daar ging het Noodlot, langs dien donkeren weg. hortend en stootend. Het roode achterlicht verdween, en zy stond op, liep de ruinen voorby, zonder één oogen blik aan spoken of geesten te denken, en sloeg den kor- teren benedenweg naar het heerenhuls ln. Zy was halfweg de Long Meadow, toen zy bleef stil staan. Do angst sloeg haar om het hart; het hart klop te haar tot ln de keel, en zy wendde het hoofd om- Iemand volgde baar. Een geluld had zy niet gehoord, maar door middel van een hevig bonzen, zond haar hart haar een waarschuwing toe. Zij zag niemand. Haar ver beelding moe6t haar parten gespeeld hebben, dacht zij', toch kwamen gezond verstand en instinct met elkaar tn botsing, en het Instinct won. Zy voelde, dat iemand vlak achter haar liep. op minder dan twintig el af stand a Zy kon de lange laan naar Fossaway Manor afsnij den voor zy het huls kon bereiken. Zy besloot tot den lageren weg en plotseling zywaarts afslaande, liep zy met vlugge stappen over het fluweelen grastapyt in de richting van de olmen, die de laan omzoomden, zy keelr eens om. en meende een gedaante te zien bewegen. Zij verhaastte haar tred en zette het op een drafje. Zij sprak zich! n. dat zy zich niet door een blinde paniek mocht laten overmeesteren. Zy keek nogmaals om, maar zag nieta en, zich over •aar angst schamende, begon zy langzamer te loopen en :wam met een hart vol denkbaarheid aan de olmenlaan Hoe zy Dlck zou overvallen, wist zy niet precies, zy hoopte, dat by In zyn werkkamer zou zyn en dan zou "ij hem van af het grasperk roepen. ZU naderde het huls meer en meer, toen zy zich eens klaps als een tol ronddraaide. Iemand liep achter haar; nu wist zy het belist zeker. Zy hoorde voetstappen over het grint „Wie Is daar?" riep zy. Er kwam geen antwoord, maar het ritselen van het trint hield op. Misschien was die p-rsoon over den grasrand gaan loopen, maar toch nu zett? zy er weer een flinken gang in. Haar achterv.-lger of was het ook was. deed het ook. Zy hoo-de een sissend gefluister en saar bloed stelde. En toen zij van tusschen de boomen te voorschijn kwam. zag zij tegen den grauwen water spiegel van den vyver een gedaante afgeteekend ge- De moeilijkheid om hel risico te drogen wordt ver- groot doordat de pachters tengevolge der concurren- tio dikwijls pachtsommen bieden, die alleen in gun stige omstandigheden zonder verlies kunnen worden gedragen. Ik zei. dat de oudste vorm van pacht de deelpacht is (ook wel deelbouw, samenpacht, in Frankrijk métayage). Zij komt nog op groote schaal v,.or in Frankrijk en Italië. In de 18e eeuw was de deel- bouw in Frankrijk de gewone pachtvorm. Thans is het niet z->o sterk meer; volgens een artikel in de Revue van hel I.andbouw-instituut te Rome van. 1924 waren in Frankrijk in cultuur ru»m 18 millioen H.A. bij eigenaren, bijna 10 miliiocn bij pachters, ruim 6 millioen by deelboeicn. In Italië overtreft het aantal deelpachters nog altyd het getal pachters te gen een vaste geldsom: ruim 472.000 tegen byna 250.000. Van de 1000 gezinnen, die den landbouw De- oefenen, zijn daar S55 eigenaren, 64 geldpachters, 146 deelpachters en 465 daglooners Meermalen ziet raeo de menschen opklimmen langs den ladder: dagloo- uer, declpachter, pachter, eigenaar. Zoowel ln Frankrijk als in Italië is het gewoonte, dat de grondeigenaar niet alleen de grond aan den deel pachter Cerstrekl, maar ook een deel of het ga- ieel van den inventaris en het veo, ook wel eens werklieden en dat hU veel meer in den gang van fïet bedrijf ingrijpt dan de eigenaar bij dc gew ne geldparht gewoon is te doen; de vraag is clan ook gerezen, of men hier wel van een prachtconlract kan spreke.n en niet veeleer te doen heeft met een arbeidsovereenkomst of met een soort vennoot schap. In t Zuiden van Frankrijk komt de deelDouw vooral voor by den wynbouw. oiyfbouw en zUdeteelt, waar byzondere zorgvuldigheid cn bUzot.-der toe zicht noodig zijn en de eigenaar zijn kostbaar bezit ongaarne afstaat aan een geldpachter. Overigens wordt algemeen erkend, dat dc deelbouw niet leidt tot intensieve cultuur; de pachter wordt afgeschrikt van verbetering van den grond en invoering van nieuwe cultuurvormen, omdat hij aan den eigenaar niet moet uitkeeren een deel van de winst, maar een deel van de bruto-opbrengst. Daardoor gaat een groot deel verloren van de aantrekkelijkheid die de deelbouw heeft door de gemeenschap van belangen tusschen eigenaar en pachter. De deelbouw blyft evenwel onder bepaalde om standigheden en voor bepaalde soorten van cultuur aanbevelenswaardig. Dat hij in Frankrijk nog een groote plaats bekleedt, blykt uit het feit, dal men er in 18S0 een afzonderlijke wet op heeft gemaakt. Uit die wet ziet men duideiyk, dat by de declpacht de eigenaar een geheel andere plaats in het bedrUf inneemt dan by de geldpacht. Volgens art. 5 b.v. heef de v e rpachter het toezicht over het werk en de algemeene leiding der exploitatie zoowel ten aan zien van de wijze van bebouwing al3 van den aan koop en den verkoop van het vee. Volgens een an der artikel kan elk der partijen jaariyks het opma ken van een exploitatie rekening vorderen. Moei lijkheden waartoe deze aanleiding geeft, worden door den vrederechter beslist. Onze Staatscommissie voor het pachtvraagstuk heeft den deelbouw belangrijk genoeg geacht voor het maken van een studiereis naar Frankrijk door een commissie uit haar midden. Ook haar indruk is, dat dc deelbouw in Frankrijk nog een toekomst heeft. Een maatschappeiyk instituut zegt ze dat op zulk een staat van dienst in de practyk kan wyzen, welks levenseind iu het begin der 19e eeuw werd voorspeld en dat gedurende die bewogen eeuw van maatschappelijke veranderingen zich heeft we ten te herstellen tot een levenskrachtige Instelling die hare bewonderaars tot onthousiasme kan voeren, is o.i. het einde nog niet zoo spoedig nabij. De Commissie wijst wel op de mindere vrijheid die de métayer geniet, vergeleken by den gewonen pach ter en op het verschijnsel van de fennier général, de veel voorkomende tusschenpersoon. die van den eige naar huurt en weer ondorverpacht aan deelbouwers ln Nederland komt de deelbouw weinig meer voor en wordt hij beschouwd als iets uit den ouden tijd, dat bestemd is to verdwynen. I)e 3 Staatscommissies, die in de laatste 50 jaar dit punt hebben aangeroerd, zijn daarover eenstemmig. De Landbouwcommissie van 1S86 constateerde reeds dat de afschaffing der garvcnpacht, behoudens enkele gevallen, reeds sedert verscheidene jaren een voldon gen feit is. Waar zy voorkomt, is het vaak in dezen vorm, dat een boerenarbeider als gedeeltelijke vergoe ding zyner diensten op de plaats van zyn meester een stuk grond wordt afgestaan, waarop hij als balfbou- wer met behulp van zijn meesters paard en landbouw gereedschap een klein bedryf kan uituefenen. De Staatscommissie voor den landbouw van 1906 heeft een enquête ingesteld naar het voorkomen van deelbouw en vat de resultaten daarvan aldus samen: Uit de ingekomen antwoorden blijkt, dat deelbouw hier te lande nog slechts sporadisch voorkomt. Het is een oud gebruik, dat geacht wordt uit den tijd te zijn en gcleidelyk verdwijnt. Het meest wordt hij nog gevonden in Drenthe, Twente, de graafschap Zutphen, de Betuwe, het Land van Maas en Waal en bij de tabakscultuur om Amerongen en Rhenen. Waar deel bouw voorkomt, valt het navolgende op te maken: Meestal betreft hij losse landerijen en kleine bedrij ven, soms echter boerderyen en grootere bedrijven. De bemesting geschiedt doorgaans door den pachter; ook wel door den verpachter of door pachter en ver pachter voor gezamenlijke rekening; zy blijft ook wel huid ln een lange pi) en een zware kap. ZU slaakte een 211 en vluchtte. De laan volgende, zou zy voorbU de tulndour van Dick's wrkkamer komen. Zy zag met een zucht van verademing dat die openstond en er binnen licht brand de, Over haar schouder heen. zag zy die spookachtige gedaante opnieuw, en gaf een schreeuw. Dick kwam ^ogenblikkelijk naar buiten en kon haar nog juist in zyn armen opvangen. Hij luisterde naar haar onsamenhan gend verhaal en droeg haar daarna letterlUk naar z(jn -amer, zette haar in een stoel, en rende weer naar buiten. „Ik zag niets," zei hy. „Het was de Zwarte Monnik zeg Je" ,Jk weet het niet; Iemand in monnikspy en kap, dat weet Ik zeker." Het was een droeve Inleiding van hetgeen zy hem te vertellen had: In haar doodsangst was zy het doel van haar komst waariyk bijna vergeten. ..Is Arthur met Je meegekomen?" Zy schudde het hoofd. „Dlck. ik weet het" waren de oerste woorden, die zU sprak, zoodra zy op adem geko men was. „Wat weet Je?" „Dat van het geld van Lady Chelford." ZU zag zyn gezicht veranderen. „Vertelde hU het je -elf?" vroeg hy, en de kleur keerde op zyn wangen te rug. „Neen, Arthur niet. Gilder." „Vertelde Gilder het aan Jou? Ik wist dat hy hier co by jullie geweest was. Was dat de reden van zün be zoek?" zy knikte. „En om geen andere reden?" Ja, hij kwam my het geld aanbieden." Zy zag hem zyn oogen h."Jf sluiten. Wat! Op zekere .•oorwaarden, nietwaar?" Zij knikte. „En jy wat antwoordde jy hem?" Het ademhalen viel haar moeilijk; het spreken zonder bet op haar zenuwen te krygen was haar voor 't oogen blik onmogelUk. „Je gaf toe?' Weer een hoofdknik. „Ik heb den brief aan hem Juist op de post gedaan antwoordde zy. Wordt vervolgd»

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 6