Gee De macht der idee. 20 i EL IJK Leven MODERNE FOIO's en VERGROOTINGEN fotogr. Atelier ARPAD MOLDOVAN - Nieuwe Niedorp Kijken is KoopenbijCLDECK Zaterdag 10 Februari 1934. Postrekening No. 23330 77ste Jaargang. No. 9430 SCHAGERmGOURANT. Int. Telef. No. 20 Dit blad verschijnt viermaal per week: Din«dag. Woensdag, Donder dag en Zaterdag Hij inzending tot s morgens 8 uur. worden Adver fnnlién nog zooveel mogelijk in het eersfuitKoiiiend nummer geplaatst Uitgave der N.V v h. P. Trapman Co., Schagen. PAGINA'S. Prijs per 3 maanden f 180 Losse nummers 6 cent ADVFRTFN- TlëN van 1 tot 5 regels f0 85, iedere regel meer 15 cent (bt-wijsno. inbegrepen!. Gr» mie letters worden naar plaatsruimte berekend. door Astor. Wanneer ik over „liberale ideeën" hoor spreken, dan verbaas ik me er steeds over, hoe de mensehen zirh lnten paaien door holle klanken: een idéé mag niet libe raal zijn! Zo moet krachtig, flink in zich zelf besloten zijn. opdat ze de goddelijke taak om productiof te zijn. kan vervullen. Goethe. HTT bovenstaande motto afkomstig van Duitschlands grootsto dichter, trof mij toen ik bet las. Ja, dat is iets merkwaardigs en ik neem aan dat het den meesten evenzoo gaat als mij. Men leest een artikel, een brochure, een boek rustig achtereen door, men volgt het verhaal, den gedachtengang van den schrijver en dan plotseling staakt men het lezen, omdat men door een enkel zinnetje soms wordt vastgegrepen en daardoor aan het denken gebracht. Dan is het verband met den schrijver verbroken en is men alleen bezig met do opgewekte gedachte. Dit kan het gevolg zijn van al lerlei reacties op hetgeen men leest. Het is mogelijk, dat het gclezene een vreugdigo gewaarwording wekt, omdat men er plotseling eigen gevoelens in vindt vertolkt, gevoelens welke men misschien zélf nooit zoo zuiver had kunnen uitdrukken in klare woor den. Het is ook mogelijk, dat een plotseling verzet in ons opkomt tegen wat we lezen, ergernis zelfs, omdat het lijnrecht in strijd is met onze eigen ge dachten en gevoelens. Het kan eveneens gebeuren, dat wij min of meer verrast zijn, dat wij het ge\oel hebben iets nieuws te hooren en wij worden er toe gedreven dit nieuwe nader te beschouwen, te beoor- deelen. Er gebeurt dus precies hetzelfde als bij het luiste ren naar eer rede of bij het voeren van een ernstig gesprek. Het is Inderdaad Verrassend om b.v. hei oordeel te hooien van menschen, die naar dezelfde- rctdovocring hebben geluisterd. Bijna allen hehlien wel iets vernomen, dat hun gestreeld of geprikkeld of geërgerd heeft en dat is hun bovenól bijgebleven. Welnu, toen ik bovenstaande woorden van Goethe las, is er ook voor mij een oogenblik gekomen, dat ik het lezen staakte, het boek op tafel legde en er over bleef piekeren. Wat bedoelt hij? Welke beteekenis moet ik hech ten aan het woord idéé?, En wat is een liberale idéé? Als een man als Goethe iets zegt, ben ik onmid dellijk geneigd daar iets doordachts, iets waardevols in te zoeken. En zoo ben ik er toe gekomen zooveel mogelijk klaarheid te brengen in mijn eigen opvatting om trent ideeën en hunne beteekenis en natuurlijk stond het tegelijkertijd voor mij vast, dat ik er voor mijn getrouwen lezerskring over zou schrijven. En om dan van den grond af te beginnen, wil ik allereerst vaststellen wat wij onder i d o hebben te verstaan. Het woord is van Grickscho afkomst. Het is in t oorspronkelijk: idea en betcekent gedaante, ge stalte, uiterlijk, dus de wijze, waarop zich iets aan den waarnemer vertoont. Deze beteekenis wijzigt zich bij de filosofen. En het is vooral de groote Plato, leerling van Socrates, geweest, die zich in 't bijzonder met de leer der ideeën heeft bezig gehouden. Bij hem is de idéc niet meer dc zinnelijk waarneembare wer kelijkheid, maar een begrip. Wat hij daarmede be doelt, wordt ons het beste duidelijk als wij denken aan ons woord ideaal. Als wij b.v. zeggen: dat is een ideaal huwelijk, dan willen wij daarmede te kennen geven, dat daarin de „idee" huwelijk volkomen is verwerkelijkt. Wij vormen ons dus van dit huwelijk een idéc als hoogste voorstelling. Aan deze idéé toet sen wij de werkelijkheid. En wij noemen deze wer kelijkheid goed of niet goed, naar mate zij meer of minder met dc idéé overeenkomt. De idéé bestaat derhalve in den geest van don mensch. Voor Plato was de idéé het absolute, het ecuwig onveranderlijke, dat in de ervaarbare wereld zich meer of minder zuiver openbaarde. Ik wil een poging doen om zoo duidelijk mogelijk te zijn. Wij zien een mensch; hij staat voor ons zichtbaar en tastbaar als iets recels. Wij slaan hem gade in zijn gedragingen en spreken een oordeel over hem uit We hebben onze op- en aanmerkingen. Op wel ken grond doen wij dit, wat is onze maatstaf? Onze maatstaf is de idéé „mensch". In dozen zin kunnen wij zeggen dat niemand ooit den mensch heeft gezien. Want d e mensch bestaat niet a's iets waarneembaars. Wat wij zien, zijn gebrekkige stoffelijke uitbeeldingen van het begrip, van de idee, welke wij als mensch aanduiden. Do mensch be staat derhalve alléén in onzen geest. Dat dit inderdaad zoo is, wordt ons duidelijk, wan neer wij letten op vaak gebezigde uitdrukkingen. Hoe dikwijls b.v. hoort men niet, dat iemand met 't oog op een mooie daad van eerlijkheid, van rechtschapen heid, van liefde, die hij een ander wordt waargono men, uitroept dat is een mensch? Waarom zegt 'lij dit? Omdat hij in die daad ie*s heeft gezien van de verwerkelijking der idéé „mensch". Misschien on bewust, maar niettemin zéér, stellig heeft hij do waar genomen werkelijkheid getoetst naar deze idéc, welke slechts In zijn geest aanwezig is. De ideeënleer van Plato (geboren 427 vóór Chr. te Athene) geraakte spoedig op don achtergrond. Eerst de wijsgeer Kant (geboren in 1724 te Konings bergen) komt er weer op terug. Ik hoop dat den lezers duidelijk zal zijn wat wij derhalve onder idéé hebben te verstaan. En wij gaan nu weer een stap verder op den weg der rcdcnce- ring. Wij vormen ons niet slechts ideeën van do zicht bare, stoffelijke dingen, maar ook van het niet waar neembare, het onstoffelijke. Ik neem werc een voorbeeld: Gij spreekt van recht vaardigheid. Wat wil dat zeggen? Gij noemt een han deling onrechtvaardig. Waarom? En wederom moet ons antwoord luiden: omdat gij de rechtvaardigheid kent als idée. Het egrip „rechtvaardigheid"" is aanwezig in uw geest Volgens dit begrip, deze idée oordeelt gij. Mij dunkt, zoo langzamerhand begint ons de uit spraak van Goethe duidelijk te worden. Tenminste ik voor mij meen vrij goed to begrijpen, wat hij be doelt Ook voor hem is de idéo een. abstractie, een be grip. En dan zegt hij dat van „liberale ideeën" peen sprake mag zijn. Bravo Goethe! Dat is me uit het hart gegrepen. Want ik kan me niet voorstellen, dat hij daarmede iets anders zou willen zeggen, dan dat een idée nooit anders dan absoluut en dus nimmer betrekkelijk kan zijn. (Om allo misverstaan ie voorko men wijs ik er met nadruk op, dat liberaal idée iets anders is dan de idee van het liberalisme!) Een idée is onaantastbaar en tegelijkertijd onver anderlijk. Liefde b.v. kan zich op duizenden manie ren meer of minder gebrekkig openbaren. De idée liefde blijft zich zelf gelijk. Door arie tijden heen, ook al moge de toepassing d.i. dus de verwerkelij king aan veranderingen onderhevig blijven. Daarom zegt Goethe: ze moet krachtig, flink in zich zelf besloten zijn, opdat zo do goddelijke taak óm produc tief to zijn, kan vervullen. Juist! Eerst dón heeft een idée waarde, wanneer zij als iets absoluuts voor den mensch bestaat. Dan kan zulk een idée begeesterend werken en worden tot een geweldige macht in het leven. Dan wordt zij tot een aterke magneet, die onweerstaanbaar tiekt. Dan maakt zij den mensch tot een „bezetene", zoo als de groote Joodsche profeten zijn geweest, zooals een Socrates eii een Jezus waren. Immers het was do idée der theocratlo (godsregeering) welke die oude profeten voortdreef; aan Jahwe, der Joden Volksgod, kwam de alleenheerschappij op aarde toe en geen vervolging, geen smaad kon deze mannen verhinde ren om te getuigen, om de wereld met hun striemend woord te geeselen. Een Socrates? Was hij niet gegrepen om de idée „persoonlijkheid" te verwezenlijken en moest hij niet daarom zijn medemenschen prikkelen tot nadenken om te komen tot het bewuste „ik"? En Jezus? Wat dreef hem tot zijn volk, wat leed hem den dood trotsecren, den smaad blijmoedig dra gen? Het was do idéo der universcele liefde, voor hem tot het allerhoogste geworden. Deze idée wildo hij verwezenlijken. Hij kon niet anders, hij moest op straffe van zichzelf ontrouw te worden, van te breken met datgene, wat zin gaf aan zijn leven. Wanneer wij de geschiedenis raadplegen, treft 't ons gedurig weer, dat do groote menschcn, die diepe sporen hebben nagelaten en detijdgenooten sterk hebben beïnvloed, altijd do „bezetenen" zijn geweest, zij die dikwijls in groote eenzijdigheid zich aan één bcpaaldo idée onvoorwaardelijk hebben ge geven. En dit kon een vloek en een zegen worden. Want wij hebben niet uit het oog te verliezen, dat een ieder zoowel kwaad als goed kan zijn. Er zijn verheven èn gevaarlijke ideeën. Een man als Aio ander do Groote (vierde eeuw v. Chr.) leefde voor een idée. De naam dezer idée was macht. En zijn ideaal werd de heerschappij over de wereld. En deze idée wist hij levend te maken voor zijn volk. En door deze idée bezield, trokken zijne legioenen, gevaren en ontbering niet achtend, do we reld in ter verovering .van andere landen. Als wij de buitengewone macht der idée willen lee- ren kennen, dan moeten wij letten op wat in Duitsch- land is gebeurd. Hitier is een „bezetene". De idée van het nationaal-socialisme (ik stel hierbij terzij le of we dit afkeuren of toejuichen) is voor hem zoo over- 'iieersehcnd geworden dat er bijna niets anders voor hem bestaat. Aan deze idée geeft hij zich volkomen. Men zou haast kunnen zeggen: hij leeft uit deze idée. Daarom wordt hij tot profeet, die altijd weer opnieuw met enthousiasme daarover kan spreken. En hij doet het zóó, dat het radelooze Duitsche volk in het nationaal-socialisme de redding uit zijn ellende ziet; het wordt meegesleept door zijn woorden; het gaat zich eveneens aan die idée wijden, opdat zij ver werkelijkt zal kunnen worden; het wordt dronken van de idéc; het verliest daarbij zelfs alle neiging om nuchter to kritiseeren; het zal er als 't moet zijn le ven voor geven; alle zelfbezinning versterft. Ik Jas een paar dagen geleden een boek van dpn uit Duitschland weggetrapten schrijver Lion Feucht- wanger: Der jüdische Krieg (De joodsche oorlog) Daari/i wordt de strijd van het kleine joodsche volk tegen het oppermachtige Romcinsche rijk geschil derd, een strijd eindigend in den totalen nederlaag der Jóden en in de verwoesting van Jeruzalem en van den prachtigen tempel. Als wij dit boek lezen cn den vrceselijken, moordenden strijd om stad en tem pel meeleven, dan begrijpen wij dat alléén het i?eloof in een idée den Joden kon aanvuren om dien waan zinnigen, ongelij'.en kamp tot het bittere einde, tot de absolute vernietiging toe door te zetten. God, Hun God, de groote Jahwe zou zijn volk redden! Dat de heroïsche moed den strijders deze vernietiging niet vermocht te voorkomen is voor ons bijzaak. Waar het op aankomt is dat deze moed zijn grond, zijn bron vond iii de overgave aan een idée. Wij zien hetzelfde verschijnsel nog tegenwoordig. De moderne oorlog zoxr niet mogelijk zijn, wanneer men de legers niet wist te bezielen met geestdrift voor het vaderland. Daarom wordt het vaderland tot een idée, een bijna goddelijke idéo gesublimeerd. Het is niet meer iets reëels, maar iets bovennatuurlijks geworden. Wanneer een arme kapot geschoten soldaat in den modder van het slagveld ligt te sterven, vindt hij troost in de gedachte, dat hij is gevallen voor die idéo en als er twijfel in hem opkomt, dan suggereert hij zichzelf, dat het zoo is en dat zijn ellendig sterven daardoor de beteekenis verkrijgt van een offer! In zekeren zin pleit het vóór den mensch dat dit alles mogelijk is; want daardoor wordt het bewijs geleverd dat hij vatbaar is voor idealisme, d.w.z. dat er iets in hem aanwezig is, dat wil uitstijgen boven het platte, practische mate- rialismo dat de volkomen ontkenning is van het oude: de mensch zal bij brood alleen niet leven! En ik meen daarom alle recht to hebben om, waar wij de macht dor idée moéten erkennen, te komen tot deze uitspraak: het is niot alleen de gevaar lijke idee, waardoor do menschen kunnen worden gegrepenook de verheven idée kan dezelfde uit werking hebben. Ik zou willen vragen of hierin niet een moedgeven de gedachte ligt, of wij daardoor niet worden opge heven uit den sfeer van twijfel naar dien der zeker heid? Niets verlammender dan voortdurende twijfel. En wij zien dezen twijfel overal om ons heen, dezen af schuwelijken twijfel aan den mensch en de toekomst der menschheid. Hij breekt dc kracht, de energie: hij doet de menschcn neerzitten in stomme, domme be rusting. Hij maakt de menschen tot lamlendige, fut- looze sufferds, die te midden van het gruwelijke on recht en do misselijke misère niets beters weten te doen, dan meewarig te zuchten en schouderophalend te zeggen, dat het toch nooit beter wordt in de we reld en di<f intusschen proheeren, als het kan, zienzelf er zoo goed mogelijk door te slaan. Dio twijfel moet plaats maken voor zekerheid, voor innerlijke verzekerdheid. En dit is alleen moge lijk wanneer een groote idée voor de massa levend wordt* Een groote, zuivere idée! En do naam dezer idée is: liefde. Slechts aarzelend schrijf ik dit mooie woord. Ik weet maar al te goed, dat er talloos velen zullen zijn die, als zij dit woord lezen, de neiging in zich voe len opkomen om schamper te lachen en te zeggen, ach, praat me niet over liefde. Twintig eeuwen lang is zij gepredikt en wat is daarvan de uitwerking? Ziet ge dan niet, hoe do menschheid is verscheurd en verdeeld, hoe daarin haat en afgunst en vijand schap de harten vervullen? Merkt ge niet op, hoe de volken tot dc tanden toe gewapend zijn, gereed om elkaar, als de machthebbers het eischen, te vernieti gen, uit te moorden? En zij hebben gelijk! Het valt niet te ontken nen, dat de resultaten van die liefde-prediking heel pover zijn. Stellig zijn er steeds geweest, die gepoogd hebben deze liefde in hun leven te realiseeren maar de massa is er ongevoelig voor gebleven. Ech ter, wat is daarvan de oorzaak? En nu denk ik weer aan het woord van Goethe: een ieder .moet krachtig, flink in zich zelf besloten zijn, opdat ze de goddelijke taak om productief te zijn, kan vervullen. De liefde is niet geworden tot een groote bezielende idée ze is vervaagd tot een holle klank en als zoo danig bewust gepredikt. En daardoor kon zij ontaar den tot slappe sentimentaliteit, tot liefdoenerij, tot weldadigheid. van buitengewone kwaliteit. 0 GLB..U ïK'i'E AUxOBiOBiELEN verkempen wij omler GAltAN'l Ien op PltUFF Garage C NIEUWLAND. BERGEN. Vlug geholpen is DUBBEL geholpen! Help U zelf vlug! Als U zich met heeiemaal goed, wat onbehaaglijk voelt, neem dan met een wat Aspirin! Zorg, dat U de echte Aspinn krijgt met Bayer-kruis en met den oranje-band om de verpak king! Welk een hoon is haar daarmede aangedaan! Nog .geldt voor milliocnen Jezus als do belichaming, de vleesschvvording van do idee liefde. Maar denken deze millioencn er ooit aan, dat hij, omdat hij een door deze idée beze tene was, den oorlog verklaarde aan do wereld, dat hij opriep tot broederschap, dat hij een nieuwe menschheid wilde, waarin geen onrecht, geen over- heerscliing, geen geweld meer zou bestaan? Denken zij er ooit aan, dat hij hard en onverbidde lijk kon zijn tegenover huichelende schriftgeleerden en farizeën? Wee u, zoo roept hij hun toe, gij huichelaars, want gij geeft tienden van munte, diMe en komijn, maar de zwaardere geboden der wet laat gij na, rechtvaar digheid, barmhartigheid en trouw! Denken zij er ooit aan, hoe hij optrad tegen do wisselaars en de kooplieden in den tempel? Als die Jezus eens kon herrijzen! Hoe geweldig zou zijn woord zijn. En weer zou hij liefde prediken. Maar ontzetting zou do christenen bevangen en 3chrik en angst zou beven in dc harten der heer- nchers, in de harten van allen, die deze wereld willen bestendingen. Want hij zou de idée liefde in haar volle grootheid en verhevenheid verkondigen. Want dezo idée omvat méér dan vriendelijke lief dadigheid en welwillende hulpvaardigheid om het ergste lijden te verzachten. Deze idée sluit in zich al wat wij kennen als goed en rechtvaardig en waar- achtig menschelijk. Liefde is de kracht, die alles samenbindt, die alles vereenigt, die geen onrecht duldt, die hoog nóch laag erkent, die alle maatschappelijke ongelijkheid breekt. Liefde in 't kort is dc kracht, welke de menschen- wereld wil herscheppen. Daarom kan zij niet slap zijn en tot lamme berusting voeren maar integendeel tot opstandigheid. Onze wereld geejt.ons een beeld te zien van hope- looze verwarring, van schrijnende tegenstelling, van ruw geweld; millioenen verliezen de levenslust. Waar is uitkomst, waar is redding? Hoe kan er in de ver dorde zielen geestdrift gewekt worden voor den strijd, die onverbiddelijk noodig zal zijn om menschwaardige toestanden te brengen? Het zal alleen mogelijk zijn, wanneer in do harten van steeds meerderen gaat leven het brandend ver langen om de idée, de groote, heerlijke idée van universeele, allen omvattende liefde met volle over gave te dienen. Dan wordt de revolutionnaire strijd iets anders dan behartiging van eigen 'of groepsbelangen, dan wordt hij verheven en gelouterd tot de behartiging van de belangen van allen. En do treurige kleinzieligheid, do onderlinge naijver, welke wij thans maar al te vaak aantreffen, zal plaats maken voor onbaatzuch tige toewijding. Want de strijd mag nooit, nooit een middel zijn om er persoonlijk boven op te komen. Waar dit het geval is, is van overgavo aan de idée Teen sprake meer. Daarom heb ik altijd een bijzond- dere bewondering voor do ongenoemde, de kleine trouwe werkers; voor die convoudigen, die door de idée bezetenen, die altijd maar weer opnieuw hun medefnenschen trachten te beïnvloeden, opdat ook deze zouden begrijpen hoe mooi en begeerlijk het le- Icven kan zijn, wanneer do moordendo concurrentie plaats maakt voor samen-arbeiden en samen-leven van wat de arbeid schenkt. Zij zijn de dragers van de toekomst, omdat de idéo der liefde in hun is ge worden. de groote stuwende kracht. Ik ken, evenals ieder ander, tijden van moedeloos heid, van geestelijke inzinking. Maar als ik dan aan deze dingen denk, als ik mij weer bewust wordt van de macht der idéc, veer ik weer op en ik zie de wereld aan en ik kan lachen om hen, dio pogen, uit klassebelang, deze wereld met haar onmenschHijke verhoudingen te handhaven. Alsof een idée gedood kon worden! Zij breekt zich, als zij zuiver en goed is, baan door alle tegenwerking heen. En ééns, wanneer zij in kristallen zuiverheid en volle ongerepte heer lijkheid, de hartjn in vlam zet en de zielen vervult, zal zij de menschen dwingen om to zoeken naar haro verwerkelijking in de zichtbare wereld. ASTOR.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 1