Brabantsche Brief Gcttaieb Daimler. Een Huwelijk van Dré. Zaterdag 17 Maart 1934. SCHAGER COURANT. Derde blad. No. 9450 1834 17 Maart 1934. Glazuurverf 1643 kost thans 75 ct. p. kilo Fa. Gebr. ROTGANS Onder de vele nr.men. die deze eeuw heeft, zoo als ..de eeuw van het kind". ..van de techniek", is dc uitdrukking: ..eeuw van het verkeer" zeer zeker gerechtvaardigd. Velen zullen niet buitengewoon dankbaar zijn over ons gejierfectioneerdo. haastigo en vaak moordend verkeer. Maar ten tijdo van Lo- de wijk XIV werd al geklaagd over de overdndigo drukte op de stroten. was ook een anti-lawaai cam pagne bekend. Het moge den klagers tot troost die nen. dat vóór hen de mepschén al last hadden van snelheid en lawaai en dat na hen de lijn steeds zal stijgen tot een niet te henalen hoogte. Want nooit zal men de verkeersontwikkeling kunnen en willen remmen. Van onschaihare waarde is het werk van Gottlieb Daimler die 17 Maart 1834 te Schorendorf geho ren werd voor ons moderne verkeer. Indien iemand den eeretitel „uitvinder van de auto" gege ven moet worden, zoo is Daimler degene, die daar op de meeste aanspraken kan doen gelden. Gemakkelijk is zijn leven niet geweest; een jaren lange strijd ging aan de offirieele erkenning vooraf. Nadat hij van 1853 tot 1850 in de machinefabriek Grafenstnden in de Elzas werkzaam was. gelukte het hem. dank zij een beurs van de Würthembergseha regeering te studeeren aan de Polytechnische school, die hij in 1859 verliet. Daimlers motorfiets, 1885. Verscheidene jaren studeerde hij in Frankrijk, waar hij met den bekenden uitvinder Lénoir in aanraking kwam. Max Eyth en Emil Kessler, die de locomotieven naar Duitschland brachten, waren zijn studievrienden. Onder hun invloed werkte Daimler een tijd intens aan de locomotieven. Oorspronkelijk had hij de fijne techniek bestudeerd; de nauwkeu righeid en volharding die daarbij noodig waren, kwamen hem bij zijn latere onderzoekingen goed tc pas. Reeds heel vroeg zag hij de ontzaglijke moge lijkheden van den gasmotor. Daar de brandstof toen nog niet tot explosie werd gebracht, kon voorlooplg niet veel met den gasmotor gedaan worden. In 1872 werd Jiij technisch leider van de gnsmolo- renfnhriek Deutz. Idier.was het dat hij aan de vol making van den Oitoschen motor succesvol werkte; doordat ini de pneiunntischo ontsteking vond. waar door het gevaar en de primitiviteit der Ottoscho motoren, werd opgeheven. Goitlieb Daimler met zijn auto, model 1886. FEUILLETON DOOR ETHEL M. DELL. Vertaald door Dlcky Wafelbakker. Na deze mededeeling werd Marcia echter werkelijk boos. „Als je dat durft tc doen. Dennis, zal ik onmid dellijk aan je vader schrijven en dan spreekt net vanzelf dat onze vacantie hier afgeloonon is." Dcnnis keek haar een kort oogenhlik vol verba zing aan. Er lag echter zulk een vastberaden uit drukking in haar oogen. dat het hem het verstan- igst toe'eék niet tegen te spreken. Goldie grinnikte hinderlijk. „Als U zich ongerust maakt zal ik het natuurlijk niet doen," gaf hij te kennen. „Men moet evenwel het een of ander uitvoeren, en er is hier niet \cel afleiding, vindt U wel?" Marcia word onmiddellijk teeder gestemd. Ze was gezegend, of juister gezegd gestraft met de gave de dingen met de oogen van anderen te kunnen bekij ken: dientengevolge kon ze de dwaasheden der jeugd ook hegrijnen. Bovcnd'cn hadden de kinderen niet lang ge'edcn met mazelen liet hed moeien houden, en het was ontzettend hard hun nu het een of ander genoegen te ontzeggen. Ze legde haar hand op den schouder van den jongen en zei zacht: ..Het snreekt toch vanzelf dat ik me hang maak als jullie iets gevaarlijks doen. Je moet niet. vergeten dat ik voor jullie aansnrak-dijk hen, en ik had je hijvon'-beeld vandaag met geen mogeliü'heid u't de mo',;Ui,'hPdpn 'mnnen redden." Voor een '*ort oogenhlik dnikte hii met zijn v ang tegen haa" ham'. ..Tn orde. l-evelino'. Tob pvnr ner gens ove-." zei hii geruststellend., ,ïk beloof U niets onvcor-!ch*'"'s tc zullen doen." Hij keek haar ondeugend glimlachend aan en daarmede was het voorval afgeloopen. GOTTLIEB DAIMLER. Daimler ging daarna voor zichzelf werken en met de hem eigen taaiheid, zijn inzicht en onmiskenbare genialiteit slaagdo hij er in een snelioopcnden hen- zinemotor te construecrcn en kon hij tenslotte tn 1884 patent nemen op oen horizontalen ééncylinde- rigen motor. Heel lang duurde het, voordat de uitvinding toe gepast werd. Een succesvolio exploitatie was voor eerst nog niet mogelijk. Wel werd in 18S7 de motor toiegepasthij een ballon, gebruikten groote lande rijen en kleine fabrieken hem, maar liet nootligo vertrouwen ontbrak nog. In 1891 kwam een naamlooze vennootschap tot stand te Cannstadi, waarbij zich o.a. twee goede vrienden van Daimler aansloten; de uitvinder van de rookloozc locomotief Max von Dutten en Geheim rat Lorenz. De moeilijkheden in de vennootschap voerden tot oneenigheden; er kwam een hevige twist met het gevolg, dat Daimler naar Parijs ging waar hij met Panhard en Levassor samenwerkte. Deze samenwer king heeft hem geen windeieren gelegd; terwijl de Daimler-Motoren-Gesellschaft steeds meer achteruit Ring. De bankier Emil Jeilinek zag de enorme perspec tieven van Daimler s motor. Het gelukte hem een verzoening tusschen Daimler en de naamlooze ven nootschap te bewerken, met het gevolg, dat. Jeilinek Daimlers patenten kreeg en daardoor «le fabriek weer tot grooten bloei kwam. Nu echter werden ook de eerste wagens geconstrueerd, die naar de dochter van Jeilinek „Mercedes" werden genoemd. Dit moet niet als een ijdelheid opgevat worden. Ook in dien tijd zag liet publiek liever buitenlandsche dan natio nale artikelen, en zoo hoopte Jeilinek met den uit- heemschen naam den verkoop te stimuleeren. Het succes bleef niet uit en de winst steeg tot ongekende hoogte. Ook dc Engelschon waren genegen in dc Cann- stadtsche vennootschap aandeden tc nemen. Zij elschtcn echter, dat Daimler in dienst zou worden genomen. Zoo gebeurde het, dat tegelijk met de fa bricatie van dc duizendste auto de verzoening tus schen Daimler en dc vennootschap officieel gevierd werd. Het bleef echter niet lang pais en vree. De mcc- ningsverschillen bleken niet uit den weg tc ruimen en zij hestonden nog steeds, toen Gottlieb Daimler op 6 Maart 1900 overleed. 't jonge veurjaar, «la Ulvonhout, 13 Maart 1934. Menicr. Daar hangt 'nen sche mer van wit licht over d'n buiten. Blaank pèèrlmoert da nuuwc licht op do zuive ren wolken, die majestei telijk deur do schopping trekken, van onder tot on der. En teer, lijk gazen slui ers, zoow haken de pèèrl- moerige lochten In de zwel lende lakken van 't dijend gebomte, in de wazig-verrc bosch wegels. Ja, nog zijn do takskes kaal, maar '1 iiuuwe levon, woelt er levers in rond. De numve sappen persen er dèurhencn, da-d et hout te trillen staat, onder d'n krachtigen groei, onder 't ontembaar leven, dat er van d'n woikzwaren hemel poeiert, in zonnewermto en regenval. Ilah. ge kunt 't aan oew eigen voelen, hoe dugd- zaam nouw d'n buiten is. Oew hard-deunvinterdo vel, schraal en droog geworren, da slurpt 't manische Maartsche nat in z'n pories. 'Nen middag op d'n ak ker, die zwaar ruukt naar de vruchtbaarheid, da's 'n had vcur oew heele lijf, amico. Oew spieren wonen go-olied, gebalsemd'in deus zuut-maaische locht, die alles omspoelt en doordrenkt mee kersversche kracht. Oew krakende corpus wordt weer soepel en jonk. Ge kunt de locht happen! Ge vuult ze paan deur oew longen, tot de uiterste punten toe en t' ijj vernolle, of er schoonmaak gehouwen wordt, in do vertrokken van oew zieicment. Of er ramen zijn opengezet, zoow spoelt en stouwt 't nuuwc tij tot in oew klokhuis; zoow jaagt 't in oew bloed. En 'k weet niks lekkerders, niks dugdzamers, dan nouw en dan m'n ormen boven m'nen kop te strek ken, m'n borst tot krakens toe open tc spalken en dan met vollen mond en gesperde neusgaten, de manische locht 't hcelc voorjaar vernolle! mee stukken en brokken, mee volle slokken in te slik ken, dat do aders in m'nen nek gaan zwellen en-klop pen van den krachtigen buiten, die 'k er ingezogen heb. Peter's hulp en do ontmoeting met hem werd al lerminst vergeten. De twee kinderen praatten bijna voortdurend over hem en aan de lunch beweerde Dcnnis met een ernstig gezicht dat hij absoluut «en gentleman genoemd kon worden, terwijl Goldie de opinie had dat hij een onbeholpen buitenjongen was. Marcia begreep dat ze ook iets in deze kwestie moest zeggen en gaf als haar meening te kennen, dat hij van zeer goede familie kon wezen, doch er wellicht weinig zorg aan zijn opvoeding was be steed, een gezichtspunt dat door Goldie luide werd 1oegejuicht, daar deze opvatting vrijwel met dc hare klopte. Dennis was het echter niet met haar eens, en hield vol dat Peter een uiterst behoorlijken indruk had gemaakt, en hij van plan was vriendschap met hem te sluiten. Het liet hem ijskoud hoe Goldie er over dacht, voegde hij er aan toe. Na dit laatste gezegde ontstond er een nieuw twistgesprek, aangezien het meisje niet van plan was zich in een hoek te laten duwen. Marcia leunde achterover in haar stoel en zat droomerig voor zich I uit te staren. Het leek alsof ze eigenlijk heelemaal niet meer verstond waarover haar kinderen spraken. Zoodra de lunch was afgeloopen gingen ze weer naar huiten om nog ten volle van het mooie weer te genieten. Het was iets killer geworden en de zon verschool zich zoo nu en dan achter wolken. Marcia had wel voorzien dat die wonderbaarlijke schoonheid niet lang kon duren, en toon ze dan ook een half uur gewandeld hadden werden zo door een hagelbui naar huis gejaagd. De kinderen gingen aan het mopperen, maar Marcia genoot inwendig van dc gedachte dat het 'hans een van do zeldzame gelegenheden was. waar door ze werkelijk het gevoel kreeg van cenig nut lo wezen. Ze konden een eenvoudig kaartspelletje doen, dat ze hun kort geleden geleerd had. en wat gewel dig in den smaak was gevallen. Ze stonden er altijd op om geld te spelen, maar om zulk een laag bedrag, dat het vrijwel een kwes tie van een paar stuivers in hot geheel werd. Zo had echter nog geen kwartier met de kinderen ge speeld of ze merkte tot haar verbazing ('at er oen zeker onrustig verlangen in haar begon t - woelen, weer naar buiten te kunnen gaan: den storm en re gen te trotseeren en in haar eentje een lange wan deling over de heide te maken. Zoow is t weer 'n lieve lust te loven! 't Veulc goeds da van den Hemel dwêrelt, dik en royaal ns 'n volle, smeilooze sneeuwhui, da veule goeds laat ik in m'n zieicment trekken, as olie in 'n vloen. Paschen, nuuw leven hangt over d' èèrde. 't Is 'nen zaligen tijd, vcur elk schepsel dat er nouw asemt. Van 't sneeuwklokske af, tot de eeuwen-ouwe bos- schen toe; van 't eerste vliegske af, tot d'n oudsten mensch toe. Alles dat er asemt, asemt Paschen in, nuuw le ven. dat er opstaat uit 't ouwe, da van ons af valt, as de dorre holsters van 'nen nuuwen bladknop. „Kwaai weer", zeggen m'n klaantjes van d'n groen- tenwagcl. En dan denk ik: ge zij nic wijzer! „Nat weer", zeggen nanderen en dan zeg ik: „motten we sjuust hebben, juffrouwke!" „Rotweer", zoo van den morgen 'nen rentenier, of 'nen stempelëèr, das-' van huiten nie te zien, teugen me: „weer 'nen heelen dag binnenhangen" en ik. nouw, ik gaf 'm dc lillijkste peeën van m'nen wagcl. (Hij was toch te baang van 't Maartsche buik»,-om aan d'n wagel te komen .t) Rotweer. Ho*'k 't mengel ijk Do Tochten,'d o heeft; schepping is barstens vol-ge- laaien, is dik-verzadigd, is zat van beloftes, van groei- en van vruchtkracht, van goeie, onbetaalbare iniddeleijncn veur ieder en veur alles dat er leeft en tiert. As wc dit nie hadden, gong alles kapot. Zoow as de motschappij .kapot gegaan is, omdat me ze heele- gnnr naar eigen keus ingericht hebben. Is da kortzichtigheid? (ie kunt van me zeggen, wa ge wilt, amico, maar kortzichtig Necë, da ben 'k nic! As gc oogen in oewen kop hedt, die de blaanke snccuhui van wel daden nog van d'n hemel zien dwêrelen, dan zijde om d'n weerlicht nic kortzichtig, nie kleurenblind, nie kiepig! Inteugendeel: ge mot goeie oogen hebben, om 't te kunnen zien! „Goeie" oogen, da zijn oogen, zoow as ge ze in 't kribbcke van Ónzen-lievenheer meekreeg. Nouw, en as ge op oew zestigste nog zien kunt, ns in oew prille jeugd, ollce, dan bedde veur de ga ven van <1 n Schepper, ginnen bril noodig om ze te onderscheien! Waant ge kunt ze zien, mee oew oogen dicht! Da's persies 't zelfste, asda gc gin doctor in de godgeleerdheid hoeft te zijn, om God's woord te begrij pen. Da's klèèr en eenvoudig, gesproken veur alle menschenkinders. Schoon, maar ok zoow eenvoudig Ze schaamde zich over dat verlangen, want had zo niet kort van tevoren bedacht hoe verrukkelijk het was weer eens te kunnen voelen dat de kinde ren haar een enkelen keer \oor hun spel noodig hadden? Ze verkeerden onder de vnste overtuiging dat hun moeder geen grootcr genoegen kon worden gedaan dan haar in huis hij hun spelen te betrek ken. Het feit dat ze zich zonder haar gruwelijk ver veeld hadden scheen geen seconde in hun brein op tc komen. Was ze nu eenmaal niet hij hen om voor re ie zorgen? En «laar zo hun toch toebehoorde kon er eigenlijk geen betere afleiding voor haar gezocht worden, dan met hen te knarten. Indien de kinderen haar evenwel enkele uren la ter hadden kunnen zien, toen zc veilig en wel in hed lagen... waf zouden ze dan wel niet gezegd heb ben? Marcia had met koortsachtige haast haar re genmantel van den kapstok genomen en was naar buiten gerend. De regen en wind striemden haar ge zicht. maar Let deerde haar niet; integendeel, zc scheen er van te genieten. Dennis en Goldie zouden haar met de grootste verbazing aangestaard hebben. Was dat hun moeder? Zo hadden al lijd in dc ver onderstelling verkeerd dat het eenige wat moeder voor afleiding noodig kon hebben zoodra «Ie avonu aanbrak, was een hoek en een gemakkelijke stoel. Marcia had zelf ook onmogelijk het groote gevoel van ongeduld kunnen verklaren, dat zich van haar meester had gemaakt. Het was iets anders dan en kel rusteloosheid wat haar voortdreef. Het leek zelfs heel veel op ojistandigheid. En toch had zc zelf dit rustige dorpje in Cornwall voor hnnr kinderen uitge zocht, en tot nu toe geloofd volmaakt tevreden te zijn. liet wondermooie weer van dien ochtend had haar zeker in do war gebracht, redeneerde ze. Do op pervlakkige kalmte die zo al jaren geleden had lee- 'en eulfiveeren ferwille van haar gemoedsrust, was ineens verdwenen. Een bijna knagend verlangen naar iets wat ze wist hopeloos huiten haar hereik to liggen was in haar ontwaakt. „Ik heb... ik heb hot leven noodig", zei ze hard op. „Groote God! In mijn heele bestaan heb ik maar éénmaal werkelijk geloofd." En dat was de vollo waarheid. Het huwelijk en het moederschap hadden haar gee-i bevrediging ge bracht. TPcrdoor waren slooh's nieuwe verlangens bij hnnr opgewekt. Ze «lacht aan den dag waarop Dennis geboren was, en haar echtgenoot Everard De bekende HOOGZIJDE. - SCHAGEN. as 'n vergeetmenietekc. Mits d'n mensch z'n eigen maar bekennen wil 'n kind te zijn. 'n Kind, da plazier beleven kan. aan 'n klaproos, 'n Kind, da gelukkig is. as 't lachen kan. 'n Kind. «la tevredener is mee 'n kapotten stoel, dan mcc 'n hit. om perdje op te rijen! As d'n mensch zóów kind kan zijn. gelukkig meo 't bietje dat ie bezit, dan staat ie dichter hij Onzen- lievënnirke, dan d'n mieljonnair die in z'n testament honderdduuzend gulden hee vermokt aan z'n viclo- missen, omdat hij 't in z'n leven te druk had mee groote-menschendingen! Mee vergaderingen, secretariaten, vcurzittcrschap- pen, opzij-douwerijen; mee auto-ongelukken, procedu res. portretjes-in-de-kraant; mcc bridge, verkiezingen en zulke soort van spullekes; mee echtscheidingen en huwelijken, kritiek, kleermakers en filmsterren. Afijn, mee nog duuzenden aandere grootemenschenbeuzela- rijen. die alles hij mekaar, na zcuventig jaren naarstig beoefening, menier pastoor nog ging inspiratie kun nen geven vcur één gevoelig regeltje op d'n mieljon nair z'n bidprentje. Of ik speciaal mieljoennairs op 't oog heb? Kom nouw! 'k Heb niks teugen dcuzc mcnschon. Bedoeld worden de lui, die as 'nen mieljonnair deur 't leven gaan. Patserig, dikdoend enne daar is warendig gin mieljocn vcur noodig, wel? Bedoeld worren: de ..groote mensehen", die te veur- nnam zijn om te lachen; sjuust groot genogt om te kritiseeren; „wijs" genogt om voorkeur tc hebben vcur witte rozen boven rooie! Of onigokccrd. Wak daarmee zeggen wil? Da zulke wijsheid nog gineens onwijsheid is, maar doodgewone aanstellerij, Grootcnmenschcnachtigheid! Ik vind witte rozen ök 't schonstc net zoow laank totdat ik 'nen bos vuurrooie zie! En omge keerd. En da's meo eiken mensch zoow, amico. Maar de „wijsheid" cischt, dat ie rooie sqhoon- der vind, as gij 'm de witte brengt; en witte schoondcr vindt, ns ge 'm bij de rooie brengt. En deuze mcnschen gaven de leiding in de wea- rcld. Zoow liep ze kapot. „Rotweer", zeeën ze op d'n oogenblik. dat de wél- daden nic opgeschept konden worren, toen die mee da rotweer over d'èèrde stroomden! Ik bedoel de mieljonnairse die niks nalaten! Gin regeltje waardeering op d'r bidprentje en 'n ton aan t weeshuis, 'n ton aan 'n hoogeschool en 'n lijfrente aan 'nen kromgescholdcn lijfknecht. „Micljonnairs", die niks aanders nalaten aan de woareld, dan 'n bezurgde weduwe en 'n paar zeuns die „de zaak" op denzelfden voet veurtzetten. Die oj) d'r achttiende jaar al „oud" en „grootgenogt ::ijn, om tc praten over 't „onderwerp: do vrou". (De .este „w" is nic deftig!) Sodepin, en dan te denken aan mcnschen, die iu óitteren èrmoei stierven en der weareld onbetaal- jare schatten nalieten! Denk 's aan onzen Brabaantschen Vincent, die gek wier van èremoei Aan mcnschen, die nio ateji om 't linnen te koojien, du na d'ren dood tonnen ouds wëèrd xvas. Die kapot gekritiseerd Avier- .ieii,kindets as ze waren, deur de „groote tenaclieu". tlie d'r eigen rop«Jf>-aUejn nan kritiek .eugen zoowveul per artikel Genogt! 'k Ben heelegaar van m'n chapieterken afgedwaald. Maar eerst ditte nog: er zijn nog veul van die tnicijonairs, die d'n huik veuruitzichten; er zijn 'r :og veul, die deuzen ntaalschen, vruchtbaren 'naschtijd „rotweer" noemen. V.'annt kritiek wordt altij nog goed betaald. Kritiek, namaak en huichelarij zijn «le best betaalde artikels. Waant „groote mcnschen" begrijpen malkaar, en weten da ze veul noodig hebben! 'n Kind alleen kan pèèrd-rijcn op 'nen kapotten stoel. Maar 'k wouw gezeed hebben: Paschen huivert deur dc schepping. Gisteren gong 't zonnekc onder. ollee, m'n oogen wieren er zat van. As 'nen gloeiend-rooien hol, grooter en grooter zonk 't achter 't diepe bosch. Dc takskes wieren van goud. Dc stammen wieren van goud. Ja, de keien op d'n steenweg glaansden 'n gouwen gloed deur d'n rossen avond. 'k Wist nie waar 'k kijken moest. Naar de gou wen gloeiing tusschen 't .braandende" kale hout: mar ons durpke, dat daar on«ler d'n pèèrlmocrcn 'ïomcl opglaansdc as glazig speulegoed in vloeiend ieurgelicht, of naar d'n geploegde», vetten akker, waar van de blinkende èèèrdeklonters cfkons wieren binnen was gekomen om haar geluk te wenschcn. Geluk te wenschcn! Ja, die houding had hij aange nomen. Ilij was volkomen verdiept in een moeilijke rechts zaak. Hiervoor werden al zijn krachten gevraagd, en na een geweldigen strijd had hij de overwinning be haald. En dc geboorte van zijn zoon was van zulk een gering belang geweest in die vermoeiende da gen! Duidelijk herinnerde ze zich nog wat hij gezeg«l had. „Nu zul jc wel gelukkig worden, kindje." Er kwam een zenuwachtige glimlach om haar lippen, terwijl zc aan die woorden dacht... Alsof dat kleine hoopje mensch, hoo dierbaar het ook was, haai diej» en nimmer bevredigd verlangen naar kamerand- schap kon doen verdwijnen. „Jc zult nu gelukkig worden, kindje", had hij ge zegd. Was het niet belachelijk: op het oogenhlik, toen hij die woorden had uitgesproken was het haar voorgekomen alsof hij haar voor den gek hield, op zettelijk wilde kwellen. Telkens hadden die woorden haar in do ooren ge klonken, totdat de oorlog was gekomen, en alles wat valsch en - nwaar was, bittere, harde werkelijkheid werd. Gelukkig! Ze liet haar gedachten teruggaan naar haar meisjesjaren. Ja, toen was ze gelukkig ge weest... gelukkig bij do gedachto wét haar in het leven kon wachten. Welke hoogoplaaiende verlangens en venvachtin- tingen had ze niet gehad, toen do ernstige, l>o«!nnrdc man, die haar aan een ridder uit een middclceuwscli sprookje deed denken, haar gevraagd had zijn vrouw te worden. Haar huwelijk had haar liet openen van een gou den hek toegeieken, waarachter een wonderbaarlijk koninkrijk was gelegen. De verloving had slechts heel kort geduurd, maar ze respecteerde hem des te meer, omdat er zooveel dingen niet uitgesproken waren. Hij had haar hcelo wereld uitgemaakt, cn ze had de lieflijkste, fijnste droomen over do toekomst gekregen. Alle menschen hadden haar oen gelukkig, bevoorrecht meisje genoemd om de aandacht van een dergelijke» knappen man op zich gevestigd te krij gen. Gelukkig... Ja. dat we ze geweest, want had niet elkeen haar zoo beschouwd? Er hestonden heel wat mcnschen die haar nu nog benijden. Maar dat kwam enkel en alle«ui omdat haar trots haar dwong het comediespel vol tc houden, want....

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 9