Brabantsche Brief
Gcttaieb Daimler.
Een Huwelijk
van Dré.
Zaterdag 17 Maart 1934.
SCHAGER COURANT.
Derde blad. No. 9450
1834 17 Maart
1934.
Glazuurverf 1643
kost thans 75 ct. p. kilo
Fa. Gebr. ROTGANS
Onder de vele nr.men. die deze eeuw heeft, zoo
als ..de eeuw van het kind". ..van de techniek", is
dc uitdrukking: ..eeuw van het verkeer" zeer zeker
gerechtvaardigd. Velen zullen niet buitengewoon
dankbaar zijn over ons gejierfectioneerdo. haastigo
en vaak moordend verkeer. Maar ten tijdo van Lo-
de wijk XIV werd al geklaagd over de overdndigo
drukte op de stroten. was ook een anti-lawaai cam
pagne bekend. Het moge den klagers tot troost die
nen. dat vóór hen de mepschén al last hadden van
snelheid en lawaai en dat na hen de lijn steeds zal
stijgen tot een niet te henalen hoogte. Want nooit
zal men de verkeersontwikkeling kunnen en willen
remmen.
Van onschaihare waarde is het werk van Gottlieb
Daimler die 17 Maart 1834 te Schorendorf geho
ren werd voor ons moderne verkeer. Indien
iemand den eeretitel „uitvinder van de auto" gege
ven moet worden, zoo is Daimler degene, die daar
op de meeste aanspraken kan doen gelden.
Gemakkelijk is zijn leven niet geweest; een jaren
lange strijd ging aan de offirieele erkenning vooraf.
Nadat hij van 1853 tot 1850 in de machinefabriek
Grafenstnden in de Elzas werkzaam was. gelukte het
hem. dank zij een beurs van de Würthembergseha
regeering te studeeren aan de Polytechnische school,
die hij in 1859 verliet.
Daimlers motorfiets, 1885.
Verscheidene jaren studeerde hij in Frankrijk,
waar hij met den bekenden uitvinder Lénoir in
aanraking kwam. Max Eyth en Emil Kessler, die de
locomotieven naar Duitschland brachten, waren zijn
studievrienden. Onder hun invloed werkte Daimler
een tijd intens aan de locomotieven. Oorspronkelijk
had hij de fijne techniek bestudeerd; de nauwkeu
righeid en volharding die daarbij noodig waren,
kwamen hem bij zijn latere onderzoekingen goed tc
pas. Reeds heel vroeg zag hij de ontzaglijke moge
lijkheden van den gasmotor. Daar de brandstof toen
nog niet tot explosie werd gebracht, kon voorlooplg
niet veel met den gasmotor gedaan worden.
In 1872 werd Jiij technisch leider van de gnsmolo-
renfnhriek Deutz. Idier.was het dat hij aan de vol
making van den Oitoschen motor succesvol werkte;
doordat ini de pneiunntischo ontsteking vond. waar
door het gevaar en de primitiviteit der Ottoscho
motoren, werd opgeheven.
Goitlieb Daimler met zijn auto, model 1886.
FEUILLETON
DOOR
ETHEL M. DELL.
Vertaald door Dlcky Wafelbakker.
Na deze mededeeling werd Marcia echter werkelijk
boos.
„Als je dat durft tc doen. Dennis, zal ik onmid
dellijk aan je vader schrijven en dan spreekt net
vanzelf dat onze vacantie hier afgeloonon is."
Dcnnis keek haar een kort oogenhlik vol verba
zing aan. Er lag echter zulk een vastberaden uit
drukking in haar oogen. dat het hem het verstan-
igst toe'eék niet tegen te spreken. Goldie grinnikte
hinderlijk.
„Als U zich ongerust maakt zal ik het natuurlijk
niet doen," gaf hij te kennen. „Men moet evenwel
het een of ander uitvoeren, en er is hier niet \cel
afleiding, vindt U wel?"
Marcia word onmiddellijk teeder gestemd. Ze was
gezegend, of juister gezegd gestraft met de gave de
dingen met de oogen van anderen te kunnen bekij
ken: dientengevolge kon ze de dwaasheden der
jeugd ook hegrijnen. Bovcnd'cn hadden de kinderen
niet lang ge'edcn met mazelen liet hed moeien
houden, en het was ontzettend hard hun nu het
een of ander genoegen te ontzeggen.
Ze legde haar hand op den schouder van den
jongen en zei zacht: ..Het snreekt toch vanzelf dat
ik me hang maak als jullie iets gevaarlijks doen. Je
moet niet. vergeten dat ik voor jullie aansnrak-dijk
hen, en ik had je hijvon'-beeld vandaag met geen
mogeliü'heid u't de mo',;Ui,'hPdpn 'mnnen redden."
Voor een '*ort oogenhlik dnikte hii met zijn v ang
tegen haa" ham'. ..Tn orde. l-evelino'. Tob pvnr ner
gens ove-." zei hii geruststellend., ,ïk beloof U niets
onvcor-!ch*'"'s tc zullen doen."
Hij keek haar ondeugend glimlachend aan en
daarmede was het voorval afgeloopen.
GOTTLIEB DAIMLER.
Daimler ging daarna voor zichzelf werken en met
de hem eigen taaiheid, zijn inzicht en onmiskenbare
genialiteit slaagdo hij er in een snelioopcnden hen-
zinemotor te construecrcn en kon hij tenslotte tn
1884 patent nemen op oen horizontalen ééncylinde-
rigen motor.
Heel lang duurde het, voordat de uitvinding toe
gepast werd. Een succesvolio exploitatie was voor
eerst nog niet mogelijk. Wel werd in 18S7 de motor
toiegepasthij een ballon, gebruikten groote lande
rijen en kleine fabrieken hem, maar liet nootligo
vertrouwen ontbrak nog.
In 1891 kwam een naamlooze vennootschap tot
stand te Cannstadi, waarbij zich o.a. twee goede
vrienden van Daimler aansloten; de uitvinder van
de rookloozc locomotief Max von Dutten en Geheim
rat Lorenz.
De moeilijkheden in de vennootschap voerden tot
oneenigheden; er kwam een hevige twist met het
gevolg, dat Daimler naar Parijs ging waar hij met
Panhard en Levassor samenwerkte. Deze samenwer
king heeft hem geen windeieren gelegd; terwijl de
Daimler-Motoren-Gesellschaft steeds meer achteruit
Ring.
De bankier Emil Jeilinek zag de enorme perspec
tieven van Daimler s motor. Het gelukte hem een
verzoening tusschen Daimler en de naamlooze ven
nootschap te bewerken, met het gevolg, dat. Jeilinek
Daimlers patenten kreeg en daardoor «le fabriek
weer tot grooten bloei kwam. Nu echter werden ook
de eerste wagens geconstrueerd, die naar de dochter
van Jeilinek „Mercedes" werden genoemd. Dit moet
niet als een ijdelheid opgevat worden. Ook in dien
tijd zag liet publiek liever buitenlandsche dan natio
nale artikelen, en zoo hoopte Jeilinek met den uit-
heemschen naam den verkoop te stimuleeren. Het
succes bleef niet uit en de winst steeg tot ongekende
hoogte.
Ook dc Engelschon waren genegen in dc Cann-
stadtsche vennootschap aandeden tc nemen. Zij
elschtcn echter, dat Daimler in dienst zou worden
genomen. Zoo gebeurde het, dat tegelijk met de fa
bricatie van dc duizendste auto de verzoening tus
schen Daimler en dc vennootschap officieel gevierd
werd.
Het bleef echter niet lang pais en vree. De mcc-
ningsverschillen bleken niet uit den weg tc ruimen
en zij hestonden nog steeds, toen Gottlieb Daimler
op 6 Maart 1900 overleed.
't jonge veurjaar, «la
Ulvonhout, 13 Maart 1934.
Menicr.
Daar hangt 'nen sche
mer van wit licht over d'n
buiten.
Blaank pèèrlmoert da
nuuwc licht op do zuive
ren wolken, die majestei
telijk deur do schopping
trekken, van onder tot on
der.
En teer, lijk gazen slui
ers, zoow haken de pèèrl-
moerige lochten In de zwel
lende lakken van 't dijend
gebomte, in de wazig-verrc
bosch wegels.
Ja, nog zijn do takskes
kaal, maar '1 iiuuwe levon,
woelt er levers in rond. De numve sappen persen er
dèurhencn, da-d et hout te trillen staat, onder d'n
krachtigen groei, onder 't ontembaar leven, dat er
van d'n woikzwaren hemel poeiert, in zonnewermto
en regenval.
Ilah. ge kunt 't aan oew eigen voelen, hoe dugd-
zaam nouw d'n buiten is. Oew hard-deunvinterdo vel,
schraal en droog geworren, da slurpt 't manische
Maartsche nat in z'n pories. 'Nen middag op d'n ak
ker, die zwaar ruukt naar de vruchtbaarheid, da's
'n had vcur oew heele lijf, amico. Oew spieren wonen
go-olied, gebalsemd'in deus zuut-maaische locht, die
alles omspoelt en doordrenkt mee kersversche kracht.
Oew krakende corpus wordt weer soepel en jonk.
Ge kunt de locht happen! Ge vuult ze paan deur oew
longen, tot de uiterste punten toe en t' ijj vernolle, of
er schoonmaak gehouwen wordt, in do vertrokken van
oew zieicment. Of er ramen zijn opengezet, zoow
spoelt en stouwt 't nuuwc tij tot in oew klokhuis;
zoow jaagt 't in oew bloed.
En 'k weet niks lekkerders, niks dugdzamers, dan
nouw en dan m'n ormen boven m'nen kop te strek
ken, m'n borst tot krakens toe open tc spalken en
dan met vollen mond en gesperde neusgaten, de
manische locht 't hcelc voorjaar vernolle! mee
stukken en brokken, mee volle slokken in te slik
ken, dat do aders in m'nen nek gaan zwellen en-klop
pen van den krachtigen buiten, die 'k er ingezogen
heb.
Peter's hulp en do ontmoeting met hem werd al
lerminst vergeten. De twee kinderen praatten bijna
voortdurend over hem en aan de lunch beweerde
Dcnnis met een ernstig gezicht dat hij absoluut «en
gentleman genoemd kon worden, terwijl Goldie de
opinie had dat hij een onbeholpen buitenjongen
was.
Marcia begreep dat ze ook iets in deze kwestie
moest zeggen en gaf als haar meening te kennen,
dat hij van zeer goede familie kon wezen, doch er
wellicht weinig zorg aan zijn opvoeding was be
steed, een gezichtspunt dat door Goldie luide werd
1oegejuicht, daar deze opvatting vrijwel met dc hare
klopte.
Dennis was het echter niet met haar eens, en
hield vol dat Peter een uiterst behoorlijken indruk
had gemaakt, en hij van plan was vriendschap met
hem te sluiten. Het liet hem ijskoud hoe Goldie er
over dacht, voegde hij er aan toe.
Na dit laatste gezegde ontstond er een nieuw
twistgesprek, aangezien het meisje niet van plan
was zich in een hoek te laten duwen. Marcia leunde
achterover in haar stoel en zat droomerig voor zich
I uit te staren. Het leek alsof ze eigenlijk heelemaal
niet meer verstond waarover haar kinderen spraken.
Zoodra de lunch was afgeloopen gingen ze weer
naar huiten om nog ten volle van het mooie weer
te genieten.
Het was iets killer geworden en de zon verschool
zich zoo nu en dan achter wolken. Marcia had wel
voorzien dat die wonderbaarlijke schoonheid niet
lang kon duren, en toon ze dan ook een half uur
gewandeld hadden werden zo door een hagelbui
naar huis gejaagd.
De kinderen gingen aan het mopperen, maar
Marcia genoot inwendig van dc gedachte dat het
'hans een van do zeldzame gelegenheden was. waar
door ze werkelijk het gevoel kreeg van cenig nut lo
wezen. Ze konden een eenvoudig kaartspelletje doen,
dat ze hun kort geleden geleerd had. en wat gewel
dig in den smaak was gevallen.
Ze stonden er altijd op om geld te spelen, maar
om zulk een laag bedrag, dat het vrijwel een kwes
tie van een paar stuivers in hot geheel werd. Zo
had echter nog geen kwartier met de kinderen ge
speeld of ze merkte tot haar verbazing ('at er oen
zeker onrustig verlangen in haar begon t - woelen,
weer naar buiten te kunnen gaan: den storm en re
gen te trotseeren en in haar eentje een lange wan
deling over de heide te maken.
Zoow is t weer 'n lieve lust te loven! 't Veulc
goeds da van den Hemel dwêrelt, dik en royaal ns
'n volle, smeilooze sneeuwhui, da veule goeds laat
ik in m'n zieicment trekken, as olie in 'n vloen.
Paschen, nuuw leven hangt over d' èèrde. 't Is 'nen
zaligen tijd, vcur elk schepsel dat er nouw asemt.
Van 't sneeuwklokske af, tot de eeuwen-ouwe bos-
schen toe; van 't eerste vliegske af, tot d'n oudsten
mensch toe.
Alles dat er asemt, asemt Paschen in, nuuw le
ven. dat er opstaat uit 't ouwe, da van ons af valt,
as de dorre holsters van 'nen nuuwen bladknop.
„Kwaai weer", zeggen m'n klaantjes van d'n groen-
tenwagcl.
En dan denk ik: ge zij nic wijzer!
„Nat weer", zeggen nanderen en dan zeg ik: „motten
we sjuust hebben, juffrouwke!"
„Rotweer", zoo van den morgen 'nen rentenier, of
'nen stempelëèr, das-' van huiten nie te zien,
teugen me: „weer 'nen heelen dag binnenhangen"
en ik. nouw, ik gaf 'm dc lillijkste peeën van
m'nen wagcl. (Hij was toch te baang van 't Maartsche
buik»,-om aan d'n wagel te komen .t)
Rotweer.
Ho*'k 't mengel ijk
Do Tochten,'d o heeft; schepping is barstens vol-ge-
laaien, is dik-verzadigd, is zat van beloftes, van
groei- en van vruchtkracht, van goeie, onbetaalbare
iniddeleijncn veur ieder en veur alles dat er leeft
en tiert.
As wc dit nie hadden, gong alles kapot. Zoow as
de motschappij .kapot gegaan is, omdat me ze heele-
gnnr naar eigen keus ingericht hebben.
Is da kortzichtigheid?
(ie kunt van me zeggen, wa ge wilt, amico, maar
kortzichtig Necë, da ben 'k nic! As gc oogen
in oewen kop hedt, die de blaanke snccuhui van wel
daden nog van d'n hemel zien dwêrelen, dan zijde om
d'n weerlicht nic kortzichtig, nie kleurenblind, nie
kiepig!
Inteugendeel: ge mot goeie oogen hebben, om 't te
kunnen zien!
„Goeie" oogen, da zijn oogen, zoow as ge ze in
't kribbcke van Ónzen-lievenheer meekreeg.
Nouw, en as ge op oew zestigste nog zien kunt,
ns in oew prille jeugd, ollce, dan bedde veur de ga
ven van <1 n Schepper, ginnen bril noodig om ze te
onderscheien! Waant ge kunt ze zien, mee oew
oogen dicht!
Da's persies 't zelfste, asda gc gin doctor in de
godgeleerdheid hoeft te zijn, om God's woord te begrij
pen. Da's klèèr en eenvoudig, gesproken veur alle
menschenkinders. Schoon, maar ok zoow eenvoudig
Ze schaamde zich over dat verlangen, want had
zo niet kort van tevoren bedacht hoe verrukkelijk
het was weer eens te kunnen voelen dat de kinde
ren haar een enkelen keer \oor hun spel noodig
hadden? Ze verkeerden onder de vnste overtuiging
dat hun moeder geen grootcr genoegen kon worden
gedaan dan haar in huis hij hun spelen te betrek
ken. Het feit dat ze zich zonder haar gruwelijk ver
veeld hadden scheen geen seconde in hun brein op
tc komen. Was ze nu eenmaal niet hij hen om voor
re ie zorgen? En «laar zo hun toch toebehoorde kon er
eigenlijk geen betere afleiding voor haar gezocht
worden, dan met hen te knarten.
Indien de kinderen haar evenwel enkele uren la
ter hadden kunnen zien, toen zc veilig en wel in
hed lagen... waf zouden ze dan wel niet gezegd heb
ben? Marcia had met koortsachtige haast haar re
genmantel van den kapstok genomen en was naar
buiten gerend. De regen en wind striemden haar ge
zicht. maar Let deerde haar niet; integendeel, zc
scheen er van te genieten. Dennis en Goldie zouden
haar met de grootste verbazing aangestaard hebben.
Was dat hun moeder? Zo hadden al lijd in dc ver
onderstelling verkeerd dat het eenige wat moeder
voor afleiding noodig kon hebben zoodra «Ie avonu
aanbrak, was een hoek en een gemakkelijke stoel.
Marcia had zelf ook onmogelijk het groote gevoel
van ongeduld kunnen verklaren, dat zich van haar
meester had gemaakt. Het was iets anders dan en
kel rusteloosheid wat haar voortdreef. Het leek zelfs
heel veel op ojistandigheid. En toch had zc zelf dit
rustige dorpje in Cornwall voor hnnr kinderen uitge
zocht, en tot nu toe geloofd volmaakt tevreden te
zijn. liet wondermooie weer van dien ochtend had
haar zeker in do war gebracht, redeneerde ze. Do op
pervlakkige kalmte die zo al jaren geleden had lee-
'en eulfiveeren ferwille van haar gemoedsrust, was
ineens verdwenen.
Een bijna knagend verlangen naar iets wat ze
wist hopeloos huiten haar hereik to liggen was in
haar ontwaakt.
„Ik heb... ik heb hot leven noodig", zei ze hard
op. „Groote God! In mijn heele bestaan heb ik maar
éénmaal werkelijk geloofd."
En dat was de vollo waarheid. Het huwelijk en
het moederschap hadden haar gee-i bevrediging ge
bracht. TPcrdoor waren slooh's nieuwe verlangens
bij hnnr opgewekt. Ze «lacht aan den dag waarop
Dennis geboren was, en haar echtgenoot Everard
De bekende
HOOGZIJDE. - SCHAGEN.
as 'n vergeetmenietekc. Mits d'n mensch z'n
eigen maar bekennen wil 'n kind te zijn.
'n Kind, da plazier beleven kan. aan 'n klaproos,
'n Kind, da gelukkig is. as 't lachen kan. 'n Kind.
«la tevredener is mee 'n kapotten stoel, dan mcc 'n
hit. om perdje op te rijen!
As d'n mensch zóów kind kan zijn. gelukkig meo
't bietje dat ie bezit, dan staat ie dichter hij Onzen-
lievënnirke, dan d'n mieljonnair die in z'n testament
honderdduuzend gulden hee vermokt aan z'n viclo-
missen, omdat hij 't in z'n leven te druk had mee
groote-menschendingen!
Mee vergaderingen, secretariaten, vcurzittcrschap-
pen, opzij-douwerijen; mee auto-ongelukken, procedu
res. portretjes-in-de-kraant; mcc bridge, verkiezingen
en zulke soort van spullekes; mee echtscheidingen en
huwelijken, kritiek, kleermakers en filmsterren. Afijn,
mee nog duuzenden aandere grootemenschenbeuzela-
rijen. die alles hij mekaar, na zcuventig jaren naarstig
beoefening, menier pastoor nog ging inspiratie kun
nen geven vcur één gevoelig regeltje op d'n mieljon
nair z'n bidprentje.
Of ik speciaal mieljoennairs op 't oog heb? Kom
nouw! 'k Heb niks teugen dcuzc mcnschon. Bedoeld
worden de lui, die as 'nen mieljonnair deur 't leven
gaan. Patserig, dikdoend enne daar is warendig
gin mieljocn vcur noodig, wel?
Bedoeld worren: de ..groote mensehen", die te veur-
nnam zijn om te lachen; sjuust groot genogt om te
kritiseeren; „wijs" genogt om voorkeur tc hebben
vcur witte rozen boven rooie! Of onigokccrd.
Wak daarmee zeggen wil? Da zulke wijsheid nog
gineens onwijsheid is, maar doodgewone aanstellerij,
Grootcnmenschcnachtigheid!
Ik vind witte rozen ök 't schonstc net zoow
laank totdat ik 'nen bos vuurrooie zie! En omge
keerd.
En da's meo eiken mensch zoow, amico.
Maar de „wijsheid" cischt, dat ie rooie sqhoon-
der vind, as gij 'm de witte brengt; en witte
schoondcr vindt, ns ge 'm bij de rooie brengt.
En deuze mcnschen gaven de leiding in de wea-
rcld. Zoow liep ze kapot.
„Rotweer", zeeën ze op d'n oogenblik. dat de wél-
daden nic opgeschept konden worren, toen die mee
da rotweer over d'èèrde stroomden!
Ik bedoel de mieljonnairse die niks nalaten! Gin
regeltje waardeering op d'r bidprentje en 'n ton aan
t weeshuis, 'n ton aan 'n hoogeschool en 'n lijfrente
aan 'nen kromgescholdcn lijfknecht.
„Micljonnairs", die niks aanders nalaten aan de
woareld, dan 'n bezurgde weduwe en 'n paar zeuns
die „de zaak" op denzelfden voet veurtzetten. Die
oj) d'r achttiende jaar al „oud" en „grootgenogt
::ijn, om tc praten over 't „onderwerp: do vrou". (De
.este „w" is nic deftig!)
Sodepin, en dan te denken aan mcnschen, die iu
óitteren èrmoei stierven en der weareld onbetaal-
jare schatten nalieten!
Denk 's aan onzen Brabaantschen Vincent, die gek
wier van èremoei Aan mcnschen, die nio ateji
om 't linnen te koojien, du na d'ren dood tonnen
ouds wëèrd xvas. Die kapot gekritiseerd Avier-
.ieii,kindets as ze waren, deur de „groote
tenaclieu". tlie d'r eigen rop«Jf>-aUejn nan kritiek
.eugen zoowveul per artikel
Genogt!
'k Ben heelegaar van m'n chapieterken afgedwaald.
Maar eerst ditte nog: er zijn nog veul van die
tnicijonairs, die d'n huik veuruitzichten; er zijn 'r
:og veul, die deuzen ntaalschen, vruchtbaren
'naschtijd „rotweer" noemen.
V.'annt kritiek wordt altij nog goed betaald. Kritiek,
namaak en huichelarij zijn «le best betaalde artikels.
Waant „groote mcnschen" begrijpen malkaar, en
weten da ze veul noodig hebben!
'n Kind alleen kan pèèrd-rijcn op 'nen kapotten
stoel.
Maar 'k wouw gezeed hebben: Paschen huivert
deur dc schepping.
Gisteren gong 't zonnekc onder. ollee, m'n oogen
wieren er zat van.
As 'nen gloeiend-rooien hol, grooter en grooter
zonk 't achter 't diepe bosch.
Dc takskes wieren van goud. Dc stammen wieren
van goud. Ja, de keien op d'n steenweg glaansden
'n gouwen gloed deur d'n rossen avond.
'k Wist nie waar 'k kijken moest. Naar de gou
wen gloeiing tusschen 't .braandende" kale hout:
mar ons durpke, dat daar on«ler d'n pèèrlmocrcn
'ïomcl opglaansdc as glazig speulegoed in vloeiend
ieurgelicht, of naar d'n geploegde», vetten akker,
waar van de blinkende èèèrdeklonters cfkons wieren
binnen was gekomen om haar geluk te wenschcn.
Geluk te wenschcn! Ja, die houding had hij aange
nomen.
Ilij was volkomen verdiept in een moeilijke rechts
zaak. Hiervoor werden al zijn krachten gevraagd, en
na een geweldigen strijd had hij de overwinning be
haald. En dc geboorte van zijn zoon was van zulk
een gering belang geweest in die vermoeiende da
gen!
Duidelijk herinnerde ze zich nog wat hij gezeg«l
had. „Nu zul jc wel gelukkig worden, kindje." Er
kwam een zenuwachtige glimlach om haar lippen,
terwijl zc aan die woorden dacht... Alsof dat kleine
hoopje mensch, hoo dierbaar het ook was, haai diej»
en nimmer bevredigd verlangen naar kamerand-
schap kon doen verdwijnen.
„Jc zult nu gelukkig worden, kindje", had hij ge
zegd. Was het niet belachelijk: op het oogenhlik,
toen hij die woorden had uitgesproken was het haar
voorgekomen alsof hij haar voor den gek hield, op
zettelijk wilde kwellen.
Telkens hadden die woorden haar in do ooren ge
klonken, totdat de oorlog was gekomen, en alles wat
valsch en - nwaar was, bittere, harde werkelijkheid
werd.
Gelukkig! Ze liet haar gedachten teruggaan naar
haar meisjesjaren. Ja, toen was ze gelukkig ge
weest... gelukkig bij do gedachto wét haar in het
leven kon wachten.
Welke hoogoplaaiende verlangens en venvachtin-
tingen had ze niet gehad, toen do ernstige, l>o«!nnrdc
man, die haar aan een ridder uit een middclceuwscli
sprookje deed denken, haar gevraagd had zijn vrouw
te worden.
Haar huwelijk had haar liet openen van een gou
den hek toegeieken, waarachter een wonderbaarlijk
koninkrijk was gelegen. De verloving had slechts
heel kort geduurd, maar ze respecteerde hem des te
meer, omdat er zooveel dingen niet uitgesproken
waren. Hij had haar hcelo wereld uitgemaakt, cn ze
had de lieflijkste, fijnste droomen over do toekomst
gekregen. Alle menschen hadden haar oen gelukkig,
bevoorrecht meisje genoemd om de aandacht van een
dergelijke» knappen man op zich gevestigd te krij
gen. Gelukkig... Ja. dat we ze geweest, want had
niet elkeen haar zoo beschouwd? Er hestonden heel
wat mcnschen die haar nu nog benijden.
Maar dat kwam enkel en alle«ui omdat haar trots
haar dwong het comediespel vol tc houden, want....