VAN DIT EN VAN DAT f EN VAN ALLES WAT 3 lp Onteerd De Avontuurlijke Lotgevallen van Miep Muizenschrik en Bul Krakebeen „III Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 31 Maart 1934. No. 9458. zATEnnAc.AvnnnstwETS of de droevige bekentenis van een gevallen man. Door SIROLF vrij bewerkt naar het Engelsch. (Nadruk verboden). MEN zou het zoo niet aan mij zeg gen, doch binnen in mij is het zwartste duisternis en gruwe lijke leugen, kort gezegd: ik ben een wandelende leugen Maar aan wie de schuld? Ja. wie zou nu anders schuld hebben, dan Dirk. Mijn vriend Dick. Vriend bah! Maar laat ik alles geregeld vertellen. Op een morgen komt Dick vreeselijk hartelijk naar mij toe, schudt mij lang en hartelijk op echte vriendenmanier de hand, alsof ik een teruggevonden kleinood was, en zegt zoo op zoo'n non chalante manier: „Och, beste kerel, leen me even een tientje, wil je? Ik heb beloofd een kennisje mee uit te ne men en nu kom ik zoo juist aan de bank om geld te halen, en laat de bank nu gesloten zijn!" Failliet?, informeerde ik. Nee, zei Dick, de directeur was voortvluchtig, maar ze zijn hem al op het spoor, dus dat is wel in orde. Ik voelde me wel wat gevleid door Dick's vraag, die immers veronderstel de, dat ik de tientjes zoo maar voor het opscheppen had en ik zei dus even non chalant: „Ik zal zien wat ik voor je kan doen." Ik haalde al mijn zakken uit en bracht een half dozijn tramkaartjes te voorschijn, benevens een nog ongebruikt doch niettemin verloopcn overstapkaart- je, een dwangbevel van de belastingen en 7 centen. Toen bedacht ik plotseling, dat ik in mijn schrijfbureau nog geld had liggen om een rekening voor mijn vrouw te betalen. Mijn vrouw had mij juist dien dag het geld ervoor gegeven en mij gezegd, die rekening voor baar te gaan betalen. Maar ik wist, dat Dick zoo veilig als de bank was en ik vond er dus niets in, om hem even dat tientje te leenen. Den volgenden dag kwam ik langs de zaak van Dick's oom, die een wijnhandel heeft, waarin Dick do functie van win kelchef vervult. Dick riep mij binnen en zei: Karei, ouwe grappenmaker, ik kan je die tien gulden toevallig van daag teruggeven ,kom maar eens even mee. Ik volgde hem naar den kelder; bij een vak bleef hij staan, nam er een flesch uit en zei: Hier, daar heb je je tientje met interest terug, een fijne flesch, voor jou en je vrouw, nou wat zeg je wel? Ik wou juist schuchter iets opmerken dat ik een flesch port van tien gulden (plus interest) nogal prijzig vond en ik gewoonlijk geen drank gebruikte, toen Juist Dick's oom binnenkwam en zei: „Morgen, Dick, wat doe je daar?" Dick keek verwezen naar de flesch, die hij mij in de hand had geèuwd, met een gezicht, alsof hij die flesch voor het eerst van zijn leven opmerkte. „O, d i e. bedoelt U d 1 e? Deze? O ja, hm, snapt U, de kwestie is, Karei is pas getrouwd en nu heb ik hem een fleschje port ge gegeven, om met zijn jonge vrouwtje op Uw gezondheid te drinken, haha, is- ie-goed?" Hij lachte min of meer geforceerd, naar ik meende. Doch zijn oom kwam stralend op mij toe, greep mijn rech terarm, legdo zijn andere hand op mijn schouder of het een pompzwengel was. „Dat vind ik nu eens aardig", zei hij, Jongen ik ben echt blij het te hooren. Nu, van harte gefeliciteerd, hoor, veel geluk en voorspoed! En nu moest je Dick en mij eens te eten vragen, dat hoort zoo onder goede vrienden, niet waar? Laat eens kijken, zullen we zeg gen overmorgen? Goed dan, omdat je er zoo op aan dringt zullen we het op overmorgen houden!" Daar zat ik nu met de gebakken pe ren. Ik slikte en poogde iets te preve len, doch toen ik de stomme bede in de oogen van Dick las, zeide ik met een stem, die Dick's oom maar voor ontroerd moest houden: „Goed, doet U dat, ik weet zeker, dat mijn vrouw het heel aardig zal vinden. Dus tot overmorgen. Tegen 7 uur verwacht ik U." Toen maakte ik, dat ik wegkwam, met de vermaledijde flesch In mijn arm. Nu, ik geloof dat ik mag zeggen, dat alles in de puntjes was, toen Dick met zijn oom kwam. Janet, mijn vrouw, zag eruit als een koningin. Haar wangen waren hoogrood gekleurd van opwin ding. Al zag ze er niet uit als een piep jong bruidje, lief was ze zeker. De kindererr waren vroeg naar bed gebracht en lagen in diepen slaap. De tafel zag er goed uit en de oom van Dick liet er goedkeurend zijn blikken over gaan en prees: „F.cn keurig ingericht nestje, mevrouwtje." Janet stootte mij onder tafel aan en wierp den ouden heer een stralende blik toe. Het diner verliep geregeld en alles ging best. Ik kon nauwelijks een glim lach onderdrukken toen ik bedacht, dat die oude heer zoo maar aannam dat een pas getrouwd vrouwtje op zoo gerouti neerde wijze met een huishouding kon omspringen. Doch plotseling ging de ka merdeur piepend open en daar stond in de deuropening een klein, slaperig jon gensfiguurtje in een hansop mijn jong ste zoon Kees van 6 jaar met een hooge roode kleur nog van den slaap. Hij was zeker zoo uit bed gesprongen en stond daar tegen het licht te knlp- oogen, terwijl zijn weerbarstige kuif recht overeind stond. „Mammie", zei hij met een schor slaap- stemmetje, „Jantje duwt me aldoor uit bed! Hij wil telkens op mijn plaats lig gen. En hij trekt alle dek van me af!"... Dick's oom puilden de oogen uit het hoofd. Janet stond op met een zenuw achtig lachje, nam Kees in haar armen en droeg hem terug in bed. Toen ik den ouden man aanzag, keek hij juist naar mij met een blik vol mede lijden. „Zoo zoo", zei hij eenigszins ont nuchterd, „stiefkinderen? Je bent dus met een weduwe getrouwd?" Ik stond Juist op het punt, om hem alles te verklaren, toen ik een geweldige trap tegen mijn scheenbeen kreeg. Die was van Dick. Wat moest ik doen? En nu vertelt de oom van Dick aan iedereen die het maar hooren wil, dat ik dat uilskuiken, zegt hij dan met een weduwe met een weeshuis vol kin deren getrouwd ben en dan spreekt hij over mij als „die stomme hond, die zoo mal is andermans kinderen te onderhou den". Dit is de vreeselijke bekentenis van een wandelende leugen. Wat doet men al niet, om een vriend uit den nood te helpen? Zelfs mijn eer heb ik geofferd op het altaar der vriendentrouw Mijn tien gulden moet ik nóg heb ben PASCHEN BIJ DE GERMANEN. Als na een langen en strengen winter de eerste knoppen zich vertoonden, de ven eiken dag meer warmte begon te ge ven, de gansche lucht naar lente en vi ooltjes riekte, dan vierden onze Ger- maansche voorvaderen het feest van de lentegodin Ostera. Met dans, gezang en godsdienstige samenkomsten werd dit feest der jeugd herdacht, want de jeugd had het recht dezen dag geheel voor zich op te eischcn. Bij zonsondergang gingen de jonge meisjes naar de bron en wasch- len gezicht en armen in het heilzame water. Wie zich bij zonsondergang zon der een woord te hebben gesproken, in 't heilige water wicsch, was het gansche jaar van een wonderlijke schoonheid. De overige dagen werden daarop zeer vroo- lijk en gelukkig gevierd tot bij het in vallen van de duisternis de Paaschvu- ren werden aangestoken. Die, Uchttep, dan ver over het wijde land en verkon digden den jubel der menschcn over de bevrijding der natuur. Toen met de eerste monniken de Chris telijke leer in het land kwam, zagen de verstandige Christenen wel in, dat men met deze Germanen niet zoo om kon gaan als met de volkeren, die men tot dusver had bekeerd. Men liet hen rustig MET PASCHEN UIT WANDELEN. hun feesten vertier vieren, noemde het voorjaarfcest der godin Ostera ln het vervolg Paschcn (eigenlijk „Ostern", af geleid van den naam Ostera) en maakte slechts langzamerhand den ruwen Noor delijken mannen duidelijk, dat zij zich ook op dit lentefeest cr over verheugen moesten, dat voor zoo en zooveel jaren de held van hnn leer was opgestaan uit den dood. Want zij teokenden hun Jezus Christus af als held, omdat de Germa nen nog niet voldoende ontwikkeld wa ren om het oer-becld der/tlles vergeven de liefde te kunnen vereeren. DE DATUM VAN PASCHEN. Hot concilie' van Nicea ordonneerde, dat Paschen zou worden gevierd op den eersten Zondag na do eerste volle maan in de lente. Hieruit volgt, dat 't feest in geen geval vóór 22 Maart plaats heeft. Een kleine berekening leert ons, dat na 25 April evenmin Paschen mogelijk is. Daar 22 Maart de dag van Benedictus is, en 25 April die van Marcus. is de spreuk ontstaan: „Non sequitur Marcum nee praecedit Banedictum" d.w.z. het volgt niet op Marcus en gaat Benedictus niet vooraf. In 1896 is Paschcn op 25 April geval len, hetgeen in 1943 wéér zal gebeuren. Een Panschvierlng op 22 Maart maken wij volgens menschelijke berekening geen van allen meer mee, daar die pas in 2285 zal kunnen plaats vinden. In de eerstvolgende jaren zullen de data de volgende zijn: 21 April (1935), 12 Aoril (1936), 28 Maart (1937), 17 April (1938), 9 April (1939), 24 Maart (1940). KRUISWOORDRAADSEL. (Oplossing van de vorige week). Horizontaal: 1. Cats; 4. Eene; 7. Halte: 9. Grand: 10. Uniek; 11. Fortc: 12. Eetnl; 15. Nike: 16. Fret; 17. Desa: 20. Roef: 23. Beemd; 24. Ieren; 20. Eïder; 27. Règle; 2S. Pao- lo: 29. Knot; 30. ï.oon. Verticaal: 1. Chef; 2. Aaron; 3. Stut: 4. Erker; 5. Nadat; 6. Edel; 8. Enee; 9. Geef; 12. Risóe; 14. Te ver; 17. Degen; 18. Smelt; 19. Ad'e; 20. Uien; 21. Oeral; 22. Felle; 23. Berk; 26. Neon. De Paaschhaas. WETENSWAARDIGHEDEN. Is het^ U bekend: d a t de spieren van de vleugel van een vogel naar verhouding 20 Icccr zoo sterk zijn als die van een mcnschenarm? dat eerst in November 1914 in Londen de eerste vrouwelijke politieagenten werden aangesteld? dat metalen soldaatjes, poppen cn lee- rcii ballen reeds als speelgoed gobruikt werden in den tijd der oude Grieken en Romeinen? d a t de aardappelcuituur in DulUchland dateert van 1774? dat in dat jaar Frederik de Groote be sloot het volk te leeren aardappels te eten? dat men aanneemt dat Slr Walter Ra- leigh den aardappel in Europa Invoer de? dat zijn tuinman de plant moest uit graven, omdat die van die oneetbare zure appeltjes opbracht, en dat hij toen tot zijn verbazing merkte, dat er in den grond inplaats van 1 aardappel, een heeleboel aardappels zaten? dat Ford over de heele wereld 250 000 employé s heeft? dat de Amerikaansche Munt de munt stukken slaat terwijl het metaal ln kou- den toestand is? d a t er ln Londen nog 1800 K M. straten zijn, die nog met gas verlicht wórden? d a t kangeroeleder het sterkste leder is? dat er iedere maand 100.000 automo^ie- len afgedankt worden? 276. Vlug werd alles Beregeld voor een vlotte landing van 't luchtschip Er werd een groote gelijke sneeuw vlakte gemaakt en door middel van de staart werden alle oneffen heden gelijk gemaakt. De tuin kreeg ook nog een extra beurt en Knlpstaart heesch de vlag aan een nieuwe, .veel hoogere mast. 277. Ze pakten vast een en ander in. want zoo lang zou Prof. Pieker- graog toch niet in de Pool blijven en dan hadden ze 't niet onnoodig druk met pakken voor het vertrek. Al ie waarnemingsmonsters werden netjes in een kist gepakt en verder alles wat ze maar eenigszins kon den missen. 278. Toen ze nog eens nagingen of alles in orde was, hoorden zo een licht gebrom. Eerst zagen ze niets dan een klein stipje. Dat kan het luchtschip toch nog niet zijn, riep Knlpstaart, dat denk jij er van, Bul? Nou als je 't mij vraagt, was 't antwoord, ik geloof hcusch wel. 27.9 En ja hoor. Bul had gelijk. Want dat stipje kwam al nader en nader. Bul holde naar de vlaggen mast cn liet de vlag nu eens /.ak- ken en dan heesch hij hem weer op. Dat zijn seinen, zei Bul. Zoo zuilen ze ons wel vinden, riep Miep opge wonden uit. Hoera voor Prof. Pie- kergraag. 280. Eindelijk kwam het luchtschip zoo dichtbij, dat onze vrienden den professor al door 't raampie zagen staan. Hij zwaaide met zijn zak doek. y.Q zien ons al, zei Bul. Nu gauw de vlag weer op zijn plaats en ncn den slag kinderen. We moeien nu die touwen ergens aan binden. Maar. lieve deugd, waar-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 22