Gee
stelijk Leven
Kijken iS Koopen »j CLOEOK
Het Bloötebieneland
MODERNE FOTO's en VERGROOTINGEN
Zaterdag 14 April 1934.
Postrekening
No. 23330
SCHAGER
77ste Jaargang. No. 9465
COURANT.
Int. Telef.
No. 20
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot *s morgens 8 uur, worden Adver-
tentiön nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst-
Uitgave der N.V. v.h. P. Trapman Co., Schagen.
20 PAGINA'S.
Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN*
TIëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent (bewljsno.
inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
door Astor.
WAT IEDER KAN DOEN EN BEHOORDE TE DOEN.
Maar dacht gij dan, dat hot Evangelie slechts door n soort raenschen
moest gepredikt worden: theologen, dominees, pastoois, apostelen; en
altijd maar weer gepreekt, huiten het dagelijksch leven om? Beseft gij
dan niet, hoe vervelend en zinledig dat zou worden? Jezus was een
timmerman; theologische examens heeft hij nimmer afgelegd. De
discipelen waren visschers. Paulus was een fentenmaker.
Neen! menschen roept God, menschen, timmerlieden, visschers, theolo
gen, philosophen, huismoeders, fabrieksarbeiders, keukenmeiden, kun
stenaars, boeren, allen, allen menschenkinderen, om ze te wijden
tot koningen naar den Geest, om ze macht te geven en kracht en vrij
heid en sterkte. Want de wereld moet omgewenteld, ópgewenteld;
een heilige revolutie is noodzakelijk
B. DE LIGT.
WAT gij hierboven als aanha
ling leest, is geschreven in
een toespraak, welke de wel
bekende B. de Ligt gehouden
heeft in Den Haag op den
31 sten October van het jaar
1915. Deze toespraak draagt als titel „Wat is
godsdienst?" en is opgenomen in een bun
del, welke onder den naam „Christen-revo
lutionair" is uitgegeven. Het is dus bijna
twintig jaar geleden, dat de Ligt aldus zich
uitte. In dat tijdsverloop hebben zijn ideeën
vooral ten opzichte van den godsdienst zich
sterk gewijzigd. Wie zijn laatste, helaas door
de radio-controle sterk besnoeide, rede heeft
beluisterd, kan weten dat hij zich thans van
het Christendom heeft losgemaakt en zich
atheïst noemt. Hij zou dus stellig het hier
boven geplaatste niet meer op dezelfde wijze,
met dezelfde woorden zeggen. Maar ik ben
er absoluut zeker van, dat hij 't met de strek
king nog volkomen eens is.
Wat mij persoonlijk betreft, ik zou voor het
uitdrukken der gedachten, die in de woorden
van de Ligt tot uiting komen, eveneens een
andere wijze van uitdrukken hebben ge
bruikt. Waar 't op aankomt is slechts dit:
of die gedachten nog beteekenis voor ons
hebben.
Ik was eens onder het gehoor van een on-
vervalschten, rasechten gereformeerden pre
dikant. De man boeide mij ten zeerste en ik
verliet de kerk met een gevoel van voldaan
heid; ik had inderdaad iets aan zijn woord
gehad. Enkele dagen later ontmoette ik hem
persoonlijk en toen sprak hij er zijn verba
zing over uit dat ik (hij kende mijn gevoe
lens) bij hem in de kerk was geweest. Zijn
verbazing werd nog grooter toen ik hem zei-
de, dat ik met voldoening naar hem ge
luisterd had. Dat was hem volkomen onver
klaarbaar. Daarop zeide ik tot hem: dat dit
voor u onverklaarbaar is, vindt zijn oorzaak
In het feit dat u nog leeren moét, wat ik
reeds geleerd hèb, n.1. het vertalen van wat
een ander zegt in de eigen taal. Als ik naar
iemand luister, dan is voor mij de vorm bij
zaak en de inhoud hoofdzaak. Wanneer ik
een religieuse toespraak hoor, let ik niet op
de dogmatische inkleeding (die mij dikwijls
geweldig tegenstaat) maar vraag ik alleen
maar wat daarin voor my als diepe overtui
ging, als diep in de ziel aanwezig verlangen
tot uiting komt. En heel oneerbiedig voegde
ik er aan toe: waarde heer, ik lap al uw leer
stellingen aan mijn laars, zij kunnen mij
niets schelen, want het eenige, waarop het
voor mij aankomt, is of ik te doen heb met
een mcnsch, die dorst naar gerechtigheid en
waarheid en liefde, die wil vechten tegen de
zondige mensehverhoudingen.
Ik heb deze herinnering van een ontmoe
ting, die reeds enkele jaren oud is, even op
gehaald om den lezers goed te doen begrij
pen, dat het zeer wel mogelijk is, dat een
man als de Ligt een kleine twintig jaar gele
den zich anders uitdrukte als hij 't tegen
woordig zou doen, maar dat hij niettemin
hetzelfde zou bedoelen.
Trouwens, ieder mensch kan bij zichzelf
waarnemen hoe zijn meeningen zich sterk
kunnen wijzigen, terwijl toch zijn diepste
streven gelijk blijft. Wanneer iemand, die
streng godsdienstig is opgevoed en groot is
gebracht in het geloof aan protestantschc of
roomsche leerstellingen gaat nadenken en
daardoor komt tot verwerping van die leer
stellingen, dan verandert daarmede zijn le
vensrichting niet. De medemenschen, die
hem gadeslaan, bespeuren van die verwer
ping in zijn leven niets.
Maar 't wordt tijd, dat ik, na deze inleiden
de opmerkingen, kom tot het eigenlijke doel
van dit artikel.
Ik wil n.1. met alle kracht opkomen tegen
een uiterst fatale opvatting, welke ik ge
durig weer ontmoet. De opvatting n.1. dat
het geestelijk werk, dat verricht moet wor
den in de wereld, alleen maar door bepaal
de, liefst officieel daartoe aangewezen per
sonen kan worden verricht.
Er kan m.i. niet heftig genoeg worden ge
protesteerd, wanneer menschen zich van de
gewichtige levensvragen afmaken, altijd
maar weer met hetzelfde praatje dat daar
voor de dominé, de pastoor, de kerk, de par
tijleiding, de partij-theoreticus er zijn en dat
men zich naar hen heeft te voegen. Dit mag
misschien een prettige gedachte zijn voor de
heeren voorgangers en leiders, die een volg
zame kudde wel begeerlijk vinden, in werke
lijkheid is het toch den denkenden, zelfstan
digen mensch onwaardig om eigen denken
en eigen oordeel uit te schakelen. Wij hebben
gedurende 't laatste jaar veel gehoord over
gelijkschakeling in Duitschland. Maar aan
lokkelijk schijnt mij deze gelijkschakeling
allerminst. Het begint iets te gelijken op het
bekende en geliefde „één kudde onder één
herder". Maar men moet een sterk schaap;
achtig karakter bezitten om daardoor te
worden bekoord.
Het komt mij voor, dat de roeping van den
mensch niet is een volgzaam schaap,
maar een vrije persoonlijkheid te zijn
d.i. een zèlf-oordeelend, zelfbepalend wezen.
Als ik dit neerschrijf, heb ik het gevoel,
dat de meeste lezers terstond geneigd zijn om
mij gelijk te geven in theorie. Maar te
gelijkertijd zullen zij denken: ifl beginsel
heeft Astor gelijk, maar in de praktijk kan er
niets van komen, want de groote meerder
heid der menschen is niet bij machte om zélf
te oordeelen.
Maar dan kom ik met de vraag: waarom is
dit zoo? En het antwoord op deze vraag kan
niet anders luiden dan: dit is zoo omdat de
heele opvoeding altijd gericht is geweest op
het aankweeken van onderwerping, berus
ting.
Dit geldt niet alleen van de opvoeding van
kinderen, maar eveneens van wat men zou
kunnen noemen: volksopvoeding.
Met de volksopvoeding houden zich bezig
de kerk, de staat en de partij.
De kerk poogt geen vrij-denkende men
schen, maar goede kerkleden te vormen.
Voor den staat is het doel der opvoeding
gelegen in het vervormen van menschen tot
burgers, die zich geheel schikken naar de
door den staat (d.i. door de beheerschers van
den staat) opgelegde wetten.
En de partij? Heeft niet het woord partij
discipline een afschuwelijke beteekenis voor
ieder, die naar zelfstandigheid streeft?
Deze drie opvoedingsinstituten hebben er
toe medegewerkt, dat diep is doorgedrongen
de gedachte dat ieder individueel toch eigen
lijk tot niets in staat is en dat men zich maar
moest neerleggen bij wat de „bevoegden
leerden en decreteerden!
Het treurige gevolg hiervan kon niet uit
blijven en is niet uitgebleven. De massa is
kudde geworden.
Het lot van iedere kudde is dat zij niet
alleen geleid, maar tevens geschoren wordt.
Daarvoor is men immers schaap!
Gelukkig is het echter, dat in elk schaap-
mensch toch altijd iets blijft leven van den
echten, naar vrijheid-hunkerenden mensch.
Voelt niet ieder, als hij tenminste niet ge
heel verslaafd is, het als iets pijnlijks, dat
hij zijn eigen oordeel en inzicht moet prijs
geven?
Daarom zijn er altijd protesteerenden en
ketters geweest. En het is aan hen te danken,
dat telkens weer de wereld in beweging werd
gebracht om zich te plaatsen op een hooger
cultuurplan.
Die protesteerenden, gedreven door waar
heidsdrang en levensdrift, hebben wij ook
thans noodig. Thans méér dan ooit. Want
hèrschepping onzer maatschappij wordt al
gemeen als noodzakelijk gevoeld. Die her-
liet feit, dat het Dinsdag a.s. den 17den Arpil, 5G jaar geleden zal
zijn. dat van de kerk te Aartswoud de eerste steen werd gelegd,
heeft onzen medewerker van Westfriesche Vertellingen geïnspireerd
tot de onderstaande lyrische ontboezeming.
Halloo! Wie? 't Bloötebieneland,
mit het Zuid- en Noorder-end
En Kolk van Dussen. En Boözum ök
zoö zonnig nag bekend.
Toe, mag 't? datte we op roim,
in verzen naggers zegge,
Bai voorbeêld, as 't den mag,
nag ien keer het uit gaan legge:
Lief durppie deer-je-bin, an Doik,
pas op 'oor, as je het zegt
Op wat voor 'n wois, de Bloedtoct uit
't Zuidend, 't zoö in woorden legt!
Of mot ie bai geval, voor gapperaai in
't kioin, hem skame,
Toe die iemesleste: peerdeblom, gras en
klaver same,
En wilde haver ök in diezukke, hoed en
tas verstopt
Brocht nei de drokke stad, weer ie zoet
verlangst had opgekropt?
Is dut den nou 'n mal geval?
d'Ouwe Ierswouwer had nou klucht
En genóót zacht zonnig weer
en helder lekker lieve lucht,
Nag ien keer glimlachte de Kerk;
lacht nei 'r ecrste-stiene-legger
En docht an: „Eerst stiene loid"*)
deur klaine-verssies-zegger
Lief heb ie nag: z'n kioin durp mit Kerk;
nég houdt ie groot van Jou!
Azze 'm vrage: „Mal joönje uit de stad,
hoe kómt zuk nou"?
„Nouw" zoit ie den, „dat zuks nou komt,
dattie déér is geboren,
„Déér zon had hep"! Zai zegge:
„Kuure!.. bai z'n Avondgloren"!
17 Mei 1833.
Dr. T. P. MERKRID.
0 van buitengewone kwaliteit. 0
Fotogr. Atelier ARPAD MOLDOVAH - Hieuwe Hiedorp
Dat het weer in April non zeer grillig kan ztin, heb
ben ze in Schotland ook altijd wel geweten, maar dat
ze om dezen tijd van het iaar de sneeuwploeg nog
voor den dag zonden moeten balen, zooals boven
staand plaatje laat zien, dat zullen ze ztch vermoe
delijk wet niet gedroomd hebben.
schepping kan, zooals in dc fascistische lan
den, een teruggang zijn tot het absolutisme
en dus tot de verslaving der massa, maar zij
kan ook een stap voorwaarts beduiden in de
richting van meer individueele vrijheid en
van meer broederlijke mensehverhoudingen.
En die protestecianden kunnen wij allen
zijn. Daarvoor is niet noodig dat wij leiders
zijn op eenigerlei gebied. Zelfs de eenvoudig
ste mensch heeft daarbij zijn waarde. Het
komt er slechts op aan of in hem de wil aan
wezig is om ook zijn krachten te geven aan
den geestelijken arbeid, die gedaan moet
worden. Want vóór alles mag dit nimmer
vergeten worden dat het eerst- noodige is de
geestelijke omwenteling. Onder deze geeste
lijke omwenteling versta ik de vrijmaking
van de bestaande morcele en godsdienstige
begrippen, waardoor onze maatschappelijke
wanorde wordt gesteund en zedelijk ge
rechtvaardigd. Zonder deze geestelijke om
wenteling zal m.i. no o i t een werkelijk in
grijpende verandering in ons maatschappe
lijk stelsel kunnen tot stand komen.
Daarom behoort ieder, die het menschver-
nederende, het in-wezen-wrecde van deze sa
menleving heeft doorzien, aan die geestelijke
omwenteling mede te werken.
Daartoe behoeft hij niet op een kansel of
katheder te staan, daarvoor behoeft hij niet
boeken of brochures te schrijven. Daartoe be
hoeft hij alleen maar altijd weer opnieuw
met zijn medemenschen ernstig de levens
vragen te bespreken en nieuwe inzichten,
nieuwe geestesgesteldheid, nieuwe hoogere
verlangens te wekken. En dit kan hij doen
door een beroep te doen op het in ieder
aanwezig gevoel voor recht-
vaardig heiden menschel ij kheid.
Ik gun aan elk zijn ontspanning, zijn aflei
ding, zijn spel, zijn vermaak maar ik ver
afschuw uit het diepst van mijn hart d i e
levens, die alléén, naast den noodzakelijken
arbeid voor brood, slechts deze dingen ken
nen. Ik vind liet een treurig verschijnsel dat,
als menschen bijeen zijn, de gesprekken nooit
over ernstige onderwerpen gaan; dat zij nooit
met elkaar de vraag bespreken, hoe zij kun
nen ontkomen aan het wanhopige heden; dat
zij nooit elkaar leeren inzien, dat wij uit an
dere, hoogere beginselen moeten gaan leven
om te komen tot een menschwaardig bestaan
voor allen.
Uren en uren worden verkletst, verknoeid
met onbeduidende praatjes, met babbela-
t'ijen, met verdachtmakingen en laster. Is
het niet treurig? Treurig omdat de wereld
in haar binnenste snakt naar uitkomst en
verlossing? Deze verlossing zal echter
slechts kunnen komen als de menschen (ook
gij, mijne lezers!) haar zelf willen en voorbe
reiden door aan de geestelijke omwenteling
mede te werken. En wat is deze geestelijke
omwenteling anders dan de overwinning van
de gansche burgerlijke, nog altijd vast in
gewortelde, levensbeschouwing, welke de
scherpste tegenstellingen, de gruwelijkste
ongerechtigheden ais normaal, ja, als door
God gewild, aanvaardt? Hier ligt een schoo-
ne taak voor ieder mensch. Daarom schreef
ik als opschrift hierboven: Wat ieder kan
doen en behoorde te doen.
ASTOR.