De Visscher.
DE WONDERBLOEM.
KLEIN MEISJE.
DE LEGKAART.
/v^vy %\\Y en dan 8<0°* op den een
TEEKENEN.
OM VERDER TE
SCHAGER COURANT
Een nieuwe dwaaltuin.
EEN AARDIG STUKJE
SPEEGOED.
In het doolhof.
WP^ ^'e dan me*
Hoog boven op de bloksberg bloeit eens
in de honderd jaar een wonderbloem, wier
leeftijd slechts één nacht duurt en wel
dien van den laatsten April op den eersten
Mei, juist in den nacht, dat de heksen
daar hun feest vieren.
Wie met reine gedachten bezield deze
bloem plukt, die verkrijgt, wat hij het liefste
wenscht en is verder zijn geheele leven ge
lukkig; maar wie er met een boos gemoed
do hand naar uitstrekt, op hem verkrijgen
de heksen de overmacht en niets dan leed
is voortaan zijn deel.
v Nu woonde Pietersen in het dal, de rijk
ste boer in den omtrek. Zijn rijkdom lokte
veel jongelieden in zijn huis en ieder van
hen wilde gaarne met zijn dochter Kaatje
trouwen, doch het lieve meisje wees ieder
een trots af. Dat beviel den rijken boer,
want zoo hoopte hij een edelman tot
schoonzoon te krijgen. Maar hij wist niet,
dat Kaatje zooveel hield van den armen
Hans, den jager van den houtvester, in
vroeger jaren de speelmakker van zijn
kind.
Als zij samen in het woud wandelden,
dan rulschten de boomen: „Wij bescher
men U!" en het beekje klaterde: „Ik be
scherm U!" en de bloemen geurden en de
herten sprongen om het jonge paar heen
en, vergaten, dat Hans toch eigenlijk een
Jager en dus hun vijand was. Maar werd
het winter en loeiden de stormen, dan
moest Kaatje thuisblijven en dan kwam
Hans des avonds onder haar venster staan
en spraken zij samen over den naderen
den zomer.
Eens, op zulk een avond, werd de boer
wakker. Hij meende in de kamer naast
hem te hoorcn spreken en toen hij daar
binnen trad, zag hij Kaatje voor het vens
ter staan, terwijl Hans in de verte tot af
scheid met den hoed zwaaide. Hij herken
de Hans duidelijk, want deze passeerde
juist een lantaarn. Pietersen werd hier
over zoo boos, dat hij zijn dochter een klap
gaf en den volgenden morgen wisten de
dorpelingen te vertellen, dat Kaatje ge
vaarlijk ziek was.
Weken en maanden verliepen en Kaatje
lag nog altijd ziek te bed. Haar vader
waakte menigen nacht bij haar, doch op
zekeren dag nam hij hoed en stok en
ging naar den houtvester, met wien hij
een lang en geheimzinnig gesprek had.
Spoedig daarop ging het praatje door het
dorp, dat Hans door den houtvester ont
slagen was en dat hij den eersten Mei zou
vertrekken, om nimmer meer terug te kee-
reru
Onderaan op het plaatje
zien jullie twee lettertjes
en twee pijltjes staan. De
letter G beteekent: ingang.
De leter A: uitgang. Nu
moeten jullie even goed
opletten. Van G (ingang)
moet je nu den weg zoeken
naar A (uitgang). Jo moet
je echter voorstellen, dat de
lijnen, die je hier allemaal
ziet, hooge stevige muren
zijn, waar je niet overheen
kunt klimmen. Neen, al zijn
jullie nu nog zulke „klim-
aapjes", ditmaal gaat het
liet, want dan is de aardig-
icid er zoo af.
Het beste is, dat je eerst
!en weg probeert te vinden
.iet een potlood. Later dan
nerhalen met inkt. Je zult
icn, dat de weg op zich-
oli nog een aardig figuur
tje vormt.
Met de Lente waren Kaatje's krachten
teruggekeerd en toen zij hoorde, dat Hans
zou vertrekken; ging<rij brtntfd het woua
in. Het .was den laatsten April. De boomen
hadden nog pas knoppen, doch het beekje
ruischte reeds van den winterboei ontsla
gen. Werkelijk vond zij Hans op do be
kende plek en nu namen zij afscheid van
elkaar voor het geheele leven. Kaatje ging
schreiend naar huis. Hans echter beklom
in woestcn smart de bergen. Boven op de
bloksberg overviel hem de nacht, doch
Hans stoorde zich daaraan niet, maar
zonk vermoeid neer in slaap.
In den droom verscheen hem zijn brave
Moeder, die hem altijd het goede had voor
gehouden. Zegenend strekte hij de armen
naar haar uit en zie, allo booze gedachten
weken van hem en hij was weer zoo on
schuldig als toen hij nog een kind was en
met Kaatje speelde. Maar de storm stak op
en met hem verschenen de heksen om
hun feest te gieren. Zij wilden juist hun
helsche rondedans beginnen, toen zij den
slaper bemerkten. Gaarne hadden zij hem
aangevallen, maar over den onschuldige
hadden zij geen macht. Daar sloeg het
middernacht en zietusschen de ge
bogen armen van dén slaper groeide de
wonderbloem en alle heksen verlieten vol
schrik den bloksberg!
Do zon ging op, de nevelen verdwenen
en Hans ontwaakte. Vol verbazing zag hij
de heerlijke bloem; hij plukte haar en be
gon zijn afdaling. Hij wilde de schoone
bloem aan Kaatje geven, als afscheid.
Doch het was hem zoo wonderlijk wel om
het hart, alles zag er schooncr uit, dan
Klein meisje speelt in zonnegoud,
Haar lijfje zwak gebogen,
En alles om haar lacht en juicht,
Weerspiegelt in- haar oogen.
1
I
Haar blankö kopje isi-.van goud
Dat ra^de wonderiïjn
En krufde WeH g^s de iee
Met glA'ns $chyn.
Zij is ^ïet kindje* van de zon,
,Dic haijr ,te ^viegen ac&üqt
En metji zijn' mooie stralenpracht
Blinkend-goud omlijnt.
ooit tevoren en hij zong uit volle borst zijn
schoonste liederen.
Pietersen stond aan zijn deur en nau
welijks had hij den jongen jager met de
bloem gezien, of de ijskorst van trots
rondom zijn hart smolt en hij wenkte
Hans en zei: „Gij zijt een bravo jongen
en een trouwen knaap; met jou moet mijn
dochter wel gelukkig worden. Gaarne wil
ik je tot schoonzoon hebben!"
Hans wierp jubelend zijn hoed omhoog
en Kaatje schreide tranen van geluk en
dankbaarheid. Van nu af aan begon voor
hen allen een nieuw en gelukkig leven,
want op alles wat Hans ondernam, rustte
zegen. De bloem werd door hen gedroogd
en hangt in een mooie gouden lijst in hun
kamer. Sedert dien heeft echter niemand
meet dè wofidêbbloem geplukt.
OM ZELF TE MAKEN.
Met behulp van een paar notendoppen
en eenige lucifers is het mogelijk, een aar
dig stukje speelgoed te maken. Je neemt
een groote walnoot, die het lichaam van
een dier, dat we gaan maken, moet voor
stellen. Als kop neem je een hazelnoot,
waarin je twee kleine gaatjes boort. Daar
in worden de ooren (halve lucifers) ge
stoken. In het midden eveneens een gaat
je. Daarin komt de hals. De onderste dop
van de noot wordt van voren en van ach
teren tweemaal doorboord. Daarin steken
wo half deorgeknapto lucifers. Het beestje
- schaapje zullen we maar zeggen, want
daar lijkt het nog het meest op ligt dus
op zijn knieën. Van achteren in de boven
ste dop ook een gaatje voor het staartje.
Het aardigste van alles komt echter nog.
Als je het schaapje klaar hebt, doe je als
volgt: gooi op de „knieën", van het pas
\ervaardigde beestje een paar druppeltjes
water. Wat er dan gebeurt? Wel het is
haast niet te gelooven maar het is toch
een feit! het beestje maakt eenige zon
derlinge bewegingen en heft zich, geheel
uit eigen kracht op, tot hij op zijn beenen
staat! Probeer het en je zult het zien!
Ja, daar heeft me toch "n
klein jochie op het redactie
bureau dit mooie plaatje aan
stukjes geknipt. En we heb
ben geen tijd meer om het
netjes te plakken. Daarom:
probeeren jullie het eens.
Hoe dat moet? Wel, plak
het geheele plaatje op niet
te hard karton, knip dan de
stukjes uit en vorm van de
8 deeltjes een plaatje. Wij
zullen het van de week ook
opplakken. Volgende keer
komt het mooie plaatje in de
krant. Dan kun je zien of je
het goed gedaan hebt.
Onderaan op het plaatje, dat er «en Keet-1 pijltje. Daar Is de ingang tot het doolhof,
je raar en onbegrijpelijk uitziet, zie jé een In het midden moeten jullie nu zien te
komen. Er bestaat een weg... maar
die is moeilijk te vinden hoor!
t Jullie moeten het echter maar
ncerat ccn potlood en gaat 'n
lf I '*>Aa\\ kansje wagen. Eerst een eindje
II f f Y-* 1 I l an(lercn niuur. Dan weer zóó...
I I 1 I (//^\V) J I I f"l I 11 l,at 8aat ook niet en eindelijk
1 l L l y \\V YV/ J\f\ li slaak je een kreet van vreugde. Jij
U^V J1 iev'er je potloodje heeft den
HA\\ t I - 1 - 1 /JkI netjes overhalen. Dan zal gen
sterveling meer verdwalen. Doe j*
(Voor de ouderen).
Zachtjes glijdt de boot over het zilveren
water, dat glanst in den morgen. Het is
koud, nog zijn de oevers gehuld in dunne
nevelsluiers. De Chineesche bergen wor
den in die nevel spookachtige gestalten,
die men niet dadelijk definieeren kan. En
kele gestalten staan op de rand van het
vaartuig, dat zoo langzaam door het wa
ter gaat. Als de man met de vaarboom,
die achterop het schip staat, in het mid
den van de rivier is aangeland, begint een
schouwspel, dat wederom toont, hoezeer
de mensch het dier aan zich ondergeschikt
heeft weten te maken.
We zien namelijk een Komoranvisscher
aan het werk.
Op den rand van de boot zien we een
zestal vogels, die met dunne kettingen
aan het vaartuig vast zitten geklonken.
Deze vogels helpen den Chineeschen vis
scher bij het vangen van zijn visch, die hij
dan in de haven verkoopt, om in zijn le
vensonderhoud te kunnen voorzien. De Ko-
moran, ook wel Scharle' genoemd, heeft
de grootte van een gans. Hij is bruingroen
met zwarte vleugels; om de keel een witte
band. Ze behooren tot de categorie van
vogels, die zwemvliezen bezit. Voorts be
zit de vogel een spitse sterke snavel. Hij
is een uitmuntende zwemmer en duiker.
Om den hals draagt het dier een kleinen
metalen ring, of een zijden draad. Zoo is
het onmogelijk dat hij de door hem ge
vangen visch inslikt. Hij moet alles in de
boot brengen.
Nu begint het werk.
„Cho-Anah-Le', klinkt de roep der Chi-
neezen. De vogels worden van hun kettin
gen losgemaakt, de boot vaart langzaam
vooruit en in het zog, in het vaarwater
van het kleine scheepje zwemmen de Ko-
moran's af en aan, duiken wild schreeu
wend onder, komen boven met een visch
in den bek, werpen deze in de boot en
Dat is ook wat! Onze teekenaar,
die het plantje hiernaast heeft ge-
teekend, was te lui om het verder
af te m&kcn. Hij zei: ik ga naar
bed en zien jullie maar, wat je
er verder van maakt. Professor
Hekkie heeft het nu verder afge
maakt maar... hij kan niet teeke
nen. Alleen maar cijfertjes zetten.
En dat heeft hij nu hier ook ge
daan.
Je behoeft echter nog niet te
wanhopen. Als je wilt zien, hoe de
teckening eigenlijk is, dan moet
je de cijfers van 1 tot 42 met el
kaar verbinden. Dan zal je zien
hoe de teekening eigenlijk zou ge
weest zijn, als de teekenaar niet
zoo lui was
i' 'tl; 1
gaan weer opnieuw het water in.
Zoo gaat het door Mot er genoeg is vol
gens de bootslieden. Do ring of de draad
wordt dan verwijderd en de nijvere vis-
schers krijgen nu ook hun loon: eenige
vischjes worden hun toegeworpen.
Zoo gaat het dag ln dag uit. De vogels
vangen geweldig veel visch en worden
door hun „baas" op een Vrij mager dieet
gesteld. Dat moet oók, want- alleen een
hongerige of althans slecht gevoederde vo
gel bezit de energie om v$ej visch te van
gen. Als hij verzadigd is laat hij de vis-
schen met rust!
Het dieet van de meesters onder de vis-
schers lijkt dan wel een beetje onrecht
vaardig, maar het is van de menschen die
„het zaakje op touw zetten" zeer goed ge
zien!