DE KERKSTRIJD IN DUITSCHLAND. WAT MOSKOU DENKT! Plaatselijk Nieuws. Marktberichten. Door den heer L. Buckmann, regeeringscommissa- ris voor dc hulpverleening aan de Melkveehouderij: werden in de vergadering van de Vereeniging tot Ont wikkeling van den Landbouw in Hollands Noorder kwartier, mededeelingen gedaan over de steunmaat regelen voor de Melkveehouderij. Aan die mededeelingen ontlcenen we het volgen de: De Schippers van de winden die daar wayen: De Landsknechten van oorlogh ende strijdt: De Boeren van het landt te bezayen: De Koopluy van winst en van profijt: Dc Herders spreken van haer schapen: Maer de Vrijers van in Liefs arm te slapen. Ziedaar in een zestal voorbeelden van den 17en ecuwschen dichter Roemer Visscher neergelegd de algemeen© ervaring van ieders eenzijdigheid en dat wij meest en soms zelfs alleen spreken over hetgeen speciaal ons ter harte gaat. Gods winden waaien voor ieder sterveling, maar niemands leven en wel zijn is meer afhankelijk van den wind dan het leven van den schipper. Ook de boer kan niet bestaan zon der handel: toch is zijn oog voor alles gericht op pro ductie. Hoe zou de koopman kunnen bestaan, indien er geen productie was? En zie, als hij over productie spreekt, geschiedt dat alleen in verband met de mogelijkheid, of en in hoeverre het verhandelen van het geproduceerde hem winst en profijt kan opleve ren. Het karakter van een zaak wordt vaak bepaald door den gezichtshoek, vanwaar uit wij ze bezien, liet belang van den boer is een deel van het algemeen belang, maar is niet het algemeen be lang, evenmin als het belang, van wie geen boer is, het algemeen belang vormt. Het is de taak van de Regeering om den grootst gemccnen deeler van ie ders persoonlijke belangen te zoeken en dien als het algemeen belang te zien. Vanzelf brengt dit mede, dat eigenlijk nooit iemand recht tevreden kan zijn over de daden van de Re geering, omdat die daden niet met het individueeie belang rekening mogen houden dan voor zoover dit is onder te brengen in het algemeen belang. M. d. V., als men de zaak zoo beziet, wordt het be grijpelijk, hoe zoowel van de zijde van de boeren als t van de niet boeren critiek op het beleid van de Re- peering ten aanzien van de maatregelen voor den landbouw wordt uitgeoefend en dat die critiek ook 'alle reden van bestaan heeft, al naar gelang van het I standpunt, waarop men zich plaatst. 1 Van oudsher heeft de boer zich een vrij man ge voeld, die op grond van de eischen, door zijn bedrijf jhera gesteld, zelfstandig bepaalde, hoe dat bedrijf ge leid zou worden en wat in dat bedrijf geproduceerd zou worden. Het is licht in te zien dat hij, nu hij voor zijn levensbestaan voor een deel afhangt van de hulp van de Regeering, maar niet in eens van zijn ingeworteld vrijheids-besef afstand kan doen en zich voetstoots neerlegt bij voorschriften, die bepalen, hoeveel tarwe hij mag verbouwen hoeveel vee hij mag aanhouden, hoe en aan wien hij zijn producten moet inleveren, alsmede ik denk hier speciaal aan het menggebod wat er met zijn producten moet ge beuren. i Maar evenzeei\ M. d. V., is het licht in te zien, dat wie geen boer is, en altijd gewend is geweest alle producten tegen den wcreldprijs te koopen, met i zekeren wrevel in het hart ziet, dat een paar hon- 'derd millioen gulden per jaar aan landbouwsteun moet opgebracht worden in een tijd, waarin hij het ook zelf niet al to breed heeft. Zoo'n man heeft zoo wat het gevoel, dat zijn leven eigenlijk één stuk be lasting is. Als hij 's morgens zijn kop thee inschenkt, bedenkt hij, dat, afgezien van omzetbelasting, zijn thee belast is met 75 ct. per kilo en zijn suiker met welhaast 800 van de waarde, terwijl in de melk een steun zit van 2'/Z ct. per L. De grondstoffen van zijn brood zijn belast en als hij op zijn brood boter smeert, heeft hij niet het gevoel, dat hij boter op zijn brood doet, maar is het hem, alsof hij naast 40 ct. prijs en twee dubbeltjes distributiekosten er fl.heffing op smeert. Wil hij zijn brood beleggen met kaas, ham of rook- vleesch, overal rijst het spook van den landbouw steun voor hem op. Het is al „verduurdering des levens", was hij ziet, en oneindig meer hetoogkunst dan in mijn vermogen ligt, M. d. V. zal er noodig zijn, om hem de volle redeleijkhcid te doen inzien der maatregelen der Regcering, die hoe hoog het to tale bedrag ook zijn inoge, hetwelk er mee gemoeid is toch niet verder strekken dan dat zij den land bouw behoeden voor het vervallen in de allerbitter ste armoede en een ellende, erger dan van een be delaar. Het best, M. d. V. zou dit misschien nog ge schieden door het betoog, dat ik eens van boeren- zijde vernam en dat hierop neerkwam, dat de boer hcelemaal geen bezwaar heeft om b.v. melk tegen dc helft van den vooroorlogschen prijs te leveren, indien hij zelf ook alles voor dc helft van den voor- oorlogsclien prijs kon krijgen. Zijn arbeider zou dan 4 per week moeten verdienen; de huishuur van dien arbeider zou de helft van voor den oorlog moe ien zijn: hot brood zou de helft moeten kosten, de Staatsschulden tot de helft van voor den oorlog moeten zijn teruggebracht, de polderlasten tot de he'ft, de kleeding tot. de helft, de reiskosten tot de helft, het rentepercentage tot de helft. enz. en na- tuurliik zou dit. alles ook voor de stad moeten gel den, zoodat b.v. de stadswerkman. die voor den oor Jog 10 gulden verdiende en nu f 25 f 30, óók met f 5 genoegen zou moeten nemen. Eigenaardig, dat deze manier van rekenen er wel bij den boor in wil, maar bij den stedeling niet. M. d. V., namens Uwe Maatschappij is mij ge- Vreagd op deze vergadering te spreken over den steun, door dc Regeering aan don landbouw gebo den, en ik heb deze uitnoodiging zóó verstaan, dat ik alleen zou spreken over die maatregelen, met welke ik uit don aard van mijn functie het meest in aanraking kom, t.w. de steun aan de melkveehou derij. Ik heb verder gemeend in Uw geest en in dien van de vergadering te handelen, door het licht uit slovend te doen vallen on enkele hoofdnunten, op dat, er later nog eenigen tijd kan over blijven, voor het stellen en beantwoorden van vragen, die door TT of de vergadering mochten gedaan worden. De hulp- verlcenïng dan is, zooals ieder weef, tweeërlei. Aan den.eenen kant bestaat zij in bet omhoog brengen van de binnenlandsche prijzen en het. exporteeren van hetgeen in liet binnenland niet geplaatst wordt: aan den anderen kant bestaat zij in het regelen van de productie. Dat omhnoffhrongen van de binnenlandsche prijzen 5= eigenlijk een soort van tweesnijdend zwaard. Maakt, men iels duur dan neemt, devraag er naar af en probeert de kooper het duurdere artikel door het goedkoopero te vervangen. Door liet omhoog brengen van de prijzen drukt men dus het verbruik hier te lande, hetgeen tot gevolg heeft, dat een grootere hoe veelheid tegen lage prijzen moet uitgevoerd worden: daarnevens probeert het publiek naar goedkoopere producten te vluchten door b.v. in de plaats van de duurdere hoter de goedkoopere margarine te koopen. Minister Verschuur heeft nu geprobeerd beide nadee- len zooveel mogelijk te ondervangen. Allereerst heeft hij beoogd de vlucht van de dure boter naar de goedkoope margarine te beletten door een bepaalde prijsvei-houding tusschen boter en margarine in het leven te roepen, wat dan zeggen wil, dat ook de mar garine duurder werd. Dit laatste zou cr nu weer toe leiden, dat de kooper ook weer probeeren zal de dure margarine te vervangen; daarom heeft de Minister óók op die veiwangingsmiddelen: de vetten, een be lasting gelegd. Maar ook de vetten zijn vervangbaar, vooral in de industrie, door oliën en dus moest er eigenlijk óók een belasting op olie zijn, om de vlucht van vet naar olie te beletten. Tot dusver is dit laatste niet geschied, omdat indertijd de Minister bij de behandeling van de Crisiszuiveiwet in de Tweede Kamer beloofd heeft, dat de oliën vrij zouden blijven. liet te verwachten gevolg is niet uitgebleven; aan mijn bureau heeft men aan de hand van allerlei statistieken uitgere kend, dat op deze manier het verbruik van vloeibare oliën met minstens 7.000.000 Kg. per jaar omhoog is gegaan. Ik klap niet uit de school, M. d. V., indien ik zeg, dat al geruimen tijd geleden de Crisis- Zui- vel-Ccntrale er bij den Minister op aangedrongen heeft om óók de olie te belasten, teneinde te voor komen, dat de vlucht van boter, margarine en vet naar de olie nog verder gaat en nog meer geld, dat aan de boeren ten goede kon komen, voor het Crisis- Zuivelfonds verloren gaat. Tot mijn genoegen kan ik meedeelen, dat nog vlak voor zijn aftreden de Minister toegezegd heeft, dat op de een of andere ma nier deze zaak in het reine zal woi'den gebracht. Heeft zooals ik hiervoren aangaf de Minister eenerzijds gepoogd zooveel mogelijk te voorkomen, dat men op groote schaal zou overgaan van het ge bruik van boter naar goedkoopere vervangingsmid delen, anderzijds heeft hij gestreefd naar een kunst matige vergrooting van het gebruik van boter in het binnenland, door te bepalen, dat een zeker percen tage boter in de margine gemengd moet worden en voorts door de vervaardiging van margarine aan 'n bepaald maximum te binden. Op deze manier is be reikt, dat bij een mengpercentage van 25 in het bin nenland ongeveer GO.OOO.OOO K.G. boter geplaatst wordt De rest van de productie moet dus in het buiten land afzet vinden. En hier hebben we een bron van allerlei moeilijkhedeix. In de eerste plaats bestaat er een natuurlijke vergrooting van de productie van onzen zuivel en onze melkproducten als gevolg van een vergrooting van den veestapel. Die groei van den veestapel is de laatste jaren ontstellend geweest. De genen, die van het landbouwbedrijf niets weten, heb ben den boerenstand daarvan allerlei verwijten ge maakt en hebben zelfs beweerd, dat deze snelle groei een gevolg was van de steunmaatregelen aan de melk veehouderij. Deze bewering berust voor verreweg het grootste gedeelte op fantasie; uit de cijfers is dit ook aan te toonen. Zooals men weet, heeft in den zomer van 1933 de Crisis-Rundvee-Centrale een telling van het vee doen houden, cn daarbij is gebleken, dat vooral het jongvee, ouder dan een jaar, onrustbarend in aan tal was toegenomen. Welnu, dat jongvee ouder dan een jaar kan niet anders dan geboren zijn in 1931 en het voorjaar van 1932, dus vóór de steunmaatre gelen van de Regeering tot stand waren gekomen. De sterke toename van het aantal stuks jongvee ouder dan een jaar moet dus aan andere ooi-zaken zijn toe te schrijven, en die ooi-zaken zijn niet moeilijk te vin den. De hulpvcrleening aan den landbouw heeft zich aanvankelijk beperkt tot steun van twee landbouw gewassen op de klei, t.w. de tarwe en de suikerbieten. De andere producten bleven ongesteund en de ver liezen daarop waren zóó groot, dat de boer wel ge dwongen werd om te probeeren iets voort te brengen, waarop minder verloren werd. Tot het eind van 1931 waren de zuivelprïjzen óók in het buitenland vrij be hoorlijk en dus lag het voor de hand. dat overal waar de boer kon en met name geldt dit voor de gebieden met de gemengde bedrijven de graanteelt e.d. plaats maakte, voor de veehouderij. Trouwens, van deskundige zijde in de Tweede Kamer was den boeren zelfs de raad gegeven om dit te doen. Al vind ik het dus ongepast, dat men de boeren verwijt speciaal in 1931 en 1932 te veel vee te heb ben gefokt, het feit, dat te veel vee is aangehouden, valt niet te miskenen. Toen Minister Verschuur de Crisis-Zuivelwet in de Tweede Kamer verdedigde, rekende hij met een boterproductie van 80.000.000 Kg. per jaar. Hiervan wilde de Minister 60.000.000 Kg. in het binnenland plaatsen, waarvan 45.000.000 Kg, als zodanig en 15.000.000'kg. in de margarine; net restant, zijnde 20.000 Kg., zou dan moeten geëxporteerd wor den. Inplaats van 80.000.000 Kg. bedroeg in 1933 de bo terproductie welhaast 90.000.000 Kg., dus 10.000.000 Kg. meer. Aanstonds voeg ik hieraan echter toe, dat deze vermeerdering slechts voor een deel aan dc vergroo ting van den veestapel mag worden toegeschreven. Een deel van de vergroote boterproductie is n.1. kunst matig geweest en is veroorzaakt door maatregelen van de Crisis-Zuivel-Centrale, die, teneinde de kaas prijzen eenigCrmate op peil te houden, de kaasproduc tie kunstmatig beperkte en de boterproductie kunst matig verhoogde. Deze handelwijze was noodig, omdat groote vrees bestond, dat men niet alle kaas, die hier niet noo dig is, in het buitenland kwijt zou komen, zoodal men eenvoudig met dit artikel geen weg zou weten, omdat kaas belaas niet in aanmerking kan komen om evenals de boter óók in de margarine gestopt te worden. Wel zag de Srisis-Zuivel-Centrale kans om alle geproduceerde boter zooals men dit noemt weg te werken, doordien de Crisis-Zuivelwet toe laat het mengpercentage in de margarine tot 50 op te voeren, zoodat, indien zulks noodig mocht blijken, meer dan 25.000.000 kg. boter in de marga rine gemengd kon worden. Aangezien ik kom hier nader op terug een hoog mengpercentage finan tieel nadeelig voor de boeren en ook uit anderen hoofde ongewenscht is, tracht cle Crisis-Zuivel-Cen trale zooveel mogelijk niet boven een mengpercen tage van 25 te komen, wat dus zeggen wil, dat zij, naar mate de veestapel in omvang toeneemt, een steeds toenemende hoeveelheid boter in het buiten land moet zien te plaatsen. En zulks en hier kom ik tot do tweede bron van allerlei moeilijkheden terwijl de prijzen, die in het buitenland te bedingen zijn, steeds maar omlaag gaan en het zoo goed als zeker is, dat op den duur die verkoop in denzelfden omvang naar het buitenland zelfs niet eens mogelijk zal zijn als gevolg van maatregelen van de buiten- landsche Regeeringen tot bescherming van den eigen landbouw. Het is een onverwachte meevaller geweest, dat tol op heden alle surplus van de producten in het bui tenland plaatsing kon vinden. In het begin van het vorige jaar nog hadden weinigen zulks durven ver moeden. Er gingen geruchten, dat Engeland nog in den zo- mor van 1033 den boterinvoer zou cont.ingcnteeren en daar wij zeer slechte leveranciers naar Engeland wa ren, wilde dit zeggen, dat wij slechts weinig boter naar Engeland zouden kunnen verlcoopen. Wat Duitschland aangaat, wisten wij, dat de partij der toekomst in dat land de Nationaal Socialisten volledige autarchie aanstuurde en van meening was, dat men het geheel zonder buitenlandsche boter zou kunnen stellen. Op vergrooting van export naar Frankrijk on België viel niet te rekenen en onder deze omstandigheden voorzag ik geen groot eren bol er- export in de toekomst dan 10 h 12.500.000 kg. por jaar. Onder deze omstandigheden waren twee dingen mo gelijk: 1. verkleining van den veestapel, zoodanig, dat men bij behoud van liet menggebod Van 25 in het binnenland 60.000.000 kg. plaatste en 12.500.000 kg. uitvoerde; 2. den veestapel handhaafde en het binnenlandsch verbruik van boter al dan niet met behoud van het menggebod op b.v. 75.000.000 kg. bracht. Nu wil het geval, dat bij de behandeling van de Crisis-Zuivelwet bepaald is, dat de verhouding van de prijzen van de boter en van de margarine zijn als van 3:2. Dit leidt ertoe, dat naarmate er meer bo ter in de margarine komt, de boter steeds goedkoo- per geleverd wordt, terwijl de speciale heffing op margarine verdwijnt. Bij een verhooging van het mengpercentage tot b.v. 50 brengt de meerdere boter ongeveer één kwartje per kilo in de kas van hei Crisis-Zuivelfonds en dus is het alleronvoordeeligst voor den boer, als het mengpercentage te hoog wordt.. Dit bedoelde ik daar straks, toen ik zei, dat een hoog mengpercentage voor den boer ongewenscht is, óók omdat het geen geld in het laadje brengt. Daartegenover staat, dat een plaatsing van 75.000.000 Kg. boter in het binnenland zonder meng gebod alleen mogelijk is, als de boterprijs veel lager wordt. Dit brengt dan mede scherpe contingenteering van de margarine-industrie, maar dit brengt ook de verplichting mee, dat de minder draagkrachtige, die nu margarine gebruikt en later geen margarine kan krijgen, omdat er zooveel minder margarine gemaakt mag of kan worden, voor de boter niet meer mag betalen dan nu voor de beste margarine. Maar deze regeling is nog veel onvoordceliger. in geld al thans, voor den boer dan een hoog mengpercentage. Maar wanneer dit alles zoo is en zoo is het en export niet mogelijk blijkt, dan rest als ecnige uit weg inkrimping van den veestapel. Ik heb toen, uit gaande van de over 1932 bekende cijfers over het aan tal melkgevende koeien, becijferd dat, om een meer gezonden toestand te krijgen, de veestapel zou moe ten worden ingekrompen met 60.000 pinken en 150.000 vaarzen en ouder vee. Mijne stelling, dat deze inkrimping moest plaats vinden, heeft bij zeer vele veehouders een storm van verontwaardiging doen opgaan. Hieromtrent kan ik op dit oogenblik alleen zeggen, dat, indien op het tijdstip van mijn becijfering mij bekend was geweest, welke resultaten de veetelling door de Crisis-Rund- vce-Centrale zou opleveren, ik op dat oogenblik niet geconcludeerd zou hebben tot de noodzakelijk heid van afslachting van 210.000 stuks, maar tot ten naastebij zelfs van het dubbele van dit aantal. Het cijfer van 210.000 stuks beschouwd blijkens de memorie van antwoord op de Landbouw-Crisis-be- grooting Minister Verschuur, nu nog als het abso lute minimum, dat opgeruimd moet worden, wan neer wij niet een politiek van volslagen dobbelaars willen volgen. Het waarom zult U dadelijk hooren, als ik U cijfers noem over de grootte van den vee stapel op heden. Naast die inkrimping is het vol strekt noodzakelijk te voorkomen, dat de ingekrom pen veestapel weer aangroeit en derhalve is naast de inkrimping met 210.000 stuks ook een teeltrege ling noodig, die een aanfok van ten hoogste 350.00(1 stuks vaarskalveren toelaat, zoodat men op den duur komt tot geen grooteren melkveestapel dan ca. 1.2o0.000 melkkoeien en 1.100.000 vaarskalveren en jongvee, tenzij de omstandigheden zich in die mate veranderen, als op dit oogenblik eigenlijk niemand waagt te veronderstellen. Dit stemt ook overeen met het normale vleesch- verbruik. In het algemeen wordt de veestapel in zes jaar vernieuwd. Het aantal slachtingen van ca. 375.000 stuks afgezien van de kalveren eischt dus een veestapel van 6 x 375.000 is 2.250.000 stuks. Indien 1.250.000 stuks melkvee en 1.100.000 stuks jongvee is toegelaten, is dus nog 100.000 stuks meer aanwezig dan met die slachtingen overeenstemt. Wanneer men den aanfok beperkt tot 350.000 vaars- kalveren en men krimpt den veestapel met in to taal 210.000 stuks in, dan heeft men nog enkele ja ren belangrijk meer melkvee dan 1.250.000 stuks, zijnde het aantal, dat men in 1930 had, toen we met don export van onze zuivelproducten nog geen moei lijkheden ondervond. Wordt vervolgd. Redevoering van minister Göbbels te Dnsseldorf, De regeering mag niet toelaten, dat het Duit- sche volk in een godsdienststrijd ge dreven wordt. DUSSELDORF. Gisteren heeft rijksminister Göb bels op een betooging alhier gezegd, dat wanneer thans weer het Centrum (de katholieke staatspartij in Duitschland) den nieuwen staat tracht te sahotec- ren, de hooge heeren toch niet moeten gelooven, dat zij onze meesters zijn. Wanneer zij zich vandaag met huïchelachtigen schijn en met een huichelachtig mas ker verbergen, toch zijn zij herkend. Het volk heelt voor den strijd, die zicli in de protestantsche kerk af speelt in dezen ernstigen noodtijd geen begrip. Het volk zou veel eerder begrijpen, dat de kerk zich bezig hield met het ware Christendom en ver vuld zou zijn van dank, dat men haar behoed heeft voor het aanstormen van de goddeloozen en het bolsjewisme. Het nationaal-socialismc staat op den bodem van positief Christendom, maar het duHi geen gewetensdwang, doch handelt volgens het prin cipe, dal een ieder op zijn eigen manier zalig worden moet. Het volk is den strijd moe. Het wil den vrede maar niet tegen den slaat, maar voor den staat. Een regeering, die 320 millioen Mark in één winter voor de armsten des volks heeft uitgegeven, heeft het niet noodig haar Christendom te bewijzen. Deze regeering mag het niet toelaten, dat, nadat de klassenstrijd overwonnen is, het Duitsche volk in een godsdienststrijd gedreven wordt. Wij laten de kerk met rust, maar de kerk moet ons ook met rust laten. Duitschland wil den vrede en moet den vrede willen, want Duitschland heeft tientallen jaren noodig om zijn groote binnenlandsche politieke ta ken te vervullen. Wanneer anderen aanvalswapenen hebben, heb ben wij er recht op, juist zoo veel wapenen te bezit ten, dat wij onze grenzen kunnen beschermen. Wij zijn bereid tot het laatste geweer te ontwapenen, wanneer de anderen hetzelfde doen. De bruine bataillons zijn niet voor den oorlog, maar voor den vrede georganiseerd. Zij zijn het heir, dat voor altijd in Duitschland iedere poging tot omwenteling moet verhinderen. Wij. willen een nieuwe economische ordening uit voeren; daarom is alles verhonden met sociaal werk. Daarom staat achter de SA de Duitsche jeugd. Die moet in onze staat ingroeien. Op 1 Mei zal ons Duitsche volk voor de wereld treden, een nieuwe groote golf van innerlijken op- marsch zal over Duitschland gaan. Met den ouden geestdrift en in het revolutionnai- re élan zullen wij de massa's met ons mecslcepen en wee dengenen, die gelooven zich te kunnen vergrij pen aan den nationaal socïalistischen staat. Wij staan op wacht. De revolutie is voor het volk ge maakt en wordt voor het volk uitgevoerd. Het brui ne leger is de garde van onze revolutie en staat n onverhrekelijken trouw tegenover den staat en den leider, Barometerstand op oDnderdagmorgen 8 u.: 751 m.M. Vooruitzichten: Onzeker. Temperatuur: 10 gr. C. is 50 gr. F. ONZE BRIL PAST... DE PRIJS OOK Firma GEBR. ROTGANS SCHAGEN Van de Japansche verklaring inzake China. „Gverheersching van de militaire kliek in Japan." Reuter seint uit Moskou, 25 April. De Sovvjets zien in Japans waarschuwing wat be treft China een verscherping van de spanning in de betrekkingen tusschen Japan en Amèrika en de overheersching van de militaire kliek in Japan. Ge meend wordt, dat de waarschuwing om twee rede nen is geuit, ten eerste als een poging om de on derhandelingen tusschen China en een internatio nale groep van bankiers, die thans te Nanking ver blijven, te verstoren, welke onderhandelingen de Japansche militairisten beschouwen als onderdeel van een poging der Vercenigde Staten en de Euro- peesche mogendheden tot het vormen van een ver- eenigd front van weerstand aan Tokic's Pan-Azia- tische politiek; ten tweede als een poging van Tokio om Nanking te dwingen de onderhandelingen met Amerikaansche belangen betreffende den bouw van vliegtuigen stop te zetten. Uiting wordt gegeven aan de meening, dat de Ja panners de spanning tusschen en en de Sowjefs zül- len kunnen doen herleven. Italië laat zich gelden. Washington, 25 April (Reuter). De Italiaansche ambasadeur heeft het departe ment van buitenlandsche zaken bezocht ter bespre king van de ontwikkeling van zaken in het Verre Oosten, s.o.s. De Schager Dansclub houdt volgens aankondiging in dit nummer Zaterdag a.s. haar jaarlijksche soiree. Een soiree van S.O.S. is een avond van echte jolijt. Allen zullen zich weer kostelijk vermaken. HANDJES VERBRAND. Gistermorgen greep het 1-jarig kindje van den heer Koning, wonende in de Cornelis Bokstraat, alhier met beide handjes aan de brandende kachel. Als ge volg hiervan verbrandden beide handjes en polsjes deerlijk. Onnoodig te zeggen, dat de kleine baas veel pijn leed. Doktershulp moest worden ingeroepen. NIEUWE ZAAK. Het winkelpand naast de fa. Van Silfhout is ver huurd aan de dames A. en M. Huiberts alhier, die van plan zijn er een manufacturenwinkel in te be ginnen. „SCHAGENn-NIEUWS. Ledenvergadering inplaats van Donderdag 3 Mei, wordt gehouden op Woensdag 2 Mei. SCHOOLVOETBAL Het was spannend Woensdagmiddag op het voet balveld, bij den wedstrijd tusschen Wieringerwaard Schagen I. Tiet einde kwam zonder dat een der partijen een doelpunt had weten te maken cn broe derlijk werden de te nemen penalty's verdeeld 1—1. Opnieuw moesten dus de te nemen penalty's «te be slissing brengen en tenslotte was het resultaat, dat Scliagen I op deze wijze won met 3—2. In den strijd tusschen de clubs van Nieuwe Nie- dorp en Oudesluis, was het laatstgenoemde club, die met 30 won. POLITIE. Gevonden: Een portemonaitje met eenig geld; een sleutel. SCHAGEN, 26 April 1934. 6 Paarden f 150—300, 12 stieren, pinken f 60—130, 373 geldekoeien, magere f 120180, 60 idem vette f 150-200, 55 kalfkoeien f 180—200, 50 pinken f 55— ilO, 242 nuchtere kalveren f 412, 30 schapen, vette f 2028, 73 overhouders f 1220, 10 bokken en geiten f 314-, 15 magere varkens f 1421, 53 idem vette per .vg. 33—35 ct., 105 biggen f 713, konijnen f 0.501.50, lippen f 0.751.25. EIERVEILING SCHAGEN, 26 April 1934. Aanvoer:: 97 part. 1-10.000 kipeieren. 10 part 6000 eendeieren, 250 st. kievitseieren, 22 st. kalkoen eieren. Prijzen voor kipeieren f 2240, eendeieren f 2.502.70, kievietseieren f 55.20, kalkoeneieren f 4.70—4.80. De veiling duurt voort. - Zie voor volledig bericht het nummer van Zaterdag. AMSTERDAM, 25 April. Veemarkt: 3 wagons geslachte runderen uit Dene marken; 284 vette kalveren le kw. 5662 ct., 2e kw. 44—54 ct., 3e kw. 30—42 ct. per Kg. levend gewicht; 63 nuchtere kalveren f 36; 434 varkens: vleesch- varkens 90—110 Kg., 4243 ct., zware varkens 41—42 cent, vette varkens 4041 cent per Kg. slachtgewicht. ALKMAAR, 25 April 1934. Op de heden gehouden Voorjaarspaardenmarkt wa ren de prijzen als volgt: rijpaarden f 150425. werk paarden f 100400, hitten f 80225, ponny's f 70120. Handel stug. Er waren in totaal 209 paarden aange voerd, t.o. vorig jaar 147. BROEK OP LANGEND IJK, 26 April 1934. Aanvoer: 3200 Kg. uien, grove f 3—3.50, gele neU f 3—3.50, 490 Kg. rabarber f 1.40—2.10. 31000 Kg. roodc kool f 1—1.90, 22000 Kg. gele kool f 2.10-4.20. 4600 Kg. D. witte kool f 4.50—5.50, 200 Kg. bieten f 1.10. WARMENHUIZEN, 26 April. Aangevoerd: 35000 Kg. roode kool le kw. f 1—1.70", 2e kw. f 1—1.30, 700 Kg. gele kool le kw. f 3.50—4, 1400 Kg. uien f 1.90-2.10, drielingen f 0.80. NOORDSCHARWOUDE. 26 April 1934. Aangevoerd: 8700 Kg. uien f 2.30—2.00. drielingen f 0.80—2.30. grove f 2.70—3, 15600 Kg roode kool f 1 --2.90, 36500 Kg. gele kool f 1.80—4.70, 65000 Kg. D. witte kool f 3.60—5.10.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 2