DE KERKSTRIJD IN
DUITSCHLAND.
WAT MOSKOU DENKT!
Plaatselijk Nieuws.
Marktberichten.
Door den heer L. Buckmann, regeeringscommissa-
ris voor dc hulpverleening aan de Melkveehouderij:
werden in de vergadering van de Vereeniging tot Ont
wikkeling van den Landbouw in Hollands Noorder
kwartier, mededeelingen gedaan over de steunmaat
regelen voor de Melkveehouderij.
Aan die mededeelingen ontlcenen we het volgen
de:
De Schippers van de winden die daar wayen:
De Landsknechten van oorlogh ende strijdt:
De Boeren van het landt te bezayen:
De Koopluy van winst en van profijt:
Dc Herders spreken van haer schapen:
Maer de Vrijers van in Liefs arm te slapen.
Ziedaar in een zestal voorbeelden van den 17en
ecuwschen dichter Roemer Visscher neergelegd de
algemeen© ervaring van ieders eenzijdigheid en dat
wij meest en soms zelfs alleen spreken over hetgeen
speciaal ons ter harte gaat. Gods winden waaien
voor ieder sterveling, maar niemands leven en wel
zijn is meer afhankelijk van den wind dan het leven
van den schipper. Ook de boer kan niet bestaan zon
der handel: toch is zijn oog voor alles gericht op pro
ductie. Hoe zou de koopman kunnen bestaan, indien
er geen productie was? En zie, als hij over productie
spreekt, geschiedt dat alleen in verband met de
mogelijkheid, of en in hoeverre het verhandelen van
het geproduceerde hem winst en profijt kan opleve
ren.
Het karakter van een zaak wordt vaak bepaald
door den gezichtshoek, vanwaar uit wij ze bezien,
liet belang van den boer is een deel van het
algemeen belang, maar is niet het algemeen be
lang, evenmin als het belang, van wie geen boer is,
het algemeen belang vormt. Het is de taak van de
Regeering om den grootst gemccnen deeler van ie
ders persoonlijke belangen te zoeken en dien als het
algemeen belang te zien.
Vanzelf brengt dit mede, dat eigenlijk nooit iemand
recht tevreden kan zijn over de daden van de Re
geering, omdat die daden niet met het individueeie
belang rekening mogen houden dan voor zoover dit
is onder te brengen in het algemeen belang.
M. d. V., als men de zaak zoo beziet, wordt het be
grijpelijk, hoe zoowel van de zijde van de boeren als
t van de niet boeren critiek op het beleid van de Re-
peering ten aanzien van de maatregelen voor den
landbouw wordt uitgeoefend en dat die critiek ook
'alle reden van bestaan heeft, al naar gelang van het
I standpunt, waarop men zich plaatst.
1 Van oudsher heeft de boer zich een vrij man ge
voeld, die op grond van de eischen, door zijn bedrijf
jhera gesteld, zelfstandig bepaalde, hoe dat bedrijf ge
leid zou worden en wat in dat bedrijf geproduceerd
zou worden. Het is licht in te zien dat hij, nu hij
voor zijn levensbestaan voor een deel afhangt van de
hulp van de Regeering, maar niet in eens van zijn
ingeworteld vrijheids-besef afstand kan doen en zich
voetstoots neerlegt bij voorschriften, die bepalen,
hoeveel tarwe hij mag verbouwen hoeveel vee hij mag
aanhouden, hoe en aan wien hij zijn producten moet
inleveren, alsmede ik denk hier speciaal aan het
menggebod wat er met zijn producten moet ge
beuren.
i Maar evenzeei\ M. d. V., is het licht in te zien,
dat wie geen boer is, en altijd gewend is geweest
alle producten tegen den wcreldprijs te koopen, met
i zekeren wrevel in het hart ziet, dat een paar hon-
'derd millioen gulden per jaar aan landbouwsteun
moet opgebracht worden in een tijd, waarin hij het
ook zelf niet al to breed heeft. Zoo'n man heeft zoo
wat het gevoel, dat zijn leven eigenlijk één stuk be
lasting is.
Als hij 's morgens zijn kop thee inschenkt, bedenkt
hij, dat, afgezien van omzetbelasting, zijn thee belast
is met 75 ct. per kilo en zijn suiker met welhaast
800 van de waarde, terwijl in de melk een steun zit
van 2'/Z ct. per L. De grondstoffen van zijn brood
zijn belast en als hij op zijn brood boter smeert,
heeft hij niet het gevoel, dat hij boter op zijn brood
doet, maar is het hem, alsof hij naast 40 ct. prijs en
twee dubbeltjes distributiekosten er fl.heffing
op smeert.
Wil hij zijn brood beleggen met kaas, ham of rook-
vleesch, overal rijst het spook van den landbouw
steun voor hem op. Het is al „verduurdering des
levens", was hij ziet, en oneindig meer hetoogkunst
dan in mijn vermogen ligt, M. d. V. zal er noodig
zijn, om hem de volle redeleijkhcid te doen inzien der
maatregelen der Regcering, die hoe hoog het to
tale bedrag ook zijn inoge, hetwelk er mee gemoeid
is toch niet verder strekken dan dat zij den land
bouw behoeden voor het vervallen in de allerbitter
ste armoede en een ellende, erger dan van een be
delaar. Het best, M. d. V. zou dit misschien nog ge
schieden door het betoog, dat ik eens van boeren-
zijde vernam en dat hierop neerkwam, dat de boer
hcelemaal geen bezwaar heeft om b.v. melk tegen
dc helft van den vooroorlogschen prijs te leveren,
indien hij zelf ook alles voor dc helft van den voor-
oorlogsclien prijs kon krijgen. Zijn arbeider zou dan
4 per week moeten verdienen; de huishuur van
dien arbeider zou de helft van voor den oorlog moe
ien zijn: hot brood zou de helft moeten kosten, de
Staatsschulden tot de helft van voor den oorlog
moeten zijn teruggebracht, de polderlasten tot de
he'ft, de kleeding tot. de helft, de reiskosten tot de
helft, het rentepercentage tot de helft. enz. en na-
tuurliik zou dit. alles ook voor de stad moeten gel
den, zoodat b.v. de stadswerkman. die voor den oor
Jog 10 gulden verdiende en nu f 25 f 30, óók met
f 5 genoegen zou moeten nemen.
Eigenaardig, dat deze manier van rekenen er wel
bij den boor in wil, maar bij den stedeling niet.
M. d. V., namens Uwe Maatschappij is mij ge-
Vreagd op deze vergadering te spreken over den
steun, door dc Regeering aan don landbouw gebo
den, en ik heb deze uitnoodiging zóó verstaan, dat
ik alleen zou spreken over die maatregelen, met
welke ik uit don aard van mijn functie het meest in
aanraking kom, t.w. de steun aan de melkveehou
derij.
Ik heb verder gemeend in Uw geest en in dien
van de vergadering te handelen, door het licht uit
slovend te doen vallen on enkele hoofdnunten, op
dat, er later nog eenigen tijd kan over blijven, voor
het stellen en beantwoorden van vragen, die door TT
of de vergadering mochten gedaan worden. De hulp-
verlcenïng dan is, zooals ieder weef, tweeërlei. Aan
den.eenen kant bestaat zij in bet omhoog brengen
van de binnenlandsche prijzen en het. exporteeren
van hetgeen in liet binnenland niet geplaatst wordt:
aan den anderen kant bestaat zij in het regelen van
de productie.
Dat omhnoffhrongen van de binnenlandsche prijzen
5= eigenlijk een soort van tweesnijdend zwaard.
Maakt, men iels duur dan neemt, devraag er naar af
en probeert de kooper het duurdere artikel door het
goedkoopero te vervangen. Door liet omhoog brengen
van de prijzen drukt men dus het verbruik hier te
lande, hetgeen tot gevolg heeft, dat een grootere hoe
veelheid tegen lage prijzen moet uitgevoerd worden:
daarnevens probeert het publiek naar goedkoopere
producten te vluchten door b.v. in de plaats van de
duurdere hoter de goedkoopere margarine te koopen.
Minister Verschuur heeft nu geprobeerd beide nadee-
len zooveel mogelijk te ondervangen. Allereerst heeft
hij beoogd de vlucht van de dure boter naar de
goedkoope margarine te beletten door een bepaalde
prijsvei-houding tusschen boter en margarine in het
leven te roepen, wat dan zeggen wil, dat ook de mar
garine duurder werd. Dit laatste zou cr nu weer toe
leiden, dat de kooper ook weer probeeren zal de dure
margarine te vervangen; daarom heeft de Minister
óók op die veiwangingsmiddelen: de vetten, een be
lasting gelegd.
Maar ook de vetten zijn vervangbaar, vooral in de
industrie, door oliën en dus moest er eigenlijk óók
een belasting op olie zijn, om de vlucht van vet naar
olie te beletten. Tot dusver is dit laatste niet geschied,
omdat indertijd de Minister bij de behandeling van
de Crisiszuiveiwet in de Tweede Kamer beloofd heeft,
dat de oliën vrij zouden blijven. liet te verwachten
gevolg is niet uitgebleven; aan mijn bureau heeft
men aan de hand van allerlei statistieken uitgere
kend, dat op deze manier het verbruik van vloeibare
oliën met minstens 7.000.000 Kg. per jaar omhoog is
gegaan. Ik klap niet uit de school, M. d. V., indien
ik zeg, dat al geruimen tijd geleden de Crisis- Zui-
vel-Ccntrale er bij den Minister op aangedrongen
heeft om óók de olie te belasten, teneinde te voor
komen, dat de vlucht van boter, margarine en vet
naar de olie nog verder gaat en nog meer geld, dat
aan de boeren ten goede kon komen, voor het Crisis-
Zuivelfonds verloren gaat. Tot mijn genoegen kan
ik meedeelen, dat nog vlak voor zijn aftreden de
Minister toegezegd heeft, dat op de een of andere ma
nier deze zaak in het reine zal woi'den gebracht.
Heeft zooals ik hiervoren aangaf de Minister
eenerzijds gepoogd zooveel mogelijk te voorkomen,
dat men op groote schaal zou overgaan van het ge
bruik van boter naar goedkoopere vervangingsmid
delen, anderzijds heeft hij gestreefd naar een kunst
matige vergrooting van het gebruik van boter in het
binnenland, door te bepalen, dat een zeker percen
tage boter in de margine gemengd moet worden en
voorts door de vervaardiging van margarine aan 'n
bepaald maximum te binden. Op deze manier is be
reikt, dat bij een mengpercentage van 25 in het bin
nenland ongeveer GO.OOO.OOO K.G. boter geplaatst wordt
De rest van de productie moet dus in het buiten
land afzet vinden. En hier hebben we een bron van
allerlei moeilijkhedeix. In de eerste plaats bestaat
er een natuurlijke vergrooting van de productie van
onzen zuivel en onze melkproducten als gevolg van
een vergrooting van den veestapel. Die groei van den
veestapel is de laatste jaren ontstellend geweest. De
genen, die van het landbouwbedrijf niets weten, heb
ben den boerenstand daarvan allerlei verwijten ge
maakt en hebben zelfs beweerd, dat deze snelle groei
een gevolg was van de steunmaatregelen aan de melk
veehouderij.
Deze bewering berust voor verreweg het grootste
gedeelte op fantasie; uit de cijfers is dit ook aan te
toonen. Zooals men weet, heeft in den zomer van
1933 de Crisis-Rundvee-Centrale een telling van het
vee doen houden, cn daarbij is gebleken, dat vooral
het jongvee, ouder dan een jaar, onrustbarend in aan
tal was toegenomen. Welnu, dat jongvee ouder dan
een jaar kan niet anders dan geboren zijn in 1931
en het voorjaar van 1932, dus vóór de steunmaatre
gelen van de Regeering tot stand waren gekomen.
De sterke toename van het aantal stuks jongvee ouder
dan een jaar moet dus aan andere ooi-zaken zijn toe
te schrijven, en die ooi-zaken zijn niet moeilijk te vin
den.
De hulpvcrleening aan den landbouw heeft zich
aanvankelijk beperkt tot steun van twee landbouw
gewassen op de klei, t.w. de tarwe en de suikerbieten.
De andere producten bleven ongesteund en de ver
liezen daarop waren zóó groot, dat de boer wel ge
dwongen werd om te probeeren iets voort te brengen,
waarop minder verloren werd. Tot het eind van 1931
waren de zuivelprïjzen óók in het buitenland vrij be
hoorlijk en dus lag het voor de hand. dat overal
waar de boer kon en met name geldt dit voor de
gebieden met de gemengde bedrijven de graanteelt
e.d. plaats maakte, voor de veehouderij. Trouwens,
van deskundige zijde in de Tweede Kamer was den
boeren zelfs de raad gegeven om dit te doen.
Al vind ik het dus ongepast, dat men de boeren
verwijt speciaal in 1931 en 1932 te veel vee te heb
ben gefokt, het feit, dat te veel vee is aangehouden,
valt niet te miskenen. Toen Minister Verschuur de
Crisis-Zuivelwet in de Tweede Kamer verdedigde,
rekende hij met een boterproductie van 80.000.000 Kg.
per jaar. Hiervan wilde de Minister 60.000.000 Kg. in
het binnenland plaatsen, waarvan 45.000.000 Kg, als
zodanig en 15.000.000'kg. in de margarine; net restant,
zijnde 20.000 Kg., zou dan moeten geëxporteerd wor
den.
Inplaats van 80.000.000 Kg. bedroeg in 1933 de bo
terproductie welhaast 90.000.000 Kg., dus 10.000.000 Kg.
meer. Aanstonds voeg ik hieraan echter toe, dat deze
vermeerdering slechts voor een deel aan dc vergroo
ting van den veestapel mag worden toegeschreven.
Een deel van de vergroote boterproductie is n.1. kunst
matig geweest en is veroorzaakt door maatregelen
van de Crisis-Zuivel-Centrale, die, teneinde de kaas
prijzen eenigCrmate op peil te houden, de kaasproduc
tie kunstmatig beperkte en de boterproductie kunst
matig verhoogde.
Deze handelwijze was noodig, omdat groote vrees
bestond, dat men niet alle kaas, die hier niet noo
dig is, in het buitenland kwijt zou komen, zoodal
men eenvoudig met dit artikel geen weg zou weten,
omdat kaas belaas niet in aanmerking kan komen
om evenals de boter óók in de margarine gestopt te
worden. Wel zag de Srisis-Zuivel-Centrale kans
om alle geproduceerde boter zooals men dit noemt
weg te werken, doordien de Crisis-Zuivelwet toe
laat het mengpercentage in de margarine tot 50
op te voeren, zoodat, indien zulks noodig mocht
blijken, meer dan 25.000.000 kg. boter in de marga
rine gemengd kon worden. Aangezien ik kom hier
nader op terug een hoog mengpercentage finan
tieel nadeelig voor de boeren en ook uit anderen
hoofde ongewenscht is, tracht cle Crisis-Zuivel-Cen
trale zooveel mogelijk niet boven een mengpercen
tage van 25 te komen, wat dus zeggen wil, dat zij,
naar mate de veestapel in omvang toeneemt, een
steeds toenemende hoeveelheid boter in het buiten
land moet zien te plaatsen. En zulks en hier kom
ik tot do tweede bron van allerlei moeilijkheden
terwijl de prijzen, die in het buitenland te bedingen
zijn, steeds maar omlaag gaan en het zoo goed als
zeker is, dat op den duur die verkoop in denzelfden
omvang naar het buitenland zelfs niet eens mogelijk
zal zijn als gevolg van maatregelen van de buiten-
landsche Regeeringen tot bescherming van den
eigen landbouw.
Het is een onverwachte meevaller geweest, dat tol
op heden alle surplus van de producten in het bui
tenland plaatsing kon vinden. In het begin van het
vorige jaar nog hadden weinigen zulks durven ver
moeden.
Er gingen geruchten, dat Engeland nog in den zo-
mor van 1033 den boterinvoer zou cont.ingcnteeren en
daar wij zeer slechte leveranciers naar Engeland wa
ren, wilde dit zeggen, dat wij slechts weinig boter
naar Engeland zouden kunnen verlcoopen. Wat
Duitschland aangaat, wisten wij, dat de partij der
toekomst in dat land de Nationaal Socialisten
volledige autarchie aanstuurde en van meening was,
dat men het geheel zonder buitenlandsche boter
zou kunnen stellen. Op vergrooting van export naar
Frankrijk on België viel niet te rekenen en onder deze
omstandigheden voorzag ik geen groot eren bol er-
export in de toekomst dan 10 h 12.500.000 kg. por jaar.
Onder deze omstandigheden waren twee dingen mo
gelijk:
1. verkleining van den veestapel, zoodanig, dat men
bij behoud van liet menggebod Van 25 in het
binnenland 60.000.000 kg. plaatste en 12.500.000 kg.
uitvoerde;
2. den veestapel handhaafde en het binnenlandsch
verbruik van boter al dan niet met behoud van
het menggebod op b.v. 75.000.000 kg. bracht.
Nu wil het geval, dat bij de behandeling van de
Crisis-Zuivelwet bepaald is, dat de verhouding van
de prijzen van de boter en van de margarine zijn
als van 3:2. Dit leidt ertoe, dat naarmate er meer bo
ter in de margarine komt, de boter steeds goedkoo-
per geleverd wordt, terwijl de speciale heffing op
margarine verdwijnt.
Bij een verhooging van het mengpercentage tot b.v.
50 brengt de meerdere boter ongeveer één kwartje
per kilo in de kas van hei Crisis-Zuivelfonds en dus
is het alleronvoordeeligst voor den boer, als het
mengpercentage te hoog wordt.. Dit bedoelde ik daar
straks, toen ik zei, dat een hoog mengpercentage
voor den boer ongewenscht is, óók omdat het geen
geld in het laadje brengt.
Daartegenover staat, dat een plaatsing van
75.000.000 Kg. boter in het binnenland zonder meng
gebod alleen mogelijk is, als de boterprijs veel lager
wordt. Dit brengt dan mede scherpe contingenteering
van de margarine-industrie, maar dit brengt ook de
verplichting mee, dat de minder draagkrachtige, die
nu margarine gebruikt en later geen margarine kan
krijgen, omdat er zooveel minder margarine gemaakt
mag of kan worden, voor de boter niet meer mag
betalen dan nu voor de beste margarine. Maar deze
regeling is nog veel onvoordceliger. in geld al
thans, voor den boer dan een hoog mengpercentage.
Maar wanneer dit alles zoo is en zoo is het en
export niet mogelijk blijkt, dan rest als ecnige uit
weg inkrimping van den veestapel. Ik heb toen, uit
gaande van de over 1932 bekende cijfers over het aan
tal melkgevende koeien, becijferd dat, om een meer
gezonden toestand te krijgen, de veestapel zou moe
ten worden ingekrompen met 60.000 pinken en 150.000
vaarzen en ouder vee.
Mijne stelling, dat deze inkrimping moest plaats
vinden, heeft bij zeer vele veehouders een storm van
verontwaardiging doen opgaan. Hieromtrent kan ik
op dit oogenblik alleen zeggen, dat, indien op het
tijdstip van mijn becijfering mij bekend was geweest,
welke resultaten de veetelling door de Crisis-Rund-
vce-Centrale zou opleveren, ik op dat oogenblik
niet geconcludeerd zou hebben tot de noodzakelijk
heid van afslachting van 210.000 stuks, maar tot ten
naastebij zelfs van het dubbele van dit aantal.
Het cijfer van 210.000 stuks beschouwd blijkens de
memorie van antwoord op de Landbouw-Crisis-be-
grooting Minister Verschuur, nu nog als het abso
lute minimum, dat opgeruimd moet worden, wan
neer wij niet een politiek van volslagen dobbelaars
willen volgen. Het waarom zult U dadelijk hooren,
als ik U cijfers noem over de grootte van den vee
stapel op heden. Naast die inkrimping is het vol
strekt noodzakelijk te voorkomen, dat de ingekrom
pen veestapel weer aangroeit en derhalve is naast
de inkrimping met 210.000 stuks ook een teeltrege
ling noodig, die een aanfok van ten hoogste 350.00(1
stuks vaarskalveren toelaat, zoodat men op den
duur komt tot geen grooteren melkveestapel dan ca.
1.2o0.000 melkkoeien en 1.100.000 vaarskalveren en
jongvee, tenzij de omstandigheden zich in die mate
veranderen, als op dit oogenblik eigenlijk niemand
waagt te veronderstellen.
Dit stemt ook overeen met het normale vleesch-
verbruik. In het algemeen wordt de veestapel in zes
jaar vernieuwd. Het aantal slachtingen van ca.
375.000 stuks afgezien van de kalveren eischt
dus een veestapel van 6 x 375.000 is 2.250.000 stuks.
Indien 1.250.000 stuks melkvee en 1.100.000 stuks
jongvee is toegelaten, is dus nog 100.000 stuks meer
aanwezig dan met die slachtingen overeenstemt.
Wanneer men den aanfok beperkt tot 350.000 vaars-
kalveren en men krimpt den veestapel met in to
taal 210.000 stuks in, dan heeft men nog enkele ja
ren belangrijk meer melkvee dan 1.250.000 stuks,
zijnde het aantal, dat men in 1930 had, toen we met
don export van onze zuivelproducten nog geen moei
lijkheden ondervond.
Wordt vervolgd.
Redevoering van minister Göbbels te Dnsseldorf,
De regeering mag niet toelaten, dat het Duit-
sche volk in een godsdienststrijd ge
dreven wordt.
DUSSELDORF. Gisteren heeft rijksminister Göb
bels op een betooging alhier gezegd, dat wanneer
thans weer het Centrum (de katholieke staatspartij
in Duitschland) den nieuwen staat tracht te sahotec-
ren, de hooge heeren toch niet moeten gelooven, dat
zij onze meesters zijn. Wanneer zij zich vandaag met
huïchelachtigen schijn en met een huichelachtig mas
ker verbergen, toch zijn zij herkend. Het volk heelt
voor den strijd, die zicli in de protestantsche kerk af
speelt in dezen ernstigen noodtijd geen begrip.
Het volk zou veel eerder begrijpen, dat de kerk
zich bezig hield met het ware Christendom en ver
vuld zou zijn van dank, dat men haar behoed heeft
voor het aanstormen van de goddeloozen en het
bolsjewisme. Het nationaal-socialismc staat op den
bodem van positief Christendom, maar het duHi
geen gewetensdwang, doch handelt volgens het prin
cipe, dal een ieder op zijn eigen manier zalig worden
moet. Het volk is den strijd moe. Het wil den vrede
maar niet tegen den slaat, maar voor den staat. Een
regeering, die 320 millioen Mark in één winter voor
de armsten des volks heeft uitgegeven, heeft het
niet noodig haar Christendom te bewijzen.
Deze regeering mag het niet toelaten, dat, nadat
de klassenstrijd overwonnen is, het Duitsche volk in
een godsdienststrijd gedreven wordt. Wij laten de
kerk met rust, maar de kerk moet ons ook met rust
laten. Duitschland wil den vrede en moet den vrede
willen, want Duitschland heeft tientallen jaren
noodig om zijn groote binnenlandsche politieke ta
ken te vervullen.
Wanneer anderen aanvalswapenen hebben, heb
ben wij er recht op, juist zoo veel wapenen te bezit
ten, dat wij onze grenzen kunnen beschermen. Wij
zijn bereid tot het laatste geweer te ontwapenen,
wanneer de anderen hetzelfde doen.
De bruine bataillons zijn niet voor den oorlog,
maar voor den vrede georganiseerd. Zij zijn het
heir, dat voor altijd in Duitschland iedere poging
tot omwenteling moet verhinderen.
Wij. willen een nieuwe economische ordening uit
voeren; daarom is alles verhonden met sociaal werk.
Daarom staat achter de SA de Duitsche jeugd. Die
moet in onze staat ingroeien.
Op 1 Mei zal ons Duitsche volk voor de wereld
treden, een nieuwe groote golf van innerlijken op-
marsch zal over Duitschland gaan.
Met den ouden geestdrift en in het revolutionnai-
re élan zullen wij de massa's met ons mecslcepen en
wee dengenen, die gelooven zich te kunnen vergrij
pen aan den nationaal socïalistischen staat. Wij
staan op wacht. De revolutie is voor het volk ge
maakt en wordt voor het volk uitgevoerd. Het brui
ne leger is de garde van onze revolutie en staat
n onverhrekelijken trouw tegenover den staat en
den leider,
Barometerstand op oDnderdagmorgen 8 u.: 751 m.M.
Vooruitzichten: Onzeker.
Temperatuur: 10 gr. C. is 50 gr. F.
ONZE BRIL PAST...
DE PRIJS OOK
Firma GEBR. ROTGANS
SCHAGEN
Van de Japansche verklaring inzake China.
„Gverheersching van de militaire kliek
in Japan."
Reuter seint uit Moskou, 25 April.
De Sovvjets zien in Japans waarschuwing wat be
treft China een verscherping van de spanning in
de betrekkingen tusschen Japan en Amèrika en de
overheersching van de militaire kliek in Japan. Ge
meend wordt, dat de waarschuwing om twee rede
nen is geuit, ten eerste als een poging om de on
derhandelingen tusschen China en een internatio
nale groep van bankiers, die thans te Nanking ver
blijven, te verstoren, welke onderhandelingen de
Japansche militairisten beschouwen als onderdeel
van een poging der Vercenigde Staten en de Euro-
peesche mogendheden tot het vormen van een ver-
eenigd front van weerstand aan Tokic's Pan-Azia-
tische politiek; ten tweede als een poging van Tokio
om Nanking te dwingen de onderhandelingen met
Amerikaansche belangen betreffende den bouw van
vliegtuigen stop te zetten.
Uiting wordt gegeven aan de meening, dat de Ja
panners de spanning tusschen en en de Sowjefs zül-
len kunnen doen herleven.
Italië laat zich gelden.
Washington, 25 April (Reuter).
De Italiaansche ambasadeur heeft het departe
ment van buitenlandsche zaken bezocht ter bespre
king van de ontwikkeling van zaken in het Verre
Oosten,
s.o.s.
De Schager Dansclub houdt volgens aankondiging
in dit nummer Zaterdag a.s. haar jaarlijksche soiree.
Een soiree van S.O.S. is een avond van echte jolijt.
Allen zullen zich weer kostelijk vermaken.
HANDJES VERBRAND.
Gistermorgen greep het 1-jarig kindje van den heer
Koning, wonende in de Cornelis Bokstraat, alhier
met beide handjes aan de brandende kachel. Als ge
volg hiervan verbrandden beide handjes en polsjes
deerlijk. Onnoodig te zeggen, dat de kleine baas veel
pijn leed. Doktershulp moest worden ingeroepen.
NIEUWE ZAAK.
Het winkelpand naast de fa. Van Silfhout is ver
huurd aan de dames A. en M. Huiberts alhier, die
van plan zijn er een manufacturenwinkel in te be
ginnen.
„SCHAGENn-NIEUWS.
Ledenvergadering inplaats van Donderdag 3 Mei,
wordt gehouden op Woensdag 2 Mei.
SCHOOLVOETBAL
Het was spannend Woensdagmiddag op het voet
balveld, bij den wedstrijd tusschen Wieringerwaard
Schagen I. Tiet einde kwam zonder dat een der
partijen een doelpunt had weten te maken cn broe
derlijk werden de te nemen penalty's verdeeld 1—1.
Opnieuw moesten dus de te nemen penalty's «te be
slissing brengen en tenslotte was het resultaat, dat
Scliagen I op deze wijze won met 3—2.
In den strijd tusschen de clubs van Nieuwe Nie-
dorp en Oudesluis, was het laatstgenoemde club, die
met 30 won.
POLITIE.
Gevonden: Een portemonaitje met eenig geld; een
sleutel.
SCHAGEN, 26 April 1934.
6 Paarden f 150—300, 12 stieren, pinken f 60—130,
373 geldekoeien, magere f 120180, 60 idem vette
f 150-200, 55 kalfkoeien f 180—200, 50 pinken f 55—
ilO, 242 nuchtere kalveren f 412, 30 schapen, vette
f 2028, 73 overhouders f 1220, 10 bokken en geiten
f 314-, 15 magere varkens f 1421, 53 idem vette per
.vg. 33—35 ct., 105 biggen f 713, konijnen f 0.501.50,
lippen f 0.751.25.
EIERVEILING SCHAGEN, 26 April 1934.
Aanvoer:: 97 part. 1-10.000 kipeieren. 10 part 6000
eendeieren, 250 st. kievitseieren, 22 st. kalkoen
eieren. Prijzen voor kipeieren f 2240, eendeieren
f 2.502.70, kievietseieren f 55.20, kalkoeneieren
f 4.70—4.80.
De veiling duurt voort. - Zie voor volledig bericht
het nummer van Zaterdag.
AMSTERDAM, 25 April.
Veemarkt: 3 wagons geslachte runderen uit Dene
marken; 284 vette kalveren le kw. 5662 ct., 2e kw.
44—54 ct., 3e kw. 30—42 ct. per Kg. levend gewicht;
63 nuchtere kalveren f 36; 434 varkens: vleesch-
varkens 90—110 Kg., 4243 ct., zware varkens 41—42
cent, vette varkens 4041 cent per Kg. slachtgewicht.
ALKMAAR, 25 April 1934.
Op de heden gehouden Voorjaarspaardenmarkt wa
ren de prijzen als volgt: rijpaarden f 150425. werk
paarden f 100400, hitten f 80225, ponny's f 70120.
Handel stug. Er waren in totaal 209 paarden aange
voerd, t.o. vorig jaar 147.
BROEK OP LANGEND IJK, 26 April 1934.
Aanvoer: 3200 Kg. uien, grove f 3—3.50, gele neU
f 3—3.50, 490 Kg. rabarber f 1.40—2.10. 31000 Kg. roodc
kool f 1—1.90, 22000 Kg. gele kool f 2.10-4.20. 4600 Kg.
D. witte kool f 4.50—5.50, 200 Kg. bieten f 1.10.
WARMENHUIZEN, 26 April.
Aangevoerd: 35000 Kg. roode kool le kw. f 1—1.70",
2e kw. f 1—1.30, 700 Kg. gele kool le kw. f 3.50—4,
1400 Kg. uien f 1.90-2.10, drielingen f 0.80.
NOORDSCHARWOUDE. 26 April 1934.
Aangevoerd: 8700 Kg. uien f 2.30—2.00. drielingen
f 0.80—2.30. grove f 2.70—3, 15600 Kg roode kool f 1
--2.90, 36500 Kg. gele kool f 1.80—4.70, 65000 Kg. D.
witte kool f 3.60—5.10.