Geestelijk Leven
Postrekening
No. 23330
Int. Telef.
No. 20
20 PAGINA'S.
ZIJN WIJ REDELIJKE WEZENS?
KIJKEI1 is KOOPEn tij CLOECK
MODERNE FOIO's en VERGROOTINGEN
Fotogr. Atelier ARPAD MOLDQVAN Nieuwe Niedorp
RODO LAMP
DE LAMP voor Uw
huiskamer
Techn. Bureau A. KEESMAN, Noord A 80, Schagen.
Wegen en Kanalen in plaats van Tramweg.
Zaterdag 12 Mei 1934,
SCHAKER
77ste Jaargang. No. 9480
COURANT.
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij Inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstultkornend nummer geplaatst.
Uitgave der N.V. v.h. P: Trapman Co., Schagen.
Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent ADVERTEN-
TlëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsno.
Inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
irzrrr: door Astor.
ZIJN wij redelijke wezens? Deze vraag is niet
bedoeld als een beleediging voor de lezers,
die natuurlijk allen onmiddellijk bereid zijn
Om haar bevestigend te beantwoorden. Ik stel haar
slechts om aan te sporen tot een weinig nadenken.
Misschien dat dit nadenken er velen toe brengt om
aan de redelijkheid der menschen of duidelijker ge-,
zegd: aan hun bewuste redelijkheid te gaan twijfelen.
Dit zou al terstond een stap in de goede richting be
duiden. Uit eerlijken twijfel wordt altoos iets goeds
geboren.
Een redelijk wezen is iemand, die zich door de
rede Iaat leiden. Men vcrwarre hierbij niet met
wat men gewoon is „gezond verstand" te noemen.
Rede is méér dan dat. Zij is het vermogen van den
mensch om te oordeelen over waar en onwaar, goed
en kwaad en daardoor te komen tot een zelfbeheerscht
leven, gericht naar wat men als zuivere normen d.i.
als zedelijko richtsnoer heeft leeren zien cn erken
nen.
Als wij het met elkaar ééns kunnen zijn over wat
wij onder „redelijk wezen" hebben te verstaan, zullen
Wij ons wel tweemaal bedenken, vóór wij grifweg,
uit sleur en gewoonte, maar blijven beweren, dat wij
inderdaad redelijk zijn. Dan worden wij wat voorzich
tiger en bescheidener in onze uitspraak. Want laten
wij het maar eerlijk en onomwonden uitspreken: onze
gedragingen, onze ganschc levenshouding worden dik
wijls niet bepaald door onze rede, maar door instinc
tieve begeerten, door duistere driften, die diep worte
lend in onzen oorspronkelijken dierstaat, nog lang
niet beteugeld zijn. En dan spreek ik nog maar alleen
over hen, die althans pogen om tot bewust leven te
komen en schakel ik de kudde uit. En de kudde is
helaas nog heel groot. Immers tot tiaar behooren al
len, die met den stroom mededrijven, die zich zonder
ecnige kritiek neerleggen bij de bestaande hun inge
prente zedelijke en godsdienstige opvattingen; allen,
die nooit gegrepen zijn door den machtigen drang
naar geestelijke vrijheid en rustig blijven voortsuk
kelen aan de hand van hun leiders, hun herders.
Deze kudde is een geweldig gevaar voor de mensch-
heid en haar ontwikkeling. Zij kan vervoerd worden
tot de meest onmenschelijke daden, tot vernieling, tot
moord, wanneer de leiders op hun onredelijke begeer
ten speculeeren of zelfs eenvoudig weg hun wil aan
haar opleggen.
Wij behoeven ons eigen en anderer leven slechts
nauwgezet te controleeren, om tot de overtuiging te
komen, dat het met de redelijkheid der menschen nog
lang niet in orde is. Hieruit is te verklaren dat er,
ondanks geweldige kennis en geleerdheid, zooveel
onwijsheid is.
Daarom zou ik op de bovengestelde vraag dit ant
woord willen geven: „in aanleg, in bestem
ming zijn wij redelijke wezens, maar in werkelijk
heid zijn wij het nóg niet. Met andere woorden: wij
moeten tot redelijke wezens uitgroeien.
Het is mogelijk, dat dit sommigen wat troosteloos
toeschijnt. Zij zien de menschenwereld aan en worden
getroffen door het benauwende feit, dat overal aan
de rede geweld wordt aangedaan, dat er is niet een
ernstig zoeken om het gemeenschappelijk leven, zoo
wel nationaal als internationaal, te richten naar zede
lijke normen, maar dat er is een felle strijd van groe
pen tegen groepen, van enkelingen tegen enkelingen,
d.i. van menschen tegen menschen. En met het oog
hierop zijn wij geneigd uit te roepen, dat dit alles
wijst op de minderwaardigheid der menschen en „dat
het wel nooit anders zal worden". En hierin vinden
zij dan een verontschuldiging voor zich zelf en gaan
dwars tegen hun geweten in maar door met het be
stendigen van het onredelijke. Ja zelfs komen zij pr
toe om het onredelijke goed te praten met vrome
woorden en het wordt voorgesteld alsof een God juist
het barbaarsche zou willen. Onder aanroeping van
God voert men den vernietigenden concurrentiestrijd;
Gods bijstand en zegen wordt gevraagd wanneer men
met kanonnen en gifgassen elkander te lijf gaat.
In dat alles is iets weerzinwekkends.
Dat de strijd er is, hebben wij te aanvaarden. In
den ontwikkelingsgang der menschheid is hij als een
noodwendigheid gekomen. Het erge is dat men, ter
wijl men hoog opgeeft van zijn mensch-zijn, van zijn
redelijkheid, deze strijd goedpraat! Laat men dan ten
minste eerlijk zijn en erkennen, dat men geen uitweg
ziet, dat men niet gelooft in het te boven komen vau
dien strijd. Dat zou sympathieker wezen dan de aan
vaarding van dien strijd te doen samengaan met al
lerlei mooie belijdenissen. Is het niet bijna belachelijk,
dat men b.v. in de kerken genoegelijk zit te luisteren
naar de verkondiging van een verheven levensopvat
ting, van een moraal, die wordt saamgevat in de be
kende woorden: „gij zult uw naasten liefhebhen als
uzelf" cn dat men zulk een verkondiging mooi vindt
en goed en gewenscht, maar dat men in de praktijk
er niets van wil weten? En dat zij, die de consequentie
dezer levensopvatting aandurven, worden gestraft,
veracht, gehoond en uitgestooten.
Ik denk hier in het bijzonder aan één verschijnsel,
dat den opmerkzamen mensch, niet kan ontgaan in
onze dagen. Ik denk aan de geweldsvereering, die
thans meer dan ooit schijnt op to komen. En wan
neer iets in strijd is met redelijkheid, dan ongetwijfeld
het geweld. En toch zien wij tegenwoordig een stre
ven om de menschheid den weg van het geweld op te
dringen. De brute kracht der wapenen is het, waar
op men de menschen poogt te leeren vertrouwen.
Heel sterk springt dit al terstond in het oog dóór,
waar men bezig is een nieuwe cultuur op te bou
wen. Wij hebben slechts den blik te richten naar een
land als Duitschland. Daar wordt een volk van mil-
lioenen stelselmatig opgevoed niet in vertrouwen op
de rede, maar in vertrouwen op de wapenen. Daar
wordt de redelijke strijd der ideeën, de den vooruit
gang dienenden botsing der meeningen kortaf onmo
gelijk gemaakt. En wee dengene, die het waagt mee
ningen te verkondigen, zuiver menschelijkc, die een
hoogere maatschappelijke orde geestelijk willen fun
deeren de gewapende S.A.-man of de geheime
staatspolitie staat klaar om hem in een concentratie
kamp op te bergen.
Het is dezelfde geweldsvereering, die wij opmerken
in het óplevend nationalisme. En met angst kun
nen wij denken aan de misschien reeds nabije toe-
kdmst, waarin de volken, tot waanzin opgezweept, el
kander zullen bestormen met de allergemeenste moord
werktuigen. In plaats van als redelijke wezens te zoc
ken naar een weg om internationaal te komen tot oen
waarlijk menschelijkc huishouding, stelt men zijn ver
trouwen op het geweld om, door middel daarvan, zich
meester te maken van do door de werkers geschapen
rijkdommen. En o bittere ironie» men zingt zijn
psalmen en men jubelt zijn hallelujah en men bidt
tot zijn God van liefde»
En allen, die de menschheid in deze noodlottige
richting voortstuwen, schijnen er geen flauw besef van
te hebben, dat zij daarmede een geest oproepen, die
zich ééns tégen hen kan richten. Wat dan een pijn
lijke bevestiging zal kunnen worden van het oude.
ware woord: wie het zwaard trekt, zal door het
zwaard vergaan.
Zijn wij rcdelijko wezons?
Zoolang wij op het geweld blijven vertrouwen, zijn
wij het niet!
Daarom zal ons doel gericht moeten zijn op de
overwinning van het geweld. Wij moeten de barbaar
sche strijdmiddelen te boven komen.
Onze samenleving, die volgens aller oordeel, door
en door ziek is en die in haar wezen een kwelling is
geworden voor ieder, die smacht naar die diepste le
vensvreugde, welke alleen bestaan kan wanneer so
ciale gerechtigheid die plaats zal hebben ingenomen
van het gruwelijke onrecht en van de daaruit voort
vloeiende haat en afgunst, onze samenleving vraagt
om menschen, die bewust zich door de rede willen
laten leiden.
Het zal ten allen tijde de groote verdienste blij
ven van den Russischen schrijver Leo Tolstoï, dat hij
duizenden menschen gedwongen heeft om zich reken
schap te geven van de beteekenis van het geweld in
onze samenleving. Er wordt niet te veel gezegd wan
neer wordt beweerd, dat hij niet alleen in Europa,
maar evenzeer in Azië en Amerika een ontzaglijken
invloed heeft gehad. En dat zijn ideeën dóórwerken,
leert ons het optreden van Gandhi in Britsch-Indië
zoowel als het groeiend daadwerkelijk anti-militaris-
me in Europa en het zoeken naar nieuwe bovenge-
welddadige strijdwijzen in de arbeidersklasse.
Tegenover de onverzettelijkheid van redelijk han
delende, naar redelijke verhoudingen strevende men
schen en menschgroepen zal tenslotte het geweld
machteloos zijn.
Daarom is het van zoo buitengewoon groot belang,
dat de mensch van het heden, die geen uitkomst
ziet, die door de verwarring op elk terrein des le
vens wordt overdonderd, zich ernstig gaat bezig hou
den met de vraag in welke richting wij als redelijke
menschen ons hebben te bewegen.
Het verheugt mij, dat ik in dit verband de aandacht
kan vestigen op een hoogst belangrijk boekje, ge
schreven door den eminenten Bart. de Ligt.
Het draagt tot titel: „De overwinning van het ge
weld". Het is verkrijgbaar bij de uitgeverij „Bevrij
ding", Keizerstraat 5, te Utrecht. De prijs kan voor
niemand een bezwaar zijn: slechts 20 cent!.
Dat is nu eens een boekje, dat bij duizenden onder
de menschen dient te komen, te worden gelezen en
overdacht. Met aandacht bestudeerd, kan het door
ieder worden begrepen.
Ik ben er zeker van dat niemand er zich in zal
verdiepen zonder dat 't hem zijn zal of een licht voor
hem wordt ontstoken en hij een kijk verkrijgt op
toestanden cn praktijken, die verrassend is. Persoon
lijk heb ik zelf er bijzonder veel aan gehad.
Reeds op de eerste bladzijde wordt men, als men het
boekje leest, getroffen door de rake dingen, die de
Ligt zegt. Hij begint met een hoofdstuk, de godsdienst
van het geweld. Wie kan het tegenspreken als hij
daarin o.a. beweert: godsdienst is slechts geoorloofd,
voor zoover hij door de suggestie van een boven-
aardsch gezag het aardsch gezag versterkt, doch kan
niet worden geduid, zoo hij zich daartegen verzet?
Het tweede hoofdstuk handelt over geweld en oor
log in de historie. Met een aan elk fanatisme vreem
de onpartijdigheid, wijst hij hierbij o.a. op wat in
het verleden do oorlog heeft gebracht.
Daarna bespreekt hij het geweld der burgerij en
wijst op de oorzaken der moderne oorlogen en op de
steeds sterker wordende vermilitariseering der vol
ken cn de ondragelijke lasten welke zij daardoor te
dragen krijgen.
Een volgend hoofdstuk is gewijd aan de onhoud
baarheid van het burgerlijk pacifisme.
Dan heeft hij 't over geweld en proletariaat
Hoofdstuk VI is misschien het allerbelangrijkste
vooral hierom, dat het voor velen onbekende feiten
onder de aandacht der lezers brengt. En het zal
menigeen anders doen oordeelen over „de doeltreffend
heid der bovengcwelddadige strijdwijzen."
Daarna stelt hij in hoofdstuk VII het vraagstuk:
geweld en revolutie.
Van bijzondere beteekenis juist nu is hoofdstuk
VIII, waarin de vraag besproken wordt (denkt hier
bij aan de bekende brochure van Duijs!) van een ge
wapende defensie tegen Duitschland.
0 van buitengewone kwaliteit. 0
Hij eindigt met in een laatste hoofdstuk te spre
ken over het Japansche gevaar.
Ik heb ecnigszins uitvoerig medegedeeld, wat in
't boekje van de Ligt wordt aangeboden. Ik heb d't
gedaan om de lust bij mijn lezers op te wekken om
het zich aan te schaffen en er zich in te verdiepen.
Hier is een ernstig, breed en ruim denkend mensch
aan het woord, die een beroep doet op alle redelijke
menschen, niet om zijn meening aan hen op' te drin
gen, maar om hen tot redelijk denken te brengen.
Een koning van Pruisen zeide eens: als mijn sol
daten gaan denken, loopen zij allen uit 't gelid.
Ik geloof dat daartoe nog iets meer noodig is, n.1.
het denken omzetten in een daad. In ieder geval ech
ter moet het denken vooraf gaan. Welnu: tot denkon
zal dit boekje in hooge mate prikkelen.
En wie prijs stelt op den naam van redelijk wezen,
zal nooit vreezen kennis te nemen van de eerlijke
overtuiging van een ernstig mensch, die gedreven
wordt door de machtige begeerte zijn medemenschen
te bevrijden van wanen en leugens, waardoor bar*
baarschc toestanden worden bestendigd en goedge
praat!
ASTOR.
GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN
verkoopen wij onder GARANTIE en op PROEF
Garage C. NIEUWLAND, BERGEN.
Het moderne verkeer eischt veel, zeer
veel, en wat eens als een middel gold om
een bepaalde streek uit haar isolement te
verlossen, is nu in de meeste gevallen
reeds lang gedoemd van het toonecl te
verdwijnen. Nemen we bijvoorbeeld de
Tramweg. Hoeveel plattelandsstreken heb
ben niet jaren gevochten om de „ijzeren
baan" door hun gebied te krijgen. En nu,
na ongeveer een kwart eeuw de bevolking
op zij het niet vlugge dan toch altijd
veilige wijze te hebben vervoerd, gaan ze
verdwijnen, de een na den ander. Om
plaats te maken voor wegen en kanalen,
maar vooral voor wegen.
Hier in Noordhollands Noorderkwartier
is het al evenzoo het geval. Binnen enkele
jaren zal Westfriesland, wier groote wel
vaart toch wel eens weer zal terug-
keeren, met wegen en kanalen doorsneden
zijn. De laatste paar jaar wordt er hier
druk aan gewerkt en reeds meerdere ma
len hebben we onze lezers door middel
van foto's van de vordering der werkzaam
heden op de hoogte gebracht. Zoo ook
hierboven. De twee bovenste foto's laten
het werk aan het Kanaal SchagenKol-
horn bij Kolhorn zien en hiernaast de op
ruiming van de tram Schagen—Warmen-
huizen, genomen aan het station „Do
Loet". Dit is de tweede tramweg in enkel8
jaren tijd. SchagenWognum was de
eerste en het volgend jaar is Schagen
Ewijcksluife aan de beurt.
Het wordt dus tijd, dat de nieuwe we
gen en kanalen spoedig klaar komen.