De Tulpen.
Ik zwerf naar R
ome.
Een Huwelijk
Mei.
Zaterdag 19 Mei 1934.
SCHAGER COURANT.
Vijfde blad. No. 9484
WALHEIM, 16 Mei.
ZOO zwerf ik naar Rome. Ik wilde wereldkam
pioenschappen zien en eerst zal ik onze Hol
landsche ploeg in Milaan tegen de Zwitsers
in het veld zien.
Eerlijk gezegd wilde ik dit al lang en ik wilde het
net zoo Inng, totdat het mij begon te vervelen steeds
er aan te loopen denken en toch niet te gaan.
Nu, wat is eenvoudiger om uit deze puzzle te ko
nten dan wel te gaan?
Toen dan ook de simpelheid van deze oplossing
goed tot mij doordrong heb ik van een vriend een
rugzak geleend, van een tweede een fototoestel en
.van een derde een veldkijker.
Vervolgens heb ik die rugzak volgepakt met alle
mogelijke noo«!?go en onnoodigc dingen, het foto
toestel en de veldkijker om nt'n nek gehangen, nt'n
trouwe fiets van stal gehaald en ik l>en uitgezwor-
,ven.
Door Holland, Duitschland en Zwitserland zwerf
lk naar Italië. C'est simple cotnme bonjour, n'est
ce pas?
M n pas duurde een dag langer dan ik had gedacht
door blijkbaar overstelpende drukte ter Griffie. En
fin, ik heb me met een sierlijke zwaai over deze
eerste hindernis heengegooid en bond een dag la
ter dan ik bedoeld had de meergenoemde rugzak uit
louter luiheid in plaats van op m'n eigen rug, op
dien van mijn fiets, in casu de bagagedrager, klom
zelf ook op m'n popelende rossinant cn fietste Hol
land in.
Niet dat ik van plan ben om door het zwaar ge
accidenteerd terrein van Duitschland en vooral
Zwitserland te fietsen, maar ik wilde, voor ik Hol
land verliet, van ons land een indruk meenemen
naar de vreemde. En hoe kun jo Holland Holland-
scher zien dan er doorheen te fietsen?
En ik heb Holland gezien. Ik heb Holland gezien,
zooals ik het nog nooit gezien had. Zwervend langs
de wegen, met een vrij gevoel in m'n body zocht ik
Holland.
En ik heb het gevonden. Nadat ik Dinsdagmorgen
vroeg in kou en inotregentjes den vervelenden weg
Haarlem—Amsterdam had afgelegd en door onze
hoofdstad in kille morgenvroegte was heengefietst,
de Weesperzij had overleefd en den weg naar Ab
coude had ingeslagen, kwam ik in Duivendrecht
(Holland al tegen.
Net toen de zon een gaatje had gevonden om het
stukje aarde, dat ik bereed te beschijnen, kwam ik
het tegen in de gedaante van een flinken kerel op
klompen en in een blauwe kiel, met een pijp in z'n
mond en een koe aan een touw.
Dat was Holland. Want wat teekent Holland ten
slotte heter dan zoo'n figuur op een achtergrond van
malsch jong gras en sappige klaver tegen het uit-
loopende jonge groen van lioomen, met hier en daar
een huis, en dit overgoten met een zonnetje, terwijl
alles wordt overspannen door een Hollandsche wol
kenlucht, die de kleuren helderder en rijker maakt?
Ik ben ons land in de lengte doorgefietst en ik
heb het gezien, zooals ik het nog nooit eerder gezien
had.
Ik zag het op de prachtige fietstocht langs Gein
en Vecht, \an Amsterdam naar l'trecht. Ik zag het
in een troep scharrelende kippen in een boomgaartje
en ik zag het in de jonge rietstengels aan de sloot
kanten.
Ik zag het in het uitzicht over de Hollandsche wei
den, waar koeien diep denkend in zalige herkauwing
voor zich uit staan te staren, en ik heb het gezien
in de theehuisjes nnn liet Gein, al geeft dat dan nog
de Ferdinand Huichsfeer extra.
Ik heb het gezien in duizenderlei variaties cn scha
keeringen. Voorhij l'trecht de weilandjes met knot
wilgen omzoomd. En dan do Betuwe, die jammer
genoeg al uitgebloeid is, maar die toch nog de
weelderige groeikracht van Hollands .goede grond"
jn ruime mate toont.
Zoo groot is die groeikracht dat op verschillende
kribben in de Lek 'n tak van 't bakenhos op den kop
van een krib uitgroeide tot een respectabele knot
wilg. Aan do overzijde zio ik in de grienden de wil
gen- en elzentakken alweer tezamen opgroeien na
do laatste hak.
Ik rijd in een feestelijke stemming door dit rijke
Jand; een lek handje onder Meteren vermag m'n
vreugde niet te dooven. En ik word ook niet boos
als ik later, wanneer ik voorbij den Bosch een Bra-
hantseho boer in m'n enthousiasme toeroep: „Hol
land is mooi, man", ten antwoord krijg: „Ge zijt zot!"
FEUILLETON.
DOOR
ETHEL M. DELL.
Vertaald door Dicky Wafelbakker.
38.
Hoewel deze woorden op vriendelijken toon wer
den geuit, vroeg hij toch: „Stoor ik soms?"
Het hc/tige ontkennen dat in vroegere dagen op
een dergelijke vraag gevolgd was, bleef ditmaal ach
terwege. „Je bent vroeg thuis gekomen", was alles
wat ze zei.
Hij schoof een stoel voor de sofa cn ging zitten.
„Ja. Ik «lacht dat het je misschien zou intcressce-
ren te vernemen dat Lord Bevis besloten heeft zich
tegen het einde van het jaar terug tc trekken."
„Oli, ja?" Marcia sloot even haar oogen, want ze
had het gevoel alsol zo die niet langer kon open
houden. „En de vrijkomende rechtersplaats..."
Hij streek glimlachend over zijn kin. „Als mij die
wordt aangeboden, dan zal ik de jongste rechter van
Londen zijn."
Marcia lag zwijgend voor zich uit te staren, en
gedurende enkele seconden werd er geen ander ge
luid dan het getik van de klok op den schoorsteen
mantel gehoord.
En toen keek Everard ineens op en zag zijn vrouw
scherp en onderzoekend aan.
„Je ziet er niet goed uit", zei hij weer. „Ik vrees
dat je dit jaar bitter weinig vacantic hebt gehad."
„Ik ben van plan nu een poosje rust te nemen,"
zei ze bedaard.
„(ia je weer weg?" vroeg hij.
„Misschien," zei ze na een korte stilte. „Het zou
geenerlei verschil hier maken als het gebeurde, is
het niet?"
„Ik vind het een uitstekend idee", zei hij. „Maar
het loopt al tegen het najaar. Waar wilde je heen?"
Ze antwoordde, niet, en er kwam een eigenaardige,
verwarde uitdrukking in zijn oogen.
„Ik vrees dat ik je niet kan vergezellen," zei hij
haastig. „Ik vertrek morgen naar Cardiff waar de
Bonsor-zaak behandeld moet worden."
In de Schager Courant zal een 8- 10-
tal brieven verschijnen van een longen
Hollander in wiens avontuurlijken geest
het plan rijpte, om een zwerftocht te ma
ken naar Rome. Het land, waarnaar ii^
verhand met de voetbal-wereldkampioen
schappen op het oogenblik onze groote
belangstelling uitgaat.
Deze wedstrijden vormen tevens het
einddoel van onzen jongen „zwerver",
wiens avontuurlijke wederwaardigheden
wtj in zijn brieven, waarvan men hier
nevens de eerste vindt afgedrukt, den
ken mee te leven.
DE REDACTIE.
Het was mooi, zooals ik ook voorbij Leende, waar
ik m'n tweede lekke band opliep, en Hij m'n brood
en kop koffie kreeg van Biozekriekske, zooals ik
daar het teere groen van jongo berken tegen een
achtergrond van donkere sparren zag.* Zooals ik het
graan zag slaan met de aren nog groen in wazige
maagdelijkheid en zooals de haver stond met al wit
tende pluimen.
Mooi was ook het licht geaccentueerde Noord-
Limburg, waar ik in Echt voor dezen nacht onderdak
vond.
Laat het mij na deze peroratie over Holland ver
gund zijn te zeggen dat ik heerlijk geslapen heb na
m'n openingsritje van 200 K.M.
Het was dan ook niet bovenmate vroeg toen ik
vanmorgen verder zwierf naar Maastricht. Meer
om er geweest tc zijn dan «lat ik er bepaald te
maken had. In ieder «eva!: 1've «iouc Maastricht.
Daarna ben ik door het prachtige Zuid-Limburg
gefietst met z'n mooie panorama's en adembene
mende hellingen, in den meest letterlijken zin adem
benemend, want je hebt hcusch zooveel niet meer
over als je tegen de Keersche- of Vaalserberg bent
opgeklommen met je fiets.
Ja 't is een mooie streek. De streek is in ieder
geval mooier dan «le taal. Want dat is voor een
Noorderling nu werkelijk niet om Hij te sloffen.
Gooi Dultsch en Vlaamsch en Nederlandse!» «loor el
kaar, voeg «laar een massa woorden aan toe, die in
geen van deze drie talen voorkomen, spreek dit uit
met een heete aardappel in je mond en zorg er
voor niet te veel je lippen te bewegen, dan krijg je
ongeveer wat de gemiddelde Zuid-Limburger spreekt.
En dit is voor bijna iedere plaats nog weer anders
met zoo sterke variaties, dat ik heb hooren bewe
ren, dat een platte Kerkrader een platte Echter niet
kan verstaan.
Nee, dit land ben ik stilzwijgend doorgetrokken,
doodeenvoudig omdat er niets aan was met iemand
een praatje tc maken. Je moest na iederen zin vra
gen te herhalen, omdat je er anders heelemaal niets
van snapte. Nu, dat verveelt van beide kanten al
gauw.
Ik ben tenminste bij Vaals de grens maar over
gestoken en het Derde Rijk binnengereden.
Als rechtgeaard Hollander voelde ik me natuur
lijk verplicht iets te smokkelen. Nietwaar, een grens
overgaan en niet smokkelen, «la's nou heelemaal zoo
gewoon. F.n daar ik Hij geruchte al ha«l vernomen,
dat het rooken in Duitschland duur en slecht is,
besloot ik tot sigaretten.
Maar eveneens had ik bij geruchte vernomen, dat
de contróle zeer scherp is. Ik besloot dus naar be
vinding te handelen, maar zooveel mogelijk mee te
nemen.
Toen ik bij de Duitsche „gronzbeambter" kwam,
bleek mijn pas in orde, waarna mij gevraagd werd.
of ik iets „zu deklarieren batte". Met een beleefd
bestudeerd onschuldig gezicht bekende ik dat ik niet
wist wat alzoo „dekiarierbar" was van m'n bagage
en ik verzocht ze, mijn rugzak maar even door te
zoeken.
Maar het liep wat druk daar bij dat hokje, zoodat
mijn bereidwilligheid wat lastig was. De douane
vroeg mij daarom maar. of ik soms sigaretten hij
me had. wat hij kon verwachten, daar ik er één in
m'n mondhoek had.
Bereidwillig haalde ik m'n twee doosjes uit m'n
zakken en zei dat ik er veertig had, wat bovendien
„Oh, nee, dat verwacht ik ook niet. Ik wil trou
wens liever alleen zijn. Dan... dan kan ik beter uit
rusten."
Do vreemde uitdrukking was nog steeds niet uit
Everard's oogen verdwenen. „Als ik maar eenigszins
kans zag ,dan zou ik het doen," zei hij.
„Dat is heel vriendelijk van je."
Weer viel er een stilte in: ze hield haar oogen
neergeslagen alsof ze niets bemerkte van zijn eigen
aardige houding. In haar zwijgen lag iets wat sterk
op apathie geleek.
„Is het misschien niet beter als jo eens een dokter
raadpleegt?"
Ze keek hem nu recht in de oogen en zei lang
zaam en duidelijk: „Nee, dat is niet noodig. Mij
mankeert niets. Rust zal me echter goed doen."
„Waar denk je he»n te gaan?" vroeg hij.
Voor een kort oogenblik aarzelde ze en toen zei
ze volmaakt bcheersclit:
„Ik geloof niet, dat ik dit aan iemand zal vertel
len. Ik heb dikwijls gedacht dat een week, of zelfs
veertien dagen vacantic per jaar in volmaakte een
zaamheid uitstekend is voor een vrouw van do we
reld. Als jo er tenminste niets op tegen hebt."
Dit was een mededeeling welke hem eenigc jaren
geleden ten hoogste verbaasd zou hebben, doch de
oorlog had nu eenmaal groote verandering tc weeg
gebracht. Vier jaar lang was zo haar eigen weg
gegaan zonder «lat hij er zich tegen verzette. F.r wa
ren weken geweest dat hij niet eens wist wdar ze
eigenlijk zat. Ilct was dus heel logisch dat hij thans
ook niet verbaasd stond. Weliswaar was hij het met
haar opvatting niet volkomen eens, maar hij wilde
zich ook niet tegen haar voornemen verzetten. Hij
had daarvoor trouwens geen redenen.
„Ik zal me er bij neerleggen," zei hij met iets van
spotternij. „Maar ik zou het minder aangenaam vin
den als ik langer dan een week zonder bericht van
je moest blijven."
„Goed." zei ze op denzelfden vermoeiden toon. Een
week. Een week ieder jaar! Daarmede kun je je ze
ker vereenigen?"
Er kwam een grimmige trek om zijn lippen. Het
leek er heel veel op alsof ze een overeenkomst met
hem wilde aangaan.
„Daarover kunnen we later altijd praten," zei hij
en begon onmiddellijk over een ander omlerwerp te
spreken. „Wist je dat de tussrhendeur op slot was?"
„Ja, dat wist ik", zei ze. „Waarom vraag je dit?"
„Ik wilde graag weten waarom dat gebeurde", zei
hij op killen toon.
Een doodsche stilte volgde op zijn woorden en we
nog waar was ook. Hij besliste dat ik er maar
twintig mocht meenemen, waarop ik met 'n be
leefd „Augenblick, hitte" retireerde en de aange
groeide file achter mij gelegenheid gaf te passeeren.
Toen ik 10 minuten later weer terugkwam en ver
klaarde er nu nog maar twintig te hebben, bleek de
douanier eerst verwonderd en toen barsch. Ik was
geen tien meter weggeweest en hij kon op straat
zien. dat ik ze niet had weggegooid.
Hij wees dan ook op het duidelijk zichtbare twee
de «loosje in m'n zak cn informeerde belangstellend
wat «lat dan was.
Steeds bereidwillig, trok ik het uit m'n zak en liet
hem de twintig sigaretten zien die er in waren en
die ik stuk voor stuk had aangestoken en weer uit
gedoofd en gaf er een explicatie bij: „Das sind ia
doel» keine Zigaretten mehr, das sind nur das
sin«i nur todsies".
Het bleek dat ik goed gespeculeerd had op hun
gevoel voor humor. Ze lachten hartelijk en op m'n
vraag: „Darf ich jetzt passieren?" wuifde er één met
z'n hand. Ik kon wel doorgaan en ik mocht m'n
„todsies' meenemen.
F.n toen ik wegreed, dacht ik pas om de drie
pakjes shag tabak, «ie twee pakjes sigarettenvloei
tjes en het sigarettenmnehinetje van Van Nelle in
m'n rugzak. Nietwaar, ieder zijn beurt van larhen.
Ik kwam in Aken en zette m'n fiets op stal in het
„Haupthahnhof". Verder ga ik zwerven.
U weet waarschijnlijk wel, dat ie voor Duitsch
land goedkoope Marken kunt krijgen voor reisdoel
einden. Nu, dat zijn erg makkelijke dingen, vooral
om in te wisselen. Om één uur was ik aan de
„Deutsche Bank" om m'n reiseheque te innen, waar
lileck, dat deze tot 3 uur gesloten was. F.n toen ik
er even 3 uur weer kwam, moest ik nog een klein
uur wachtend in de rij staan voor ik m'n geld had.
Daarna hen ik met m'n rugzak op m'n rug (dat
ding weegt nog 20 A 23 K.G.) Aken door- en uit-
.gewandert". en als training hen ik er mee blijven
ionnon tot Walheim, ruim 13 K.M.
En niet alleen als trainintr, rnnar ook omdat het
hier prachtig loopen is in den Eifel.
Alleen, loopend kom ik niet vóór 27 Mei in Mi
laan. dus ik zal morgen proheeren zoo ver mogelijk
mee te rijden met alles wat ik tegenkom, om m'n
zwerftocht zoo voort te zetten.
Ik heb hier in dit „Gasthaus" sin gegeten, zooals
ik ze nooit heb gehad en nooit meer hoon te krijgen.
Zf>oals m«m hier sla eet. kan ik er niet bepaald mee
dwepen. Maar onfin, „men" leeft ook nog.
REIN KUlNf.
Jan de roet van de begroeide duinen
ligt verscholen, een uityekalkt boeren
huisje.
Voor het huisje bloeit een tulpenbed.
Het zijn Darwintulpen, slank gesteeld,
wet bloemkelken als teer gelijnd kristal.
Hun kleur is paars.
De wind, vroolijk en onstuimig, zoo
even over de open weilanden, heeft zich
bij dit zonnige plekje ingetoomd, en doel
de tulpen slechts zachtjes deinen.
De bloembakjes wiegen gedwee, maar
het paars gaat leven; nu eens is het
fluweelig glanzend met lichtflitsen, dan
weer donker en kil als bij diamanten en
een oogenblik later als verborgen onder
een zilverig waas.
De tulpen buigen en het kleurenspel
duurt voort. Het toppunt van hun bloei,
hun leven, hebben ze bereikt en de ver
gaarde rijkdom schenken zij zonder
weerga aan een ieder, die er toevallig
langs komt.
Ik bleef staan en ontving de les der
onbaatzuchtigheid.
Bergen, Mei 1934. TINT VAN HAM.
derom werd niets anders gehoord dan het zachte ge
tik van het klokje.
„Waarom?" drong hij op strengen toon aan. Ze
bleef volmaakt passiel, maar er was een gevaarlijke
gloed in haar oogen.
„Ik dacht niet dat je daarvan ooit gebruik maak
te'zei ze.
„Dat is geencrlei reden", zei hij bedaard. „Maak
die alsjeblieft open."
„Ik ben bang dat ik den sleutel verloren heb" zei
ze langzaan».
Zijn handen balden zich tot vuisten en eensklaps
maakte een gevoel van razernij zich van hem mees
ter. Hij was wellicht nog nooit in zijn goed-geordemi
leven zóó hoos geweest. Hij verbaasde er zich zeil
over, niettemin liet hij zich gaan.
Hij stond nu dicht over haar heengebogen en er
was oen hecsche klank in zijn stem. „Dan zul je dien
moeten vinden."
„Everard", riep ze verwonderd uit. Hij was nog
nimmer op een dergelijke manier tegen haar op
getreden. Ze zag dat hij doodsbleek was geworden,
en het gelukte hem slechts met groote krachtsin
spanning tot kalmte te komen. „Ik meen wat ik ge
zegd heb", zei hij. „Dat is altijd zoo geweest. Die
«leur moet vanavond open zijn. Begrepen?"
„Uitstekend", zei ze zacht.
Gedurende enkele seconden keek hij haar nog
st»-ak aan; daarna, zonder "zrder een woord te zeg
gen, keerde hij zich om en verliet het vetrek.
HOOFDSTUK II.
Het bezoek.
„Hij verlangt er naar U te zien", gaf Peter te ken
nen. Hij nam het koffertje van haar over en bekeek
de mooie, slanko vrouw met een blik welke een
mengsel vertoonde van bewondering cn respect.
„Werkelijk, Peter?"
Hij knikte en liep met haar het station uit. „Hij
heeft een afschuwelijken tijd achter den »i»g. Dam
staat de hotelbus al. Zullen we ons even haasten?
„Geef mijn koffer maar mee, dan kunnen wij
wandelen", stelde zo voor. „Het is niet ver, is het
wel?"
„Oh nee," antwoordde Poter. „We kunnen om de
kerk heen gaan en door de weilanden."
„Vertel me nu alles eens", drong ze aan.
Peter, die echter nimmer welbespraakt was ge
weest, scheen moeite te hebben zich goed uit te
drukken. Eenige seconden liep hij met een verdrie-
Het jonge leven lacht van overal
In lente-pracht staan nu de bloesem-boomen.
In teere tinten, wiss'lend zonder tal,
Er is iets wonders over 't land gekomen!
Er vaart iets wonders door de lichte lucht,
Het viert zijn feest in duizenden van kleuren,
Door heel de schepping gaat een blij gerucht,
De perzik bloost en de seringen geuren.
De jonge Mei is stralend opgestaan,
F.n reikt zijn schatten aan ons daag'lijksch leven,
Hij komt door 't gouden zonnelicht gegaan,
Om overal zijn schatten uit te geven.
De schatten, voorbestemd voor groot en klein,
Voor rijk en arm, na maanden donker vreezen,
Voor allen, die in 't licht gelukkig zijn,
Voor allen, die in zonneschijn genezen.
Gelukkig hij, die met ontroerden dank
Dit alles in zijn volheid mag aanvaarden,
Dit levenslied, dit feest van kleur en klank,
Dit openbloeien van onschatb're waarden
F.r fluit een late jongen langs de straat
Een lente-wijsje, jubelend cn lavend,
Dan luist'ren we, terwijl zijn voetstap gaat,
De jónge Mei gaat door den stillen avond!
En in de stilte met onszelf alleen,
Na 't zwijgen van het roezig, jachtend leven,
Schuift onze hand soms een gordijn vaneen,
En toeven we, vóór 't slapen gaan, heel even.
Een open raam,... rondom de wond're nacht,
Wat bloesemblaadjes dwarr'len van de kruinen,
Heel in de verte roept een vogel zacht
Stil gaat de Mei-nacht door de toover-tuincnü
Mei 1934. KROES.
(Nadruk verboden).
Te Akron in den Amerikaanschen staat Ohio, tref
fen kapitein Stevens (links) en majoor Kepner de
laatste voorbereidingen voor een vlucht naar de
stratosfeer, waarbij ze een hoogte van 27500 M. den
ken te bereiken. De gondel is vervaardigd van een
magnesium-legeering, een lichte, doch zeer stevige
raetaalsoort.
tigc, bezorgde uitdrukking in zijn oogen naast haar
voort. Er werd ook niet. eerder een woord gesproken
dan voordat ze een stille»» landweg hadden bereikt.
„Vertel het me nu", smeekte Marcia.
„U moet liet weten... zelfs al heeft hij het U niet
verteld. Met is een hopeloos geval."
„Jo bedoelt... dat hij sterven zal?" vroeg ze. Hij
maakte een gebaar van wanhoop met zijn handen
„Do eene dokter zei dat liet nog maar enkele maan
den kon duren. Een ander beweerde dat hij nog wel
jaren kon leven. Maar in ieder geval is het hope
loos.
„Is hij kreupel?"
Hij boorde zijn hiel in het zand. „Hij is vanaf zijn
middel totaal verlamd. Het is... oh, liet is verschrik
kelijk. Men zou van een dier niet kunnen verlangen,
zooicts te verdragen."
Marcia was diep geroerd en ze legde met een tcc-
dcr gebaar haar hand op zijn arm. „We moeten sa
men proheeren den toestand dragelijk voor hem te
maken. Peter."
„Ik houd zooveel van hem," bracht de jongen
hccscli uit, en eensklaps koerde hij zijn gezicht af.
Ze zag hoe zijn lippen trilden en er kwam een prop
in haar keel. „Laten wo maar doorloopcn", stelde
zo voor.
„Het is vreeselijk aardig van U overgekomen te
zijn", vervolgde hij. „Is Dennis heelemaal beter?"
„Oh, ja, hij is weer naar school. Een week lang is
hij ernstig ziek geweest, maar nu is alles gelukkig
achter den rug."
„En U? Ik vind dat U erg mager is geworden."
„Mij mankeert niets", zei ze met haar ligven glim
lach.
En toen kwam er ineens een verlegen uitdruk
king in zijn oogen. „En Goldie? Zij maakt het ze
ker ook goed?"
Marcia knikte bevestigend.
Zc waren nu liet oude, grijze kerkje voorbij, en
Peter scheen weer diep in gepeins verzonken tc zijn
geraakt. Eindelijk zei hij kortaf:
„Ik... hen erg op Goldie gesteld. Ik hoop dat U er
niets op togen heeft."
„Beste jongen, waarom zou dat het geval moeten
zijn?"
Hij kreeg een bloedroode kleur. „Misschien komt
er wel niets van, maar ik wilde het U toch vertellen.
Zoodra er een goede verpleger voor Eric is gevon
den, reis ik naar Canada. Dan BeMamy, de eigenaar
van het Castle Hotel, is een allemachtig aardige
man. Hij zou een oogje op hem kunnen houden. En...
U zeker ook?"