De Tulpen. Ik zwerf naar R ome. Een Huwelijk Mei. Zaterdag 19 Mei 1934. SCHAGER COURANT. Vijfde blad. No. 9484 WALHEIM, 16 Mei. ZOO zwerf ik naar Rome. Ik wilde wereldkam pioenschappen zien en eerst zal ik onze Hol landsche ploeg in Milaan tegen de Zwitsers in het veld zien. Eerlijk gezegd wilde ik dit al lang en ik wilde het net zoo Inng, totdat het mij begon te vervelen steeds er aan te loopen denken en toch niet te gaan. Nu, wat is eenvoudiger om uit deze puzzle te ko nten dan wel te gaan? Toen dan ook de simpelheid van deze oplossing goed tot mij doordrong heb ik van een vriend een rugzak geleend, van een tweede een fototoestel en .van een derde een veldkijker. Vervolgens heb ik die rugzak volgepakt met alle mogelijke noo«!?go en onnoodigc dingen, het foto toestel en de veldkijker om nt'n nek gehangen, nt'n trouwe fiets van stal gehaald en ik l>en uitgezwor- ,ven. Door Holland, Duitschland en Zwitserland zwerf lk naar Italië. C'est simple cotnme bonjour, n'est ce pas? M n pas duurde een dag langer dan ik had gedacht door blijkbaar overstelpende drukte ter Griffie. En fin, ik heb me met een sierlijke zwaai over deze eerste hindernis heengegooid en bond een dag la ter dan ik bedoeld had de meergenoemde rugzak uit louter luiheid in plaats van op m'n eigen rug, op dien van mijn fiets, in casu de bagagedrager, klom zelf ook op m'n popelende rossinant cn fietste Hol land in. Niet dat ik van plan ben om door het zwaar ge accidenteerd terrein van Duitschland en vooral Zwitserland te fietsen, maar ik wilde, voor ik Hol land verliet, van ons land een indruk meenemen naar de vreemde. En hoe kun jo Holland Holland- scher zien dan er doorheen te fietsen? En ik heb Holland gezien. Ik heb Holland gezien, zooals ik het nog nooit gezien had. Zwervend langs de wegen, met een vrij gevoel in m'n body zocht ik Holland. En ik heb het gevonden. Nadat ik Dinsdagmorgen vroeg in kou en inotregentjes den vervelenden weg Haarlem—Amsterdam had afgelegd en door onze hoofdstad in kille morgenvroegte was heengefietst, de Weesperzij had overleefd en den weg naar Ab coude had ingeslagen, kwam ik in Duivendrecht (Holland al tegen. Net toen de zon een gaatje had gevonden om het stukje aarde, dat ik bereed te beschijnen, kwam ik het tegen in de gedaante van een flinken kerel op klompen en in een blauwe kiel, met een pijp in z'n mond en een koe aan een touw. Dat was Holland. Want wat teekent Holland ten slotte heter dan zoo'n figuur op een achtergrond van malsch jong gras en sappige klaver tegen het uit- loopende jonge groen van lioomen, met hier en daar een huis, en dit overgoten met een zonnetje, terwijl alles wordt overspannen door een Hollandsche wol kenlucht, die de kleuren helderder en rijker maakt? Ik ben ons land in de lengte doorgefietst en ik heb het gezien, zooals ik het nog nooit eerder gezien had. Ik zag het op de prachtige fietstocht langs Gein en Vecht, \an Amsterdam naar l'trecht. Ik zag het in een troep scharrelende kippen in een boomgaartje en ik zag het in de jonge rietstengels aan de sloot kanten. Ik zag het in het uitzicht over de Hollandsche wei den, waar koeien diep denkend in zalige herkauwing voor zich uit staan te staren, en ik heb het gezien in de theehuisjes nnn liet Gein, al geeft dat dan nog de Ferdinand Huichsfeer extra. Ik heb het gezien in duizenderlei variaties cn scha keeringen. Voorhij l'trecht de weilandjes met knot wilgen omzoomd. En dan do Betuwe, die jammer genoeg al uitgebloeid is, maar die toch nog de weelderige groeikracht van Hollands .goede grond" jn ruime mate toont. Zoo groot is die groeikracht dat op verschillende kribben in de Lek 'n tak van 't bakenhos op den kop van een krib uitgroeide tot een respectabele knot wilg. Aan do overzijde zio ik in de grienden de wil gen- en elzentakken alweer tezamen opgroeien na do laatste hak. Ik rijd in een feestelijke stemming door dit rijke Jand; een lek handje onder Meteren vermag m'n vreugde niet te dooven. En ik word ook niet boos als ik later, wanneer ik voorbij den Bosch een Bra- hantseho boer in m'n enthousiasme toeroep: „Hol land is mooi, man", ten antwoord krijg: „Ge zijt zot!" FEUILLETON. DOOR ETHEL M. DELL. Vertaald door Dicky Wafelbakker. 38. Hoewel deze woorden op vriendelijken toon wer den geuit, vroeg hij toch: „Stoor ik soms?" Het hc/tige ontkennen dat in vroegere dagen op een dergelijke vraag gevolgd was, bleef ditmaal ach terwege. „Je bent vroeg thuis gekomen", was alles wat ze zei. Hij schoof een stoel voor de sofa cn ging zitten. „Ja. Ik «lacht dat het je misschien zou intcressce- ren te vernemen dat Lord Bevis besloten heeft zich tegen het einde van het jaar terug tc trekken." „Oli, ja?" Marcia sloot even haar oogen, want ze had het gevoel alsol zo die niet langer kon open houden. „En de vrijkomende rechtersplaats..." Hij streek glimlachend over zijn kin. „Als mij die wordt aangeboden, dan zal ik de jongste rechter van Londen zijn." Marcia lag zwijgend voor zich uit te staren, en gedurende enkele seconden werd er geen ander ge luid dan het getik van de klok op den schoorsteen mantel gehoord. En toen keek Everard ineens op en zag zijn vrouw scherp en onderzoekend aan. „Je ziet er niet goed uit", zei hij weer. „Ik vrees dat je dit jaar bitter weinig vacantic hebt gehad." „Ik ben van plan nu een poosje rust te nemen," zei ze bedaard. „(ia je weer weg?" vroeg hij. „Misschien," zei ze na een korte stilte. „Het zou geenerlei verschil hier maken als het gebeurde, is het niet?" „Ik vind het een uitstekend idee", zei hij. „Maar het loopt al tegen het najaar. Waar wilde je heen?" Ze antwoordde, niet, en er kwam een eigenaardige, verwarde uitdrukking in zijn oogen. „Ik vrees dat ik je niet kan vergezellen," zei hij haastig. „Ik vertrek morgen naar Cardiff waar de Bonsor-zaak behandeld moet worden." In de Schager Courant zal een 8- 10- tal brieven verschijnen van een longen Hollander in wiens avontuurlijken geest het plan rijpte, om een zwerftocht te ma ken naar Rome. Het land, waarnaar ii^ verhand met de voetbal-wereldkampioen schappen op het oogenblik onze groote belangstelling uitgaat. Deze wedstrijden vormen tevens het einddoel van onzen jongen „zwerver", wiens avontuurlijke wederwaardigheden wtj in zijn brieven, waarvan men hier nevens de eerste vindt afgedrukt, den ken mee te leven. DE REDACTIE. Het was mooi, zooals ik ook voorbij Leende, waar ik m'n tweede lekke band opliep, en Hij m'n brood en kop koffie kreeg van Biozekriekske, zooals ik daar het teere groen van jongo berken tegen een achtergrond van donkere sparren zag.* Zooals ik het graan zag slaan met de aren nog groen in wazige maagdelijkheid en zooals de haver stond met al wit tende pluimen. Mooi was ook het licht geaccentueerde Noord- Limburg, waar ik in Echt voor dezen nacht onderdak vond. Laat het mij na deze peroratie over Holland ver gund zijn te zeggen dat ik heerlijk geslapen heb na m'n openingsritje van 200 K.M. Het was dan ook niet bovenmate vroeg toen ik vanmorgen verder zwierf naar Maastricht. Meer om er geweest tc zijn dan «lat ik er bepaald te maken had. In ieder «eva!: 1've «iouc Maastricht. Daarna ben ik door het prachtige Zuid-Limburg gefietst met z'n mooie panorama's en adembene mende hellingen, in den meest letterlijken zin adem benemend, want je hebt hcusch zooveel niet meer over als je tegen de Keersche- of Vaalserberg bent opgeklommen met je fiets. Ja 't is een mooie streek. De streek is in ieder geval mooier dan «le taal. Want dat is voor een Noorderling nu werkelijk niet om Hij te sloffen. Gooi Dultsch en Vlaamsch en Nederlandse!» «loor el kaar, voeg «laar een massa woorden aan toe, die in geen van deze drie talen voorkomen, spreek dit uit met een heete aardappel in je mond en zorg er voor niet te veel je lippen te bewegen, dan krijg je ongeveer wat de gemiddelde Zuid-Limburger spreekt. En dit is voor bijna iedere plaats nog weer anders met zoo sterke variaties, dat ik heb hooren bewe ren, dat een platte Kerkrader een platte Echter niet kan verstaan. Nee, dit land ben ik stilzwijgend doorgetrokken, doodeenvoudig omdat er niets aan was met iemand een praatje tc maken. Je moest na iederen zin vra gen te herhalen, omdat je er anders heelemaal niets van snapte. Nu, dat verveelt van beide kanten al gauw. Ik ben tenminste bij Vaals de grens maar over gestoken en het Derde Rijk binnengereden. Als rechtgeaard Hollander voelde ik me natuur lijk verplicht iets te smokkelen. Nietwaar, een grens overgaan en niet smokkelen, «la's nou heelemaal zoo gewoon. F.n daar ik Hij geruchte al ha«l vernomen, dat het rooken in Duitschland duur en slecht is, besloot ik tot sigaretten. Maar eveneens had ik bij geruchte vernomen, dat de contróle zeer scherp is. Ik besloot dus naar be vinding te handelen, maar zooveel mogelijk mee te nemen. Toen ik bij de Duitsche „gronzbeambter" kwam, bleek mijn pas in orde, waarna mij gevraagd werd. of ik iets „zu deklarieren batte". Met een beleefd bestudeerd onschuldig gezicht bekende ik dat ik niet wist wat alzoo „dekiarierbar" was van m'n bagage en ik verzocht ze, mijn rugzak maar even door te zoeken. Maar het liep wat druk daar bij dat hokje, zoodat mijn bereidwilligheid wat lastig was. De douane vroeg mij daarom maar. of ik soms sigaretten hij me had. wat hij kon verwachten, daar ik er één in m'n mondhoek had. Bereidwillig haalde ik m'n twee doosjes uit m'n zakken en zei dat ik er veertig had, wat bovendien „Oh, nee, dat verwacht ik ook niet. Ik wil trou wens liever alleen zijn. Dan... dan kan ik beter uit rusten." Do vreemde uitdrukking was nog steeds niet uit Everard's oogen verdwenen. „Als ik maar eenigszins kans zag ,dan zou ik het doen," zei hij. „Dat is heel vriendelijk van je." Weer viel er een stilte in: ze hield haar oogen neergeslagen alsof ze niets bemerkte van zijn eigen aardige houding. In haar zwijgen lag iets wat sterk op apathie geleek. „Is het misschien niet beter als jo eens een dokter raadpleegt?" Ze keek hem nu recht in de oogen en zei lang zaam en duidelijk: „Nee, dat is niet noodig. Mij mankeert niets. Rust zal me echter goed doen." „Waar denk je he»n te gaan?" vroeg hij. Voor een kort oogenblik aarzelde ze en toen zei ze volmaakt bcheersclit: „Ik geloof niet, dat ik dit aan iemand zal vertel len. Ik heb dikwijls gedacht dat een week, of zelfs veertien dagen vacantic per jaar in volmaakte een zaamheid uitstekend is voor een vrouw van do we reld. Als jo er tenminste niets op tegen hebt." Dit was een mededeeling welke hem eenigc jaren geleden ten hoogste verbaasd zou hebben, doch de oorlog had nu eenmaal groote verandering tc weeg gebracht. Vier jaar lang was zo haar eigen weg gegaan zonder «lat hij er zich tegen verzette. F.r wa ren weken geweest dat hij niet eens wist wdar ze eigenlijk zat. Ilct was dus heel logisch dat hij thans ook niet verbaasd stond. Weliswaar was hij het met haar opvatting niet volkomen eens, maar hij wilde zich ook niet tegen haar voornemen verzetten. Hij had daarvoor trouwens geen redenen. „Ik zal me er bij neerleggen," zei hij met iets van spotternij. „Maar ik zou het minder aangenaam vin den als ik langer dan een week zonder bericht van je moest blijven." „Goed." zei ze op denzelfden vermoeiden toon. Een week. Een week ieder jaar! Daarmede kun je je ze ker vereenigen?" Er kwam een grimmige trek om zijn lippen. Het leek er heel veel op alsof ze een overeenkomst met hem wilde aangaan. „Daarover kunnen we later altijd praten," zei hij en begon onmiddellijk over een ander omlerwerp te spreken. „Wist je dat de tussrhendeur op slot was?" „Ja, dat wist ik", zei ze. „Waarom vraag je dit?" „Ik wilde graag weten waarom dat gebeurde", zei hij op killen toon. Een doodsche stilte volgde op zijn woorden en we nog waar was ook. Hij besliste dat ik er maar twintig mocht meenemen, waarop ik met 'n be leefd „Augenblick, hitte" retireerde en de aange groeide file achter mij gelegenheid gaf te passeeren. Toen ik 10 minuten later weer terugkwam en ver klaarde er nu nog maar twintig te hebben, bleek de douanier eerst verwonderd en toen barsch. Ik was geen tien meter weggeweest en hij kon op straat zien. dat ik ze niet had weggegooid. Hij wees dan ook op het duidelijk zichtbare twee de «loosje in m'n zak cn informeerde belangstellend wat «lat dan was. Steeds bereidwillig, trok ik het uit m'n zak en liet hem de twintig sigaretten zien die er in waren en die ik stuk voor stuk had aangestoken en weer uit gedoofd en gaf er een explicatie bij: „Das sind ia doel» keine Zigaretten mehr, das sind nur das sin«i nur todsies". Het bleek dat ik goed gespeculeerd had op hun gevoel voor humor. Ze lachten hartelijk en op m'n vraag: „Darf ich jetzt passieren?" wuifde er één met z'n hand. Ik kon wel doorgaan en ik mocht m'n „todsies' meenemen. F.n toen ik wegreed, dacht ik pas om de drie pakjes shag tabak, «ie twee pakjes sigarettenvloei tjes en het sigarettenmnehinetje van Van Nelle in m'n rugzak. Nietwaar, ieder zijn beurt van larhen. Ik kwam in Aken en zette m'n fiets op stal in het „Haupthahnhof". Verder ga ik zwerven. U weet waarschijnlijk wel, dat ie voor Duitsch land goedkoope Marken kunt krijgen voor reisdoel einden. Nu, dat zijn erg makkelijke dingen, vooral om in te wisselen. Om één uur was ik aan de „Deutsche Bank" om m'n reiseheque te innen, waar lileck, dat deze tot 3 uur gesloten was. F.n toen ik er even 3 uur weer kwam, moest ik nog een klein uur wachtend in de rij staan voor ik m'n geld had. Daarna hen ik met m'n rugzak op m'n rug (dat ding weegt nog 20 A 23 K.G.) Aken door- en uit- .gewandert". en als training hen ik er mee blijven ionnon tot Walheim, ruim 13 K.M. En niet alleen als trainintr, rnnar ook omdat het hier prachtig loopen is in den Eifel. Alleen, loopend kom ik niet vóór 27 Mei in Mi laan. dus ik zal morgen proheeren zoo ver mogelijk mee te rijden met alles wat ik tegenkom, om m'n zwerftocht zoo voort te zetten. Ik heb hier in dit „Gasthaus" sin gegeten, zooals ik ze nooit heb gehad en nooit meer hoon te krijgen. Zf>oals m«m hier sla eet. kan ik er niet bepaald mee dwepen. Maar onfin, „men" leeft ook nog. REIN KUlNf. Jan de roet van de begroeide duinen ligt verscholen, een uityekalkt boeren huisje. Voor het huisje bloeit een tulpenbed. Het zijn Darwintulpen, slank gesteeld, wet bloemkelken als teer gelijnd kristal. Hun kleur is paars. De wind, vroolijk en onstuimig, zoo even over de open weilanden, heeft zich bij dit zonnige plekje ingetoomd, en doel de tulpen slechts zachtjes deinen. De bloembakjes wiegen gedwee, maar het paars gaat leven; nu eens is het fluweelig glanzend met lichtflitsen, dan weer donker en kil als bij diamanten en een oogenblik later als verborgen onder een zilverig waas. De tulpen buigen en het kleurenspel duurt voort. Het toppunt van hun bloei, hun leven, hebben ze bereikt en de ver gaarde rijkdom schenken zij zonder weerga aan een ieder, die er toevallig langs komt. Ik bleef staan en ontving de les der onbaatzuchtigheid. Bergen, Mei 1934. TINT VAN HAM. derom werd niets anders gehoord dan het zachte ge tik van het klokje. „Waarom?" drong hij op strengen toon aan. Ze bleef volmaakt passiel, maar er was een gevaarlijke gloed in haar oogen. „Ik dacht niet dat je daarvan ooit gebruik maak te'zei ze. „Dat is geencrlei reden", zei hij bedaard. „Maak die alsjeblieft open." „Ik ben bang dat ik den sleutel verloren heb" zei ze langzaan». Zijn handen balden zich tot vuisten en eensklaps maakte een gevoel van razernij zich van hem mees ter. Hij was wellicht nog nooit in zijn goed-geordemi leven zóó hoos geweest. Hij verbaasde er zich zeil over, niettemin liet hij zich gaan. Hij stond nu dicht over haar heengebogen en er was oen hecsche klank in zijn stem. „Dan zul je dien moeten vinden." „Everard", riep ze verwonderd uit. Hij was nog nimmer op een dergelijke manier tegen haar op getreden. Ze zag dat hij doodsbleek was geworden, en het gelukte hem slechts met groote krachtsin spanning tot kalmte te komen. „Ik meen wat ik ge zegd heb", zei hij. „Dat is altijd zoo geweest. Die «leur moet vanavond open zijn. Begrepen?" „Uitstekend", zei ze zacht. Gedurende enkele seconden keek hij haar nog st»-ak aan; daarna, zonder "zrder een woord te zeg gen, keerde hij zich om en verliet het vetrek. HOOFDSTUK II. Het bezoek. „Hij verlangt er naar U te zien", gaf Peter te ken nen. Hij nam het koffertje van haar over en bekeek de mooie, slanko vrouw met een blik welke een mengsel vertoonde van bewondering cn respect. „Werkelijk, Peter?" Hij knikte en liep met haar het station uit. „Hij heeft een afschuwelijken tijd achter den »i»g. Dam staat de hotelbus al. Zullen we ons even haasten? „Geef mijn koffer maar mee, dan kunnen wij wandelen", stelde zo voor. „Het is niet ver, is het wel?" „Oh nee," antwoordde Poter. „We kunnen om de kerk heen gaan en door de weilanden." „Vertel me nu alles eens", drong ze aan. Peter, die echter nimmer welbespraakt was ge weest, scheen moeite te hebben zich goed uit te drukken. Eenige seconden liep hij met een verdrie- Het jonge leven lacht van overal In lente-pracht staan nu de bloesem-boomen. In teere tinten, wiss'lend zonder tal, Er is iets wonders over 't land gekomen! Er vaart iets wonders door de lichte lucht, Het viert zijn feest in duizenden van kleuren, Door heel de schepping gaat een blij gerucht, De perzik bloost en de seringen geuren. De jonge Mei is stralend opgestaan, F.n reikt zijn schatten aan ons daag'lijksch leven, Hij komt door 't gouden zonnelicht gegaan, Om overal zijn schatten uit te geven. De schatten, voorbestemd voor groot en klein, Voor rijk en arm, na maanden donker vreezen, Voor allen, die in 't licht gelukkig zijn, Voor allen, die in zonneschijn genezen. Gelukkig hij, die met ontroerden dank Dit alles in zijn volheid mag aanvaarden, Dit levenslied, dit feest van kleur en klank, Dit openbloeien van onschatb're waarden F.r fluit een late jongen langs de straat Een lente-wijsje, jubelend cn lavend, Dan luist'ren we, terwijl zijn voetstap gaat, De jónge Mei gaat door den stillen avond! En in de stilte met onszelf alleen, Na 't zwijgen van het roezig, jachtend leven, Schuift onze hand soms een gordijn vaneen, En toeven we, vóór 't slapen gaan, heel even. Een open raam,... rondom de wond're nacht, Wat bloesemblaadjes dwarr'len van de kruinen, Heel in de verte roept een vogel zacht Stil gaat de Mei-nacht door de toover-tuincnü Mei 1934. KROES. (Nadruk verboden). Te Akron in den Amerikaanschen staat Ohio, tref fen kapitein Stevens (links) en majoor Kepner de laatste voorbereidingen voor een vlucht naar de stratosfeer, waarbij ze een hoogte van 27500 M. den ken te bereiken. De gondel is vervaardigd van een magnesium-legeering, een lichte, doch zeer stevige raetaalsoort. tigc, bezorgde uitdrukking in zijn oogen naast haar voort. Er werd ook niet. eerder een woord gesproken dan voordat ze een stille»» landweg hadden bereikt. „Vertel het me nu", smeekte Marcia. „U moet liet weten... zelfs al heeft hij het U niet verteld. Met is een hopeloos geval." „Jo bedoelt... dat hij sterven zal?" vroeg ze. Hij maakte een gebaar van wanhoop met zijn handen „Do eene dokter zei dat liet nog maar enkele maan den kon duren. Een ander beweerde dat hij nog wel jaren kon leven. Maar in ieder geval is het hope loos. „Is hij kreupel?" Hij boorde zijn hiel in het zand. „Hij is vanaf zijn middel totaal verlamd. Het is... oh, liet is verschrik kelijk. Men zou van een dier niet kunnen verlangen, zooicts te verdragen." Marcia was diep geroerd en ze legde met een tcc- dcr gebaar haar hand op zijn arm. „We moeten sa men proheeren den toestand dragelijk voor hem te maken. Peter." „Ik houd zooveel van hem," bracht de jongen hccscli uit, en eensklaps koerde hij zijn gezicht af. Ze zag hoe zijn lippen trilden en er kwam een prop in haar keel. „Laten wo maar doorloopcn", stelde zo voor. „Het is vreeselijk aardig van U overgekomen te zijn", vervolgde hij. „Is Dennis heelemaal beter?" „Oh, ja, hij is weer naar school. Een week lang is hij ernstig ziek geweest, maar nu is alles gelukkig achter den rug." „En U? Ik vind dat U erg mager is geworden." „Mij mankeert niets", zei ze met haar ligven glim lach. En toen kwam er ineens een verlegen uitdruk king in zijn oogen. „En Goldie? Zij maakt het ze ker ook goed?" Marcia knikte bevestigend. Zc waren nu liet oude, grijze kerkje voorbij, en Peter scheen weer diep in gepeins verzonken tc zijn geraakt. Eindelijk zei hij kortaf: „Ik... hen erg op Goldie gesteld. Ik hoop dat U er niets op togen heeft." „Beste jongen, waarom zou dat het geval moeten zijn?" Hij kreeg een bloedroode kleur. „Misschien komt er wel niets van, maar ik wilde het U toch vertellen. Zoodra er een goede verpleger voor Eric is gevon den, reis ik naar Canada. Dan BeMamy, de eigenaar van het Castle Hotel, is een allemachtig aardige man. Hij zou een oogje op hem kunnen houden. En... U zeker ook?"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 17