Westfriesche Vertellingen* Alkmaar nog Alcmaer was! Zaterdag 9 Juni 1934. SCHAGER COURANT. Vierde biad. No. 9495 Sint Paulusnacht 1296 (n in Hiernevens volgt het derde en laatste artikel in deze serie over de al-oude historie van West-Friesland. De groene velden blinken, In 't blozend uchtendlrcht. Een helle glans omwemelt De wouden, zwaar en dicht. Maar eenzaam zit de Jonkvrouw En treurt in heur klozet. De droef verbleekte wangen Met menig traan benet. „Ik heb met blanke trouwe „U staag zoo lief gehad „En waarom klinkt uw horen „Dan nooit meer hier op 't pad"? '„Mijn hart vol reine minne. 1,.Vroeg nimmer naar uw kroon '„Wat bindt u dan zoo lange „Aan heerschappij en throon"? 'De bruine velden rusten I In 't late zonnelicht Een matte gloed omwemelt De wouden, zwaar en dicht. En aan den zoom der meiren Rijst Alcmacrs toren op, Met donk're welfselbogen. Met bleek-verlichten top. Een rouwvlag, droef en somber. Daalt van zijn hoogsten trans. En doopt zijn donk're kleuren Slechts flaauw in d'avondglans: En hol en dreunend rollen, Met bang en zwaar gotuid, De dooflsrhe kerkklokgalmen Dc hooge welfsels uit. En langs de breede zuilen Van 't statig kerkgebouw. Daar plooien wel tapeten Maar fluisteren slechts van rouw; En op het heilig outer, liet outer aan het Choor. Daar flikkert wel het waslicht Maar mat en dof van gloor. En op de koude zarken Voor 't zwart befloerst altaar, Met dof fluweel omhangen, Daar staat een hooge baar; En Priesteren en leeken, Van droeven rouw bezield, Met de oogen rood bekreten, Zijn aan dc baar geknield. De lijkwa dekt een doode, Geveld door d' euvelmoed: In twee-en-twintig wonden Stolt hem het edel bloed; In twee-en-twintig wonden, Geslagen door het zwaard Van wie hij in zijn leven Het trouwste dacht op aard. Met twee-en-twintig wonden Lag daar Graaf W 111 e m s kind; Lag F 1 o r i s, Hollands Grave (1) Van 't volk in t hart bemind. (2) Verraadlijk trok zijn Adel Het staal waardoor hij viel: Zijn volk, getrouw ten doode, Bad weenend voor zijn ziel. Ze kwamen en ze gingen Gedurig, arm en rijk, Om weenende te bidden Bij 't dierbaar vader lijk Zoo vloeide de avond henen: Zoo kwam de sombere nacht; En van de stille lijkbaar Verdwenen bede en klacht. St. Paulus 30 Juni. (1) De geschiedenis van het vloekver wantschap tegen Graaf Floris in 1296 is van zoo algemcene bekendheid, dat ik elke uitvoerige herinnering daaraan wel als overbodig mag beschouwen. De moord viel voor op Woensdag den 27 Juni 1296, hij M u y d erberg h. vanwaar het lijk te schepe naar Alcmaer werd ver voerd. Een houten beschilderde kist, op het choor der St. Laurens kerk, om vat nog den steen die weieer do tombe dokte, waarin zijn ingewand besloten bleef toen het lichaam te Middelburg in de Abd/ werd bijgezet. (2) Die liefde bleek ondubbelzinnig uit den ijver der gemeenten en zelfs der West Friezen, welke hij eerst onlangs ge heel aan zich had onderworpen, om hem uit. de handen der Kedgenooten te redden, en, daar dit. mislukte, zijnen dood te wre ken. Arend. Zijn trouwe Kapelanen Van smart en rouw verdoofd, Vermoeid van biddend waken, Zijn sluimrende aan zijn hoofd. Zijn trouwe hazewinden, (4) Van verre meegespoed, En moede van de reizc, Zijn sluimrende aan zijn voet, Flaauw glansde 't bleeke waslicht; Maar door het choorraamglas Bescheen de maan den doode, Of zij de wachter was. Toen zweefde, onmerkbaar ruischend, Als dalend van de tin, Een tedere gestalte De hooge choordeur in. Zij trad tot aan de bare, Met menig jammerblijk, En heete tranen vloeiden Op 't raarmerkille lijk: bloest ik u dus hervinden, „Mijn zielsbeminde Heer! „Met droef gesloten oogen, „En zonder loven meer „O, fiere Leeuw van Holland! „Hoe klaag ik om uw dood: „Wat. was uw sterkte heerlijk! ,Wat was uw liefde groot! „O, fiere Leeuw van Holland» „Nu gij zijt heengegaan, ►Nu moet mijn jamrend harte „Van weedom stille staan De hazewinden strekten De blikken naar hun Heer Maar legden rustig sluimrend Den blanken kop weer neer. De trouwe Kapelanen, Ze sluimerden in 't rond, En droomden, dat een Engel Aan 's Graven lijkbaar stond. Maar toen de morgenschemer Door 't hooge choorraam vloot, Toen vonden ze aan de bare Een Jonkvrouw, bleek en dood: Heur koude lippen sloten Zich op des dooden mond. Van waar ze was gekomen Dat bleek te geener stond. Floris V valt onder het zwaard der mis noegde Hollandsche edelen. Masdorp, 'n bakkerszoon uit Alkmaar (al daar wonende Vcrdionkenoord bij de Ka pel), die onder 't pseudoniem M. P. Ros made heeft geschreven: „Vader en Zoon" of het Volk der West friezen 1256—1296, uitgegeven tc Enkhuizen in 1871, 2a druk in 1874. Jammer genoeg is „Vader en Zoon" in geen enkele nieuwe of oude boekhandel meer te verkrijgen. Daarin zegt hij: „Als een heilig pand voerde Volperd (de Westfries, in wiens armen Graaf Wil lem II, de vader van Floris V, den laat- sten adem had uitgeblazen) het vorstelijk lijk naar Alkmaar, dc stede, te midden der volken gelegen, die den Graaf als hun vriend en vader vereerden. En is la ter het lichaam in de abdij van Rijns burg begraven, zijn hart bleef te Alkmaar rusten en nog staat in Alkmaars groote kerk de kist, waarin dit hart als een kost baar kleinood werd weggesloten." XXI V. Na zijn dood hitste de Utrecht se. Bisschop Willem van Mechelen de Westvriezen op, om hunne oude vryheid weer aan te necmen, waartoe gelegen heid scheen, wyl de Zoon van Graaf Flo ris in Engeland was, en zyn Oudoom Jan van Avennes in Zeeland voor Middelhui g, dat dc Vlamingen belegerden, wierdt op gehouden herwaarts aantetrekken, de Westfriezen door zulk een Bisschop aan gezet, spanden tot zyn oogmerk samen, doch de Henegouwer deedt hen deinzen, nadat hy Enkhuizen en andere Dregtep- landschc Dorpen verbrandt en 't Slot van Medemblik ontzet had, doch hy vertrok naar zijn Land op den aankomst van den longen Graaf Jan I, die met groote magf naar Alkmaar optrok, om van daar de Westvriézen tér boete hunner ontrouw op Vlyl te vallen, gelyk den 27 Maart 12 97 >p de Vroonergeest geschiedde, daar de Vriezen een algeheelen nederlaag bequa- men, duizenden 't leeven lieten en allen hunne vryheid verlooren, die zig trouwe loos tegen 't verdrag met Floris hadden aangematigt, en Vronen is toen in de brandt gesteeken; en dus vielen hunne za ken geheel in 't voetzand, waarom zy die overig waren gebleven gezanten zonden om op nieuw met den Hollandschen Graaf te zoenen, gelyk geschiede, doch op harde Voorwaarden." X X V. „Na deezen tijd nam de vee- te een einde, diereeds 300 ja ren tusschen Westvriezen, Kennemers en Hollanders ge weest w a s, en waardoor Alkmaar om de nabvheid van 't Oorlogsvuur niet wei- nig geleeden had: en de eendragt groeide tusschen de Landschappen aan, tot wc- derzvds voordeol." XXVI. „Kort hierop overleedt Graaf Jan I cn Jan van Avennes volgde hem in 't Graaflyk gebied, welke onder Eeregraf van Graaf Floris de Vyfde in de Grote Kerck te Alcmaer. In de Handelingen en Mcdcdeelingen van de „Maatschappij der Ned. Letter kunde" te Leiden over 't jaar 1872, gehou den aldaar den 20 Juni 1872 in 't geb. der Mij. tot Nut v. h. Alg., sprak de voorzit ter Mr. L. A. J. W. Baron Sloet van do Beele over den op 23 Oct 1871 over leden letterkundige, taalgeleer de en geschiedvorscher: E. (vert) (3) Tredende in de voetstappen zijns va ders. deelde hij mot onbekrompen hand voorregten. vrijheden en vergunningen aan de Steden uit, dewijl hij „syne lieve Poorters altoos gaarne wilde vorderen". Arend. (4) De lezer kent de geschiedenis der beide hazewinden, lievelingshonden van den Grave. zoo niet uit de Kronyken. dan toch uit v. Lenneps Strijd met Vlaanderen. Tvry KI 1 1 i:; «ÈSfe - anderen in Alkmaar gehuldigt is, waar uit zelf Eikelenberg besluit opmaakt, dat men deeze plaats als onder de Oppermagtigen te erkennen hebbe; zoo dit doorgaat, voeg ik er by, en der- ha 1 v e n niet als een deel van 't overwonne Westvrieslan d." XXVIII. „Dus maak ik hier uit we derom dit besluit op, dat gelyk wy heb ben beweezen dat Alkmaar op Kennemer- 1 andschen bodem legt, zoo ook blykt uit dc Geschiedenissen, dat die plaats altoos met die van Holland en Kcnnemerland tegen do Westvriezen de zyde der Gra ven van Holland gehouden h e b b e, doch wy hebben ook gezien hoe Graaf Floris 12S6 cenige Westvriezen nood zaakte zig to onderwerpen, hun Land aan dat van Alkmaar koppelde, en hoe 1288 de Westvriezen met hem verdroegen, zynde om tusschen gekomene verschillen 1297 de onderwerping van hen vernieuwt, en dc brieven 1299 herzeegelt, waar na men Alkmaar als gehegt aan Westvries land en deszelfs Hofstad mogt aanmer ken." X X X11. 2,dat dc Westvriezen 1166 Alkmaer behalven dc Kerk verwoes ten, omdat hunne medeburgers dc Vriezen van Schagen, van de krygslieden van Haerlem en hunne medestanders dat zelve geleden hadden, welke mede standers dor H a e r 1 emit en d e Alkmaerders waren, die mede S c ha g e n ha d d e n in kolen g e- 1 e g t", en „wy zien in tegendeel, hoe in dc oude en geloofwaardige Historieschry- vers blykt, dat de Alkmaerders het met de Haarlemmers en Kennemers hielden tegen de Westfrieze n." XXXII. 3hoe Floris 1168 zyn Leger by Schorel, grenzende aan Vries land, neersloeg, en hoe eenigen verhit van wraak uit het Leger naar Schagen togen en dat verbrandden, dat dit van 's Gra ven Leger Schagen wierdt aangedaan, om 't onheil te voren Alkmaer toegebragt, toont de aaneenschakeling der geschiede- nisse genoeg aan, en 't is wel te denken dat in Floris Leger ook A1 k- maarders geweest zyn, als ge woon met de Hollandsche Gra ven op te trekken." XXXV.... „een plaats uit Bor zegt, dat Alkmaar in de twist 15 89 tus schen Hoorn, Enkhuizen en Medemblik en de andere Steden van 't Noorderquar- ticr geene Westfriezen wilden zijn". XXXVI.dat uit de Westvrieze Munt 1 5 86 opgezegt. (en op welken Daal ders men nu nog geen andere Wapend van Steeden ziet, dan van Hoorn, Enk- huyzen en Medemblik) klaar blykt, dat Alkmaar van die 3 Stceden als geen West- vriesche Stadt by hen gercekent worden de is uitgesloten: ten anderen deeze 3 Steden, met elknnderen nauw verbonden, wilden 't Collegie van 't Noorderquartier verkleinen in getal, wyl de 4 andere Ste den de zaken naar hun gelieven deden cn dus vier tegen drie waren, 't Besluit der Staten tot beslissing der zaken, volgens Bor, was dat het Collegie zoude blyven als 't was, maar de drie Steden van Westvriesland (derhalve Alkmaar niet daar onder gereken t) zouden zoo veel gelden als de vier anderen, na- mcnlyk Alkmaar, Edam, Munnikcndam en Purmerencl." Ten slotte: X L 11. „Dus heben wy Eikelenberg op 't Spoor gevolgt, en zync bewvzen onder- zogt en wederlegt, en zoo wy meenen be wezen, dat Alkmaar e i g e n 1 y k niet legt op den W e s t v r I e- schen bodem, maar op dien van Kenncmerland, en daar onder behoort hebbe zoo lang de Hol landsche Graven de Westvriezen bestre den, doch dat, na derzelver onderwerping aan de Hollandsche Graven, Alkmaar met rcede aan West vriesland is toegevoegt, en als eene Westvricsche Stadt to reekenen is in deeze dagen, en niet als de tweede Stadt, van Kcnnemerland, gelyk sommi gen doen. En hier mede maken wij van dit Ver toog een einde, na gezegt te hebben, dat wy onder 't drukken deezer bladen, zien dat Heda in de Leevensbcschryving van Andries den XXV, Bisschop van Utrecht, Alkmaer noemt: Oppidum atque Provincia Caninefatum (K e- n e m a r o s v o c a n t), 't geen men te vertalen heeft, een Stad en plaats van de Kennemers, want 't woord Provincia wordt van hem gebruikt in de beteekenissc van een Plaats, Landstreek, Landschap en dierge- lyken, gelyk wy nog 't woord Provin- c i e gebruiken." (Zie ook volgende pagina).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 13