St Moritz en het Engadin
Zaterdag 23 Juni 1934.
SCHAGER COURANT.
Vierde blad. No. 9503
Schoonheid en rijkdom
van Zwitserland.
De Bergen*
Motto:
Wer reisen will
Der schweig' fein still,
Geh' sleten Schritt,
Nehm nicht viel mit,
Tret' an am frühen Morgen
Und lassc heirn die Sorgen.
Ph. v. Sittewold.
Van Nederland naar Sankt-Moritz, welk
een tegenstelling!, Uit het land der vlakke,
eindeloos zich tot den horizont utistrek-
kende weiden, naar het hooggelegen dal
van den Inn, het Ober-Engadin, ingesloten
tusschen duizenden nieters hooge bergen!
Van de monden van den Rijn, van de lage
landen bij de zee naar het hoogeland van
Europa, waar de bronnen van de grootste
stroomen van ons werelddeel: Rijn, Donau
en Po ontspringen!
Reizen is zoo verfrisschend omdat wij
geheel nieuwe indrukken opdoen, hot oude
stof van ons afschudden. Hier is 't. wel
heel anders dan in ons goede land van ne-
.vel, regen en wind.
Waar ligt Sankt-Moritz. zult ge u afge
vraagd hebben, of anders hebt ge 't ande
ren wel uit moeten leggen.
In Zwitserland. Ja, maar Zwitserland, dat
is ruim 11.f«ni K.M2., dus een gebied onge
veer y'\ grooter dan Nederland. Wanneer
kennissen dus ook naar Zwitserland gaan,
behoeft u ze bij de reis naar Sankt-Moritz
nog niet tegen het lijf te loopen.
liet eerste wat ik mij herinner van Zwit
serland geleerd te hebben, is, dat Vader
Rijn er vandaan komt. Dat kunt u zien in
Chur, daar stroomt diezelfde Rijn. maar
dan bent u nog een halve dag sporens van
Sankt-Moritz af.
Wijzen vondsten uit het brons-tijdperk
al op een zeer oude nederzetting, de naam
Si. Moritz wordt voor het eerst in de 15e
eeuw als bedevaartsplaats genoemd. De
naam staat in verband met den heiligen
M&urits, een martelaar uit de derde of vier
de eeuw, waarnaar ook St. Maurice in het.
Rhóne-dal heet. Als badplaats dateert het
van de vorige eeuw. In St.-Moritz is een
Segantini-museum. Segantini (1S58— 1890),
is één van de beroemdste Alpenschilders,
die zijn laatste levensjaren in het Engadin
sleet.
Wie „Zwitserland" zegt, denkt aan de Al
pen, ook al is niet heel Zwitserland Alpen
land en vinden wij de Alpen niet enkel in
Zwitserland. Als wij bij Bazel Zwitserland
betreden, zijn wij nog in de Bovenrijnsche
laagvlakte, die op onze spoorreis bij Frank
fort begint. Reizen wij van Bazel naar
Zürich dan kruisen wij den Zwitserschen
Jura, voor eet» deel in een 2.5 K.M. lange
tunnel tusschen Effingcn en Schinznarh.
Wij komen dan bij Turgi, op de plaats,
waar in de Anre de Limmat uitmondt, en
wanneer wij de beroemde Zvvitsersche bad-
fdaats Baden, (niet te verwarren rnet het
>uitsche Baden-Baden), voorbij zijn. waar
wij met een kleine tunnel een laatste uit-
looper van de Jura doorboren, bevinden
wij ons op de Zvvitsersche hoogvlakte, het
Middenland („Mittelland"), zooals de Zwit
sers zeggen, tusschen Jura en Alpen. Op
deze hoogvlakte liggen de groote Zvvitser
sche steden Genève, Bern, Luzern en de
allergrootste, waar wij langs sporen. Zü
rich, met ruim 200.000 inwoners. De stad
ligt daar waar de Liminat het Zürirhor
meer verlaat. Als wij dan verder op langs
het Linthkanaal, dat een oude Bijnarm
volgt, de Walensee bereikt hebben, zijn wij
in de Alpen aangeland. Uit, den trein, die
den Zuidelijken oever volgt, zien wij aan
de overzijde de 2-300 M. hooge Churfirsten
omhoog stijgen.
De Alpen zijn een kefengebergtc dat van
af de Golf van Genua tot den Donau hij
Weenen zich over een lengte van 1200 K.M.
uitstrekt. Dit is meer dan de afstand
van Utrecht naar Sankt-Moritz! Dat over
zoo'n grooten afstand allerlei verschillen
optreden is begrijpelijk. Het ééne deel van
de Alpen verschilt in vele opzichten van de
andere rleelen. Wij betreden de Alpen in
dat gedeelte, dat de Glarner Alpen heet, ge
legen tusschen den Rijn en de Reuss en
Noordwaarts begrensd door de Linth en de
Walensee.
Zijn wij de Walensee voorbij dan bevin-
Stemming aan het meer van St. Moritz.
Foto Ned. Reis-Ver.
den wij ons in hetzelfde, door den Rijn
verlaten dal, waardoor de gekanaliseerde
Linth tusschen Walensee en ZUrichersee
stroomde. Nu stroomt hierdoor de heneden-
loop van de Seez. Bij Ragaz, waar wij op
de terugreis den trein zullen verlaten, zijn
wij in het Rijndal aangeland, dat wij tot
Chur en Reichenau volgen.
Het Rijndal scheidt de Alpen in twee, in
vele opzichten zeer verschillende helften:
de West- en de Oostalpen. De Glarner Al
pen behooren tot de Westalpen, maar de
Alpen die ten Oosten van den Achterrijn
en de Splügen liggen, de Raetische Alpen,
moeten tot de Oostalpen gerekend worden.
Deze Raetische Alpen worden in het Zui
den begrensd door bet Addadal, waarheen
ook het Puschlav (het dal van do Poschia-
vino) voert. In dit dal werpen wij een
blik wanneer wij bij Alp Grüm zijn. Het wa
ter dat van de Palü-gletscher wegsmelt,
gaat via dit dal naar de Adda, en via het
Lago di Como naar de Po en de Middel-
hmdsche zee.
Zoo komen wij op onzen tocht in de ge
bieden van Rijn, Donau en Po. Ook de
Oostgrens van de Raetische Alpen wordt
voor oen deel door de Adda gevormd en
loopt verder over het Stilfser joch, op den
grens tusschen Zwitserland en Italië, door
het boven Etschdal via de Rcschen-Schei-
deck, (een pas even over den grens in Ti-
rol;, naar het Inndal. De Noordgrens gaat
vandaar langs den Inn Noordwaarts tot
Landeck en vandaar Westwaarts tot Feld-
kirch aan de 111 en hier langs naar den
Rijn.
In het gebied van het. Inndal en het Me-
radal ligt nu Sankt-Moritz.
Onze spoorreis komt. in de Raetische Al
pen vanaf Reichenau en moef dan over den
kam van het N.W. deel heen om in het Inn
dal te komen.
Vroeger kon dit alleen over den Albula-
pas op een hoogte van 2315 M. gelegen tus
schen hergen van 3300 tot 3i00 M. Nu doet
de trein dit door den Alhulatunnel. Van
Sankt Moritz, dat aan de W.-zijde van den
Inn ligt zien wij uit op het Z.O. deel van
de Raetische Alpen, dat in de Bemina-
groep met de Piz Bernina de 4000 M. over
schrijdt. Van deze groep dalen groote glet-
chors af; naar het N. de Roseg- en Morte-
ratch-gletchcrs, naar het O. de reeds ge
noemde Palü gletscher.
Eén van de schoonheden van het Ober-
Engadin vormen de meren. De Inn door
stroomt er verscheidene van. Sankt-Moritz
zelf ligt. aan een meer dat naar het dorp
genoemd is. Verder stroomopwaarts ont
moeten wij het Campfèr- en Silvaplana-
mecr en ten slotto het Silsermeer. Op de
wandeling naar Pontresina komen wij
langs het Statzer-meer, op een andere wan
deling aan do Hahnensee. Bij de tocht
naar Alp Grüm komen wij langs de meren
I.ej Pitschen, Noj Nair en Lej Biano. Bij
den Maloja-pas vinden wij het Lagi di Ca
vloccio.
Hie.rmede is nu wel voldoende de ligging
en omgeving aangeduid. Is de hoogste
berg hij Sankt-Moritz ruim 4000 M. (4052).
hef plaatsje z<>lf ligt op 17..» (Bad)" tot 1850
(Dorp), zoodat de hoogste bergen daar een
2000 M. ongeveer )»oveii uitsteken.
Die hooge ligging, omgeven door gewel
dige bergreuzen, is oorzaak van allerlei
verschillen met ons land. Doordat er een
2000 M. minder lucht drukt dan op de
Zwitsersche landschap is voor een zeer
groot gedeelte te danken aan het sappige
groen van de bergweiden, bezaaid met
bloemen in felle Kleuren, als onder onze
zon niet bestaanbaar zijn. En al dat groen
komt te mooier uit tegen het donkerder
kleed der bosschen. Wie onze bosschen
kent met hun beuken en dennen, zal deze
in het Engadin missen. Do Beuk is een
boom, die aan het zeeklimaat gebonden is,
en het Engadin is juist door dc horgen aan
den invloed van do zoe onttrokken. In het
Rijndal bij Chur komt do beuk nog voor,
maar langs den Achterrijn tusschen Rei
chenau en Thusis, in het vruchtbare Dom-
leschg, verdwijnt bij. Onze Gröve Den
komt in het Engadin als een bijzondere
variëteit voor, met dikke naalden en glan
zende kegels, waarvan het verhoogde mid
dendeel van elke schub door een zwarte
ring omgeven is. Veel algemeener zijn in
het Engadin de Lork en de Arve. De eer
ste is in ons land ook geen zeldzaamheid.
Het is de eenige inlandsche naaldboom,
die 's winters zonder naalden is. Het loof
is frisch groen en laat veel licht door, hij
heeft veel behoefte aan zon en staat daar
om meest aan den rand van de bosschen.
Waar de beuk ophoudt, begint de larix,
wat. op de treinreis al opvalt.
Andere naaldboomen, die in het Enga
din voorkomen zijn: de Fijnspar, hij ons
bekend als kerstboom en wel verkeerdelijk
„den" genoemd, (o denneboom!) cn de
Bergden. Deze laatste komt als boom, zoo
wel als kruipende struik voor. Door de
zeer donkere schors is deze boom gemakke
lijk van de grove den te onderscheiden, met
wien ze de bosjes van twee naalden ge
meeri heeft. De boon» maakt een veel min
der blauw groene indnik dan de den, ter
wijl de kegels ongesteeld- en glimmen als
of zij gelakt zijn. De kruipende vorm, die
onder dc Arven als kreupelhout voorkomt,
maar ook tot de boomgrens in het geberg
te opstijgt, wordt Logföhre of Latscho ge
noemd. Als onderhout treedt ook wel de on
geveer 30 c.M. hooge Dwerg Jeneverbus op,
waaraan later de blauwe „bessen" komen.
Ook deze struik is 'n „naaldboom" of comi-
feer, maar een waarvan de kegel tot een
soort van blauwe bes geworden is.
Loofhoutbosschen komen in het Enga
din niet voor. Maar Berken, Wilgen, Ratel-
populieren. Vogel kers en Lijsterbes zijn
niet zeldzaam. Op den hoschgrond prijken
Alpenroosjes, Roodc cn Blauwe Boschbes-
scn.
"Wanneer wij aan Alpenplanten denken,
dan zijn het. vooral de l»onte weidobloemen,
de rotsplanten en sneeuwplanten, die wij
ons daarbij voorstellen. Echte Alpenweide-
planten zijn de Sleutelbloemen, dc Gentia
nen, Mansschilden, de Alpen Asters, Alpen
VergeetmijnieL de Stengellooze Silene, de
Anemonen en het Kartelblad. Rotsplanten
zijn: Alpen Vlasleeuwenbek, Steenbreek-
soorten. Sempervirunvsoorten. Aan de
grens van de eeuwige sneeuw vindt men
de Glctscher-Boterbloein, de Alpen Papa
ver, het Alpen Mansschild cn de Dwerg
Vergcetmijniet.
Ook do dierenwereld heeft bij zoo'n ge
heel andere flora en klimaat veel bijzon
ders. Van de groote zoogdieren komt. de
Bruine Beer alleen nog in het wild voor in
het Nationale Park in het Beneden Enga
din, ver van Sankt-Moritz. Gemzen zijn niet
zeldzaam. Op geschikte plaatsen zijn zij
tusschen het lage kreupelhout waar te ne
hoogte van den zeespiegel, staat de baro
meter er voortdurend lager dan bij ons. Is
de gemiddelde stand bij ons 760 c.M., te
Sankt-Moritz zal dit ongeveer 600 m.M.
zijn. In deze ijle lucht functioneeren aller
lei organen van ons lichaam anders dan
thuis, maar daarom behoeft nog niemand
bang voor „bergziekte" te zijn, want (leze
ziekte begint gewoonlijk eerst op 3000 M.
Do hooge bergen houden de regenwol
ken, die van dc zeekust komen, tegen.
Voor zij het Engadin bereiken, hebben zij
hun vracht reeds lang afgegeven. Is er in
de Westalpen vaak veel regen, in 't beken
de Engelberg van 1700 m.M. per jaar ,in
het Engadin is de kans op regen aanmer
kelijk geringer. De lucht is er dan ook hel
der en klaar, bet uitzicht meestal ruim. de
kleuren diep en vol, als in het Zuiden. Het
zonnelicht is op deze hoogte rijker aan ul
tra-violette stralen, waardoor onze huid
eerder bruin, maor ook de photografische
plant spoedig overbelicht wordt.
Op zulk een groote hoogte is de tempera
tuur ook anders. De zon heeft veel kracht
en kan duchtig branden, maar uit de zon
is het dadelijk veel koeler. Is de zon weg,
's avonds en 's nachts, dan is de afkoeling
dadelijk groot. Ook in de zon wordt de
temperatuur niet spoedig onaangenaam,
omdat er overdag gewoonlijk een z.g.n, dal-
wind waait, bergopwaarts, terwijl 's nachts
de bergwind van omhoog, over de glet-
schers komend, de afkoeling bevordert.
Bij een ander klimaat behoort ook een
andere plantengroei. De schoolheid van 't
L J n k s
Electrisch verwarmd strandbad in
Klosters.
Rechts:
Landschap bij St. Moritz-Campfer.
Foto Ned. Reis-Ver.
Sport in de bergen.
Foto Ned. Reis-Ver.
men. Vanaf hotel du Glacier in het Roseg
dal met verrekijker tegen de helling van
de Piz Misuun. Reeën zijn ingeburgerd en
doen in dc Arvenbosschen veel schade.
Marmotten zijn zeer talrijk, vooral in het
Hooidal, tusschen Pontresina en Bernina
Hospiz. Alpenhazen, zijn 's winters wit als
de sneeuw waartusschen zij leven, 's zo
mers grauw. Vossen, Marters en Wezels
houden onder de vogels huis, als dc Visch-
otter onder de visschep in de vele meren.
De Das gaat zomers tot boven den boom*
grens. Eekhoorntjes zijn verre van zeld
zaam en vinden in de Arvezaden een
)rachtig voedsel. Tot de zoogdieren, die *t
loogst in de hergen opstijgen behooren do
Sneeuwmuizen.
Alpenvogels zijn de Steenarend, die met
breede vlucht rondzwenkt op zoek naar
marmotten. De Alpcnkauwtjcs komen in
groote troepen voor, houden sierlijko
vliegoefeningen cn verlevendigen het land
schap met hun geroep. In het Hooidal zijn
de zwarte vogels met hun hel gele snavel
zeer gewoon. In de Arvenbosschen is de
Notekraker een zeer algemeene vogel, om
dezelfde reden als dc Bonte Specht. Beide
eten zij de zaden van den Arve. In het
Wildpark achter het Waldhaus is gewoon
lijk een Oehoe, een zeer groot soort uil, te
zien, die ook in het Engadin voorkomt.
Van Hoenderachtige vogels, waar jacht op
gemaakt wordt, komen hier voor het Kor
hoen. het Auerhoen, het Hazelhoen en het
Steenhoen. Het hoogst stijgen omhoog de
Sneeuwvinkcn en het Sneeuwhoen, die
beide in het Bergina-gcbied voorkomen.
Van kruipende dieren komt dc Kleine
Hagedis en de Adder voor. Kikvorschen
ontbreken op deze hoogte ook niet.
In het Meer van Sankt-Moritz komen
veel Meerforellen voor. In hot Statzermecr
worden veel Rietvoorns govischt.
Van de vele insecten vallen vooral de
bonte vlinders op. waarvan de namen al
leen voor de liefhebbers betcekenis heb
ben.
Dat een bergland als bet Engadin aan
alle zijden door bergen omsloten, geen
dicht bevolkt land is zal een ieder begrij
pen. Alleen in de dalen eigenlijk wonen
menschen, en daar wonen zij al sinds on
heuglijke tijden. Reeds in den Bronstijd,
werd Sankt-Moritz als badplaats gebruikt
en werd den Albula-pas begaan. Naar do
sage verluidt trokken vroegtijdig de Etrus-
cers onder leiding van R(h)aetu het land
binnen. De bevolking werd daarnaar do
Raetiërs genoemd en daarom ligt, zooals
wij reeds hoorden, ons reisgebicd in de
Raetische Alpen. Dc taal die de oorspron
kelijke inheemsehe bevolking spreekt heet
bet. Raeto-romaansch. en is eigenlijk
nog weer een verzameling van sterk van
elkaar afwijkende dialecten. Zij zijn nauw
aan het Spaansch verwant.
Bij hot bijzondere ras en de aparte taal
hoort als zoo vaak, een eigen type huis.
Wat wij een Zwitserse!» huis noemen, komt
daar niet voor. Daarvoor moet men naar
het Berner Oberland gaan. De huizon zijn
niet van hout, maar solide van steen. Op-
valland kleine raampjes doen aan schiet
gaten denken en zijn bovendien nog vaak
van tralies voorzien. De muren zijn vaak
met wandschilderingen bedekt. Schuur,
stalling en woonruimte zijn onder één dak
dat met platte steenen platen bedekt is.
Kleederdrachten zijn vooral sedert ope
ning van de spoorbaan zoo goed als ver
dwenen, tenminste daar waar vreemdelin
gen komen.
Voornaamste bron van bestaan is de vee
teelt. Het rundveeslag is korthoornig en
bruin van kleur en heeft een overvloedi
ge melkproductie. Hei vleesch wordt dik
wijls in de bactoriovrije lucht gedroogd.
Ook worden voel varkens, die tot. ecit
bijzonder ras behooren. gefokt. Schapen en
geiten, waarvan de laatste gemskleurig
zijn en door een herder gehoed worden, zijn
algemeen. Het fluitspel of hoorngeschal
van den herder, die 's morgens met de gei
ten van de verschillende dorpsbewoners
de bergen intrekt, doet ons aan het poë
tisch beroep van Alpenherder denken.
Bijenteelt is van veel belang, bijzonder*
lijk in het Bergell en Puschlev, aan de Z.«
zijde der Alpen.
Eigenlijke landbouw is er niet.. Slechts
groententeelt komt op groote hoogte nog
voor. Bij Chur in het Rijndal wordt nog
wijn verbouwd en fruitteelt is in het
vruchtbare Domleschg van belang. Indus
trie is er in het Engadin niet, tenzij;
vreemdelingenindustrie. Sankt-Moritz heeft
aan de ijzer- en koolzuurhoudende bron
nen zijn eerste betcekenis te danken. Het
dorp Campfèr, niet ver ten Z. ervan, heet
naar de eens daar geëxploiteerde ijzerert
sen.
Natuurlijk is de boschbouw van groote
betcekenis. Voerde reeds in den Romein-
schen tijd een belangrijken handelsweg
van Italië naar het Noorden over den Ma
loja-pas. het Boven-Engadin en den Julier-
pas naar hef Rijndal hij Chur, de groote
spoorwegen laten ons gebied ter zijde lig
gen. alleen de smalspoorbaan over den
Bernina overschrijdt de Alpenkam. Alleen
plaatselijk handelsverkeer is van betceke
nis.
Sankt-Moritz ligt in Graubünden, het
grootste kanton van Zwitserland.
Het heeft een oppervlakte van ruim 7006
K.M.2. (Noord-Brabant, onze grootste pro
vincie, telt iets meer dan 5000 K.M.2.) wordt
begrensd door de kantons Uri, Glarus en
St Gallen, in bet Noorden, door de repu
bliek Oostenrijk in het Oosten, door 't ko
ninkrijk Italië en ook in het O. en in het
Z., terwijl de W.grens gevormd wordt door
dc- kantons Tessino en Uri. De bevolking
bedraagt 120.000 zielen, zoodat op een
K.M.2. slechts 16 menschen komen (Dren
the, onze dunst bevolkte provincie 65 per
K.M.2).