G EESTELIJK L EVEN KIJKEI) is KOOPEn i|j CLOECK Maatregelen op Landbouwgebied. OF DEN VULKAAN. MODERNE FOTO's en VERGROOTINGEN Fotogr. Atelier ARPAD MOLDOVAN - Nieuwe Niedorp Centralisatie van het Crisisbeleid. Zaterdag 23 Juni 1934. Postrekening No. 23330 SCHAGER 77ste Jaargang. No. 9503 COURANT. Int. Telef No. 20 Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinadag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij Inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentien nog zooveel mogelijk In het eerstuttkomend nummer geplaatst Uitgave der N.V. v.h. P. Trapman Co., Schagen. 20 PAGINA'S. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent ADVERTFN- TlëN van 1 tot 5 regels f0.85, Iedere regel meer 15 cent (bewïjsno. inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. door Astor. EEN vulkaan Is een gevaarlijk ding. Jaren lang kan hij in rust verkeeren om onverwachts op felle wijze te gaan werken en heete asch en lava naar buiten te werpen, soms in zoo groote hoe veelheid dat heele streken er door worden verwoest. Zoo is b.v. zeer bekend de uitbarsting van den vuur- spuwenden berg Vesuvius in Italië bij Napels, waar bij twee steden, Pompei en Herculanum, volkomen werden bedolven. Ik kan me nog levendig herin neren hoe bij de aardrijkskunde-les de onderwijzer daarvan vertelde. En toen een der schooljongens de opmerking maakte dat hij niet begrijpen kon dat er nog menschen in de onmiddellijke nabijheid van zoo'n vulkaan durfden wonen, gaf de meester een zoo ty pisch antwoord, dat ik het ni ruim een halve eeuw nog precies weet. Hij zeide nl. dat de menschen aan den voet en op de helling van de Vesuvius zich niet konden voorstellen, dat de bewoners van Noord- Holland rustig konden leven op een bodem, lager dan de zee, want er bestond immers altijd gevaar dat de dijken doorbraken en het land werd over stroomd. In dezen tijd denk ik dikwijls terug aan dien tijd, 'die zoo vèr achter mij ligt. Alles gewent. Ook het voortdurende gevaar. Maar plotseling worden we soms opgeschrikt. Zoo Is 't b.v. geweest bij de overstrooming, enkele jaren geleden, toen een groot gedeelte van Noord-Holland onder water werd gezet. Dan ineens worden wij er ons van bewust, dat wij steeds op onze hoede moe ten zijn en niet tot zorgeloosheid mogen vervallen ten opzichte van de middelen, die ons tegen de ge weldige macht van het opstuwende water der zee moeien beschermen. En de dijken worden verzwaard en de zeeweringen versterkt. En na eenlgen tijd denkt Iniemand in Noord-Holland er meer aan dat hij be neden den zeespiegel leeft en hij gaat rustig zijn gang, ploegend en eggend en zaaiend vol vertrouwen wachtend op den oogst, dien hij zal binnen halen. Precies zoo gaat 't den menschen die wonen in de nabijheid van een vulkaan. Wie denkt b.v. in de buurt van Measlna nog aan de gruwelijke verwoes tingen, welke de uitbarsting van de Etna een twin tigtal jaren geleden veroorzaakt heeft, toen eenige duizenden menschen als slachtoffer vielen? Ja, alles gewent en de mensch heeft een aan passingsvermogen dat bijna aan het ongelooflijke grenst Verleden jaar ontmoette ik een Noord-Holland- schen burgemeester, die een eigenaardige opmer king maakte. Met 't oog op de benarde omstandig heden, ook in zijn gemeente, zeide hij (als hij dit ar tikel leest zal hij 't zich ongetwijfeld nog herinne ren), nl. dat de menschen er zich alweer bij aan passen. Hij zeide dit volkomen terecht Toch moeten wij daarover iets schrijven. De heele menschhcid, vooral in de Westersche lan den en in Amerika leeft, in figuurlijken zin, op een vulkaan. Ik zal verderop in dit artikel dit nader aantoonen. Vooraf echter wil ik wijzen op het gevaar van dit aanpassingsvermogen. Want hoe blijkbaar natuur lijk dit moge zijn, er zit een zeer bedenkelijke kant aan. Deze bedenkelijke kant is, dat plotseling de menschheid kan komen te staan voor de allergru welijkste verrassingen. Zóó als in de diepten der aarde geweldige krachten werkzaam zijn en op een gegeven oogenblik de vreeselijkste rampen kunnen veroorzaken, zoo kunnen onverwacht krachten, die in het diepste wezen van de menschheid slui meren, losbarsten en bewegingen in 't leven roe pen, waarvan men de verwoestende werking moei lijk kan overschatten. Daarom is dit artikel bedoeld als een poging om de lezers te brengen tot nadenken en rustige bezin ning. Want als er één ding noodig is, dan is het dit, dat de menschen worden wakker geroepen en hun gewezen wordt op de gevaren, die in de toekomst, misschien zelfs in de allernaaste toekomst dreigen Ik krijg vaak den indruk, dat dit niet voldoende tot de menschen doordringt. Als ik de wereld om mij heen gadesla, zie ik over al zorgeloosheid en oppervlakkigheid. Ja, er wordt veel geklaagd en gejammerd eu ieder schijnt ver vuld te zijn van eigen nood en probeert zich te handhaven, als 't kan op eerlijke, als 't moet op on eerlijke manier. (Opvallend, maar verklaarbaar zijn b.v. de tailooze bedriegerijen, oplichtingen, diefstal len en knoeierijen). Maar hoe weinigen zijn er, die de wereldsituatie trachten te begrijpen en te door gronden. Zij lezen de couranten, nemen kennis van ontstellende berichten uit binnen- en buitenland Het verband der dingen echter begrijpen ze niet en ze worden er zich niet van bewust, hoe al wat gebeurt, wijst op een gaan in een richting die noodlottig moet voeren naar een wereldramp. De kruik gaat zoo lang te water, totdat zij breekt. Maar eens komt het oogenblik, d&t zij breekt! Wanneer de menschheid voortgaat op den weg, waarop zij zich thans be weegt, dan moet het onvermijdelijk uitloopen op een ramp, van zulk een ontstellenden omvang als de ge schiedenis nog nooit heeft gekend. Daarom schreef ik hierboven „op den vulkaan". Ik wil thans nader aantoonen, waarom ik het volle recht meen te hebben, dit opschrift te gebruiken. Daartoe wijs ik in de eerste plaats op de oorlogs voorbereiding over heel de beschaafde wereld. (Het is eigenlijk klinkklare onzin om van beschaafde we reld te spreken. In een werkelijk beschaafde maat schappij zouden de intellectueele en physieke krach ten niet gebruikt worden voor vernielings- en moord- doeleinden, maar voor verbetering van de matericele levensvoorwaarden en van de geestelijke verheffing. Wij zijn nu niet veel meer dan geverniste barba ren. En het laagje vernis, christelijk vernis, zoo ge- wilt, is heel, heel erg dub!) Wie de berichten, die openbaar gemaakt worden, met eenige aandacht volgt, komt terstond tot de overtuiging dat, in weer wil van al het deftig en diplomatiek geklets van de officieele afgevaardigden te Genève, dat interna tionale brandpunt van comedievertooning en vólks- bedriegerij, alle staten zich zoo snel mogelijk voor bereiden op een nieuwen oorlog. De wereld is vol van de vreeselijkste spanningen. Hitler-Duitschland maakt zich, terwijl het economisch in allerellendig ste omstandigheden verkeert, klaar voor den strijd en is bijna geworden tot één groot legerkamp, waar jong en oud geestelijk en physiek op den komenden kamp wordt voorbereid. Enkele cijfers mogen hier genoemd worden. In het jaar 1933 werden in dit ver armde land 485 millioen mark uitgegeven voor den rljksweer, in 1934 was dit bedrag gestegen tot 658 millioen. Voor de marine was de slijging van 186 tot 236 millioen. Voor de luchtvaart van 75 tot 210 mil lioen. Daarbij heeft de staat in 1934 $oor het eerst ook de S.A. met 250 millioen gesteund. Veelzeggend is een toespraak door een Duitsch officier te Lud- wigshafen gehouden bij gelegenheid van een terrein oefening: „Ik wil", zoo zeide hij, „in ronde woorden tot jelui spreken. Duitschland staat voor een toe stand als in 1914, ja het gevaar is zelfs nog grooter. Ook Oostenrijk behoort thans tot onze vijanden. Op Italië kunnen wij niet vertrouwen. Toch moeten wij ons er doorheen slaan. Jelui wordt hier niet alleen in den terreinsport geoefend. Zij kunnen ten allen tijde in den strijd ingrijpen en in den rljksweer wor den opgenomen. Wees blij dat jelui dit alles vrijwil lig kunt doen! Binnen een half jaar zal de jeugd van 18 tot 25 jaar gedwongen worden dat te doen wat jelui thans vrijwillig verricht. Wij hebben er voor gezorgd, dat geen jonge man meer aan sport zal kunnen doen, die niet bij ons is aangesloten." Wij moeten hierbij verder denken aan den groo- ten invoer in Duitschland van grondstoffen, die de oorlogsvoering mogelijk maken: koper, lood, zink, tin en nikkel! In de fabrieken wordt in razend tem po gewerkt aan de vervaardiging van vliegma chines ,enz. Let wel: dit gebeurt in het officieel ontwapende Duitschland! Andere landen blijven niet achter. Zij fabriceeren op uitgebreide schaal alle soort van oorlogswerktui gen. En waar zij zelf de productie niet ter hand kunnen nemen of niet voldoende, wel daar bestel len ze, wat ze noodig hebben bij buitenlandsche firma's, die er wél bij varen. Want ondanks alle malaise wordt er geld, reusachtig veel geld verdiend in de moordindustrie. Of men daarbij levert aan toekomstige vijanden, doet er niet toe. Als er maar winst wordt gemaakt. Er bestaat tegenwoordig een internationale be strijding van den handel in bedwelmingsmiddelen. Ach, de regeeringen zijn zoo bezorgd om het lot hun ner onderdanen. Je zoudt er ontroerd onder worden. Maar diezelfde regeeringen wat een gruwelijke huichelarij! aarzelen niet om toe te staan dat de moordindustrieën voortgaan de wereld te herscheppen in één groot oorlogsveld, waar vroeg of laat do krijg moet ontbranden. Ze vechten tegen bedwelmingsmid delen, maar dulden en bevorderen den aanmaak van honderden soorten van gifgassen, waardoor straks mil- lioenen menschen zullen worden vernietigd. En En het volk suft en soest maar door. Schijnt er geen besef van te hebben te leven op een vulkaan, die eik oogenblik tot uitbarsting kan komen t Maar als die uitbarsting komt, dan zal het op wree- de manier gewekt worden uil zijn versuffing en het zal als ongedierte worden uitgeroeid, in kraiupende pijnen neerliggen, verstikkend in de gassen, verbrand door de elcctronbommen, vaneengereten door de gra naatscherven. Dan is het te laat en heeft het te aan vaarden den vloek, die rust op zijn onaandoenlijkheid, op zijn tekort aan menschelijk willen, op zijn gebrek aan durf om tcrwille der waarachtige beschaving, die is veredeling van den geest, de oorlogstoerusting te breken. „Wee den gerusten op Sion!" zoo klonk eens het woord van den profeet Amos tot zijn volk. „Wee den zorgeloozen in deze wereld!" zeggen wij ten opzichte van den naderenden oorlog, die in zijn verschrikkingen den gruwelmoord van 19141918 ver te boven zal gaan. Ik denk evenwel niet alleen aan het oorlogsgevaar, dat in onzen tijd dreigt en waarvoor wij de voorbe reidingen eiken dag zien treffen. Ik denk eveneens aan den economischen chaos, waarin wij verkeeren. Het levenspeil wordt naar om laag gedrukt; men schrijft en spreekt over algemeene verarming en de wereld is nog nooit zoo rijk geweest als tegenwoordig, ^oo rijk dat men met de voorraden haast geen raad weet en ze daarom opzamelt voor oorlogsdoeleinden en, als dit niet noodig is, ze eenvou dig vernietigt. De maatschappelijke huishouding loopt in het honderd. Want, waar aan de ééne zijde de overvloed is, daar is aan de andere zijde het nijpende gebrek. Er is voedsel voor allen, kleeding voor allen, er is materiaal om goede woningen te bouwen voor allen en niettemin zijn er tegenwoordig millioencn, die zich ellendig moeten voeden en kleeden en die miserabel zijn gehuisvest. Het kan niet anders of dit moet op den duur zich wreken. Want eens wordt da nood te groot en komt het uur, waarop de onterfden hun lot moede zijn. Dan zullen zij zich niet meer storen aan de tailooze wetten, die gemaakt zijn in de eerste plaats om op de groote massa van werkers en voortbrengers te kunnen paresiteeren. En men zal indachtig worden aan het woord van Luther: „Men hangt de kleine dieven op, die guldens gestolen hebben, evenals Cato, de vijand der woeke raars schrijft: Kleine dieven worden gevangen gezet, groote loopen rond in goud en zijde.". Ja, die Luther, toen hij nog niet door vorstengunst bedorven was, kon rake dingen zeggen en toonde wel heel goed inzicht in het maatschappelijk organisme te hebben. Laat mij daarom nog één aanhaling uil zijn geschriften mogen geven. Hier is zij: „Gij volk van koningen en priesters, waartoe de Heer u wil ma- hen, hoe zijt gij onder den voet getreden! Verlaat de daglooner zijn hut om zijn voedsel te zoeken en hij wil zich moester maken van een dier des velds, dan komt de eigenaar van den grond en zegt: weg met u, het wild is van mij. Wil hij oen visch uit het water vangen, dan spreekt een ander: weg, het water is van mij! Wil hij een stuk hout uit het bosch alen om zich te verwarmen, dan komt een derde en zegt: weg, dit bosch behoort aan mij. Vindt hij onder den grond zijner hut een ader van edel metaal, dat hem uitkomst zou kunnen brengen in den nood, terstond is de eigenaar daar cn waarschuwt hem: raak het niet aan, 't is van mij, aan mij behoort de grond, waar op gij staat, aan mij de schat onder uw voeten, aan mij de vogel die boven uw hoofd de lucht doorklieft. En wil dan de arme mensch met zijn nood en el- van buitengewone kwaliteit lende zijn toevlucht nemen tot Christus, dan komt do heilige theologie, de slang, dan komt de kerk en zegt: het huis van Christus is van mij, van mij zijn de wo ningen in dit huis des vaders, van mij zijn al de go- notsbewijzen des heeren en wilt ge ervan, koop ze dan van mij. Gij bezit niets op aarde, tenzij gij het ge kocht hebt van uw meester; gij bezit niets in den he mel, tenzij gij het koopt van mij." Zijn deze woorden van den hervormer niet voor een groot deel nóg van kracht? En hoe staan de roomschen tegenover het woord van den door hun kerk zoo hoog vereerden Thomas van Aquino? Zeide deze heilige niet: „Volgens het natuurrecht zijn alle dingen gemeen?" Of hoe denken zij over het woord van den heiligen Ambrosius: dé natuur schenkt de gemeenschap; pri vaatbezit is het gevolg van geweld?" Is het wonder dat juist in onzen verdwaasden tijd langzaam (ach, veel te langzaam) bij steeds meer deren de vraag opkomt: moet deze menschelijke huis houding nog langer blijven bestaan en dat gezo< ht wordt naar uitkomst Kunnen wij er ons over verbazen, dat er overal in de wereld gisting is, dat ook de gekleurde volken beginnen in te zien, dat er een einde moet komen aan hun toestand van onderworpen zijn aan de blan ken (Christenen!!) die schatten verzamelen uit hun ellende? Want een ding is niet te stuiten. En dat ééne is de zich-van-zijn-taak bewustwording van een steeds groo ter deel der menschheid. Tot de domme onwetendheid, tot de doffe berusting, tot het minderwaardigheidsbe sef van weleer is de mensch niet meer terug te voe ren. De ontwaking begint. Een flauw lichtschijnsel breekt door in de duistere geesten. En dan? Het ligt in de duistere schoot der toekomst verbor gen, wat zal gebeuren. Aan voorspellingen wagen wij ons niet. Maar één ding staat vast. De vulkaan waarop wij leven zal ééns tot uitbarsting komen. Zal deze uitbarsting nieuw heil aan de wereld brengen, zal zij voeren tot een onoverzienlijken ramp? Dit zal afhangen van den geest van hen die deze uitbarsting voorbereiden. Geen wraakgedachten, geen zucht naar vergelding mogen hem bezielen. Zijn kracht moge alleen zijn de sterke wil om de menschheid op te voe ren naar hoogere redelijkheid. En daartoe zijn andere wapenen noodig dan die van het ruwe geweld, waar mede de wereld van thans zich handhaaft. ASTOR. Aanvoer van graskalveren niet verontrus tend. Aanpassing varkensprijzen. COMMISSIE VOOR VRAAGSTUK ALCOHOL UIT SUIKERBIETEN? In de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer inzake het landbouwcrisisfonds deelt de minister van economische zaken dr. H. Colijn mede, dat het in 1934 uit te geven bedrag niet ver van de f220 mil lioen verwijderd zal blijven. Men moet hiertegenover echter aanstonds plaatsen het bedrag, dat aan steun uitbetaald had moeten wor den, indien geen maatregelen ten behoeve van den landbouw genomen zouden zijn. Evenwel is het streven er bij voortduring op gericht de heffingen lager te stellen, ook door vermindering van het steunbedrag. De vraag of de uiterste grens van het opleggen van lasten reeds bereikt is, is voor de toekomst moeilijk positief te beantwoorden, aangezien nooit voorzien kan worden, voor welke moeilijkheden de Regeering nog geplaatst kan worden. Voor de huidige verhoudingen beantwoordt de minister de vraag zeker bevestigend. Regeling van het crisisbeleid. Het crisisbeleid zal in den vervolge vooral uitgaan van het college van regccringscommissarissen, be staande uit den secretaris generaal van het departe ment van den minister, als voorzitter, drie regecrings- commissarissen cn een commercieel adviseur, deze laatste eveneens stemgerechtigd in het college. Tot diens taak zal het meer speciaal behooren de handels belangen te behartigen. Dit college van vijf personen staat rechtstreeks onder den minister. De taak van de centrale zal in de toekomst meer dan thans het geval is een uitvoerende zijn. De meening van den minister over de eventueele be noeming van een directeur generaal van den Land bouw is bekend. Hij moet diens benoeming intusschen aan zijn opvolger overlaten. Dezo zal ook moeten be slissen of een eventueele functionaris alleen (ie reor ganisatie van de directie van den Landbouw dan wel mede de uitvoering van de Landbouwcrisiswct-1933 zal moeten bewerkstelligen. Granen. Bij de zeer beperkte markt voor de Nederlandscho agrarische exportproducten mag allerminst de ver wachting gekoesterd worden, dat zelf» een drastische verhooging van de monopoliewinsten en do daaruit volgende onrentabiliteit van de veehouderij, met ze kerheid uiteindelijk teeltrcge-ling overbodig zou ma ken. Melkveehouderij. De in het Voorloopig Verslag gestelde vraag, o! het geen overweging verdient den uitvoer van boter te beperken, het verbruik van boter in ons land te vergrooten door een matige prijsverlaging en de pro ductie van margarine naar evenredigheid te beper ken, gaat blijkbaar uit van de veronderstelling, dat op deze wijze de veehouder een hoogeren prijs voor zijn melk zou ontvangen. Deze veronderstelling is echter onjuist, naar de minister uitvoerig betoogt. Vee. De door eenige leden geuite vrees dat tegevolge van de teeltbeperking in betrekkelijk korten tijd een 300.000 tal graskalveren in de binnenlandsche con sumptie zal komen, acht de minister niet gegrond. Er is toegestaan tijdelijk een grooter aantal kalveren aan te houden dan overeenstemt met het totaal aantal kalveren dat definitief mag worden aangehouden, doch dit aantal bedraagt hoogstens 150.000 stuks. Daardoor zal gedurende den zomer een grooter aan tal graskalveren worden aangeboden dan in andoro jaren het geval is. Inderdaad bestaat het gevaar dat hierdoor een druk zal worden uitgeoefend op de,prij zen, welke op de vlceschmarkt gelden. Het verloop van deze prijzen zal daarom onder de voortdurende aandacht blijven van den minister. Varkenshouderij. Tengevolge van den verminderden uitvoer naar Engeland is in den laatsten tijd het aanbod van varkens grooter geweest dan noodig was ter voorzie ning van de behoeften van de binnenlandsche rnnrkt en den export. De prijzen van de varkens, welke niet door de Nederlandsche Varkenscentrale werden afgenomen, vertoonden tengevolge daarvan de nei ging om to dalen beneden de prijzen, welke door de Nederlandsche Varkenscentrale betaald worden. Door op dit oogenblik de markt geheel vrij te laten, zou echter een groote prijsdaling over de geheele lijn ontstaan, waardoor do toestand nog veel ongunstiger zou worden. Getracht is het euvel te verhelpen door een groot aantal varkens, welke niet kunnen worden geöxpor teerd, uit de markt te nemen en deze in te vriezen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 1