De Harz, een gezegend land
Goslar
Zaterdag 30 Juni 1934.
SCHAGER COURANT.
Vierde blad. No. 9507
De stad met karakter.
Goslar wie kent niet het oude stadje dicht bij
het mooie, zoo romantische Okerdal bij name?
Maar wie ook, die er ooit een voet zette, kwam
niet diep onder den indruk van wat hij er zap en
nam niet herinneringen mede, die hem voor altijd
bijbleven?
„Goslar", roept een Duitsch schrijver in diens
„Buch der Wanderfreude'' wat pracht- en zinrijk
woord: Wanderfreude! vol trots uit: „Goslar is een
stad, die karakter heeft."
Ja, dat is volkomen juist. Goslar heeft een eigen
karakter, en wel een dat in hooge mate boeiend is.
Het is in hoofdzaak het werk van menschen ge
weest, waaraan Goslar het persoonlijke in zijn stads
beeld te danken heeft, al heeft ook de natuur het
hare daartoe bijgedragen.
Maar het zijn niet onze tijdgenooten, die hun stem
pel op de stad gedrukt hebben. Wie in Goslar de
weerslag van den modernen tijd zoekt, vergist zich.
Het beroemde Keizershuis, nog steeds middelpunt der
belangstelling, verschillende kerken en
verschillende monumentale gebouwen van
Goslar zijn het werk der Middeleeuwsche
Duitsche Keizers; de vele prachtige, trot-
sche burgerwoningen, de schilderachtig
aangelegde straten, tic omwalling met haar
massieve geweldig massieve muren
en torens roepen herinneringen wakker
nun de, in dc late Middeleeuwen aange
vangen, nieuwe bloeiperiode, toen de bur
gers na zwaren strijd, adel en geestelijk
heid hun macht ontnamen, om straks zel
ve als erfgenamen der edelen een nieuwe
heerscherskaste, die der patriciërs, te vor
men.
Prachtig ligt de stad tegen de bergen
aan. Dc groene, dichtbeboschte hellingen
met haar zachtglooiende toplijnen vormen
den mooist denkbaren achtergrond, en
doen de veie torens en hoog oprijzende oude
gehouwen scherp, doch tevens harmonisch
uitkomen.
O, die hergen! Zoo langzamerhand weet
wel een ieder, dat hun ontstaan met groot
geweid is gepaard gegaan. Aardbevingen,
vulkanische uitbarstingen, zij hebben in
hevige, schokkende bewegingen de hergen
gevormd. Maar hier, in den Harz, is het
lang geleden en thans ziet het oog hen in
volslagen eeuwige rust. Weldadig doet die
rust aan. Vindt zij niet weerklank in de
ziel van den mensch, die beseft dat het ge
luk is: „die zur Ruhe gekommene Bewc-
gung?"
En bij die rust der Harzer hergen past
wonderwel de bezonkenheid van de oude
keizersstad.
Wat waard scheen voor de eeuwen be
waard te worden is niet alleen overgeble
ven, maar heheerscht volkomen het gchce-
Jo stadsbeeld. Maar ook hier ging nan wat
thans zoo verzekerd *en hecht en niet meer
te beroeren schijnt, een periode van Sturm
Und Drang vooraf, en al zal het nimmer
zonder weemoed zijn spreekt niet al dit
blijvende tegelijkertijd van de verganke
lijkheid van het menschelijke leven? 't
heeft toch een groote bekoring om dc slee-
nen monumenten van het verleden en dit
verleden zelve van naderbij te beschou
wen. De wetenschap, dat die bekoring zoo
sterk in Goslar te vinden is, heeft de stad
een wereldvermaardheid geschonken.
Als de uiterst merkwaardige en roem
rijke regeering van Karei den Groote bij
diens dood in 81 i eindigt, volgt voor
Duitschland gedurende een eeuw een pe
riode van toenemende verzwakking van 't
centrale gezag: zoonis het meer gaat, had
den de nakomelingen van een genialen
mensch slechts van diens bezit, en niet
van diens wezen geërfd. De bijnamen van
die nakomelingen als: de Kale, de Dikke,
de Eenvoudige, het Kind, kenmerken vol
doende dit gemis. Maar wanneer in 011 do
Duitsche tak der Knrolingers is uitgestor
ven, neemt na een kortstondige regeering
van Konrad von Franken de Saksische her
tog Hendrik de leiding, zuivert het rijk
van de woeste Magvaren, met de Polen en
do Denen de toenmalige „erf'-vijanden, be
schermt het Oosten door een gordel van
versterkte steden, vandaar zijn naam
Stedenstichter en sticht ook: Goslar.
Waar drie eeuwen
lang de tijd stil
scheen te staan.
(Foto N.R.V.)
Reeds was in de nabijheid een nederzet
ting van Frankischen oorsprong, maar deze
bood geen woonplaats, Duitschland's kun
sten koning, en zij het ook ongekroon
de n eersten Keizer waardig.
Voor Goslar waren het andere motieven,
die den Vogelaar zijn andere bijnaam,
omdat hij zoo gaarne vogels placht te strik
ken tot de stichting bewogen.
Eens op de jacht door de wilde dennen
wouden, waar destijds behalve everzwijn
en hert, ook heer en wolf huisden, zijn
prooi: een zwaar gebouwd edelhert ten
slotte overmeesterend, zocht de vorst, te
vreden over het hereiken van zijn dool,
naar een rustplaats. Aan zijn voeten
stroomde een bruisend bergbeckje snel
voorbij. Aan een inval van het oogenblik
gehoor gevend, volgde de vorst den loop
van het water en ontdekte midden in hel
oerwoud een prachtige weide, omringd
door eeuwenoude hoornen. Hier wilde hij
rusten en met zijn jachtgenooten feest vie
ren. Hier ook gerankte hij zoo onder de
bekoring van de geheimzinnige, romanti
sche omgeving een bekoring, die nog
heden ten dage menig Harzbezoeker kan
ondergaan dat hij temidden van dc
feestvreugde opspringt en in geestvervoe
ring verklaart: „Dit plekje, dat God mij
heden toonde, zal ik met een Palts ver
fraaien. Een kleinood van mijn rijk zal 't
worden". Beide geloften zijn in vervulling
gekomen. Een kleinood van het Duitsche
rijk is Goslar das Lager leger, woon
stede) aan de Gose, het zijriviertje van
den Oker geworden en door een Palts
is het tot op heden gesierd.
Het zal intusschen wel niet uitsluitend
de woeste, maar o zoo romantische omge
ving geweest zijn, welke de voorliefde der
Duitsche keizers gedurende een tweetal
eeuwen voor Goslar verklaart.
Er was nog een tweede, zeer materieele
factor voor de opkomst en bloei der stad.
In de onmiddellijke nabijheid der stad,
in den Rammelsberg, werd zilver en ijzer
erts gevonden naar de sage verhaalt,
doordat het paard van een ridder uit het
geslacht der Graven von Ram, aan wie de
berg zijn naam ontleent, in ongeduld met
de hoef do aarde opwierp en het blinkend
erts te voorschijn kwam. Zilver en ijzer,
dat wilde zeggen: geld en wapens, beide al
even onontbeerlijk voor hem, die zijn macht
op het geweld moest doen steunen, en van
de grootste beteekenis alzoo voor het op
komend keizerschap, dat naar alle zijden
strijdend zich een blijvende plaats trachtte
te veroveren.
Goslar werd opgebouwd als zoovele
andere keizersburchten of Paltsen, om te
dienen als residentie van den keizer, waar-
hij gelegenheid vond om hof te houden,
recht te spreken, in nauwere aanraking
met den plaatselijkcn adel en burgers de
rijkszaken te behandelen, en in het alge:
meen, de beteekenis van het keizerschap
als centrale en samenhoudende macht te
versterken.
Goslar stond gedurende twee eeuwen in
hooge gunst bij de keizers. Niet minder
dan elf hunner riepen drie en twintig ma
len een rijksdag te Goslar bijeen en van
hen %ierde Hendrik V (1106—1125) zelfs
vijftien malen te Gorlar het Kerstfeest.
In die dagen bereikte Goslar wel zijn
hoogste politieke beteekenis en gold het
met zijn veertig kerken en kloosters als
het Duitsche Rome.
De vijfde Hendrik, de man, die Goslar
boven alles tot woonplaats verkoos, ver
woestte gedurende twee maanden Italië te
vuur en te zwaard.
IIoc was nu de middeleeuwsche bouw
der keizerlijke residentie? Hoe was de con
structie van een Pfalz? Hoe zag Goslar er
in de elfde en twaalfde eeuw uit?
Het plan, waarnaar dc paltsen gebouwd
werden, was vrijwel eenvormig en al is
heel veel van Goslar's middeleeuwsche
pracht verloren gegaan, daarom kan men
zich tot nog wel iuct behulp van bekende
gegevens een goede voorstelling maken.
De keizer had vóór alles de gelegenheid
noodig. waar hij met de aanzienlijken en
geestelijken to jade kon gaan een raads
zaal dus. Zo<^ying de bouw dan ook aan
van een groote zaal, de keizerszaal, waar
voor een afzonderlijk gebouw bestemd was.
Het is nu dit gebouw, dat als keizershuis,
als „palast" te Goslar bewaard is. Echter
niet in zijn oorspronkelijken vorm. Want
het eerste gebouw was van hout opgetrok
ken, gelijk houten bouw eeuwen lang in
de Harz algemeen gebruik was en slechts
langzamerhand de steen zijn plaats ver
overde.
Eerst de derde Duitsche keizer, Hendrik
II, liet door den monnik Benno von Hirsau
geestelijken waren destijds de groote
bouwmeesters een steenen paleis bou
wen.
Het maakte op de tijdgenooten een on
gemeen grooten indruk en werd als het
mooiste keizershuis van Duitschland tot
ver over de grenzen vermaard. Op de groo
te, ietwat gloeiende Kaiserplatz staat het
nog steeds, zij het niet meer geheel in zijn
oorspronkelijken vorm.
De moderne mensch, gewend aan de ge
weldige afmetingen, moge een oogenblik
een gevoel van teleurstelling ondervinden,
wanneer hij de bescheiden omvang van 't
keizershuis voor het eerst aanschouwt, hij
bedenke, dat, toen steenen bouw nog een
uitzondering was en de woning der een-
voudigen nog van primitieven aard was,
een dergelijke schepping een overweldigen
den indruk moest maken.
En als hij zich ontworstelt aan wat wij
'ix onze dagen als groot, kolossaal waar
leeren en inziet het betrekkelijke van alle
afmetingen, dan zal hij bij nadere en
meer geconcentreerde beschouwing, iets
leeren hegrijpen van de bewondering der
middeleeuwsche Harzbewoners voor hun
Keizershuis.
Lang 55 Meter en breed 15 Meter laat
het gebouw geen oogenblik in onzekerheid
aangaande zijn bestemming. Men denke
den nieuw gebouwden rechtervleugel
woonstede voor hoog bezoek weg en zie
alleen naar het oude gebouw.
De zeven door Romaansche rondbogen
aan elkaar verbonden, ieder door slanke,
vroeggotische kolommen in drieën verdeel
dc, vensters, motief van Theodorik de
Groote, in zijn bouwwerk te Ravenna dui
delijk te bemerken, kunnen niet anders
dienen dan om hol daklicht toegang te ge
ven tot een groote, het geheele gebouw in
nemende ruimte: de zaal.
Oorspronkelijk lag onder deze zaal nog
een tweede zaal. Maar Frederik Barbaros-
sa bouwde in dit laag, halfondergrondsche
gedeelte verschillende afgeschoten ruim
ten, dienend voor het bewaren van voor
raden en voor de centrale verwarming. Het
gebouw werd n.1. door verhitte lucht ver
warmd en in de centraal gelegen stook
plaats en van daar door luchtkanalen
langs de zaal geleid. Dan was in het sous-
terrain ook nog een keuken, waar de noo-
dige spijzen en hoeveel waren niet noo
dig! bereid werden voor de in de zaal
te houden feesten, welke veel zorg noodig
hadden. Deze maaltijden dienden vaak ook
tot het houden van politieke besprekingen,
een gewoonte, die, naar men weet, zich tot
op onze dagen in Engeland heeft voortge
zet.
De vierhoekige openingen in den wand
van dit halfondergrondsche gedeelte zijn
in overeenstemming met den „monumen
talen ernst", gelijk een Duitscher karakte
riseert, van den onderbouw, contrasteerend
niet het pralend voorkomen van den bo
venbouw. Hij, die het Dogepalcis te Vene
tië gezien heeft, weet, dat daar dit con
trast, zij het juist in tegenstellenden zin,
tot de uiterste scherpte is opgevoerd. De
drie stevige, maar laag gehouden steunpi
laren, die het voorfront schragen, geven
mede aan het geheel een beeld van saam-
gedrongen kracht, gelijk ook dc uit later
eeuwen dagtcekencnde stadstorens, die
wij aan het einde der stad passeeren, too-
nen.
Aan de zuidzijde van het voorfront de
ingang tot liet keizershuis op gelijke hoog
te als de zaal en door buitentrappen van
weerszijden, leidend naar een voorhal, te
hereiken. In deze voorhal placht de vorst
vor'poozing te zoeken om met nieuwe
kracht het feest of welke andere bijeen
komst ook, te kunnen leiden.
Op het voorplein de ruiterstandbeelden
van Frederik Barbarossa (11521100) en
van Wilhelm I. Den tijdgenoot van dezen
laatsten kwam deze samenvoeging natuur
lijk voor. Scheen het niet alsof in Wil
helm I, die in 1S71 te Versailles het nieuwe
Duitsche keizerrijk stichtte, de geest beli
chaamd werd van den grooten Barbarossa,
van wien de sage wil, dat hij te Kyffhauser
slechts slaapt om eenmaal, weder ont
waakt, Jeruzalem binnen te treden en de
vergane glorie van het heilige Roomsch-
Duitsche rijk tot nieuw leven te brengen?
Betreden wij de zaal, dan wordt onmid
dellijk de aandacht geconcentreerd op het
middengedeelte. Hier is de vlakke zolde
ring onderbroken door een hooger rijzende
ronde overkapping; hier ontvangt de zaal
door het verhoogde middenvenster het
meeste daglicht; hier staat tegenover dit
venster op een verhooging de aloude kei-
zerstoel en men gevoelt, dat hier ook de
plaats was van dengeen, voor wien deze
stoel moest dienen.
Aan weerszijden van dit middenstuk
voegt zich een gelijkvormige vleugel, van
meer bescheiden aard in overeenstemming
met de mindere waardigheid der hier toe
vende gasten. Het is vooral de lage vlakgo-
houden zoldering, die aan deze zijvleugels
dit karakter geeft. De rij houten kolom
men, die met hun rijk bewerkte kapiteelen
deze zoldering 'ondersteunen, voorkomen,
dat de indruk al te drukkend zou zijn door
hun tegenovergestelde, omhoogstrevende
kracht. Zij staan daar wel heel stil en
roerloos, die houten kolommen, maar zij
geven 'n gevoel van zekerheid en van rust;
zij verbreken het ijle in de zaalruimte en
ik kan mij best indenken, dat men in vroe
gere eeuwen die pilaren, kolommen, zui
len of hoe zij heeten mochten, gaarne in
de groote kerken en raadszalen zag.
De gladde wanden zijn met moderne
muurschilderingen versierd in opdracht
van Keizer Wilhelm I, die vele eeuwen
sedert zijn laatste voorganger, de Holland-
sche graaf Willem II haar voor het laatst
betreden had, de zaal grondig liet restau-
reeren en haar in 1875 opnieuw inwijdde.
De schilderingen geven episoden uit het
oude en uit het nieuwe Duitsche keizerrijk
weer. Op den linkerwand ziet men Karei
den Groote, de heidensche Irminuszuilen,
waarbij de Germanen plachten te offeren,
vernielend symbool van den aanvane
van het heilige Roomsche Duitsche Rijk
en op den rechterwand den rijksdag te
Worms, waar Karei V en Luther tegenover
elkander stonden symbool van het ein
de.
Het groote middenstuk verbeeldt de
stichting van het nieuwe Duitsche Keizer
rijk in 1871. Wilhelm I rijdt de triomfpoort
in: zijn moeder zweeft hem met de keizers
kroon tegemoet; zijn zoon ter rechter en
von Moltke en Bismarck (die met een trof
fel aan den bouw van het nieuwe rijk be
zig is) ter linker als zijn helpers en mede
arbeiders zijn de hem het meest nabij
staande getuigen. Aan weerszijden voor
stellingen gewijd aan den strijd tusschen
Keizer en Paus: het begint met de kroning
van Hendrik II in de Sint Pieterskerk
(1004), gevolgd door den terugkeer uit Ita
lië van Hendrik III met paus Gregoriüs VI
als gevangene, maar vlak daarnaast ge
flankeerd door de vernedering te Canossa.
Rechts van het middenstuk: de strijd
tusschen Barharossa en ziin neef Hendrik
den Leeuw van Bronswijk (1076): zijn
overwinning tegen de Saracenen bij Iko-
nium (1000) in zijn kruistocht tot herove
ring van Jeruzalem, en de hofhouding van
Frederik II te Palermo.
Voor het middenstuk de oude keizerstoel,
gelijk reeds gezegd, gebruikt door de Mid
deleeuwsche keizers. In hun dagen zat de
gewone mensch gemeenlijk op een houten
bank; een stoel en dan nog wel een van
steen, was iets zeer bizonders en paste
slechts voor enkele zeer aanzienlijken. De
hoeken van den zandsteenen zetel zijn met
romaansche kolommen versierd en de hei
de armen toonen een elegant bronzen
vlechtwerk.
Iloc ver was de piëteit voor het verleden
weg, toen in de dagen van Napoleon deze
stoel voor 28 gulden verkocht werd met
het doel het brons te versmelten en zij
slechts door een toeval bewaard bleef.
Was het onverschilligheid? Of was hot
toen levend geslacht te veel versuft door
<ie vele oorlogen, die het had medego-
maakt?
Bijzondere versiering kent de zaal overi
gens niet.
De machtige vensters, de vlakke wan
den, de hooge hekapping in het middenge
deelte geven voldoende kleur of neen!,
toch niet. t
Ge moet in verbeelding den Duitsehen
keizer hier zien, zittend op zijn stoel, hoo
ger dan ieder ander in de zaal, gekleed in
wollen onderkleeding. overdekt door een
zijden, rijk bestikte, door Sarecenen ver
vaardigde bovenklceding; een prachtigen
en kunstig geborduurden mantel aan, den
keizerskroon op het hoofd, in zijn rechter
hand den scepter en in zijn linkerhand
den rijksappel, beide emblemen reeds
waardigheidsteekenen der Romeinsche kei
zers, die de Duitschers zich zoo gaarne tot
voorbeeld stelden, niet dit symbolieke ver
schil, dat hij deze emblemen de heiden
sche overwinningsgodin vervangen werd
door het kruis.
Aan zijn linkerzijde eenige voorname
geestelijken, leunend tegen zijn stoel als
teeken van de innige verwantschap tus
schen kerk en staat; rechts enkelen der
rijksgrooten in hun functie van hofdigni-
taris: de een als schenker met den keizer-
bokaal in de hand: een ander als hofmees
ter, een dienschaal dragend; een derde als
maarschalk, steunend op een der drie kei-
zerszwaarden en een vierde als kamerbe
waarder, kenbaar aan een kolossalen sleu
tel. Aans weerszijden vele vooraanstaande
edelen en keizerlijke ambtenaren.
Zóó wachtte de keizer de huldiging van
zijn onderdanen: zoo wachtte hij het be
zoek der hertogen, graven; der bisschop
pen, der buitenlandsche afgezanten af;
zoo ook en soms werd dit wachten niét
naar wensch beloond de geschenken
zijner vasallen en zijner steden tot levens
onderhoud van keizer en rijk: geschenken
vaak in naam, maar in werkelijkheid be
lastingen, niet altoos blijmoedig opge
bracht.
Aan het zaalgebouw sloot zich een reeks
van woonvertrekken nan voor den keizer,
zijn familie en zijn hofhouding. Zij lagen
in Goslar in het Oosten van het paleis. He
laas zijn zij in den loop der eeuwen ver
gaan en slechts dc in de laatste jaren bloot
gelegde fundamenten geven eenig denk
beeld van hun samenstelling.
Natuurlijk behoorden hij de pais ook een
of meer kerken en kapellen. Het was de
tijd, dat het Christendom met het zwaard
gepredikt werd en dit zwaard zoowel door
den wereldlijken heerscher als door den
paus met groote wreedheid werd gehan
teerd.
Aan de zuidzijde van het paleis en daar
mede door een naar oude gegevens gerc-
construeerden zuilengang verbonden, be
vindt zich de reeds genoemde Ulrichska-
pel, dateerend uit 1290, uitsluitend bestemd
voor de vorstelijk familie en gevolg, gelijk
h.v. ook de St. Johnskapel in den Tower te
Londen.
Het benedengedeelte heeft den vorm van
een Grieksch kruis (waarbij alle armen
even lang zijn)twee daarvan eindigen in
halfronde apsiden (gewelfde hogen) met
de in de gothiek zoo welbekende ornamen
tiek van het klaverblad. Daarboven een
achthoekig bovendeel. Kunstig geconstru
eerd zijn de gewelven, die het beneden-
met het bovengedeelte verbinden.
Midden in de kapel ligt de zerk met het
hart van Hendrik III. terwijl zijn lichaam
rust in don Dom te Spiers. Was het, om
dat Goslar zijn hart, dus zijn liefde had?
Een nuchtere verklaring wil. dat het toen
malig vervoer van lijken veel tijd en moei
te kostte en in verband daarmede het li
chaam gebalsemd moest worden, waarhij
het hart en de ingewanden verwijderd wer
den.
Onder dezen keizer werd Goslar's Dom
gebouwd. Zij deed in schoonheid voor dien
van Hildesheim niet onder. Met inkomsten
overladen, werd de Dom steeds meer ver
fraaid en uitgebreid tot vijf schepen toe.
F.en gouden kroon hing boven het hoofd
altaar: prachtige Vlaamsche gobelins be
dekten de koonvanden; in het koor stond
de keizerstoel met zijn mooie steenen hek
werk.
De tijden zijn thans zeer veranderd. Ook
de laatste oorlog deed Goslar hevig lijden?
niet minder dan 3000 harer zonen vielen
in den strijd, maar voor vernietiging bleef
zij gespaard en de nieuwe stad van villa's
landhuizen en parken, welke zich buiten
de oude ontwikkelt, toont, dat. Goslar weer
een nieuwe periode van welvaart tegemoet
gaat, een welvaart, voor een niet gering
tredeelte te danken aan de stichtingen van
lang geleden levende voorgeslachten, stich
tingen, die een steeds grooter bezoek van
vreemdelingen trekken.
Of deze zich niet wellicht eens in hun
eraf omdraaien hij de gedachte, dat hun
trotsche paleizen, kerken, woonhuizen nu
het grondmateriaal geworden zijn van een
dergelijke vreemdenindustrie?
Nil mirari, zeiden de Romeinen: men
moet zich over niets verwonderen. Wat zal
het nageslacht met onze bouwproducten
doen?
Rechts:
De romantiek is nog niet uitgestorven.
Links:
Het slot van de Graven van
Stolberg—Wernigerode.
(Foto's N.R.V.)