Week-end in het oerwoud...
EEN BEETJE HOKUS-POKUS...
SCHAGER COURANT
Een bekoorlijk oerwoud
avontuurtje
EIGENAARDIGE MUZIEK
INSTRUMENTEN.
VAN WIE IS DIT WAPEN?
DE RAADSELACHTIGE
DOBBELSTEENEN.
DE ONBEKENDE
GAST.
Door
TH. HILDEBRAND.
„En nu zoudt U natuurlijk graag* een
olifantenjacht meemaken, nietwaar?'' vroeg
mijn vriendelijke gastheer, glimlachend.
Reeds acht dagen was ik reeds aan het hof
van dezen Indischen vorst, wiens zoon
mijn studievriend aan een Europeesche
universiteit was geweest, te gast. De
schoonheid van dat land, de eigenaardige
zeden en de eigenaardige pracht van het
ceremonieel, dat aan deze Oostersche ho
ven in acht werd genomen, hadden mij ge
heel en al betooverd... Ik waagde het niet
tegen te spreken, daar men mij reeds in
Europa verteld had, dat gastvrijheid tot de
heiligste wetten van dit land behoorden.
De weigering geschenken of een vriende
lijk aanbod te aanvaarden, wordt als een
beleediging opgevat.
Tenslotte raapte ik echter alle moed bij
een en trachtte met groote beleefdheid den
vorst ervan te overtuigen, dat ik al heel
blij zou zijn, wanneer .ik van dichtbij de
olifanten in hun natuurstaat zou kunnen
gadeslaan, dat ik hierin meer genoegen
schepte, dan in de jacht en in het neer
schieten van deze dieren. De vorst, die
waarschijnlijk reeds aan „eigenaardige
liefhebberijen" van Europa gewend was,
stond mijn verzoek toe, zonder één spier
van zijn gelaat te vertrekken.
Bij het schemeren van den dageraad, op
een Zaterdagavond, braken wij op. Eerst
enkele uren met de auto... daarna olifan
ten. Een hecle schaar zwartbruine drijvers,
jagers en lijfgardisten omstuwde ons, toen
de prachtige draagolifant van den vorst
en de niet minder fraai opgetuigde olifant
van zijn zoon en gast zich in beweging zet
ten. Vlak bij de kop, bijna verscholen tus-
schen de geweldige oorschelpen van het
groote dier, zitten met gekruiste beenen,
de „Kornaks", de „olifantenkoetsiers," zoo
als mijn vriend hen gekscheerend noemde.
Met een ijzeren weerhaak regeeren zij de
majestueuze dikhuiden.
Toen gingen wij het vochtig-groenc, don
kere oerwoud in, het warme, broeiende, In
dische oerwoud. De gids leidde de kleine
troep barrevoets door het dichte kreupel
hout- Het werd steeds warmer, zwoeler,
verstikkender en de muggen zogen ons on
barmhartig uit... Na een urenlange, schom
melende rit was het heele avontuur mij
reeds veel minder aanlokkelijk voorgeko
men, toen plots de gids met een korten
uitroep bleef staan en de karavaan tegen
hield... Nog enkele schreden en voor ons
drong het licht door het groen heen en
verschafte ons een blik op een laagvlakte,
waar een riviertje doorheen stroomde. Op
den tegenoverliggende oever stond als een
grijs rotsblok een machtige, oude olifant,
die ons den geweifden rug en het kwispe
lende staartje toedraaide... De gids had
ons ter zake kundig tegen den wind
in naar het dier toegeleid...! De olifant
had niets bemerkt.
Terwijl ik nog in bewondering stond...
ging met veel geruisch en gekraak het
hout uit elkaar en... een tweede olifant
dook op. Wantrouwend gingen de kleine
oogjes heen en weer. Maar de rustige
wijze, waarop de heer gemaal zich ge-
EEN DOORGEKNIPTE DRAAD OF NIET?
Voor dit tooverkunst-
stuk gebruiken we een
lange, mooie draad. We
houden hem zooals fig.
1 het aangeeft, in de
handen en zeggen te
gen een der toeschou
wers, dat hij de draad
van boven moet door
knippen (fig. 2). De ein
den worden nu kort af
geknipt, maar toch zóó,
dat er een knoop van gemaakt kan wor
den. Iedereen ziet, dat de doorgesneden
draad, weer te zamen geknoopt wordt. Jul
lie moet het iedereen toonen maar
houdt de handen tezamen.
Nu brengen jullie de handen aan den
mond en laat de knoop daarin verdwij
nen. Hokus-pokus, de knoop is verdwenen.
De draad is heel. Iloé is dat mogelijk??
Fig. 4 lost het raadsel op. Wc hebben bij
het begin niet één, maar twéé draden in
de handen verborgen. Boven, A. wordt tus-
schen duim en wijsvinger een kleine lus
gehouden, terwijl daaronder, B. de eigen
lijke langere draad heel eenvoudig vastge
houden wordt. Brengt men de handen met
het geknoopte bovendeel aan den mond,
dan is het geen moeilijkheid, het geheel
daarin te doen verdwijnen, alhoewel hij
niet té groot mag zijn en trekken met de
tanden B. eruit, zoodat de „doorgeknipte"
draad door tooverij weer heel is.
droeg, scheen ook mevrouw Olifant te over
tuigen... Majestieus steeg zij in het water
en keerde zich toen om, teneinde een vroo-
lijk getrompetter uit te stooten. Op dit sig
naal kwam met wankelende, grappige
sprongetjes iets uit 't struikgewas te voor
schijn dat bij nader zien een kleine,
haast pasgeboren olifant bleek te zijn
Aarzelend bleef het koddige diertje aan
den rand van het water staan en bewoog:
ooren, staartje en slurfje onrustig heen en
weer... Daarna werd er prompt rechtsom
keert gemaakt en wilde de kleine rakker
in het bosch verdwijnen.
Maar nu kwam de olifant-moeder in be
weging. zij greep haar kind, legde het
met haar slurf op de slagtanden, klemde
het daar met haar slurf vast en droeg het
zachtjes en voorzichtig op deze wijze naar
den overkant, in het vlakke, ondiepe wa
ter, waar zij het met een plons liet neerval
len! De kleine trappelde, proestte, en stiet
hooge, klagende trompetgeluidjes uit, maar
bij iedere poging om te ontvluchten greep
moeders slurf het onverbiddelijk vast en
duwde het weer in het water... Intusschen
stond papa trots op den oever en keek oor-
klappend naar dit alleraardigste tafereel
tje... Als ik me niet vergiste, zag ik een
glimlach op papa s gezicht.
Dat was mijn klein, maar alleraardigst
week-end-bad in het oerwoud mijn gast
heer wilde zich naderhand duizendmaal
verontschuldigen, dat hij mij niet „meer"
had kunnen laten zien en was hoogstver-
wonderd over mijne bijzondere tevreden
heid...
Scabellum, Damaru en Wihuwiketeke
„Boeroemamaramoe", heet het in Britsch
Nieuw-Guinea... „Wihuwiketeke" bij de Pa-
pago's, Pima in Noord-Amerika, en „Bull-
roarer" bij de Engelschcn. Indonesiërs, Mi-
laneezen, Australiërs, Indianen, Eskimo's
en Vcnetiaansche kinderen gebruiken het
instrument op dezelfde wijze... Het is een
kort houten plakje, dat men aan een touw
in de rondte slingert, waardoor 'n huilend,
soms fluitend geluid ontstaat.
Dit „fluithout" bevredigt de behoefte aan
muziek en tal van volken volkomen. Wij
kunnen deze lawaaierige muziek welis
waar niet mooi vinden, maar „smaken
verschillen" en wij mogen daarmede niet
spotten! Want wij varen in hetzelfde
schuitje: wij hebben jazz bands!! Wij kun
nen ons nog troosten met de wetenschap,
dat de aard der muziek nog even verbor
gen voor ons is, als het grootste deel van
haar geschiedenis. Het woord „muziek" is
afgeleid van het Lat. woordverbinding
Milaneesche fluithout.
„ars musica", de kunst der Muzen. Muze
beteekent „Bergvrouw" en is een Grieksch
woord. Muziek is dus: Kunst der Berg-
vrouwen. Maar hierdoor wordt de zaak
niet veel begrijpelijker. Ook aan de Chi-
neesche overlevering kan men weinig ge
loof schenken. Volgens deze overlevering
zou de keizer Foe-Si in het jaar 2851 v.
Chr. de muziek hebben uitgevonden! Zon
der twijfel hebben de „Zone des Hemels"
een buitengewoon oude muziekcultuur ach
ter den rug, maar hun betrekkelijk gebrek
kige 14 tonen kunnen ons thans niet meer
bekoren.
Historisch is het vast komen te staan dat
door de vreede bepaling van Keizer Sou-
Hoeang-ti in 246 v. Chr. de heele voorraad
muziek, muziekliteratuur en instromen
ten verwoest is geworden, op enkele frag
inenten na, waaruit moeilijk iets te con-
strueeren valt.
Hier zien jullie acht insignes van de vol
gende beroepen:
telefoniste, onderwijzer, verpleegster,
schoorsteenveger, groenteboer, portier,
kleermaker en veearts. Zoek nu zelfs eens
uit voor wie A. bestemd is, voor wie B, enz.
want de beroepen staan natuurlijk niet in
de volgorde van de insignes.
Grieksche vaasversiering: fluitspeler met
klappersandalen voorstellend.
Ook de beroemde „Ta Shao", de hymne
van den Groot en Sum (2255), die zoo mooi
was, dat Conficius 1700 jaren daarna er
zoo door werd aangegrepen, dat hij er drie
maanden lang niet door kon eten... is toen
vernietigd!
Onder de vele origineele Chineesche in
strumenten is de Haotoeng het opvallend
ste, een soort van klaroen, bestaande uit
een koperen buis, die uitloopt in een ge
weldigen koperen of houten cylinder, waar
door de klank onheilspellend werkt en
somber klinkt... Daarom wordt de Hao-
toen meestal slechts bij begrafenissen ge
bruikt en is dit instrument, ondanks vrij
volkomen ontwikkeling niet in de orkes
ten opgenomen.
De eerste trompet was de „schelphoorn",
waarin eenvoudig op zij een gat geboord
was, of waarin een bamboestokje gestoken
was. In Japan had men zelfs reeds echte
mondstukken, zoogenaamde „ketelmond
stukken", uitgevonden. Het eigenaardigste
blaasinstrument is de Peruaansche „fluit-
pot!" Deze bestaat uit 2 aarden potten, die
door een holle en een massieve beugel met
elkaar verbonden zijn. Giet men water in
de eene pot of blaast men erin, dan wordt
de samengeperste lucht door een kogelvor
mige pijp, gevoerd, die bovenin de andere
pot zit en meestal de kop van een leeuw
of de een of andere vogel voorstelt. Zoo
doende ontstaat een fluitend geluid.
Een heel eigenaardig instrument is de
Damaru van Thibet. De damaru geldt in
Indië als het instrument van de godin Si-
wa en wordt bij voorkeur door slangenhan
delaars, slangenbezweerders en apendres-
seurs bespeeld. Twee, met allerlei figuur
tjes beschilderde kinderdoodskopjes zijn in
de kruin door een houten schijf met elkan
der verbonden, waarbij de kinderdoodskop-
jés als klankbodem dienst doen. Het geheel
is met een slangenhuid bespannen. Men
zwaait het zandvormige instrument tus-
schen duim en wijsvinger zoodanig heen
en weer, dat twee aan touwtjes bevestigde
kogeltjes tegen de gesponnen huid trom
melen. Een minder duivelsche indruk wekt
het Hindoesche bedelinstrument Amanda-
lahari. Hoe men op dézen naam gekomen
is; waarvan de vertaling luidt: „Bliksem
van genoegen", is voor de menschen van
het avondland onbegrijpelijk. Do speler
klemt een kleine trommel onder de linker
oksel, een grootere houdt hij in de linker
hand. Beide tromvellen zijn in het midden
door een snaar verbonden. Het effect is 'n
versterkt geknars en geroffel...
Een treurig lot viel de Soabellum in
den loop van zijn ontwikkeling te beurt
De Scabellum is de Grieksche klnppersan-
daal. Oorspronkelijk een instrument, dat
op het klassieke, Grieksche tooneel diende
om de dramatische gebaren te versterken
en de indruk van het plechtig schrijdende
koor in de tragedie te ondersteunen, werd
het in den loop der tientallen eeuwen een
hulpmiddel van moderne... step- en chnr-
lcstondanseurs!
Men vraagt bovenstaande dobbelsteenen
zoo te plaats, dat er een getal van drie cij
fers ontstaat, dat door 7 deelbaar is. Dat
zal niemand gelukken, maar als we een
kleine truc gebruiken is het heel gemak
kelijk... Door de 9 om te draaien, hebben
wij een 6 gekregen en nu is het een klein
kunstje om het getal 826 te vormen, het
geen inderdaad ook door 7 deelbaar is.
De witte vogel op dit plaat
je een pelikaan is het
heeft een gast uitgenoodigd.
En wat voor een gast: een
uiterst zeldzame' Het is een
gast die niet bijzonder vroo-
lijk genoemd kan worden,
want hij weent, den gehee-
len tijd dikke tranen, zooge
naamde „...tranen". Als jullie
het nu nog niet weet, ver
bindt dan maar even zoo
zorgvuldig mogelijk de cijfers
1—62. Overigens is het een
alleraardigst plaatje, dat je
nog aardig kunt kleuren, om
het dan op te hangen aan de
muuf.