Een laatste blik in de vervallen
Millioenenstad
De G.A.M.I.T. 1934.
Zaterdag 30 Juni 1934.
SCHAGER COURANT.
Tweede blad. No. 9507
DE GROOTE SNELHEDEN.
Noodlottige brand.
Groote brand te Istanboel.
De trotsche woorden van een koning der
oudheid. - De Arabische knaap in de hei
lige bron. - Ook mijn makker ziet de
sprookjesvogels. - Waarheid en legen
de. - Wanneer de vogels der verloren
zielen weder worden tot koningen
en goden, tot godinnen en
prinsessen.
Op de plaats van het oude Babyion.
In Juni.
TOEN wij ons afwendden van de bouwvallen
der „hangende tuinen'", verdwenen de kleu
rige sprookjesvogels, die me ecnigen tijd
niet uit het oog hadden verloren en op hetzelfde
oogenblik verscheen tusschen de ruinen een andere
Arabische knaap, een bewoner van de gestorven
wereldstad.
Hij groette me en bleek eveneens Engelsch te
kennen.
Ik was tevreden over zijn komst, want ik hoopte
gelegenheid te krijgen hem te vragen naar „de vo
gels der verloren zielen", waarover mijn gids zich
niet uit wilde laten.
Met ons drieën wandelden we verder tot mijn
voeten een plaveisel beroerden, een bestrating van
groote tegels.
Niemand had het me te zeggen. Ik wist het: dit
was „de weg der heilige processies", die eenmaal
liep van het paleis des konings naar den machtigen
tempel van den groote god Marduk.
Van eon gebroken tegelsteen keerde ik de stuk
ken om en ik vond in voor mij onleesbare schrift-
teekens de trotsche woorden, welke op elk der dui
zenden tegelsteenen van den weg der heilige pro
cessies" voorkomen: „Nebukadnesar, koning van Ba-
bylon ben ik. De Babelstraat plaveide ik voor de
processies ter eere van Marduk, den grooten god.
O, Marduk, heer, schenk ecuwig leven".
Terwijl ik het stuk tegelsteen aandachtig stond te
bekijken, hoorde ik weer het ruischen van vleugels
en boven me dreef, het oog scherp op me gevestigd,
alweder zoo'n wonderlijke kleurige vogel.
Nu vroeg ik den anderen Arabischen knaap, In do
hoop meer uit hem te krijgen.
Ik bemerkte hoe hij en zijn kameraad snel een
blik wisselden en ook hij scheen me niet te willen
begrijpen en zag zelfs, toen ik naar boven wees, den
vogel niet eens, zoo deed hij het voorkomen.
Onder den indruk van zooveel raadselachtigs wilde
Ik terug naar mijn makker, die aan den voet van den
aardwal bij ons voertuigje de wacht hield.
Mijn kleine Arabische gids zeide me, dat ik eerst
nog de diepe, heilige bron, die nu droog staat, moest
zien.
We waren nu weder met ons tweeën, want de an
dere Arabische knaap was dadelijk na mijn ondervra
ging tusschen de bouwvallen verdwenen.
Zoo sterk drong mijn jonge gids aan, dat ik ten
slotte toch nog met hem mede ging om de „heilige
bron" (die, geloof ik nu, een uitvinding van den klei
nen Arabier is) te zien.
We kwamen aan een diepen put tusschen de ruïnen
en mijn gids zeide, dat ik erin moest kijken.
Toen ik me over het donkere gat boog, hoorde ik
uit de diepte een begroeting in het Engelsch tot mij
komen.
Op den bodem van den „heiligen put" stond lachend
de andere Arabische knaap.
Mijn kleine gids zeide me vertrouwelijk: „Alle rei
zigers geven hem altijd een baksjis (fooi) en met
twintig fils (vijftien cent) is hij erg tevreden."
Ik heb lachend den wenk gevolgd en den jongen
In den put een „baksjis" toegeworpen. Ook hij had
nu iets verdiend dien dag, genoeg om twee dagen
te eten.
De tegenwoordige bewoners van Babyion stellen
minder hooge eischen aan het leven dan de vroe
gere.
De jongen uit den put liep weder mede tot bij ons
voertuigje.
Zoodia mijn Tsjechische makker mij zag, begon
hij reeds van verre roepend te vragen: „En de vogels
der verloren zielen? Zijn ze er? Heb je ze gezien?"
Na de vreemde houding der Arabische knapen, die
voorgewend hadden de geheimzinnige vogels niet te
bemerken, antwoordde ik ontwijkend: „Ga zelf kijken.
Meer kan ik je niet zeggen."
Op mijn raad nam mijn Tsjechische makker den
tweeden Arabischen knaap als gids mede. Ik hoopte,
dat hij uit hem meer zou krijgen, dan mij bij den
anderen mogelijk was geweest.
Mijn makker beklom de helling van den aarden
wal, waarbinnen de overblijfselen van Babylons tem
pels en paleizen liggen, en ik bleef in het grauwe
landschap onder de felle zon alleen bij onze machine
achter.
Na ruim een uur keerde mijn makker terug. Hij
bracht o.a. een stuk van een klei-tegel met inschrift
mede. Dit is niet een stuk tegelsteen van „de weg
der hailige processies". Daarvoor is het te dun. Het
is een tegel gebakken klei, waarop in den tijd van
Babylons bloei wetten maar ook brieven werden ge-
sch»even, want in dien tijd kende men te Babyion
het papier niet en het in Egypte gebruikte „payros"
was er eveneens onbekend.
Bij gelegenheid hopen we iemand te vinden, die ons
dit opschrift ontraadselt.
Vóór mijn makker mij dit schriftuur toonde, riep hij
echter al van verre: „Ik heb ze gezien, de vogels der
verloren zielen, maar het is gek: voor de jongens
schijnen ze onzichtbaar".
Ook hij had gepoogd met de Arabische knapen
over deze wonderlijke vogels te spreken, maar ook
hem hadden ze niet willen begrijpen, zelfs niet toen
hij hun in het Arabisch duidelijk maakte, wat hij wil
de weten.
Er was intusschen uit de ruïnen van Babyion nog
een derde Arabier opgedoken, Deze was
ouder, tusschen de vijf-en-twintig
en dertig jaar, naar ons scheen.
De bouwval
van
toren van
Babel.
Hij en de twee knapen vormden thans de eenige
bewoners van de vervallen millioenenstad.
De oudere sprak behalve Arabisch en een wefhig
Engelsch, ook vloeiend Turksch, daar hij den tijd der
Turksche bezetting nog had beleefd.
Mijn makker vroeg hem in het Turksch naar de
wonderlijke vogels, die wij beiden toch duidelijk had
den gezien, maar ook deze Arabier haalde de schou
ders op en deed of hij niet begreep, wat mijn makker
bedoelde.
Echter over andere dingen babbelde hij zonder te
rughouding. Hij wees ons, hoe we konden komen naar
Birs Nimrud, naar den bouwval van den toren van
Babel, waarvan de Bijbel verhaalt. Zelfs wilde hij ons
bewegen den honderden kilometers langen tocht te
ondernemen naar de plaats, waar Euphraat (in het
Arabisch „phrat") en de Tigris (in het Arabisch
„Digleh") tezamen vloeien en de Chat el Arab vor
men, want daar heeft volgens dc overlevering tus
schen de twee rivieren het paradijs gelegen en de
Mohamedanen (wier scheppingsverhaal in den Koran
hiet sterk afwijkt van het onze in den Bijbel) ver
eeren er nog een ouden, doodon boom, die volgehs
hen „de boom der kennis" moet zijn.
Het grappige is, dat deze bewering der Mohame
danen officieelo bevestiging vindt in een vonnis
van een Engelschen krijgsraad.
Toen gedurende den wereldoorlog Engelsche troe
pen het punt van samenvloeiing van Euphraat en
Tigris bezetten, was er een soldaat, Adam Frawley,
die in den „boom der kennis'' klom om zich daar te
laten fotografeeren. Hierbij brak hij een tak af, waar
over onder de Arabische bevolking groote opwinding
ontstond. Om de menschen te kalmeeren, werd de sol
daat Adam Frawley voor den krijgsraad gedaagd en
veroordeeld tot het verlies van een maand soldij we
gens „het breken van een tak van den boom der ken
nis in het paradijs" (for breaking a branch off of the
tree of knowledge in the Garden of Eden).
Tenminste zoo vertelt de Amerikaan Robert J. Ca-
sey in zijn boek over deze streken. Ik heb nog geen
gelegenheid gehad de verslagen van den Engelschen
krijgsraad in Mesopotamië er op na te slaan.
Waar eindigt in deze streken de waarheid? waar
begint de legende?
De wonderlijke, kleurige, schoone vogels, die te
Babyion huizen, en die noch mijn makker, noch ik
ooit ergens elders heb aanschouwd, ze bestaan echter
werkelijk.
Zijn ze er het geheele jaar of alleen in de zomer
maanden?
Dit zou ik niet kunnen zeggen, maar in dezen
tijd van het jaar z ij n ze er.
Ze vliegen boven de bouwvallen, houden alle vreem
de bezoekers in het oog en (zoo zegt de geheime le
gende, die slechts weinige ingewijden kennen) ze
wachten tot het zwaard van Iskender (Alexander den
Grooten), dat bij zijn dood verdween, wordt terugge
vonden. Dan zal de woestijn zich tooien met groen,
het oude Babyion zal luistervol herrijzen uit zijn
asch en „de vogels der verloren zielen" nemen weder
hun ware gedaante aan. Ze worden wat ze eenmaal
waren: koningen en goden, godinnen en prinsessen.
J. K. BREDERODE.
Links:
„De leeuw van Babyion", het eenige gedenkteeken
in de ruinen (het voetstuk is nieuw) dat oorspron-
kelijk te Assur (de hoofdstad van Assyrië) stond en
door Nébukadnesar naar Babyion werd overgebracht.
Ernstig ongeluk op den Leidschen straat*
weg. - Wielrijder tusschen auto en boom
vermorzeld.
Donderdagavond heeft op den Leidschen straatweg
nabij den Deyl een ernstige aanrijding met doodelij-
ken afloop plaats gehad De heer K. uit Wassenaar
wilde met zijn auto de Rust en Vreugdlaan inrijden,
doch stopte midden op den weg. omdat hij uit te
gengestelde richting een auto met groote snelheid
zag naderen.
De bestuurder van dien wagen, de heer van
Z., reiziger in gedistilleerd, te Rotterdam, heeft
blijkbaar deze manoeuvre niet opgemerkt; hij
raakte den linkerachterkant van den auto van
K., schoot over het rijwielpad langs een boom en
botste vervolgens tegen een tweeden boom op.
Juist bevond zich daar een wielrijder, die be
klemd geraakte tusschen den auto en den
boom. Het slachtoffer was onmiddellijk dood.
De auto van den heer van Z.. die ernstig bescha
digd is, is in beslag genomen en tegen den heer van
Z. is proces-verbaal opgemaakt.
Het lijk van het slachtoffer is naar het politiebu
reau te Wassenaar overgebracht.
Motor door een auto gegrepen en een
eind meegesleurd. Vervolgens twee val
lende fietsers overreden.
Donderdagavond heeft op de Laan van Nieuw
Oosteinde., te Voorburg, een ernstig ongeluk plaats
gehad, waarbij vier personen zijn gewond. Een mo
torrijder, de heer O., uit Voorburg, met den heer
K. uit Den Haag, op de duo, wilde, komende uit de
richting Den Ilaag, nabij de van Pabstlaan de Laan
van Nieuw Oosteinde oversteken, toen uit de richting
Voorburg een taxi naderde. De motor werd door den
auto gegrepen en eenige meters meegesleurd, waar
bij de beide berijders over den weg werden gewo-
pen. Twee wielrijders ,die vlak voor den auto re
den keken opgeschrikt door den slag om, waardoor de
sturen van beide fietsen verward geraakten. Beide
kwamen te vallen en werden eveneens door den
auto gegrepen.
Eenige doktoren, zoomede de politie waren spoedig
ter plaatse en verleenden de vier gewonden de eer
ste hulp. De motorrijder was ernstig aan het hoofd
gewond, de duorijder had een been gebroken, een
der wielrijders had een lichte hersenschudding en
de andere was licht gewond. Alle vier zijn per zie
kenauto naar de St. Anthoniushove te Voorburg
vervoerd.
Het motorrijwiel was geheel vernield; de auto en
de beide rijwielen waren ernstig beschadigd. De
auto en het motorrijwiel zijn door een kraanwagen
weggesleept en in beslag genomen.
De politie stelt een onderzoek naar de schuldvraag
in.
Drie vrouwen in de vlammen omgekomen.
New York: Tc Cheyenne in Wvoming is door
explosie van lichtgas een brand ontstaan, waardoor
twee huizen, waarin pensions waren gevestigd, in de
asch zijn gelegd. Drie vrouwen zijn in de vlammen
omgekomen, terwijl twee vrouwen ernstige brandwon*
den opliepen.
Vier personen gedood.
Istanboel (Turkije): Donderdag heeft te Istan
boel in de buurt van het Dolma Bagtsje Paleis, waar
momenteel de Shah van Perzië als gast van den Gazi
Kemal Pasha logeert, een groote brand gewoed, waar*
door 300 menschen dakloos zijn geworden, terwijl vief
personen in de vlammen zijn omgekomen.
Komende groote tentoonstelling te Alkmaar.
Men schrijft ons:
De oude G.A.M.I.T. Tien jaar ge
leden werd deze tentoonstelling
voor het eerst gehouden en toen
gedoopt: „Gas- en Middenstands
tentoonstelling". Het gas nam toen
een belangrijke plaats in, zoo be
langrijk zelfs dat het mede, peet
vader werd. De naam is gebleven
en heeft burgerrecht verkregen, <>i-
schoon het gas op de tweede G.A.
M.I.T. slechts op bescheiden wijze
vertegenwoordigd was. Het stemt
daarom tot voldoening dat de Ge
meentelijke Li ch the drijven dit jaar
weder aan de G.A.M.I.T. zullen
deelnemen en in de dancing der
Harmonie met een schitterende de
monstratie zullen uitkomen. Het
zal dus ditmaal weder in den wa
ren zin des woords G.A.M.I.T. zijn.
Ondanks crisis, malaise enz. heb
ben de beide Middenstandsvereeni-
gingen het aangedurfd weer het
geheele ingewikkelde tentoonstel
lingsraderwerk in werking te stel
len. Wil men een tentoonstelling
hebben, dan moet men ook een ge
schikte gelegenheid hebben om
haar onderdak te verschaffen. De
Harmonie met haar talrijke zalen
heeft lang niet voldoende opper
vlakte om alle stands te herbergen.
Hulpgebouwen zullen dus weer
noodig zijn; grooter, ruimer dan de
gebouwen der eerste en tweede
G.A.M.I.T. De opgave wordt moei
lijk. Steeds meer oppervlakte word'
gevraagd en het aan de Harmonie
grenzende Doelenveld is wel groot,
doch niet zoo groot dat men er
maar onbeperkt op kan doorbou
wen. Dezen keer kan het nog; een
volgende maal zal men naar een
ander terrein uit moeten zien. Met
man en macht zal gewerkt moeten
worden om het gebouwencomplex
in de drie weken die daarvoor be
schikbaar zijn, klaar te krijgen.
Eerst na de Alkmaarsche kermis,
als de Schouwburgtenten afgebro
ken zijn, zal begonnen kunnen wor
den. Drie wekert later moet alles
in volle glorie prijken. Een leek
kan zich moeilijk voorstellen wat
daar allemaal moet gebeuren. Me
ten, uitzetten, spanten stellen, alles
betimmeren, waterdicht maken,
electrische geleidingen, gas, water
leiding, waterafvoer, schilderen, de-
coreeren, tuinaanleg, bloemvcrsie-
ring en dan eindelijk de standhou
ders met hun vrachtauto's, hun
timmerlui, schilders, stoffeerders
en decorateurs. De laatste dagen
leeft alles onder hoogspanning, op
dat bij de officieele opening alles
klaar zal zijn.
Als alles gereed is en de deuren
geopend, wat zal het publiek dan
te zien krijgen? In de eerste plaats
de zalen der Harmonie; daarna de
hulpgebouwen, waar stand zich
aan stand reit over een langte van
ongeveer 250 meter, een kwart kilo
meter. Bestond het hulpgebouw de
vorige keeren geheel uit open
gaanderijen, er is nu een gedeelte
der gaanderijen half gesloten, ter
wijl een groot gedeelte der stands
in een groote zaal ondergebracht is.
Deze zaal zal de hartader der ten
toonstelling worden. Hier komt de
dansvloer van 140 vierkante meter
oppervlakte, hier komt het over
dekte café, hier komt de bar en
natuurlijk niet te vergeten de band.
Hier zal men de tentoonstellings
avonden in gepaste vroolijkheid
kunnen doorbrengen. Mochten de
avonilen warm zijn, dan is er een
overdekt terras en openlucht-café
waar men van den dans kan be
koelen. De zaal wordt bekroond
door twee torens die door een in de
architectuur opgenomen verlich
ting des avonds beschenen worden
Voor de torens bevindt zich een
binnenplaats, eventueel openlucht
café dat ongeveer 30 X 12 M. groot
wordt. Deze binnenplaats wordt
afgesloten door 2 paviljoenen, ver
licht als de hoofdtorens, doch me(
dit onderscheid, dat dc verlichting
zich als lichtende balustrades die
eindigen in een lichtzuil, over het
terrein voortzet.
Aan de Harmonie-zijde dezer ba
lustrades bevindt zich de tweede
binnenplaats, groot ongeveer 43 x
12 meter. Een gedeelte hiervan
wordt aangelegd als tuin, een an
der dient als wandelplaats. Het
geheele gebouwen-complex wordt
geschilderd in zacht-gelc kleur en
afgezet met zwaardere kleuren.
Waar noodig wordt een planten-
versiering aangebracht, terwijl het
geheel opgcvroolijkt zal worden
door tal van wapperende vlaggenf
en wimpels.
Daar reeds thans verreweg hef
grootste gedeelte van deze enorme
ruimte is verhuurd mag worden
verwacht dat deze G.A.M.I.T. haar
oudere zusjes niet alleen in pracht
en praal maar ook in nuttig effect
voor de exposanten, zal overtref
fen.