Geheimen der Onderzeesche
Wereld.
Het Oerwoud Cabaret.
SCHAGER COURANT
DT ONSTERFELIJKE
ZEESLANG.
EEN BEETJE HOCUS-POCUS.
De slimme bedelaar.
Zoekplaatje.
Zeewonderen en
Zeefabelen
door
H. Ch. Duronne.
Jullie zult wel eens gehoord hebben, dat
verschillende personen in vollen ernst be
weren, in een Schotsch meer een geweldig,
volkomen onbekend waterdier te hebben
gezien. Dat moet beslist de beroemde „zee
slangzijn geweest, waarvan de menschen
reeds sedert honderden jaren spreken, zon
der dat het iemand mogelijk was, een tast
baar bewijs van het bestaan van dit legen
darische ondier te bemachtigen...
Een der oudste berichten over een ge
weldig zeemonster vinden wij in een oude
kroniek van het jaar 1625, waarin geschre
ven staat: „...de zeeslang, welkhe is een
gruewelijk dier ende 18 Februari cyn groot
schip gevreten heeft"... Behalve deze kro
niek vinden wij tal van teekenen van
waarlijk schrikaanjagende monsters, die
op het punt staan goedbemandc tweemas
ters in de opengesperde muil te klemmen.
En zelfs in de vorige eeuw verschenen
ieder oogenblik berichten in de couranten,
die beschrijvingen van „ooggetuigen" weer
gaven. Daarin noemde men zulke enorme
maten dat gemiddeld de zeeslang wel
honderd Meter lang en... 8 Meter dik moet
zijn. Sommigen meenen er de vorm van
een krokodil in te zien, anderen verhalen
van wilde leeuwenmanen of berenklauwen
Meestal worden gepunte vinnen en een
geschubt, langwerpig, slangenachiig li
chaam als kenmerken opgesomd en slechts
zeer weinigen meenen vuur en rook uit de
muil van 't ondier te hebben zien komen,
zooals men vroeger aannam, dat bij dra
ken het geval is.
Daar liet steeds bij plotselinge waarne
mingen blijft en het gevaarte een voorkeur
voor de nachtelijke en de schemeruurtjes
had gedurende welken tijd er weinig men
schen aan het dek van de schepen waren,
werd men bij ieder bericht wantrouwender.
\ooit slaagde men erin, een zeeslang neer
te vellen of meerdere personen te roepen
om als getuige op te treden. En zoo wer
den tenslotte de „ooggetuigen" uitgelachen
men verweet hun, dat zij te diep in het
grocglas hadden gekeken of dat zij zich
gewichtig wilden voordoen. De dichter Gus-
tav Fre.vtag noemde in 1861 de zeeslangge
schiedenis een „enorme en bewuste leu
gen". En een zeekapitein zei eens, dat een
wereldreiziger Andrew Wilson: „Als men
mij aan dek roept, omdat er een zeeslang
te zien is, blijf ik maar rustig in mijn ka
juit! Liever beide oogen dicht 'houden!
M ant als ik naderhand zou vertellen, dat
ik de zeeslang gezien had, zou ik mijn
geheele leven als een leugenaar gebrand
merkt zijn!
Ondanks de groeiende wantrouwen stel
de in 1892 de Nederlandsche Zoöloog Dr.
A. C. Oudemans ongeveer 180 berichten
over de zeeslang samen, berichten van oog
getuigen.
„Ondanks alle spotternijen is een nauw
keurig onderzoek aanleiding geweest om
de veronderstelling uit te spreken dat zoo n
fabelachtig monster toch zou kunnen be
staan! En ik persoonlijk durf te beweren,
dat er inderdaad zoo n zeemonster bestaat,
waarop de vele geschiedenissen slaan!"
De geleerde rangschikte het monster on
der de slangen, noemde het „Megophis
rnegophias". Hij meende, de laatstovergc-
bleven vertegenwoordiger der voorhistori
sche Sauriër daarin te zien...
Niet minder opwindend als de geschie
denis van .le zeeslang zijn de berichten
van een reuzen „inktvisch", die met talloo-
ze, geweldige, slangachtige zuigarmen uit
de diepte der zeeën naar boven komt, om
het schip, dat hij met zijn vangarmen om
klemt, mee te sleuren in de diepte. Hier is
misschien eerder een kern van waarheid
aanwezig, want inderdaad vond men dee-
len van een enorme inktvischsoort op ver
schillende kusten of in de maag van wal-
visschen,.
Volgens de verschillende aangespoelde en
gevonden deelen berekenden de geleerden,
dat dit monster tien armen moet hebben I
van ieder ongeveer 17 M. lengte en dat het
gewicht 2000 Kg. moet bedragen. De oogen
van het monster zijn zeer opmerkelijk; zij
hebben een doorsnede van bijna 40 cM. en
vormen daarmede het groote record voor
dierenoogen. Deze inktvisch leeft in de
groote zeeën op gemiddelde diepte. Hoewel
het dier geen schip in de diepte kan trek
ken, is het een gevaarlijke medeburger van
de andere zeedieren. De vangarmen zijn
aan de onderzijde van ontelbare zuignap-
jes voorzien en hechten zich zoo aan het
slachtoffer vast of zij ermede vergroeid wa
ren!
Het spoedigste in de opeenvolging der
zeefabelen vond de geschiedenis van zee
meerminnen en zeemannen een einde. Wel
iswaar werd een drietal eeuwen geleden
door menigen rondtrekkenden marskra
mer een dergelijk wonder getoond, gevild
en opgezet, maar die waren meestal kuns
tig van was, robbcnvel en menschenhaar
samengesteld en lieten de toeschouwers
eens aangenaam griezelen...
De sage van de in het water levende
menschen berust op zekere robbcnsoorlen,
die bij een vluchtige
beschouwing iets men-
schelijks hebben.
In het geheimzinnige,
diepe water, dat het
grootste deel der aarde
bedekt, verzonken lan
den en steden, die on
bekende culturen dra
gen, de tallooze schat
ten in de gezonken
wrakken, de stroomen,
van den Noord- naar
den Zuidpool, van dc
Chineesche naar Ame-
rikaansche en van de
Amerikaansche naar dc
Europeesche kusten be
wegen en vloeien de
zee ondanks dc vele
namen eigenlijk één
wereldzee geeft ons
en onze moderne we
tenschap nog menig
raadsel ter oplossing...
Eerste voorstelling van
het dieren-cabarct „De
lachende Kanarievo
gel"! De toeschouwei's
hebben vreeselijk ple
zier... kijk maar eens:
De tijger heeft op z'n
gemak de voorpootcn
over elkaar geslagen,
het Nijlpaard lacht,
dat wc al z'n tanden
kunnen zien en Pin-
guin staat te schudde
buiken! Vader leeuw
glundert en dc olifant
heeft rimpeltjes in zijn
slurf van plezier! Ter
wijl dc aap aan zijn
haren staat te rukken
van opwinding! Iloe
genoeglijk glimlacht
giraffe en ijsbeer moet
zijn maag vasthouden
van het lachen. Zelfs
vosje vermaakt zich
kostelijk, om maar niet
te spreken van koe en
ooievaar, die samen
eens echt uit zijn en
geen spijt hebben van
het geld, dat zij voor
hun zitplaats hebben
moeten betalen... Of
eigenlijk „geld" is het
niet... maar ieder heeft
betaald met iets, dat
voor hem van waarde
is: iets lekkers, iets bij
zonders. Zooeven is
juist de kameel nog erbij gekomen: kijk
hem eens grinniken! Als jullie heel zoet
bent, mag je misschien wel eens mee naar
zoo'n dieren voorstelling: dat moet je dan
maar eens vragen aan de koe, of aan de
ooievaar... Als die ,ja" knikken, mag jo
mee! Probeer het maar eens.
In den binnenkant van de elleboog berg
je een halve-stuiverstuk. Als je de gebogen
arm goed samendrukt, merkt niemand
iets daarvan. En daarna vertoon je je pas
aan het „publiek."
Laat het publiek je een halve-stuiverstuk
geven en zeg ongeveer het volgende: „Da
mes en heeren: U ziet hier dit muntstuk
op een andere plaats weer te voorschijn
komen."
Dan laat je de munt, zoodat iedereen 't
duidelijk ziet, in je hemdsmouw glijden,
maar zorg ervoor, dat de arm steeds ecnigs-
zins gebogen blijft. Nu leg je dc hand op
de verborgen munt in je elleboogholte,
waarbij je langzaam dc arm weer kunt
strekken en het tweede geldstuk uit je
mouw onzichtbaar in je hand laat terug
glijden. Met een pijnlijk vertrokken gezicht
wrijf je een beetje aan je elleboog en...
hebt een halve-stuiverstuk in je hand. Jg
kunt dan beweren, dat de munt door je
mouw en al heengegaan is!
Op de hoek van de straat staat een oude
bedelaar. Ik ken hem goed en wij praten
dikwijls met elkaar. Laatst zag ik, dat hij
zich bukte en een sigarenpeukje, dat een
heer naast hem weggeworpen had, opraap
te Hoewel ik het natuurlijk erg vies vond
om aan te raken, stak hij het zorgvuldig in
een blikken doosje, dat hij bij zich had.
Ik ben nu eenmaal erg nieuwsgierig uit
gevallen en daarom vroeg ik hem, wat hij
daarmede deed.
„Van drie zulke peukjes, d.w.z. van de
tabak, die onder het dekblad nog verborgen
zit, maak ik oen cigarct", zeide oude be
delaar.
„Hoeveel heb je vandaag dan al?" vroeg
ik verder...
„Zeven en twintig", was het antwoord.
„Zoo, dan heb je dus reeds 9 cigaretten".
De oude bedelaar lachte en antwoordde:
„Men merkt al dadelijk dat U niet goed
rekenen kunt..."
Natuurlijk ergerde ik me over dit ant
woord, maar tenslotte ben ik toch niet
weggeloopen, omdat mijn nieuwsgierig
heid mij dwong hem uitlegging van zijn
WIE HEEFT GEDULD?
Hiernaast vinden jullie
de oplossing van
de Knippuzzle uit het
nummer van de vorige
week, waarbij je ver
schillende stukjes moest
uitknippen en die tot
een mooi plaatje samen
voegen. Het was niet
gemakkelijk, vonden
illie wel?
woorden te vragenZevenentwintig, ge
deeld door 3 was toch 9, of soms niet?...
„Neen," zei de oude bedelaar, „want als
ik negen cigaretten rook, blijven er 9 si
garettenpeukjes over, waarvan ik weer
drie cigaretten kan maken. Van de peuk
jes, van deze 3 cigaretten kan ik weer 1
cigaret maken, en dan blijft er nog één
peukje over voor mijn verzameling van den
volgenden dag."
Hij had werkelijk gelijk, mijn oude
vriend! Dertien cigaretten en één peukje,
dat was het resultaat van^dien dag.
Mr. Bcinaard, de Vos, hoeft erg honger.
Maar hij weet, dat er weldra een paar
ganzen voorbij zullen komen. Daarom zit
hij hier, bij den ingang van hun hol, zoo
kalm te wachten. Intusschcn hebben do
ganzen hem lang niet dom in do
gaten gekregen en zij hebben zich onmid
dellijk verstopt, voordat Rcintjc hen zou
zien. Véél zal het hen wel niet helpen,
want Reinaard heeft een scherpe reuk en
zal hen wel ontdekken... Kunnen jullie dc
ganzen zien? Zoek maar eens goed, als je
scherp kijkt, zie je ze duidelijk staanl