Paul von Hindenburg rg en de humor. Donderdag 2 Augustus 1934. SCHAGER COURANT. Tweede blad. No. 9527 Het laatste communiqué over het verloop van de ziekte van President Von Hindenburg geeft niet de minste hoop meer, en reeds liep in Berlijn het gerucht dat de grijze president gestorven was. Zoo zal dan dit laatste machts-centrum, dat in Duitsch- land buiten de nationaal-socialistische partij stand heeft gehouden, straks zijn heengegaan. Nog steeds was Hindenburg belast met de verantwoordelijkheid voor het Duilsche Rijk temidden van omstandigheden, die hem moesten verontrusten en pijnigen. Alleen de dood zou hem van dezen last kunnen bevrijden, hem, wiens parool steeds geweest is, volhouden, zoolang er volgehouden moest worden. Zijn levensloop. Paul Ludwig Hans Anton von Hindenburg werd op 2 October 1847 te Posen geboren. Hij zou aus dit jaar 87 jaar worden. In 1866 nam hij. als luitenant in het derde garde regiment infanterie, deel aan den veldtocht naar Bohemen. Het IJzeren Kruis verwierf hij in den oorlog tegen Frankrijk van 18701871. Daarna maakte hij een snelle en schitterende carrière. Bij het uitbreken van den wereldoorlog stelde hij zich onmiddellijk ter beschikking, maar van zijn aanbod werd pas gebruik gemaakt, toen de Russen Oost-Pruisen waren binnen gevallen. Hij versloeg deze daarop, geholpen door den stafchef von Lu- dendorff bij de Masurische meren. Door verschillende overwinningen werd von Hin denburg in Duitschland de natioanale held. Op 20 September 1918 ondersteunde hij von Ludendorffs verzoek aan den rijkskanselier om de geallieerden onverwijld den vrede aan tebicden, „daar ons, naar menschelijke berekening, geen hoop meer is, den vijand tot vrede te dwingen." Na de Novemberrevolutie bleef hij op zijn po9t, terwijl andere hooge officieren zich terstond terug trokken. Zijn werk was het, dat de Duitsche troepen, hoe verslagen en gedemoraliseerd ook, ordelijk bin nen den vastgestelden termijn het vijandelijk ter rein hadden verlaten. Toen de eerste Duitsche rijks- president, Ebert, stierf, stelden de rechtschen Hin- 'denburg candidaat en hij werd gekozen. Hij legde den eed af op de grondwet van Weimar. die hij niet bewonderde en hield zich aan zijn beloften. De zelf- beheersching, waarmee hij de wisseling van waar deering aan zich voorbij liet gaan in de jaren van oorlog en opstand, bleef hem gedurende de eer9te jaren van zijn moeilijk presidentschap bij. Toen de wereldoorlog uitbrak leidde von Hinden burg een teruggetrokken leven in Hannover. In ver band met de dreigende ontwikkeling vao.de cam pagne in het Oosten tegen de Russen, werd h'Q op 22 Augustus 1914 weer voor den actieven dienst op geroepen als commandant van het 8e 'legercorps met als chef van den staf naast zich generaal-majoor Ludendorff. In zijn gedenkschriften heeft Hinden burg uitvoerig de samenwerking met dezen gene raal besproken. Na den oorlog leefde Hindenburg weer terugge trokken, zonder deel te nemen aan het politieke leven, totdat na den dood van President Ebert pre sidentsverkiezingen moesten worden gehouden. De anti-socialistische partijen in Duitschland vormden een coalitie en wisten Hindenburg over te halen zich candidaat te stellen voor het presidentschap. 26 April werd hij als zoodanig gekozen. Als pre sident heeft Hindenburg zich met volstrekte loyali teit aan de grondwet gehouden. Persoonlijk heeft hij aan weinig politieken strijd deelgenomen. Do een voud, waardigheid en trouw, waarmede hij zijn pre- sidentieele functie vervulde, had hem de achting van het geheele land verworven. Toen dan ook in 1932 de Nationaal-socialististen Hitier candidaat gesteld hadden voor het presidentschap, en de eerste ver kiezingsronde, dank zij de enorme nationaal-socialis tische propaganda een te geringe meerderheid voor Hindenburg als Staatsman Een rots temidden van de uiterste beklemming in het Duitsche Rijk Paul von Hindenburg, rijkspresident van Duitschland Hindenburg bracht, behaalde hij toch bij de tweede verkiezing een voldoende meerderheid op Hitier, om wederom tot President van Duitschland te worden benoemd. Het is bekend, dat Hindenburg van den aanvang af tegenstander geweest is van het natio naal socialisme. Hoe hij desondanks in het begin van het vorige jaar ertoe gekomen is het kabinct-Von Schleicher ten val te brengen en Hitier tot Rijkskan selier tf benoemen, zal door latere historici moeten, worden uitgemaakt. Zijn overlijden in deze voor Duitschland wel zeer donkere tijden, is wel een bui tengewoon ernstig feit, dat nog groote gevolgen met zich kan brengen, zoodat in waarheid getuigd kan worden dat Hindenburg een groot man is geweest, wiens leven in vele opzichten voor Duitschland van beslissende waarde is geweest en wiens dood nog on bekende, doch wellicht even beslissende consequen ties te voorschijn kan roepen. Nadat Hitier rijkskanselier geworden was, heeft Hindenburg zich als het ware teruggetrokken. Be langrijke maatregelen zijn door hem niet meer ge nomen en naar uit zijn gedragingen bij enkele offi- cieele gelegenheden zou moeten volgen, meende hij geen bezwaren tegen Hitiers» maatregelen te moeten opperen. Zijn werkdag. De dag van den rijkspresident begon s morgens om zes uur. Hij stond op zonder wekker en zonder hulp van een dienaar. Een ijzeren discipline heeft zijn geheele leven bcheerscht en daardoor was hij gewend aan een vaste etmaalindeeling. Tusschen half zeven en zeven uur meldden zich de eerste krantenbezorgers aan. Alle Berlijnsche dag bladen werden gebracht benevens de bladen uit het rijk en de buitenlandsche kranten. De post werd om kwart over zeven in ontvangst genomen. Maar de belangrijke brieven kwamen pas om half negen. Onmiddellijk na de eerste bestelling verscheen een bode met de telegrammen. Tegen acht uur verdween een heer met bolhoed in de kanse larij. Het was de chef van den bewakingsdienst, die zijn collega van de nachtinspeclie kwam aflossen. En precies om kwart over acht placht het geheele personeel aanwezig te zijn, want alle secretarissen en secretaressen wisten, dat hun chef prijs stelde op uiterste stiptheid. Onmiddelijk nadat brievenbesteller Prawitz had gebeld, werd op een,gróót blad dcparticuliere post binnengebracht. Hierbij waren altijd een groot aan tal verzoekschriften, waarvan er dagelijks honder den binnenkwamen en waarvan geen enkel mocht worden behandeld zonder dat de rijkspresident het had gezien. Op het bureau werd ondertusschen met koortsach- tigen ijver gewerkt. Aanvankelijk kwam er ongeveer honderd brieven per dag binnen Maar in de laatste jaren was dat aantal tot duizend gestegen. Het wa ren meest sollicitaties, raadgevingen, verzoekschrif ten, klachten en smeekbeden om gratie. Drie-en- dertig ambtenaren van de rijkskanselarij hadden hun handen hiermee vol, want in anderhalf uur moest alles klaar zijn. Tot voor kort hield von Hindenhure zich zeer intens met iedere kwestie hezig. Dagelijks hield hij besprekingen met ministers, en wel direct nadat de staatssecretaris «hun proporties had voorgedragen. Teder wetsontwerp, dat de rijksdag en Oe rijksraad had doorloopen, diende ter afkondiging van het staatsblad aan den rijkspresident te worden gepre senteerd. Bovendien waren daar de vele ritten naar den rijksdag, het bezoek aan tentoonstellingen, en het houden van gedenkreden. Bli het doen van zijn plicht handelde hij volgens zijn bekende uitspraak: „Wij moeten onze persoon lijke meeningen, hoe zwaar dit ook mag vallen, op den achtergrond stellen, alleen door eensgezinden arbeid kan het met Gods hulp gelukken ons arm Duitsch vaderland weer naar betere tijden te voe ren." Oppervlakkig bezien zijn humor en do Duitsche rijkspresident twee verschijnselen, die weinig met el kaar hebben uit te staan. Hindenburg was altijd te rughoudend; diepe rimpels plooiden steeds zijn voor hoofd en men kan zich nauwelijks indenken, dat dit stroeve gezicht door een glimlach kon worden verhel derd. Toch beschikte Hindenburg, evenals Bismarck, over een goede dosis waardeering voor komieke ge beurtenissen. Een aardige zet wist Hindenburg steeds naar waar de te schatten. Eens was hij in een onheilspellende stemming geraakt. Verschillende dingen waren niet in orde bevonden en daar generaal von Hindenburg uiterst punctueel was, werd zijn gelaatsuitdrukking hoe langer hoe barscher. Hij was boos over 't feit dat men weinig rekening hield met de tijd, die hij te mis sen had; en om de officieren een lesje te geven ging hij op een der recruten toe en vroeg nijdig: „Hoe lang duren tien minuten?" „Hm", stotterde de man verlegen, „tien minuten, denk ik." „Dat kan wel", bromde Hindenburg, „maar weet dat het noodzakelijk is de lengte van een tijdruimte te kunnen schatten. Kijk, ik haal mijn horloge voor de dag, jij gaat heen en weer loopen, en als je denkt, dat er tien minuten om zijn, roep je halt." De generaal voegde de daad bij het woord en de Toen de oorlog kwam, werd Hindenburg legeraan voerder. Na zijn overwinning bij Tannenberg werd hij in heel Duitschland beroemd en populair. Op alle mogelijke manieren wilde men hem hulde brengen. Men vroeg hem om handteekeningen en kunstenaars wilden zijn „bijzonder karakteristieke kop" vereeuwi gen. „Het is gek", zei de generaal, „vóór Tannenberg zag ik er net zoo uit als nu, maar niemand heeft het gemerkt. Ik had toen tijd in overvloed. Nu, na Tan nenberg, merkt iedereen het, maar tot mijn spijt heb ik nu geen tijd meer." De rijkspresident ging een jaar of zes geleden op jacht in de buurt van Dietshamszell. Daar ontmoette hij een heel oud boertje, dat hout sprokkelde. „Goeden middag" zei Hindenburg, „wel, vadertje, hoe oud bent u?" ,Jbrie-en-negentig, en u?" „Ik ben in mijn een-en-tachtigste. Ook niet zoo jong meer hè?" „Ach'„ zei het boertje, „als je een en tachtig bent, kun je nog van allerlei worden." „Veel verder dan nu, zal ik het wel niet brengen: ik ben rijkspresident." „Zoo?" zei de boer", „nu, jonge man, dat is een goed baantje, dat moet je vasthouden." Toen hij commandant was van de 28ste divisie hield hij eens op straat een recruut aan. „Zeg eens, recruut", vroeg hij, ,weet je wie ik ben?" De recruut wist het en zei eerbiedig, zooals het hoorde: „Onze divisiecom mandant, Zijne Excellentie luitenant-generaal von Hindenburg." „Mooi zoo, en waaraan herken je nu dan?" „Aan je bakkes", zei de recruut en Hindenburg klopte hem op de schouder. „Wat doet u eigenlijk als u nerveus bent?" vroeg op een avond een vriend aan Hindenburg. „Dan fluit ik", antwoordde Hindenburg. „Ik heb u nog nooit hooren fluiten", zei de ander. „Ik heb ook nog nooit gefloten", antwoordde Hinden burg. In het dagboek van Sir Francis Bert ie, gewezen Engelschen gezant te Berlijn, lezen wij een annecdote, die Hindenburg zou hebben verteld over den Duit- schen kroonprins, met wien hij blijkbaar niet erg dweepte: Ik kom in de hemel en heb mijn paard niet bij me. Sint Petrus maakt hierop aanmerking en zegt: „Een groot maarschalk, zooals jij, die zonder zijn ros komt, laat. ik er niet in'" Ik ben daarop naar de aarde teruggekeerd en heb bij den Kroon prins mijn nood geklaagd. Deze werd woedend en zei: „Ik ga met je mee. We zullen dien ouden hemel wach ter wel eens mores loeren!" En gezamenlijk gaan we naar boven. Petrus ziet ons uit de verte aankomen en als we er zijn, roept hij mij toe: „Ik heb gezegd, dat je met oen paard moest komen, niet met een ezel!" Tijdens den oorlog moest Hindenburg, die nooit oen blad voor den mond nam, eens bij volle rijksdagzitting bezwaren hebben gehad tegen bepaalde krijgsmaat- regelen. Op eens riep een der ministers: „Laten we niet vitten! Laten we alleen het gezonde verstand la ten spreken". Het gezonde verstand alleen is niet vol doende", zei Hindenburg, „wanneer we het uitslui tend daarmeo moesten doen, zou geen soldaat in den oorlog gaan." Gedurende de veldtocht van 18701871, waaraan hij als luitenant heeft deelgenomen, was hij tusschen een troepje kameraden terecht gekomen, die duchtig za ten op te scheppen. „Ik heb vijftien man gevangen genomen", zei er een. „En ik heb dertig Fransozen neergelegd", zei een tweede. „En jij?" vroeg iemand aan Hindenburg", wat heb jij gedaan?" „Ik ben doodgeschoten", antwoordde Hindenburg. In 1928 ontving de president de afgevaardigden der tooneelschrijvers en componisten op het internationaal congres voor auteursrecht, te Berlijn gehouden. Hier bij richtte hij zich tot Max von Schillings en zei: „Daar hier de vertegenwoordigers van vele landen ver- genaderd zijn, hoop ik dat wij die heeren betere muziek zullen voorzetten, dan die waarop wij allen te zamen de wereld in 1914 hebben vergast" Op een keer moest Hindenburg een treinreis van drie uur maken en een officier, die hem een boek zou brengen, kwam niet opdagen. „Dan zult u drie yur niets moeten doen", merkte tenslotte iemand op, waarna Hindenburg antwoordde: „Veldslagen mag men desnoods verliezen, maar zijn tijd niet". Hindenburg als Veldheer recruut zette zich in beweging. Op de seconde af tien minuten later riep de examinandus: „Halt." „Hm", zei Hindenburg, „uitstekend. Hoe komt het, dat je dat zoo precies weet?" „Ik heb op de torenklok daarginds gekeken", zei de man. De generaal nam het hem niet kwalijk. Een andere keer, toen de infanterie werd geïnspec teerd, was alles prachtig in orde, maar daar de ser geant-majoor vreesde voor het figuur, dat Johann Stachurak, een Poolsch recruut, zou slaan, zette hij dezen onsnuggeren landsverdediger aan het einde van een klein landweggetje. De kapitein had genoemden sergeant-majoor bevel gegeven, voortdurend met Stachurak contact te houden en hem tijdens de in spectie nog eenige keeren duidelijk te maken, wat hij moest zeggen, als generaal von Hindenburg zou ko men. Dit bevel volgt de sergeant-majoor op. Hij ped delt eenige keeren op zijn dienst fiets naar Johann Stachurak en zegt: „Denk je er nu om, Stachurak! Is de generaal al geweest?" „Nee, majoor." Eindelijk verschijnt Hindenburg. Hij werpt een goedmoedige blik op den eenzamen wachter en vraagt: „Wat doe je hier zoo alleen, mijn zoon." Jo hann kijkt stug, blijft in de houding staan en ant woordt niets. „Kan je niet antwoorden, mijn zoon. Ik ben de generaal!" „De generaal?" repliceert Sta churak", „Dan zit er wat voor je op. De sergeant majoor heeft al drie maal naar je gevraagd!" Iedereen verstijft van schrik, maar Hindenburg begint eerst te lachen en zegt dan heel ernstig: „In orde, mijn zoon, zeg te "ren den sergeant-majoor, dat ik voortaan op tijd zal zijn."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 5