vreemde val Het Circusmenschen thuis. Met de tent op stap... DE HARDLOOPER. „Wat moeten die een prettig, gemakkelijk leventje hebben Een jongensdroom vervuld. Zeven dieren spelen Boven: De parterre-acro baat gaat naar bed. Rechts-midden: De jongleur heeft beide handen vol. als het bijna leeg was, vanzelf weer met geldstukjes werd gevuld, moest scheppen. Maar grootvader was al zoo oud en hij werd zoo vreeselijk moe van dat vele geld scheppen en zijn rug deed zoo'n pijn. En toen nu de oude man op zekeren dag er over klaagde en tot Ching-Chow zeide: „Ach kleinzoon, ik ben zoo heel erg moe, ik kan bijna geen geld meer uit het vat schep pen," schold Ching-Chow hem uit voor lui lak. „Ik ben geen luilak, kleinzoon", sprak toen de grootvader met droeve stem. „Maar ik ben zoo heel erg oud en niet zoo sterk als jij, die nog jong bent. En ik hoop, dat de goden je niet zullen straffen, omdat je mij, ouden man, zoo hard laat werken..." Ching Chow lachte om deze woorden en hij liet daarna den ouden man nog harder werken. Doch den volgenden dag, toen de oude grootvader het vat bijna tot op den bodem had leeggeschept, verlieten hem zijn krach ten en... viel hij zelf in het vat en stierf toen dadelijk. Het vat kon zich toen niet meer met geldstukjes vullen, omdat de grootva- vader zooveel plaats innam. Maar toen ge beurde er iets vreemds. Het vat werd toen ineens heel hoog en wijd en toen Ching- Chow op een hoogen ladder klom en er in keek, zag hij, dat het reusachtige vat tot bovenaan toe gevuld was met... oude groot vaders! Dit was geen koopje voor Ching- Chow. „Want" dacht hij, „als ik al de groot vaders er uit haal, dan vult het vat zich natuurlijk weer met andere grootvaders!" En als een goed kleinzoon moest hij natuur lijk al die oude grootvaders een keurige begrafenis bezorgen! Hij werd toen zoo boos, omdat hij voor die begrafenissen zoo veel geld moest uitgeven, dat hij het vat met een hamer stuk sloeg. Ching-Chow was toen weer even arm als vroeger, want hij had al het geld, dat het vreemde vat hem had gegeven, noodig om de begrafenissen te betalen van al die grootvaders. Hij ging daarom weer, juist als vroeger, op 't land werken en werd zijn heele leven lang niet rijk meer. X Op een groot sportfeest, dat onlangs ge houden werd, moesten de hardloopers een uitgestrekt veld afloopen en daarbij niet minder dan 64 controle-posten passeeren. Deze 64 posten zijn op bijgaand prentje aangegeven. Daar de hardloopers natuur lijk in zoo kort mogelijken tijd den afstand 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 moesten afleggen, hadden zij ervoor te zorgen, dat zij het aantal controle-posten in het minst aantal lijnen hadden af te leggen. Dat was een heele uitzoekerij en voordat zij begonnen te loopen, moesten zij dat uitrekenen. De hardloopers begonnen bij het kruisje te loopen, waar zij ook weer moesten eindigen. Nu moeten jullie ook maar eens probeeren op welke snelste wijze de hardloopers hun tocht kunnen vol brengen. Door TINE BREEBAART. In China woonde eens een arme land man, die heel hard moest werken om voor zijn vrouw en zijn tien kinderen den kost te verdienen. lederen dag bad hij dan ook tot de goden om wat rijkdom en geluk. Op een dag, toen hij al heel vroeg in den morgen op zijn akker kwam, vond hij daar een vat. Het was geen gewoon houten vat. Dit zag Ching-Chow, zoo heette de man, ook dadelijk, want het vat had een vreemden vorm, en het was van klei ge maakt. t Boven: Gebroeders Snel („de leven de pyramide") vragen vuur. De messenwerper snijdt het vleesch vnnr. X Hoeveel jaar reeds had ik gedroomd van ...een eigen tent, zoo een, waarin je min stens met twee, liever met meerdere perso nen kunt wegschuilen... van echt water dicht zeildoek! Toen, op een fraaien zomermorgen, den dag na dien, waarop ik met mijn goede rapport thuis was gekomen, vond ik plot seling op mijn stoel in de eetkamer, een héél groot, omvangrijk pak liggen en toen ik dat openmaakte...! Daar lag in zijn volle heerlijkheid een prachtige, dubbele tent voor me, met touwen, haringen, grondpen- nen, stokken en wat er verder nog bij hoort. Een fijne houten hamer, een mooie rugzak en een grondzeil, een kampeermes, alles was er bij. En het leukste was, dat ik in den rugzak een spirituscomfoortje vond en een paar busjes, voor boter, eieren, brood, jam, enzoovoorts. Het was een com plete kampeer-uitrusting. De vreugde zou natuurlijk niet volmaakt zijn, als ik al dat moois niet dadelijk had mogen beproeven. Daarom ging ik er di rect op uit om mijn vriendje Harry te ha len... uit te noodigen voor een zwerftocht van enkele dagen in een of andere streek. Welke streek, daaraan had ik zelfs nog niet gedacht. Vader en moeder hielpen een stevig handje mee. De boterpot werd gevuld met heerlijke boter, eieren versierden 't eieren- doosje, boterhammen stapelden zich in het andere busje, én in de overige ruimte van de rugzak op, want moeder taxeerde de werkkracht van onze magen héél hoog, hetgeen later zou blijken, maar al te juist te zijn. Het avontuur begon... Achter mij, op de bagagedrager van mijn fiets: de tent, goed vastgesjord, de stokken langs het frame gebonden, haringen en grondpennen in het tentzeil gerold en mijn rugzak op den rug. Harry had eveneens een volle rugzak, zoo dat we onderweg geen honger zouden lij den. En ten overvloede'hadden we beiden ecnig geld meegekregen, want de boter hammen worden tenslotte oudbakken, de fietsbanden konden springen... ja er kon van alles gebeuren. We gingen 's avonds laat op weg, want overdag was het moordend warm! Zoo ped delden we den nacht door, een heerlijke sensatie: de stilte, de prachtige maan, de rustige wegen, die nu niet door motorvoer tuigen onveilig gemaakt werden... Ik zal dien nacht nooit vergeten. Soms ver af, soms dichtbij baste zoo nu en dan een waakhond, de kippen waren reeds lang ter stok, maar later in den nacht begon er hier en daar een vroege haan te kraaien... een plichtsgetrouwe landman ratelde met zijn wagen reeds naar het land, naar de stad misschien, ter veemarkt... hondenkarren met melkbussen beladen kwamen voorbij en steeds weer beklaagden we de arme die ren, die door hun eigenaars zoo afgebeuld werden, eigenaars, die zich niet ontzagen op de toch reeds zware karren, zélf nog mee te rijden...! Tegen het krieken van den morgen von- EEN ZOEKPLAATJE. Dikkie Bigmans, Otto Chimpansee, Ber- tus Geitesik en Amelle Kattestaart spelen met hun vriendjes, de beide honden Does Krul en Bobbie Hangoor, en de gans Max Kwaakmans. Wat zijn ze leuk gekleed hè Dikkie en Otto dragen een geruite broek en Otto heeft er fijne knoopen op. Bertus heeft een pracht van een fluweelen jasje aangetrokken, met kort zwart-fluweelen schoudercape. Waar of de drie anderen zijn? Wel -— zij spelen verstoppertje en als je heel goed kijkt, dan zie je de -twee hon den en de gans, Does, Bobbie en Ma> staan. Probeer het maar eens. (Onlossine de volgende week). den we een mooi boschperceeltje en in minder dan geen tijd stond de tent in zijn volle glorie overeind. Wat was ik er trotsch op, toen ,ons huis" gebouwd was. Het grondzeil nog erin en floep... daar verdwenen we beiden onder het tentdak... Een rijkgeworden bedelaar kon niet trot- scher zijn op zijn nieuwe villa, als wij op onzen tent. Dien dag brachten we genoege- lijk door... we fietsten wat rond, we zwom men in een plas, maakten kennis met nog een paar andere stadskinderen en moch ten hen helpen op het land, want zij lo geerden bij een oom, die heereboer was. En 's avonds kwamen ze bij ons op visite, bij de tent. We hadden een paar mooie lam pions meegenomen en dat gaf een aardige stemming op onze kampplaats. Vader had mij namelijk op het hart gedrukt geen zoo genaamde „kampvuren" aan te leggen, daar die zoo'n groot gevaar opleverden voor de bosschen, vooral in zulke droge weken; dan veroorzaakt ieder vonkje dik wijls een onafzienbare boschbrand! - Onze onverwachte kennissen hebben na dien nog een foto van ons gemaakt. Men ziet haar hier: het stelt het ontbijt voor, aan den ingang van onzen tent. Op den voorgrond zie je het beroemde boterbusje; Harry is juist bezig een brood te ontleden met het kampeermes, dat ik gekregen had. En ikzelf... met die donkere haren, ben juist bezig de oppervlakte te. bestudeeren van enkele boterhammen... Is het jam, kaas, koek of hagelslag?... Dat het een en ander nog wel verschil maakt voor onze verwende tongen, zie je wel aan mijn on derzoekend, wenkbrauw-fronsend gezicht. Doch omdat het vat er van buiten nogal vies uitzag, en het van binnen ook niet al te frisch rook, rolde de Chinees het naai zij n huis en schrobde het eerst van buiten goed schoon en daarna bewerkte hij het van binnen flink met een borstel. Doch, toen hij daarmee bezig was, liet hij den borstel in den bodem van het vat vallen en toen vulde zich opebns het vreemde vat met prachtige nieuwe borstels. „Wel, wel, wat een buitenkansje is dat", sprak hij tot zijn vrouw en hij zond dadelijk zijn oudste zoontje er op uit om de borstels in de stad te verkoopen. En de jongen, die alle bors tels had verkocht, kwam tegen den avond met heel wat geld thuis. Natuurlijk was Ching-Chow toen blij. Hij was zoo blij, dat hij den jongen een geld stukje gaf, omdat deze alles zoo goed en zoo voordeelig had verkocht. Doch Wang- Chi, zoo heette de jongen, was niet tevre den met het weinige geld, hij had gedacht, dat zijn vader hem veel meer zou geven, en om zijn ontevredenheid te toonen, wierp hij boos het geldstukje in het vat. Maar ziet, wat gebeurt: zoodra het geld stukje op den bodem van het vat viel, vul de dat zich dadelijk met geldstukjes. En Ching-Chow, die al het geld zag, dat zich opstapelde tot boven aan den rand van het vat, riep vroolijk uit: „Nu zijn wij rijk, nu behoef ik niet meer te werken." „Ja," zeiden de kinderen. „Nu zijn wij rijk, nu krijgen we iederen dag lekker eten." „Ja, nu zijn wij rijk", sprak ook Ching- Chow's vrouw. „Nu kunnen wij mijn ouden vader en mijn stokouden grootvader bij ons in huis nemen." Ching Chow bromde eerst nog wat en zei, dat twee oude mannen in huis meer last en drukte gaf, maar toch nam hij den va der en den grootvader van zijn vrouw in maar hij liet ze erg hard werken, vader liet hij op het land werken, ter wijl de grootvader wel iederen dag tien zakken vol geld uit het vreemde vat, dat

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 20