Mushalong Arrondissementsrechtbank te Alkmaar. Brieven over Engeland. - Het auto-ongeval op den Afsluitdijk. (Van onzen F.ngelschen Brief-schrijver.) 15 September 1934. ENGELAND is beroemd om zijn voetpaden. Ik weet wel iets van die voetpaden af, en voor ik u zeg, wat ik van die beroemd- li e id denk, wil ik U eerst iets van de voetpaden zelf vertellen. Ze zijn er werkelijk, en ze zijn er in hoeveelheden. Als u ooit van plan bent in een of ander deel van Engeland, buiten de groote steden natuurlijk, Uw cantie door te brengen, zoudt u een boekje kunnen aanschaffen, waarin de wandelingen langs dio voetpaden in do door u uitverkoren streek wor den beschreven. Die boekjes bestaan, en ze zijn goed koop. Voor een dubbeltje doet u heel wat. Maar zegt U nooit, dat ik het U heb aangeraden. Drie jaar geleden waren wij in Ruislip, en ver heugden ons in het gelukkig bezit van een dubbel tjes boek, genaamd Country Walks. Ik heb het op dit oogenblik voor me liggen, en zie, dat mijn exem plaar do negentiende druk is van dezo uitgave. Een duidelijk bewijs, dat do Engelschen van wandelen houden. Anders zouden ze do boekjes niet hebben gekocht. Ik hoop, dat ze er niet al te veel teleurstel lingen door hebben ondervonden, maar vrees het ergste. Op zekeren Zondagmiddag besloot ik met mijn twee zoons een van de wandelingen uit het boekje te gaan maken. Wo kozen de eerste. Het begin was buitengewoon hoopvol. We logden het af op onze stoelen in de huiskamer en lazen: „Van het station Ruislip volgt men den hoofdweg tot het dorp en neemt bij de kerk den weg naar Northwood en Rickmansworlh. Dien weg volgt men zoowat voor een mijl tot aan de witte brug, die over het water ligt, dat naar het Reservoir loopt, en gaat voorwaarts tot aan de herberg „De Zes Bellen". Men heeft dan twee en een kwart kilometer afgelegd." Aangezien onze woning op nog geen honderd me ter afstand van Do Zes Bellen stond, volbrachten we dat gedeelte van de wandeling zonder eenige moeite en met groot succes. Het boekje vervolgt: „Ga hier links af het land in. Bij het eerste hekje, waar U over moet klimmen, loopt het pad schuin naar rechts, en volgt den rand van het bosch, tot het komt aan do schuren vnn een boerderij, en dan Do rest is van geen belang voor mijn verhaal, want meer dan het eerste hekje, waar we over moesten klimmen, hebben we niet gevonden. Er was noch een pad schuin naar rechts, noch schuin naar links, noch recht naar voren. Er was wel een bosch, maar het had geen rand, waar je langs kon loopen, en een boerderij, met of zondor schuren, was nergens te ontdekken. Wo hebben verder dien middag op eigen houtje de wandeling voortgezet. Als je niet op een kaartje kijkt, kom je altijd wel ergens. Maar ik geloof, dat we, zonder het te weten, toch later weer op den juis- tcn weg zijn aangeland, want we zagen een En gelschman met hetzelfde boekje als het onze in zijn handen. Hij keek erg versuft en we zijn hem vlug voorbij geloopen. Zijn kleeren zagen er uit, alsof hij langs boschranden had probeeren te loopen. Het spreekwoord zegt, dat een ezel zich geen twee maal aan denzelfden steen stoot Maar een mensch kan zich dio weelde veroorloven. Dit jaar zijn wij er met zijn vieren op uitgetrokken. Het uitgangspunt van onze wandeling was de ruine van een bijna duizend jaar oud nonnenkloos ter, St. Catherino's. Een schitterender uitgangspunt kunt U zich moeilijk voorstellen. St. Catherine's ligt boven op een heuvel, met een prachtig gezicht op de stad Guildford en de omgeving. Wij hebben er een geruimen tijd doorgebracht, veel langer dan goed was voor het welslagen van de wandeling, die wij nog voor den boeg hadden. Of misschien niet lang genoeg. Ten slotte daalden we den heuvel af. Ons wandel- hoekje vertelde ons, dat we dan aan het riviertje de Wey zouden komen, en dat we daar een veerbootje zouden vinden. Het wandelboekje sprak de waar heid. FEUILLETON. door GEORGE GOODCHILD. Do dagen gingen voorbij, en Lavendou had zijn gewone aanzien wér herkregen, want de bezoekers waren teruggegaan, en er was geen Mushalong bij do hand om een opwindende gebeurtenis in het leven te roepen. Marie Louise dacht dikwijls aan het gezelschap, dat naar bet noorden was getrokken, en was iederen dag weer benieuwd oni te welen, waar zij zich bevonden en wat er gebeurde. Het mooie gezichtje van Kate Goring kwam haar voort durend voor den geest en zij was nieuwsgierig, wat zoo'n meisje van zulk een man als Mushalong zou denken. Ongetwijfeld zou zij hem verachten, als de dochter van den rijken kolonel Goring. Toch was zij met die conclusie niet heelemaal tevreden. Mushalong was Mushalong, on eenig in zijn soort. Zij zuchtte, en kwam tot het besef, dat zij teveel aan hem dacht, doch op die wijze aan hem den kend. verdween langzamerhand haar eerste harts tochtelijke woede. Het was een week na het vertrek van het gezel schap, dat Ogle bij haar aankwam. Hij had zijn reisklcercn aan, en zij vermoedde, dat hij een groo- tcn tocht moest gaan maken. „Nog steeds druk aan het werk?" vroeg hij. „La-la!" zelde zij, een air vnn vroolijkheid aanne mend, hetwelk zij in het geheel niet voelde. „Ik loopen er maar een beetje omheen." „Nu dat doe je dan wel heel goed. Wat ik zeggen wilde, er kwam gisterenavond een Indiaan in de stad. Hij zeide, dat hij Mushalong en zijn gezel schap onderweg gezien had. Zij hadden klaarblijke lijk flinke groot vorderingen gemankt.'* „Mushalong doen zijn naam alle eer aan", zeide zij. We kwamen aan de Wey, en er lag Iets, dat met wat goeden wil desnoods voor een veerboot zou kun nen worden versleten. Maar in, bij, onder of naast de boot was niets to ontdekken, wat op een veerman leek. Een onderzoek in de buurt bracht ten slotte een veervrouw te voorschijn. Ze kan goede eigenschap pen gehad hebben, maar dan is ze er in geslaagd, die zorgvuldig voor ons te verbergen. Op onze drie maal herhaalde vraag, toen we den overkant bereikten, waar het pad liep naar St. Marthas, het voorgeno men eindpunt van onze wandeling, verwaardigde ze zich slechts, en dat blijkbaar met grooten tegenzin, met haar vindern aar allo windrichtingen te wijzen. Wij besloten recht door zee te gaan. Maar het was niet onze bedoeling geweest, dat dit voornemen in al te letterlijke beteekenis zou worden opgevat Als vader des hulsgezins liep ik voorop, natuurlijk. Een pad was nergens te ontdekken. En geen tien meter had ik afgelegd, of we waren genoodzaakt terug te keeren, want recht door zee bleek te zijn: recht door een moeras. Maar de middag was nog jong, en onze moed groot. We keerden terug tot aan den oever van de Wey, en besloten het riviertje een klein stukje te volgen, en daarna af te slaan. Er was werkelijk iets, wat op een pad leek. Het ging doodgemakkelijk. We liepen langs de Wey, tot wo aan een klein zijstroompje kwamen, dat ons noodzaakte af te slaan. Op dat zijstroompje roei den vier jongelui in een wherry. Alles ging naar wensch. Er was werkelijk een pad. En dat pad liet weinig of niets te wenschen over. Het eenige, waar het weinig begrip van scheen te hebben, was van de rechte lijn. Na een minuut of twintig waren we maar heel weinig meters verwij derd van de plaats, waar de vriendelijke veervrouw ons had afgezet. Maar, zoo zeiden we tegen elkaar, dat was noodig, om het moeras te ontwijken. Maar nu kwam weer een moeilijkheid. Het pad eindigde op de meest onmiskenbare wijze, en wat er overbleef maakte een niet al te vriendciijken indruk De eerste poging gaf tot resultaat: moeras. Dc tweede: moeras. De derde: moeras. De vierde- een hoog hek, kwistig bestrooid met prikkeldraad. De drie meisjes en de iongen ln de wherry sloegen onze pogingen met groote belangstelling gade. Wij riepen hun hulp in. Zij waren de bereidwilligheid zelve. Het hek met prikkeldraad was best te nemen, oor deelde het jongemensch. Een poging van onzen kant bewees het tegendeel. Dan links af slaan, en het moeras in, ried hij aan Hij had het zelf ook gedaan een paar maanden ge leden en hot ging best. Er was geen andere keus en we besloten het te wagen. Onze oudste zoon ging nu voorop, 't Was een won derlijke zigzaglijn, die hij volgde, maar hij riep ons toe, na eenigen tijd, dat hij op drogen grond was aangeland. Wij volgden, maar bleken een andere zigzaglijn te pakken te hebben. De onze was bijzon der rijk aan water, vooral op de plaatsen, die er vei lig uit zagen. De ondervinding leerde ons, dat de gaten diep waren, en het Engelsche water bijzonder nat. Maar terugkcorcn was bultengesloten.We kletter den door het moeras, tot we den drogen grond be reikten. Onze baanbreker wachtte ons daar op met de prettige mededeeling, dat we in elk geval verder konden. Hij had den weg al verkend. Er zijn tijden, dat een mensch voor niets staat. Dit was er een van. Misschien kwam het door het water in onze schoenen. De „weg", die onze oudste zoon voor ons had ge vonden, leidde over een zeer verdacht uitzienden omgevallen dooden boom over een sloot naar een stuk land met brandnetels ter hoogte van een meter, aan het eind waarvan een pootige kerel stond met een dikken stok in zijn hand. Maar wat doe je, als je natte voeten hebt? Wij zijn over den boomstam gegaan, niet zonder tegenwerpingen van het vrouwelijk lid van ons ge zeischap. We zijn door het brandnetelveld gegaan, met vele luidruchtige tegenwerpingen van het jong ste lid van ons gezelschap, die beweerde, dat wij zelf maar eens moesten probeeren onze kousen uit tc trekken, wat we niet hebben gedaan. We hebben hem getroost met de verzekering, dat jo op den duur aan brandnetelsteken gaat wennen We zijn bij den pootigen kerel aangeland. Hij wou „Ja. Voor het buitenleven is het een uiterst ge schikte vent. Ilct was erg attent van Fennimore om voor dat baantje te zorgen." „Denken U dat? Mon Dieu! Ik denken, dat het was, omdat Fennimore hem liever zenden uit de stad. Hij de mijnarbeiders van het werk houden. „Daar heb ik nooit aan gedacht, waarschijnlijk schuilt er wel eenige waarheid in je opmerking." „Ik weten bet zeker. U op reis gaan, nietwaar?" „Ja. Do trein gaat over een half uur naar Nip ping terug. Vandaar ga ik naar Toronto. Ik heb eenige kerkelijke zaken af te doen. Ik h:op tege lijkertijd, Marie Louise, die andere zaak in orde te brengen." Zij kon niet vrhinderen, dat het bloed haar naar de wangen steeg. Hij merkte haar verwarring op, en streelde haar hand. „Ilct zal wel in orde komen, beste. Om je de waar heid tc zeggen, weet ik niet precies, hoe het verloop van zoon zaak is, maar het zal wel niet moeilijk zijn, om dat uit te vinden. Je behoeft je niet bezorgd te maken, dat alles niet voor elkaar komen zal." „U U alles zoo willen maken dat het is, als of nooit iets gebeurd, hè?" „Net, alsof het een booze droom was." „A-ah!" zuchtte zij. „Je bent nog opgewonden, Marie Louise. Kijk, je handen beven! Je moet je er niets van aantrekken dat moet je heusch niet doen." „Ik doen er erg mijn best voor", zeide zij. „Maar een langen tijd geleden voordat U hier komen. Mushalong erg vriendelijk voor mij." „Ik wil dat best gelooven. Mushalong heeft menige vriendelijke en goede daad verricht. Het is 7.00 on gelukkig, dat hij zichzelf zoo vaak vergeet. Ik vond den ring, die in mijn huis is achtergebleven. Jam mer genoeg heb ik vergeten 'm dien morgen aan hem te geven. Wil jij hem bewaren, totdat ik terug kom, want tien tegen één, dat ik 'm onderweg zal verliezen." Hij nam den ring uit zijn zak, en legde 'm op de tafel. Zenuwachtig nam zij 'm op, en keek naar de inscriptie. Er stond op: Aan mijn dierbaren zoon. Daniël Knderby, van zijn moeder. Dit was netjes aan de binnenzijde gegraveerd. „Zijn moeder!" zeide zij. „Ik nooit iemand over zijn moeder hooren spreken." weten wat we moesten We maakten er geen geheim van, zeiden, dat we, volgens ons beste weten, op weg waren van St. Catherine's naar St. Martha's. Hij grinnikte en zei, dat we verdwaald waren. Wij deel den hem mee, dat we al gemeend hadden, dat die mogelijkheid bestond, maar dat we blij waren, het nu zeker tc weten. En of hij ons wou helpen, op een be- gaanbaren weg te komen. Dc man was niet zoo kwaad, als hij er uitzag. Hij Zitting van Dinsdag 18 September. Meervoudige Strafkamer. Anna Paulowna. VOOR DE VARIATIE WEER EENS ARTIKEL 245 en 248 BIS. De zitting werd geopend en ook direct weer ge sloten met den persoon van den godetineerden ar beider Jan M., geboren te Hoogwoud en wonende tc Anna I'aulowna welk heerschap zich had schul dig gemaakt aan het tegenwoordig zoo veel bespro ken artikel 248bis. Mr. Judel van Bergen opponeerde als verdediger. S ij^> e c a r s p e 1. De zaak werd op denzelfden voet voortgezet met den arbeider JoJl&nn Ilermann A. te Sijbecarspel, die zich eveneens aan een dergelijk soort, feit had schul dig emaakt. Deze zaak werd tot nader order uitge steld. Helder. Hiermede was die serie nog niet uitgeput, want ook de 40-jarige kermisreiziger Jan S. uit Hilversum stond met gesloten deuren terecht voor het voort gezette misdrijf, strafbaar gesteld bij artikel 245 Strafr., gepleegd te Helder. In deze zaak trad mr. Buiskool van Schagen op als raadsman en verdedi ger. Verdachte bevond zich op vrije voeten. Eisch was 6 maanden gevangenisstraf. DE HOND yAN DE BASKERVILLBS. Conan Üoylo geeft in zijn Shcrlock Holmes serie een interessante geschiedenis over den spookhond van de Baskervilles, doch het schijnt dat dit geheim zinnige mormel een pendant heeft gevonden in den melkboerenhondehaar kleurigen konijnenjager van Engel Pr., beter bekend als Engel van de Striel, die nu al zoo ongeveer voor den vierden keer 'n rol speelde in het Alkmaarsche rechtsmilieu. Eerst 2 maal voor den kantonrechter en later 1 maal in appèl voor dc Meervoudige Strafkamer. l)e heele kwestie kwam hier op neer, dat de hond van Engel 'n aanvalspoging had gewaagd op de mas sieve kuiten van den rijksveldwachter Gerrit Minnee en zijn baas toen door den kantonrechter was ver oordeeld. Engel beweerde echtei dat hot de hond was van zijn zwager Jan Visser, alias Jan Dop en nu had de rechtbank heden den veldwachter van Egraond Sur Mer gerequireerd, om uit te maken op wiens naam de hond stond in de registers der gemeente lijke hondenbelasting en burgerlijken stand. Veld wachter ten Bruggencate deed zijn nest om de kwes tie toe te lichten. Engel had 'n gladde en Jan Dop 'n ruige hond. gele hond. welke honden beide vroe ger aan de Striel hadden toebehoord. Volgens Min nee was bet een ruige hond. maar ten Bruggencate beweerde, dat de hond van Jan Dop veel kwaad aardiger was. De officier achtte deze inlichtingen niet voldoende ën vroeg vrijspraak, welke direct werd verleend. Ursem. EEN VOETGANGER VAN DE SOKKEN GEREDEN. Do brandstofhandelaar 'lhcodorus Alphons Marie B. te Ursem bereed op 0 Februari met zijn vracht auto den smallen Noorddijk met zoo groote snelheid en onvastheid van besturing, dat hij den aldaar op den weg staanden Cornelis B. zóó geducht aanreed, dat deze ongelukkige een gecompliceerde beenbreuk en schouderbreuk bekwam en hij met bekwamen spoed moest worden opgenomen in het St. Eliza- bethsgesticht. Hij werd aldaar behandeld door den chirurg Dr. Kersemaker, die thans, nu hij als getuige deskundige tegen den terechtstaftnden brandstoffen- handelaar optrad, geen zekerheid op het volledig herstel van den nog steeds in het ziekenhuis ver pleegd wordenden heer Bakker kon geven. In deze zaak werden nog verschillende getuigen gehoord en was de verdediging vait den verdachte opgedragen aan mr. Smal. advocaat tc Alkmaar. Uit do getuigenverklaring bleek, dat verdachte met groote snelheid eerst tegen de telefoonpaal en 'n brugleuning en vervolgens tegen Bakker aan reed, waarop hij met zijn wagen in een heg terecht kwam. De weg was glad en gevaarlijk, verklaarden verschil lende getuigen. Gevorderd werd ter zake toebrengen van zwaar lichamelijk letsel f200 boete of 60 dagen en ontzegging rijbevoegdheid voor den tijd van 1 jaar. Mr. Smal betuigde namens verdachte en familie zijn leedwezen met het gezin Bakker en pleitte al thans een meer clemente straf dan door den Officier gevorderd. „Ik geloof, dat hij haar verloren heeft, toen hij ongeveer zestien was. Zij was toen weduwo. „Arme Mushalong!" mompelde zij. De medelijdende toon deed hem haar scherper op nemen. Hij miste de woede, welko zij tot nu toe getoond had, en verwonderde zich over de verande ring. „Ik heb nu precies gehoord, hoe dc vork in den steel zat bij dien dollen streek," zeide hij. „Connell plaagde Mushalong over zijn afkeer van de vrouwen liet zette hem ertoe aan, om die dwaze weddenschap aan te gaan. Hij zeide, dat hij de eerste de beste vrouw, dio in den winkel kwam, zou trouwen. Het was wel heel toevallig dat jij juist moest binnenko men." Tot nu toe was zij tc opgewonden geweest, dan dat zij Kelly in de zaak betrokken had. Zij kwam plotseling tot het besef, dat het allerminste het toe val geweest was. hetwelk haar in de tegenwoordige positie gebracht had. Het verhaal van de boodschap van baar broeder was eenvoudig een list geweest. Kelly had haar naar den winkel gezonden, om zich op Mushalong to wreken. Waarom Kelly juist haar had uitgekozen, was niet zoo moeilijk te begrijpen. Hij kende den heetgebakerden Henri, die nu aan het houtkappen was. Ilij rekende op Henri, die nu zijn wraak op Mushalong zou koelen, wanneer deze zou hooren, wat er gebeurd was. Sommige menschen in Lavendou zouden het beschouwen als een goed ge slaagde mop, doch Henri zou dat zeker niet. „Het was Kelly", zeide zij. „Ilij mij daarheen zen den met een valsche boodschap. Hij haten Musha long." „De schavuit! Ik wist dat niet. Natuurlijk is dat geen verontschuldiging voor Mushalong maar hot hoteekont toch, dat jij niet opzettelijk als zijn slacht offer bont uitgekozen." „Ja, dat beteekent het", antwoordde zij naden kend. Hij keek op zijn horloge, en zag, dat het zijn tijd begon te worden. „Wat er ook gebeure, ik mag mijn trein niet mis sen", zeide hij. „Ik ben beneuwd naar dien tocht naar Nipping. Hot zal wel interessant zijn, om te zien, hoe zij de lijn gelegd hebben. Zij moeten ont zettende hinderpalen overwonnen hebben." Zij scheen erg nerveus te zijn, toen zij hem naar hielp ons en we zijn langs den gewonen weg naar huis gegaan. St. Martha's hebben we dien middag maar laten liggen. Ik ben het grootendeels eens, met wat van de En gelsche voetpaden gezegd wordt. Bijna geheel. Alleen het laatste woord deugt niet. Althans niet heele maal. Maar den eersten zin van dezen brief onder schrijf ik geheel tot: De Engelsche voetpaden zijn beroe Dokter Beeker beleedigd? Het moeilijke pad van den journalist In de Schagcr Courant van Dinsdag 17 April kwam een bericht voor uit Middenmeer, omtrent een auto ongeval op den Afsluitdijk, waarbij Dr. Beeker te Wieringen zou hebben geweigerd, assistentie te ver- leenen. Daarna had men Dr. Hoogkamer uit Midden- meer opgebeld, die wel was gekomen. Dr. Beeker had zich door dit bericht beleedigd ge voeld, vooral door de volgens hem verkeerde weer gave van de feiten. Een aanklacht tegen den correspondent van de Schager Courant de heer S. was het gevolg. Deze zaak diende Dinsdagmiddag voor de Arrondis sementsrechtbank te Alkmaar. President was Mr. Lc- deboer. Verdachte erkende het artikeltje tc hebben opgezon den naar aanleiding van het optreden van Dr. Beeker, en op de laakbare onverschilligheid van den dokter te hebben gewezen. Verdachte vertelde, dat de heer Bos- sina, (de voorbijrijdende automobilist) bij hem op kan toor kwam met het verzoek of deze een dokter mocht opbellen. Bij dit telefoongesprek is verd. geheel tegen woordig geweest en naar aanleiding van de antwoor den en de door Bossina herhaalde gezegden van dr. B., had hij het bewuste artikeltje geschreven met een per soonlijke critiek over diens handelwijze. De heer Bossina had o.m. gevraagd. „Dus u wei gert?" Verder zou dr. B. hebben gezegd, „dat hij ook zijn patiënten had." President: Werd er een bepaald geval genoemd? Verdachte. Neen, het werd in het algemeen gezegd. Pres.: Dus u had het beter geoordeeld, dat dr. B. direct was gekomen inplaats van andere patiënten af te wachten? Verd.: Ja zeker. Verd. had evenwel niet de bedoeling gehad dr. B. te beleedigen. Hij wilde het alleen maar openbaar ma ken. De president merkte op, dat hij dit toch op een andere manier had kunnen doen. Men mag iemand zoo maar niet iets verwijten. Verdachte had het als zijn plicht gevoeld om mel ding van het feit te maken. De redactie was er vrij in, het bericht te plaatsen, gewijzigd of niet. Hierna wordt dr. Beeker voor het hekje geroepen. Dr. Beeker handhaafde zijn aanklacht. Het geheele stukje is een bclcediging voor hem. De president wees er op, dat in het stukje staat, dat dr. B. pertinent weigerde toen men hem mede deelde, dat men zich eerst tot dr. Groot had ge wend. Dit was volgons getuige niet het geval. Eerst be stond er een misverstand over den aard van het ongeval en had get. gezegd, dat men den patiënt maar bij hem moest brengen. Toen men mededeelde, dat het wel een hersenschudding kon zijn heeft hij ge zegd, dat hij op een patiënt zat te wachten. Toen get. den patiënt gezien had, die een onbeduidend on geval had gehad is hij direct gegaan. Hem is niet verteld, dat er een andere dokter in gemengd was. Verdachte zeide, dat dit inderdaad aan dr. B. be kend was. Dr. B. had geadviseerd dr. Groot op te bel len. Men heeft hem toen geantwoord, dat dit reeds gebeurd was, maar dat deze niet thuis was. Getuige ontkende, pertinent te hebben geweigerd, toen hem bekend werd dat een collega er in gemoeid was. De president had het voorzichtiger gevonden, als verdachte in de krant had gezet, dat dr. Beeker direct nadat hij den patiënt thuis had geholpen naar de plaats van het ongeval was gegaan. Hij had beter inlichtingen moeten inwinnen. Verdachte vond dit niet noodzakelijk, daar hij steeds bij de telefoongesprekken aanwezig was ge weest. Dr. Beeker heeft geprofiteerd van het orga nisatietalent van dr. Hoogkamer, die had geadviseerd een mannetje on de brug klaar te zetten met de ver- bandkist van de M.U.Z. Dr. Beeker heeft dit manne tje opgepikt. Hij wist niet dat dr. Hoogkamer zou ko men. Hierna werd de echtgenoote van dr. Beeker ge hoord. Deze deelde mede, dat eerst het bericht kwam van het ongeval waarvan het slachtoffer ten huize van den dokter zou komen. Daarna heeft zij de tele- de deur begeleidde. Toen hij zijn hand uitstak, slikte zij een paar maal, en begon iets te zeggen. „Wat zeg je?" vroeg hij. „Och niets niets." „Nu, vaarwel, Marie Louise. Je kunt op mij ver trouwen ,dat ik al het kwaad ongedaan zal maken." „Vaarwel, Padrel" Maar hij had nog geen dozijn stappen gedaan, toen hij een verstikten kreet hoorde, en toen hij om keek, zag hij haar op zich toeloopen. „Wel, wat is er aan de hand?" „Dat dat huwelijk. Het was werkelijk. Toen toen U mij vragen, ik zeggen „ja". Ik het mccnen." „Marie Louise!" „Ik hem haten daarna, toen ik hooren van een weddenschap, maar het niet zijn bedoeling mij kwetsen. Ik ik ben zijn vrouw. Ik wil het niet veranderen nog niet in ieder geval." „Je wilt het niet geannuleerd hebben?" vroeg hij ongcloovig. „Neen. Ziet U hij mijn leven redden. Ik hem iets schuldig. Misschien hij mij niet noodig hebben, maar maar ik ben zijn vrouw. Ik zeggen „ja" binnensmonds. Ik zal wachten totdat hij terugko men. Misschien dan... maar nu niet. U mij den brief geven, welke hij schrijven?" „Wel, ja, natuurlijk, als je het werkelijk meent", „Ik het mecnen", zeide zij heesch. Hij overhandigde haar den brief, en zag haar oogen in tranen zwemmen. Persoonlijk was hij blij van zijn niet al te prettige taak te zijn ontheven, hij twijfelde eraan, of Marie Louise wel werkelijk wist, wat zij deed. „Pas er goed op," raadde hij haar. „Je zult 'm misschien later noodig hebben." Zij knikte en liep onmiddellijk naar haar blokhut terug. Het was de impuls van het oogenblik geweest, maar zij was blij, dat zij bijtijds gehandeld had. Waarheen het haar zou leiden, dat wist zij niet, maar zij was voorloopig Mushalong's vrouw. Het gaf haar een nieuwe sensatie iets. wat haar kleurloos bestaan eenigermaie verhelderde. „Deugt voor niets", zeide zij, een meening herha lend, welke zij menigmaal had hooren verkondigen. „Neen, neen het is niet waar." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 6