EU
Brief
Brabantsche
van Dré.
DE MOOISTE FOTO
GEILL. ZONDAGSBLAD
grootcre letters op de wegwijzers van de A.N.W.B.
worden aangebracht voor „Schoorl".
Voorzitter zal het ter sprake brengen.
De lieer Duin vroeg of er al iets was gedaan voor
den overweg, waar kort geleden het ongeval is ge
beurd met de wielrenners.
Voorzitter antwoordde, dat er reeds verschillende
maatregelen zijn genomen. De tram moet vanaf Alk
maar komende, stoppen, en vanaf Schoorl mag de
snelheid niet grooter zijn dan 10 K.M.
De heer Duin vroeg of het niet mogelijk was door
lichtsignalen de aandacht er op te vestigen. Spr.
wilde iets aanbrengen.
Voorzitter dacht dat dit wel mogelijk was. B.v.
flikkerlicht.
De heer Duin informeerde naar een schrijven van B.
en W. aan de brandmeesters, waarin werd medege
deeld, dat de persoon waar brand was, eerst moest
betalen, voor er water mocht worden gegeven.
Ulvenhout, 2 October 1934.
Menier,
Laank gelejen, d'n sjuus- r-
ten datum is glad bijzaak,
kwam ik ieveraans ter
weareld 'nen goeicn ken
nis, 'nen Vlamink teugen.
't Was 'n heel end uit de
buurt van Ulvenhout, krek j
zoo wijd as van Antwer-
pen vandaan, waar mijnen
kennis z'n geboortekribke
gehaangen had aan 't voe
ten-end van de bedstee.
En om 't nouw maar
sjuuster te zeggen: 't was
in Engclaand.
Jaha, ge staat er mis-
schient van op te kijken, da'k daar al 's gewist ben,
zonder er ooit van te reppen, maar 't is nog nooit
te praten van pas gekomen en... 'k heb altij nog stof
in overvloed g'ad, om m'n brieven vol te krijgen.
'k l'raat nouw eenmaal liever over de Ulvenhout-
sche botterblommekes, dan over de wilde fuchsia in
't Zuid-Iersche rotsgebergte.
Liever over oiize Mark, dan over de Theems;
waant Ulvenhout ollee, daar ben 'k geboren, daar
heb ik geleerd bij den Baard, daar heb ik gevochten
en gevrejen, plazier gehad, en m'n portie chagrijn
opgevreten. Daar hè'k «geleefd. Daar sprikt iederen
boom uit de bosschen van vcrlejen dingen, die me
dierbaar zijn.
'n Ouw verrot baankske in 't bosch, waar ik veer
tig jaren gelejen, mee m'n Truike, op 'nen natten
Zondagmiddag gezeten en in de toekomst gekeken
heb, da baankske doet me nouw eenmaal veul meer
dan 'nen besneeuwden bergtop.
As 't hart gin deel hec, aan wat ge zegt, kunt ge
beter oewen mond houwen in deus soort van vrind
schappelijke brieven.
Maar genogt.
Ge wit nouw, da'k wel 's wijd van huis gewist ben
(ge wti ook er bij, dat m'n thuisreis altijd leutigcr
was, dan m'n uitreis) en veur de rest gaai ik over,
tot den tiep van deze week, die...
zei vers zijnen doopceel gelicht hee!
Zeivers, ja!
'k Heb 'nen brief ontvangen, van 'nen ouwen ken
nis uit ons durpke en dieën brief zal ik oew dalijk
„veurlezen", zal 'k maar zeggen.
Ge zou deuzen tiep kunnen noemen: ,,'nen Ulven-
houter in den vrimde". Maar 'k heb m'n veurige tic-
pekes evenmin 'nen titel gegeven, dus 't komt er niet
zoo sjuust op aan hoe ge'm noemt: wij zeggen in
zo'n gjeval: ,,'t raakt de baker niks, as 't kind maar
gezond is!"
Maar eerst wa-d-aanders: Brieven lezen is 'n kunst
op z'n eigen. Ik wil nie perbeeren in 'nen vloek en
'nen zucht oew da kunstje te leeren maar 'k wil
wel perbeeren 'n slipke op te lichten van 't veule dat
niet in den brief staat.
Waant daar gaat 't bekaanst altij om, as menschen
schrijven, (da geldt veur ministers, veur kunste-
nèèrs, veur zakenlui, veur ongeletterden, tot en
met... veur kritiekers!) de kunst, de truuk, is om
dA te snappen, wat nie geschreven wier, deur al die
soort van schrijvers en schrijvers.
Da slipke licht ik op, as ik oew vertel, amico, van
die ontmoeting mee diën Vlamink in 't hartje van
Londen, 'k Moest daar iets vragen. Reizen in 't Bui
tenland, bestaat veur 50 pet. uit vragen en veur 50
pet. uit betalen, 'k Zocht 'nen geschikten tiep uit. En
daar kwam er een en aan, mee 'nen grooten, krul-
lenden baard, d'n ennigsten die 'k ooit in Enge
land zag mee 'nen prachtigen buik, d'n en-
„U niet gèlooven ,dat er iets gebeurd zijn...?"
„Niet met dien vuurvreter Mushalong bij do uit
rusting. Hij is do beste gids in West-Canada. Eén
van deze dagen zal bij Lavcndou wol binnen komen
stuiven, en de geheele stad op stelten zetten. Het is
toch eigenaardig, dat alle mannon dol op hem zijn.
Zelfs nu doen zij niets anders dan over hem praten
boe hij vroeger de post placht te brengen hoe
hij de mail binnenloodste in weer, waarvan zelfs de
wolven terugschrokken. De trein brengt de brieven
vlugger, doch er is niet meer zoo'n geren naar de
brieven als dat vroeger het geval was."
Marie Louise kon dat best begrijpen. Er was zulk
een romantisch tintje aan een brief, die langs een
gevaarlijk pad vervoerd was door een wilde-honden-
drijver. Ja, de spoorweg was vlug, doch zielloos. Zij
bracht in haar heltnnering terug de talrijke gelegen
heden, waarbij zij Mushalong langs den bevroren
weg had zien rennen, met zijn lange zweep in dc
lucht klappend, de honden blaffend, en de mannen
mot hun handen wuivend. Thans was dit allemaal
voorbij en was selchts een schilderachtige herin
nering overgebleven.
Ondanks Fennimorc's verzekering, gingen dagen
voorbij, en werd niets van Goring's gezelschap ge
hoord. lederen dag vond Marie Louise één of ander
excuus, om naar het groote gebouw te gaan. ten
einde steelsgewijze informaties in te winnen, doch
eiken keer schudde Fennimore het hoofd. Hij ver
wonderde er zich over, dat Marie Louise zooveel be
langstelling voor Mushalong toonde, want hij, even
als ieder ander in Lavendou, verkeerde in de ver
onderstelling, dat Ogle de gevolgen van Mushalong's
algemeen bekende „grap" had uitgcwischt. Henri
had er voor zorggedragen, dat zulks algemeen be
kend geworden was.
Kelly was nog in de buurt, en koesterde hoop. dat
Mushalong zou verschijnen, voordat Henri naar de
houthakkorijen ging. Hij zou evenwel op dat punt
worden teleurgesteld. Op een sneeuwachtigcn morgen
zeide Henri en een gezelschap mannen hun vrouwen
en familieleden vaarwel, en namen den trein oost
waarts.
„Au revoir, kleine zuster!" zeide Henri. „Musha
long zal moeten wachten, totdat lk terugkom. Ik heb
hem nog nog niet vergeten."
„Daar heb je anders tijd genoeg voor gehad," ant
woordde zij.
Het was den volgenden dag, dat een Chilkat In-
De Voorzitter antwoordde dat dit. niet 't geval is.
Uit de hierna gehouden besprekingen bleek, dat
het de bedoeling is, dat, als dc perssoon waar dc
brand is, wenscht, dat de brandweer brandend hooi
of iets dergelijks uit het perceel haalt, de betrokken
persoon zich garant moet stellen voor de onkosten.
Tenminste als het perceelen betreft, welke alleen
staan. In de bebouwde kom, of als er gevaar bestaat
voor andere perceelen, moet direct worden gespo
ten. Het gaat hoofdzakelijk om het nablusschen. Als
voorbeeld haalde Voorzitter een kortgeleden plaats
gehad hebbende brand aan, welke de gemeente f250
heeft gekost, terwijl de assurantie-mij. slechts f25.
vergoeding heeft gegeven. Spr. hoopte dat dc brand-
assurantiemaatschappijcn iets beter over dc brug
zouden komen. Van een en ander zullen nadere in
structies worden rondgezonden.
Daarna sluiting.
nigsten die 'k ooit in Engeland zag en mee 'nen groo
ten zwarten flambard op, d'n ennigsten die 'k
ooit in Engclaand zag. Óp allebei z'n wangen 'n
kleur en in z'n oogen scerjeuzen leut! ik docht:
das mijn manneke!
Ik gong veur 'm staan en hij zee nie: „sorry", om
toen met 'nen kollesaal beleefden zwaai mij zoo on
beleefd meugelijk te laten staan!
(Ge wit, den Engelschman is beroemd om z'n be
leefdheid en z'n boksen. Hij bokst zelfs beleefd, ok
as ie wa gaauw was...!)
„Zeg, mister," zee ik: „oewil joe thel mie eh
thel mie, sodejuu oeweur is zde... nonde-
kces, zde...!"
M'ncn buitenmodel Engelschman begost te lachen
('nen echten Engelschman doet da nooit, die is daar
veul te beleefd veur! Die laat oew uitstotteren tot 't
zweet oew uitbrikt!) hij begost dan te lachen en
zee: „Ah-wel, klapt gij maar uw moerstaal, m'n
vrind. Ge zijt. portang 'nen Vlaam? As ge neen zegt,
ik maak u dood!"
„Genade," zee ik: „ik ben nie van Zuid, ik ben
van Noord-Brabaant," en 'k stak allebei m'n haan
den in d'hoogte.
Amico, op éénen Engelschcn plavuis, waar wij
samen opstonden, daar hadden we dalijk en veur
goed 't vcrrèk aan alles da-d-ons vrimd was en
w'hebben dieën dag 'n leut g'ad ollee, misschient
da'k er nog wel 's 'n briefke op maak.
Maar deuzen „Engelschmandie 'k daar teugen
zijnen Vlaamschen buik liep (boik", zeggen zullie)
was al twintig jaren daar en nog ging horke van
zijnen krullebaard had ie prijsgegeven van zijn
Vlaamschen aard. Nóg sloeg veur hum d'n Londcn-
schen bimbam as de Licvcvrouwetoren uit den Aan-
vers .Nog droomde-n-ie aan d'n overkaant van de
Theems... St. Anneke!
D'n Hol laander doet da-d-aanders.
Die in na veertien dagen mér Engelschman in
Londen, dan Mr. Sister-andso (menier zusenzoo) die
er geboren en getogen is.
Zó'nen Hollaandcr sprikt „met moeite" z'n Hol-
laandsch as ie weer verom is in Haalfwcg of Al-
blasserdam. Maar deuzen Vlaam hij wist na
twintig jaren Londen, veul meer van den Aant-
werpschen politiek, dan van den Londenschenl
D'n Hollaandcr vindt de eigenschap van 'nen En-
gelschmaen, die ieveraans Engelschman; van 'nen
Duitscher, die altij Duitscher; van 'nen Amerikaan,
die ieveraans ter weareld Amerikaan is èn blijft,
schoon! Dapper! Karaktervol!
Van z'n eigen vindt d'n Hollaander 't fijn, as ze
na veertien dagen Londen hun daar verslijten veur...
Engelschman, desnoods... veur Duitscher!
Genogt allemaal.
Nou den brief van m'ncn tiep van deuze week, die
daar in 't hartje van Indië zit te schoolmeesteren
en toch mee z'n Truike, zonder dat ie er erg in
heeft, nog zo'nen deurtrapten Ulvenhoutschen boer
is gebleven, da'k net zoo trotsch op '.m ben, as Piet
Jaanscn uit Alblasserdam op 'nen Engelschman of
zoowiets!
Daar gaat ie dan, amico. (Hij schrijft op z'n Ul-
venhoutsch, dat minstens evcnveul recht op bestaan
heeft, as Marsjan op z'n... „geplukte kiep" lijk ik de
O
dian het kantoor van Fennimore binnenschuifelde.
Het was duidelijk, dat hij één of andere boodschap
af te geven had, doch Fennimore kon er geen kop
of staart aan maken, nangezien Fennimore zijn dia
lect niet machtig was. Daar Mushalong en Joe afwe
zig waren, en dc meeste inwoners weggegaan wa
ren, om hout te hakken, kon hij zich slechts één per
soon te binnen brengen, die iets van dat Indiaansche
dialect afwist en die was Marie Louise. Hij zond
iemand naar haar toe, om haar te vragen bij hem te
komen. Verwonderd trad zij het kantoor binnen.
„Het spijt mij, dat ik je moet lastig vallen," zeide
Fennimore. „Maar ik ben overkropt met werk, en
verwacht een telegrafisch bericht. Kun jij mij mede-
deelcn, wat die kerel mij aan het verstand tracht te
brengen?"
De Chilkat Indiaan toonde zijn witte tanden bij het
glimlachen, toen hij tot het besef kwam, dat hier
iemand was, die hem zou kunnen verstaan. Hij ver
telde haar, dat hij van het noorden gekomen was, en
een boodschap medegekregen had van een gezel
schap Engelschen. Hij vroeg duizend maal vergiffe
nis voor liet feit, dat hij het betrekkelijke papiertje
verloren had. Zijn vader was ziek geweest en ge
storven. en hij was vele dagen bij zijn familie blijven
treuren. Hij was nog een eind terug geweest, om het
papiertje te zoeken, doch hij was er niet in geslaagd
het terug te vinden.
„Wie waren deze menschen?" vroeg Marie Louise.
„Twee blanke mannen en een vrouw."
„Slechts drie!"
„Do groote blanke man lag zeer ziek. Kaloosh den
ken, hij spoedig naar zijn vaderen."
Haar gelaat werd bleek bij dit niet verwachte
nieuws. Slechts drie mannen van het gezelschap
over en één daarvan klaarblijkelijk stervende. Met
de „groote man" moest hij, dacht zij, Mushalong be
doelen. Doch dan overpeinsde zij, dat Datchet ook
groot genoemd kon worden.
„IIoc zag deze zieke man er uit?" vroeg zij heesch.
De Chilkat Indiaan beschreef Mushalong getrouw,
en voegde er dan nog aan toe, dat hem volledige
inlichtingen gegeven waren omtrent den weg, wel
ken zij zouden nemen, indien zij in staat waren hun
tocht voort te /eten. Hij maakte haar, zoo goed en
zoo kwaad als hij kon, met de détails bekend, want
de punten, waarnaar hij kon verwijzen, waren hoofd
zakelijk bosschen, rivieren en moerassen, doch zij had
al zooveel uren over dc kaart gebogen gezeten, dat
nuuwe „Nederlandse taal van deze ekselente mens
gelief te noemen).
„Beste Dré en Trui,
Ik ben er tcnlaangcnleste maar 's veur gaan zit
ten om 'n paar goeie kennissen uit m'n eigen durpke
van Indic uit 'n briefke te schrijven. Waant och,
beste menschen, as ge zoo wijd van oew durp afzit,
dan is elk nuuws da ge leest of hoort van Ncder-
laand oew wellekom en veural as da van oew eigen
geboortcplotskc vandaan komt. Ge mot dan weten,
Dré. dat ze bij ons thuis trouw de BrabaanLsche
Brieven sturen en de veurnomste dagblajen van Nd.-
Brabaant en dan snappen guilic toch zekers wel,
da 'k 't nuuws van Ulvenhout op d'eerstc plek goed
bijhouw! Ochja, Dré. 'k had oew al dalijk motten
schrijven eigenlijk, na-da'k oew op dieën Zondag
avond van 22 April deur onzen Radioow gebeurd
had. Maar 't is er toen nie van gekomen. Oew stem
kwam goed deur, jonk. Of ge bij ons thuis op visite
was...! 's Maandags daarop hè'k er nog 'n heel ge
sprek over g'ad mee onzen bovenmeester. Die had
vcrduuveld genoten, zee-t-ie. Ja, Dré, die vergeleek
jouw natuurbeschrijvingen zelfs... (Nouja, da plum-
ke is privé, Dré). Wanneer komdc gij weer 's veur
de Phohi, Dré (28 Oct. Dré) Zurg da'k 't weet, waant
ik zal van de partij zijn, jonk!
Maar ok Trui heur briefkes vind ik interessaant
en wij hebben hier kollesaal gelachen om 't kruin
tje van den nuuwen Kapelaan da deur Wullemke
de Hoog geschoren moest worren, zoo groot as 'nen
twecfraank en om da stukske over d'n Blaauwe, die
op 'nen goeien dag jouw schietspullen onder oew
bedstee kwam uithalen en toen stiekum z'nen ta
bakspruim in Trui d'r klompen moffelde. Gatverdrie,
wat had die da schoon geflikt!
En dan een van oew leste brieven over den voet
bal! Wa-d-is dieën Fielp d'n bakker toch veur de
Belzen! Da zouw 'm nog wel 's kunnen bezuren,
waant tusschen hokskes, as ik er bijgezeten had,
zouw 'k 'm gèèf uitgekaankerd hebben. En dat d'n
Jaan, d'n veldwachter nog zoo veur den voetbal Is,
ee? Wat da voetbal betreft, Dré, daar is 't hier
sjuust mee gesteld, as in Ulvenhout. Allen... na den
afloop kunnen wij gin pottekc bier meer gaan koo-
pen in „de Gouwen Koei". waant as 't bij jullie vijf
uren is, is 't hier middernacht en dan motte me
naar bed! En... as dan die Hollaanders 't gatsammc
nog verliezen, dan kunde nog nie slapen ok! Wij
zijn er zot op, op da voetballen, hier in Magelang. Ja,
menschen, ik zit op Magelang, 'n plotske midden op
Java in de residentie Kedoe. Ge mot 't maar 's op
zoeken in den atlas, of aanders vraag 't maar 's aan
Dré III in den Ouwcnbosch, die wit 't zekers!
Nouw zal 'k oew 's wa vertellen van Magelang
zeivers, waar ik staai as hoofdonderwijzer op de
Europeesche school.
Magelang lee-d-op 'n hoogvlakte, midden tusschen
den Merapi, (api vuur; mere hebbend), den
Merbaboe (baboe asch) en den Soembing ge
spleten onderlip). Tusschen dc Merbaboe en de
Soembing kunde in dc verte den Teremejo en den
Andong zien liggen. Magelang zelf ligt teugen 'n
klein borgskc n.1. de Tidar aan, dat dat heclegaar
begroeid is mee alang-alang.
Ik mot oew iets amparts vertellen van dieën Ti-
dar. Tidar beteckent „spijker" en volgens dc Ja-
vaansche sage, hee God „Ardjoeno" vroeger Java,
toen da-d-eilaand nog zoo in beweging was,
aan den bojem van de zee vastgespijkerd mee dieën
Tidar. Vroeger dochten ze hier, da Java op de zee
dreef as 'nen grooten schottel.
Dc Merapi is 'nen lillijken smerlnp, waant die
foetert de leste maanden zoo maar lillijk.
Aan den kant van Magelang is ie zoo kaal as
julliën Fielp.
D'n bojem is hier kleiachtig. Tamelijk goed. Ze
verbouwen hier rijst, mais, suikerriet en tabak.
Hoogcr op groeit den thee en d'n koffie en ok IIol-
laandsche gruuntcs, zooas èèrpels, kool, spenazie,
fébaarber, erwten en boonen en hoogerop zelfs ère-
beesjes (aardbeien) cn frembozen.
Ik ben d'n Merbal>oc wel 's opgekraffeld, en we
zenlijk, d'n kool en d'n èèrpel mcugen er zijn, Dré.
Maar ze komen hier nie mee d'ren gruuntenwagel
laanks de deur, horre, zooas gij doet! Da's hier vrou
wenwerk. Dagelijks komen Javaansche vrouwmen-
schen mee 'nen kurf gruunten in d'ren slendank op
heuren rug bij oew aan huis. Vaste klaantcn kennen
ze hier nie. De gruuntc is hier tamelijk goeiekoop.
'n Zooike boontjes 2 centen. Erwtjes idem. Zes dun
ne rebaarbersteeltjes veur 2 cent. 'n Wit kooltje -4
cent (da's duur, waant d'n krop is veul los.
Eerpels gaan per honderd. Mijn vrouw betaalt zoo-
wa 30 A 40 cent dc honderd en dan zijn ze bekaanst
zij zich zeer goed een voorstelling kon maken uit
zijn gegevens.
„Waar gaat het allemaal over?" vroeg Fennimore.
Zij vertelde het hem haastig, en in Fcnnimorc's
voorhoofd kwam een zware rimpel.
„Wat een stommiteit om dc boodschap te verlie
zen!" zeide hij. „Maar er is geen twijfel, of er is een
ongeluk gebeurd. Ik hoop in Godsnaam, dat Goring
veilig is. Het is duidelijk, dat zij om hulp hebben
geschreven."
„Ja ja."
„Wat moet ik in 's hemelsnaam doen? Het zou
niet zoo moeilijk geweest zijn, indien al die men
schen niet aan het houthakken waren. Ik heb geen
mannen hier, die zoo'n tocht kunnen gaan onder
nemen. Het eenige, wat ik kan doen, is, om naar
Nipping te telcgrafeeren, en te vragen om een ver-
kenningspatrouillo uit te zenden."
Doch de hersenen van Marie Louise werkten snel.
Er bestond bij haar geen twijfel of Mushalong was
ernstig ziek in ieder geval, toen de Chilkat hem
verlaten had. Maanden waren voorbijgegaan, sinds
dien maanden! Zij voelde, dat, indien Fennimore
op hulp moest wachten van Nipping, er een groote
vertraging moest ontstaan terwijl vertraging fa
taal kon zijn. Bovendien was Mushalong haar echt
genoot of schoon hij er zich wel niet van bewust
zou zijn. Welke vrouw zou kunnen stilzitten, en
niets uitvoeren, terwijl haar echtgenoot in gevaar
verkeerde, of misschien...?
„Telegrafeer niet naar Nipping,", verzocht zij.
„Maar er moet iets gedaan worden. De winter is
reeds ingevallen cn..."
„Ik zal gaan zeide zij.
„Jij! Jij zoudt honderden mijlen...!"
„Dat is niets. Ik hebben dc beste honden van het
westen, en $en goede slede. Verschillende malen
ik in het noorden geweest. Mogelijk ik hen Ontmoe
ten vlak in de buurt."
„Het is onmogelijk. Ik zal het niet toestaan."
„Toch zal ik gaan", zeide zij met een glimlach.
„Henri is weg, en ik hebben niets te doen. Ik mijn
honden op het pad net zoo goed behandelen als
thuis. Er is geen verschil."
„Geen verschil!" vroeg hij verwonderd. „Wel meis
je, er is niet één man op de duizend, dio het zou
willen probeeren alleen!"
„Maar ik ben niet alleen. Ik heb twaalf goede
Portret-Atelier JAC. DE BOER
Keizerstraat DEN HELDER
zoo groot as dc zetters in Ulvenhout. Wat dc kwa
liteit betreft, da's labberdekakkie, Dré! 't Smokt er
ok naar! Zoo komt 't dan ok, dat dc meeste Hollaan
ders op den duur rijsttafel gaan nemen, maar wij
kunnen er maar niet aan gewoon worren. „Nassi
gorang", da's gebakken rijst mee 'nen soortement
van Spaansche peper (lombok) da begin ik nouw,
na twee-en-'n-haalf jaar, zo'n bietje te lussen.
Maar laat ik nouw mee die ectronnucl ophouwen
en jullie 's vertellen over 'nen bergtocht. Mee vrouw
en kind ben 'k 'n maand dc kouw in gewist. Hoo
gerop! We hebben 'nen pondok gehuurd (da's 'n
woongelegenheid van bilik (gevlochten bamboe) cn
«laar hebben w'ons eigen kostje gedaan. In dieën
tijd ben 'k mee 'nen kennis, 'nen missionaris, die op
rondreis was, den Merbaboe verder opgegaan. Da
dink is 3300 M. hoog. As vulkaan is ie op pensioen,
's Morgens om 8 uur vertrokken me en 's middags
teugen vijven waren me boven. Och Dré, ge had «laar
dieën zonsondergaank 's motten zien! 'k Wed, da go
dalijk oew potlooikc gepakt had mee 'n stukske pa
pier (as ge tenminste gin stijve vingers had gekre
gen van de kou!) cn da gc'r begonnen waart to
schrijven. Kouw as 't er was...! 't Sturmde-n-er er
ger, dan in de Ulvenhoutschc bosschen in 't Najaar!
Wc hadden veul moeite om 'n kampvuurke aan to
leggen. En as da gelukt was, dan lee ik. mee drie
dekens om, nog te bibberen, van de kouw. In 't hartje
van Indië, jonk!
Daar hoven sting wel 'n hutje van 'nen Mnhome-
daansche kluizenèèr, maar daar rookte 't zoow, da
ge 'r zwart wier en gin asem halen kost. Jnh.
dieën kluizenèèr, karjuu, da was ok 'non gèève!
Laank gelejen had ie z'n vrouw vermf>ord. Tien ja
ren hee-t-ie z'n eigen schuil weten te houwen in de
bosschen op de hellingen van de Merbaboe en toen
z'n straf verjaard was, is ie maar kluizenèèr gewor-
ren. En wordt ie deur de Javanen veur 'nen heilige
versleten! Hij „kluizenèèrt" mee 'n jonk frummes, da
veur hum zurgt. Maar genogt over deuzen pisang.
Onzenlievenhecr hee nouw eenmaal aarigo kost
gangers.
's Mcrgens teugen den zonsopgaank zijn me op
gestaan en mee de dekens omgeslagen, hebben me
d'n komenden dag opgewacht. En as dan de zon
flink aan den hemel sting, dan, ja da raaifie n«viit,
Dré! Dan hoe d'n missionaris «laar 'n H. Mis gele
zen! We haddon er alle spullen veur meegenomen.
Wc moesten natuurlijk 't altorke zelf maken en
daarna, van alle kaanten flink mee dekens bescher
men. waant as dc wind er ondergekomen had, dan
waren de raampen nie to overzien gewiest!
Maar 't is allegaar pront verloopcn, horre. 't Was
clan wel gin hoogmis met drie hoeren, urgelmuziek
en koor, maar daar boven op dieën berg, in «Ie wol
ken as 't ware, en teugen d'n prillcn dag, voelde n ik
me dichter bij Onzenlieveneer, dan 'k me ooi gevoehl
heb. Da mengde gerust weten, Dré, al sting ik daar
dan ok mee 'n deken over mijnen kop.
Om 9 uur zijn me weer vertrokken. Om 2 uur
was ik weer hij m'n Trui in de pondok. Veul moei!
Ziezoo, da weten juilic weer.
Zeg, zouw 't nie te veul gevergd zijn as wij 's 'n
briefke van jullie terug meugen verwachten, asje
blieft?
En as ge hierover soms wa schrijft in de kraant,
dan nie m'nen naam noemen, horre!
Doe ze in Ulvenhout, veural hij ons thuis, ons har
telijke groeten en guilic gin horke minder van oew...
Amico, hoe is ie?
Da wordt nooit 'nen Indischman, jonk! Hij hee
meer «log veur d'n schoonen buiten, dc Goddelijke
schepping, d'n éérpel cn de boonen al staan ze dan
wa-d-hoog. dan veur z.cr. tijgers, slangen, krissen,
gekke poppekens en al dieën aard van dingen, waar
Indische menschen ons altij mee vervelen! En toch
toch wit ie oe meer te vertellen, dan al die „tij-
gerjagers".
Kom, ik mot er hoognoodig gaan afseheien.
Veul groeten van Trui cn as altij, gin horke min
der van oewen toet a voe
DRé.
De uitgevers van deze courant vestigen er de aan
dacht op, dat bij hen verkrijgbaar is het
dat U iedere week 16 pagina's groot formaat, een
schat van foto's, een volledig verhaal, een boelend
feuilleton, humoristische rubriek enz. enz. geeft,
voor slechts 73 cent per 3 ma&nden.
Vraag gratis proefnummer aan bij de administratie.
honden, die mij kennen, en van mij houden. Binnen
drie uur ik ga weg ja."
Voordat hij nog tegenwerpingen had kunnen ma
ken, had zij zich omgedraaid en het kantoor verla
ten. Hij gaf den Chilkat een paar dollar, en zond
hem toen weg. Het plan van Marie I.ouisc verbaas
de hein bovenmatig. Hij kon maar niet begrijpen,
dat zij met zulk een vuur bezield was, om het gezel
schap van Goring te hulp te snellen, temeer, waar
zulk een tocht heel wat zou kosten aan geld voor
allerlei bcnootligdheden en voedsel. Daarenboven
beschouwde hij het als een zeer dwaas avontuur.
Toen hij zich door eenige correspondentie gewor
steld had, ging hij naar MacBride.
„Ik zit in groote verlegenheid, Mac", zei«le hij. „Ik
heb slecht nieuws gehad van Goring of liever van
Goring's gezelschap, liet ziet er naar uit, dat er een
ongeluk gebeurd Is. Ze zijn daar ergens in het Noor
den aan het zwerven."
„Het is toch niet waarl"
„Het maakt op mij den indruk, dat het nogal ern
stig is. Maar, dat is nog niet alles. Ik heb Marie
Louise laten komen, om met den Chilkat, die het
nieuws bracht, te praten. Zij was dwaas genoctr naar
die streek heen te willen gaan, om hen daar te zoe
ken."
„Dat is dus de reden, waarom zij zooveel voorraa«i
ingeslagen heeft!" riep MacBride uit. „Ik dacht, dat
zij stapelgek geworden was. Hoor eens, Fennimore,
je kunt haar niet laten gaan. Dat is werk voor een
man."
„Dat weet ik. Maar hoe kan ik «lat verhinderen?
Zij heeft honden thuis, en een slede. Zij bezweert
mij, «lat zij «lade!ijk wil wegtrekken."
„Zij is gek. Waarom ga je niet eens naar Jacques
Thibaud?
„Die is gisteren met Henri vertrokken."
„Dat is waar ook. Ik was dat heelemaal vergeten.
Natuurlijk weet dat meisje alles van honden-drij
ven, maar dat is niet genoeg. Je kunt je beter tot
iemand in Nipping wenden.
„Dat zou ik ook wei willen doen, maar ik heb er
geen idee van waar het gezelschap gestrand is. Zij
deed het geheele gesprek, en ik kon er geen w«x>r«l
van volgen, lk zal in ieder geval eens naar haar
^oe gaan."
Wordt vervolgd.