EU Brief Brabantsche van Dré. DE MOOISTE FOTO GEILL. ZONDAGSBLAD grootcre letters op de wegwijzers van de A.N.W.B. worden aangebracht voor „Schoorl". Voorzitter zal het ter sprake brengen. De lieer Duin vroeg of er al iets was gedaan voor den overweg, waar kort geleden het ongeval is ge beurd met de wielrenners. Voorzitter antwoordde, dat er reeds verschillende maatregelen zijn genomen. De tram moet vanaf Alk maar komende, stoppen, en vanaf Schoorl mag de snelheid niet grooter zijn dan 10 K.M. De heer Duin vroeg of het niet mogelijk was door lichtsignalen de aandacht er op te vestigen. Spr. wilde iets aanbrengen. Voorzitter dacht dat dit wel mogelijk was. B.v. flikkerlicht. De heer Duin informeerde naar een schrijven van B. en W. aan de brandmeesters, waarin werd medege deeld, dat de persoon waar brand was, eerst moest betalen, voor er water mocht worden gegeven. Ulvenhout, 2 October 1934. Menier, Laank gelejen, d'n sjuus- r- ten datum is glad bijzaak, kwam ik ieveraans ter weareld 'nen goeicn ken nis, 'nen Vlamink teugen. 't Was 'n heel end uit de buurt van Ulvenhout, krek j zoo wijd as van Antwer- pen vandaan, waar mijnen kennis z'n geboortekribke gehaangen had aan 't voe ten-end van de bedstee. En om 't nouw maar sjuuster te zeggen: 't was in Engclaand. Jaha, ge staat er mis- schient van op te kijken, da'k daar al 's gewist ben, zonder er ooit van te reppen, maar 't is nog nooit te praten van pas gekomen en... 'k heb altij nog stof in overvloed g'ad, om m'n brieven vol te krijgen. 'k l'raat nouw eenmaal liever over de Ulvenhout- sche botterblommekes, dan over de wilde fuchsia in 't Zuid-Iersche rotsgebergte. Liever over oiize Mark, dan over de Theems; waant Ulvenhout ollee, daar ben 'k geboren, daar heb ik geleerd bij den Baard, daar heb ik gevochten en gevrejen, plazier gehad, en m'n portie chagrijn opgevreten. Daar hè'k «geleefd. Daar sprikt iederen boom uit de bosschen van vcrlejen dingen, die me dierbaar zijn. 'n Ouw verrot baankske in 't bosch, waar ik veer tig jaren gelejen, mee m'n Truike, op 'nen natten Zondagmiddag gezeten en in de toekomst gekeken heb, da baankske doet me nouw eenmaal veul meer dan 'nen besneeuwden bergtop. As 't hart gin deel hec, aan wat ge zegt, kunt ge beter oewen mond houwen in deus soort van vrind schappelijke brieven. Maar genogt. Ge wit nouw, da'k wel 's wijd van huis gewist ben (ge wti ook er bij, dat m'n thuisreis altijd leutigcr was, dan m'n uitreis) en veur de rest gaai ik over, tot den tiep van deze week, die... zei vers zijnen doopceel gelicht hee! Zeivers, ja! 'k Heb 'nen brief ontvangen, van 'nen ouwen ken nis uit ons durpke en dieën brief zal ik oew dalijk „veurlezen", zal 'k maar zeggen. Ge zou deuzen tiep kunnen noemen: ,,'nen Ulven- houter in den vrimde". Maar 'k heb m'n veurige tic- pekes evenmin 'nen titel gegeven, dus 't komt er niet zoo sjuust op aan hoe ge'm noemt: wij zeggen in zo'n gjeval: ,,'t raakt de baker niks, as 't kind maar gezond is!" Maar eerst wa-d-aanders: Brieven lezen is 'n kunst op z'n eigen. Ik wil nie perbeeren in 'nen vloek en 'nen zucht oew da kunstje te leeren maar 'k wil wel perbeeren 'n slipke op te lichten van 't veule dat niet in den brief staat. Waant daar gaat 't bekaanst altij om, as menschen schrijven, (da geldt veur ministers, veur kunste- nèèrs, veur zakenlui, veur ongeletterden, tot en met... veur kritiekers!) de kunst, de truuk, is om dA te snappen, wat nie geschreven wier, deur al die soort van schrijvers en schrijvers. Da slipke licht ik op, as ik oew vertel, amico, van die ontmoeting mee diën Vlamink in 't hartje van Londen, 'k Moest daar iets vragen. Reizen in 't Bui tenland, bestaat veur 50 pet. uit vragen en veur 50 pet. uit betalen, 'k Zocht 'nen geschikten tiep uit. En daar kwam er een en aan, mee 'nen grooten, krul- lenden baard, d'n ennigsten die 'k ooit in Enge land zag mee 'nen prachtigen buik, d'n en- „U niet gèlooven ,dat er iets gebeurd zijn...?" „Niet met dien vuurvreter Mushalong bij do uit rusting. Hij is do beste gids in West-Canada. Eén van deze dagen zal bij Lavcndou wol binnen komen stuiven, en de geheele stad op stelten zetten. Het is toch eigenaardig, dat alle mannon dol op hem zijn. Zelfs nu doen zij niets anders dan over hem praten boe hij vroeger de post placht te brengen hoe hij de mail binnenloodste in weer, waarvan zelfs de wolven terugschrokken. De trein brengt de brieven vlugger, doch er is niet meer zoo'n geren naar de brieven als dat vroeger het geval was." Marie Louise kon dat best begrijpen. Er was zulk een romantisch tintje aan een brief, die langs een gevaarlijk pad vervoerd was door een wilde-honden- drijver. Ja, de spoorweg was vlug, doch zielloos. Zij bracht in haar heltnnering terug de talrijke gelegen heden, waarbij zij Mushalong langs den bevroren weg had zien rennen, met zijn lange zweep in dc lucht klappend, de honden blaffend, en de mannen mot hun handen wuivend. Thans was dit allemaal voorbij en was selchts een schilderachtige herin nering overgebleven. Ondanks Fennimorc's verzekering, gingen dagen voorbij, en werd niets van Goring's gezelschap ge hoord. lederen dag vond Marie Louise één of ander excuus, om naar het groote gebouw te gaan. ten einde steelsgewijze informaties in te winnen, doch eiken keer schudde Fennimore het hoofd. Hij ver wonderde er zich over, dat Marie Louise zooveel be langstelling voor Mushalong toonde, want hij, even als ieder ander in Lavendou, verkeerde in de ver onderstelling, dat Ogle de gevolgen van Mushalong's algemeen bekende „grap" had uitgcwischt. Henri had er voor zorggedragen, dat zulks algemeen be kend geworden was. Kelly was nog in de buurt, en koesterde hoop. dat Mushalong zou verschijnen, voordat Henri naar de houthakkorijen ging. Hij zou evenwel op dat punt worden teleurgesteld. Op een sneeuwachtigcn morgen zeide Henri en een gezelschap mannen hun vrouwen en familieleden vaarwel, en namen den trein oost waarts. „Au revoir, kleine zuster!" zeide Henri. „Musha long zal moeten wachten, totdat lk terugkom. Ik heb hem nog nog niet vergeten." „Daar heb je anders tijd genoeg voor gehad," ant woordde zij. Het was den volgenden dag, dat een Chilkat In- De Voorzitter antwoordde dat dit. niet 't geval is. Uit de hierna gehouden besprekingen bleek, dat het de bedoeling is, dat, als dc perssoon waar dc brand is, wenscht, dat de brandweer brandend hooi of iets dergelijks uit het perceel haalt, de betrokken persoon zich garant moet stellen voor de onkosten. Tenminste als het perceelen betreft, welke alleen staan. In de bebouwde kom, of als er gevaar bestaat voor andere perceelen, moet direct worden gespo ten. Het gaat hoofdzakelijk om het nablusschen. Als voorbeeld haalde Voorzitter een kortgeleden plaats gehad hebbende brand aan, welke de gemeente f250 heeft gekost, terwijl de assurantie-mij. slechts f25. vergoeding heeft gegeven. Spr. hoopte dat dc brand- assurantiemaatschappijcn iets beter over dc brug zouden komen. Van een en ander zullen nadere in structies worden rondgezonden. Daarna sluiting. nigsten die 'k ooit in Engeland zag en mee 'nen groo ten zwarten flambard op, d'n ennigsten die 'k ooit in Engclaand zag. Óp allebei z'n wangen 'n kleur en in z'n oogen scerjeuzen leut! ik docht: das mijn manneke! Ik gong veur 'm staan en hij zee nie: „sorry", om toen met 'nen kollesaal beleefden zwaai mij zoo on beleefd meugelijk te laten staan! (Ge wit, den Engelschman is beroemd om z'n be leefdheid en z'n boksen. Hij bokst zelfs beleefd, ok as ie wa gaauw was...!) „Zeg, mister," zee ik: „oewil joe thel mie eh thel mie, sodejuu oeweur is zde... nonde- kces, zde...!" M'ncn buitenmodel Engelschman begost te lachen ('nen echten Engelschman doet da nooit, die is daar veul te beleefd veur! Die laat oew uitstotteren tot 't zweet oew uitbrikt!) hij begost dan te lachen en zee: „Ah-wel, klapt gij maar uw moerstaal, m'n vrind. Ge zijt. portang 'nen Vlaam? As ge neen zegt, ik maak u dood!" „Genade," zee ik: „ik ben nie van Zuid, ik ben van Noord-Brabaant," en 'k stak allebei m'n haan den in d'hoogte. Amico, op éénen Engelschcn plavuis, waar wij samen opstonden, daar hadden we dalijk en veur goed 't vcrrèk aan alles da-d-ons vrimd was en w'hebben dieën dag 'n leut g'ad ollee, misschient da'k er nog wel 's 'n briefke op maak. Maar deuzen „Engelschmandie 'k daar teugen zijnen Vlaamschen buik liep (boik", zeggen zullie) was al twintig jaren daar en nog ging horke van zijnen krullebaard had ie prijsgegeven van zijn Vlaamschen aard. Nóg sloeg veur hum d'n Londcn- schen bimbam as de Licvcvrouwetoren uit den Aan- vers .Nog droomde-n-ie aan d'n overkaant van de Theems... St. Anneke! D'n Hol laander doet da-d-aanders. Die in na veertien dagen mér Engelschman in Londen, dan Mr. Sister-andso (menier zusenzoo) die er geboren en getogen is. Zó'nen Hollaandcr sprikt „met moeite" z'n Hol- laandsch as ie weer verom is in Haalfwcg of Al- blasserdam. Maar deuzen Vlaam hij wist na twintig jaren Londen, veul meer van den Aant- werpschen politiek, dan van den Londenschenl D'n Hollaandcr vindt de eigenschap van 'nen En- gelschmaen, die ieveraans Engelschman; van 'nen Duitscher, die altij Duitscher; van 'nen Amerikaan, die ieveraans ter weareld Amerikaan is èn blijft, schoon! Dapper! Karaktervol! Van z'n eigen vindt d'n Hollaander 't fijn, as ze na veertien dagen Londen hun daar verslijten veur... Engelschman, desnoods... veur Duitscher! Genogt allemaal. Nou den brief van m'ncn tiep van deuze week, die daar in 't hartje van Indië zit te schoolmeesteren en toch mee z'n Truike, zonder dat ie er erg in heeft, nog zo'nen deurtrapten Ulvenhoutschen boer is gebleven, da'k net zoo trotsch op '.m ben, as Piet Jaanscn uit Alblasserdam op 'nen Engelschman of zoowiets! Daar gaat ie dan, amico. (Hij schrijft op z'n Ul- venhoutsch, dat minstens evcnveul recht op bestaan heeft, as Marsjan op z'n... „geplukte kiep" lijk ik de O dian het kantoor van Fennimore binnenschuifelde. Het was duidelijk, dat hij één of andere boodschap af te geven had, doch Fennimore kon er geen kop of staart aan maken, nangezien Fennimore zijn dia lect niet machtig was. Daar Mushalong en Joe afwe zig waren, en dc meeste inwoners weggegaan wa ren, om hout te hakken, kon hij zich slechts één per soon te binnen brengen, die iets van dat Indiaansche dialect afwist en die was Marie Louise. Hij zond iemand naar haar toe, om haar te vragen bij hem te komen. Verwonderd trad zij het kantoor binnen. „Het spijt mij, dat ik je moet lastig vallen," zeide Fennimore. „Maar ik ben overkropt met werk, en verwacht een telegrafisch bericht. Kun jij mij mede- deelcn, wat die kerel mij aan het verstand tracht te brengen?" De Chilkat Indiaan toonde zijn witte tanden bij het glimlachen, toen hij tot het besef kwam, dat hier iemand was, die hem zou kunnen verstaan. Hij ver telde haar, dat hij van het noorden gekomen was, en een boodschap medegekregen had van een gezel schap Engelschen. Hij vroeg duizend maal vergiffe nis voor liet feit, dat hij het betrekkelijke papiertje verloren had. Zijn vader was ziek geweest en ge storven. en hij was vele dagen bij zijn familie blijven treuren. Hij was nog een eind terug geweest, om het papiertje te zoeken, doch hij was er niet in geslaagd het terug te vinden. „Wie waren deze menschen?" vroeg Marie Louise. „Twee blanke mannen en een vrouw." „Slechts drie!" „Do groote blanke man lag zeer ziek. Kaloosh den ken, hij spoedig naar zijn vaderen." Haar gelaat werd bleek bij dit niet verwachte nieuws. Slechts drie mannen van het gezelschap over en één daarvan klaarblijkelijk stervende. Met de „groote man" moest hij, dacht zij, Mushalong be doelen. Doch dan overpeinsde zij, dat Datchet ook groot genoemd kon worden. „IIoc zag deze zieke man er uit?" vroeg zij heesch. De Chilkat Indiaan beschreef Mushalong getrouw, en voegde er dan nog aan toe, dat hem volledige inlichtingen gegeven waren omtrent den weg, wel ken zij zouden nemen, indien zij in staat waren hun tocht voort te /eten. Hij maakte haar, zoo goed en zoo kwaad als hij kon, met de détails bekend, want de punten, waarnaar hij kon verwijzen, waren hoofd zakelijk bosschen, rivieren en moerassen, doch zij had al zooveel uren over dc kaart gebogen gezeten, dat nuuwe „Nederlandse taal van deze ekselente mens gelief te noemen). „Beste Dré en Trui, Ik ben er tcnlaangcnleste maar 's veur gaan zit ten om 'n paar goeie kennissen uit m'n eigen durpke van Indic uit 'n briefke te schrijven. Waant och, beste menschen, as ge zoo wijd van oew durp afzit, dan is elk nuuws da ge leest of hoort van Ncder- laand oew wellekom en veural as da van oew eigen geboortcplotskc vandaan komt. Ge mot dan weten, Dré. dat ze bij ons thuis trouw de BrabaanLsche Brieven sturen en de veurnomste dagblajen van Nd.- Brabaant en dan snappen guilic toch zekers wel, da 'k 't nuuws van Ulvenhout op d'eerstc plek goed bijhouw! Ochja, Dré. 'k had oew al dalijk motten schrijven eigenlijk, na-da'k oew op dieën Zondag avond van 22 April deur onzen Radioow gebeurd had. Maar 't is er toen nie van gekomen. Oew stem kwam goed deur, jonk. Of ge bij ons thuis op visite was...! 's Maandags daarop hè'k er nog 'n heel ge sprek over g'ad mee onzen bovenmeester. Die had vcrduuveld genoten, zee-t-ie. Ja, Dré, die vergeleek jouw natuurbeschrijvingen zelfs... (Nouja, da plum- ke is privé, Dré). Wanneer komdc gij weer 's veur de Phohi, Dré (28 Oct. Dré) Zurg da'k 't weet, waant ik zal van de partij zijn, jonk! Maar ok Trui heur briefkes vind ik interessaant en wij hebben hier kollesaal gelachen om 't kruin tje van den nuuwen Kapelaan da deur Wullemke de Hoog geschoren moest worren, zoo groot as 'nen twecfraank en om da stukske over d'n Blaauwe, die op 'nen goeien dag jouw schietspullen onder oew bedstee kwam uithalen en toen stiekum z'nen ta bakspruim in Trui d'r klompen moffelde. Gatverdrie, wat had die da schoon geflikt! En dan een van oew leste brieven over den voet bal! Wa-d-is dieën Fielp d'n bakker toch veur de Belzen! Da zouw 'm nog wel 's kunnen bezuren, waant tusschen hokskes, as ik er bijgezeten had, zouw 'k 'm gèèf uitgekaankerd hebben. En dat d'n Jaan, d'n veldwachter nog zoo veur den voetbal Is, ee? Wat da voetbal betreft, Dré, daar is 't hier sjuust mee gesteld, as in Ulvenhout. Allen... na den afloop kunnen wij gin pottekc bier meer gaan koo- pen in „de Gouwen Koei". waant as 't bij jullie vijf uren is, is 't hier middernacht en dan motte me naar bed! En... as dan die Hollaanders 't gatsammc nog verliezen, dan kunde nog nie slapen ok! Wij zijn er zot op, op da voetballen, hier in Magelang. Ja, menschen, ik zit op Magelang, 'n plotske midden op Java in de residentie Kedoe. Ge mot 't maar 's op zoeken in den atlas, of aanders vraag 't maar 's aan Dré III in den Ouwcnbosch, die wit 't zekers! Nouw zal 'k oew 's wa vertellen van Magelang zeivers, waar ik staai as hoofdonderwijzer op de Europeesche school. Magelang lee-d-op 'n hoogvlakte, midden tusschen den Merapi, (api vuur; mere hebbend), den Merbaboe (baboe asch) en den Soembing ge spleten onderlip). Tusschen dc Merbaboe en de Soembing kunde in dc verte den Teremejo en den Andong zien liggen. Magelang zelf ligt teugen 'n klein borgskc n.1. de Tidar aan, dat dat heclegaar begroeid is mee alang-alang. Ik mot oew iets amparts vertellen van dieën Ti- dar. Tidar beteckent „spijker" en volgens dc Ja- vaansche sage, hee God „Ardjoeno" vroeger Java, toen da-d-eilaand nog zoo in beweging was, aan den bojem van de zee vastgespijkerd mee dieën Tidar. Vroeger dochten ze hier, da Java op de zee dreef as 'nen grooten schottel. Dc Merapi is 'nen lillijken smerlnp, waant die foetert de leste maanden zoo maar lillijk. Aan den kant van Magelang is ie zoo kaal as julliën Fielp. D'n bojem is hier kleiachtig. Tamelijk goed. Ze verbouwen hier rijst, mais, suikerriet en tabak. Hoogcr op groeit den thee en d'n koffie en ok IIol- laandsche gruuntcs, zooas èèrpels, kool, spenazie, fébaarber, erwten en boonen en hoogerop zelfs ère- beesjes (aardbeien) cn frembozen. Ik ben d'n Merbal>oc wel 's opgekraffeld, en we zenlijk, d'n kool en d'n èèrpel mcugen er zijn, Dré. Maar ze komen hier nie mee d'ren gruuntenwagel laanks de deur, horre, zooas gij doet! Da's hier vrou wenwerk. Dagelijks komen Javaansche vrouwmen- schen mee 'nen kurf gruunten in d'ren slendank op heuren rug bij oew aan huis. Vaste klaantcn kennen ze hier nie. De gruuntc is hier tamelijk goeiekoop. 'n Zooike boontjes 2 centen. Erwtjes idem. Zes dun ne rebaarbersteeltjes veur 2 cent. 'n Wit kooltje -4 cent (da's duur, waant d'n krop is veul los. Eerpels gaan per honderd. Mijn vrouw betaalt zoo- wa 30 A 40 cent dc honderd en dan zijn ze bekaanst zij zich zeer goed een voorstelling kon maken uit zijn gegevens. „Waar gaat het allemaal over?" vroeg Fennimore. Zij vertelde het hem haastig, en in Fcnnimorc's voorhoofd kwam een zware rimpel. „Wat een stommiteit om dc boodschap te verlie zen!" zeide hij. „Maar er is geen twijfel, of er is een ongeluk gebeurd. Ik hoop in Godsnaam, dat Goring veilig is. Het is duidelijk, dat zij om hulp hebben geschreven." „Ja ja." „Wat moet ik in 's hemelsnaam doen? Het zou niet zoo moeilijk geweest zijn, indien al die men schen niet aan het houthakken waren. Ik heb geen mannen hier, die zoo'n tocht kunnen gaan onder nemen. Het eenige, wat ik kan doen, is, om naar Nipping te telcgrafeeren, en te vragen om een ver- kenningspatrouillo uit te zenden." Doch de hersenen van Marie Louise werkten snel. Er bestond bij haar geen twijfel of Mushalong was ernstig ziek in ieder geval, toen de Chilkat hem verlaten had. Maanden waren voorbijgegaan, sinds dien maanden! Zij voelde, dat, indien Fennimore op hulp moest wachten van Nipping, er een groote vertraging moest ontstaan terwijl vertraging fa taal kon zijn. Bovendien was Mushalong haar echt genoot of schoon hij er zich wel niet van bewust zou zijn. Welke vrouw zou kunnen stilzitten, en niets uitvoeren, terwijl haar echtgenoot in gevaar verkeerde, of misschien...? „Telegrafeer niet naar Nipping,", verzocht zij. „Maar er moet iets gedaan worden. De winter is reeds ingevallen cn..." „Ik zal gaan zeide zij. „Jij! Jij zoudt honderden mijlen...!" „Dat is niets. Ik hebben dc beste honden van het westen, en $en goede slede. Verschillende malen ik in het noorden geweest. Mogelijk ik hen Ontmoe ten vlak in de buurt." „Het is onmogelijk. Ik zal het niet toestaan." „Toch zal ik gaan", zeide zij met een glimlach. „Henri is weg, en ik hebben niets te doen. Ik mijn honden op het pad net zoo goed behandelen als thuis. Er is geen verschil." „Geen verschil!" vroeg hij verwonderd. „Wel meis je, er is niet één man op de duizend, dio het zou willen probeeren alleen!" „Maar ik ben niet alleen. Ik heb twaalf goede Portret-Atelier JAC. DE BOER Keizerstraat DEN HELDER zoo groot as dc zetters in Ulvenhout. Wat dc kwa liteit betreft, da's labberdekakkie, Dré! 't Smokt er ok naar! Zoo komt 't dan ok, dat dc meeste Hollaan ders op den duur rijsttafel gaan nemen, maar wij kunnen er maar niet aan gewoon worren. „Nassi gorang", da's gebakken rijst mee 'nen soortement van Spaansche peper (lombok) da begin ik nouw, na twee-en-'n-haalf jaar, zo'n bietje te lussen. Maar laat ik nouw mee die ectronnucl ophouwen en jullie 's vertellen over 'nen bergtocht. Mee vrouw en kind ben 'k 'n maand dc kouw in gewist. Hoo gerop! We hebben 'nen pondok gehuurd (da's 'n woongelegenheid van bilik (gevlochten bamboe) cn «laar hebben w'ons eigen kostje gedaan. In dieën tijd ben 'k mee 'nen kennis, 'nen missionaris, die op rondreis was, den Merbaboe verder opgegaan. Da dink is 3300 M. hoog. As vulkaan is ie op pensioen, 's Morgens om 8 uur vertrokken me en 's middags teugen vijven waren me boven. Och Dré, ge had «laar dieën zonsondergaank 's motten zien! 'k Wed, da go dalijk oew potlooikc gepakt had mee 'n stukske pa pier (as ge tenminste gin stijve vingers had gekre gen van de kou!) cn da gc'r begonnen waart to schrijven. Kouw as 't er was...! 't Sturmde-n-er er ger, dan in de Ulvenhoutschc bosschen in 't Najaar! Wc hadden veul moeite om 'n kampvuurke aan to leggen. En as da gelukt was, dan lee ik. mee drie dekens om, nog te bibberen, van de kouw. In 't hartje van Indië, jonk! Daar hoven sting wel 'n hutje van 'nen Mnhome- daansche kluizenèèr, maar daar rookte 't zoow, da ge 'r zwart wier en gin asem halen kost. Jnh. dieën kluizenèèr, karjuu, da was ok 'non gèève! Laank gelejen had ie z'n vrouw vermf>ord. Tien ja ren hee-t-ie z'n eigen schuil weten te houwen in de bosschen op de hellingen van de Merbaboe en toen z'n straf verjaard was, is ie maar kluizenèèr gewor- ren. En wordt ie deur de Javanen veur 'nen heilige versleten! Hij „kluizenèèrt" mee 'n jonk frummes, da veur hum zurgt. Maar genogt over deuzen pisang. Onzenlievenhecr hee nouw eenmaal aarigo kost gangers. 's Mcrgens teugen den zonsopgaank zijn me op gestaan en mee de dekens omgeslagen, hebben me d'n komenden dag opgewacht. En as dan de zon flink aan den hemel sting, dan, ja da raaifie n«viit, Dré! Dan hoe d'n missionaris «laar 'n H. Mis gele zen! We haddon er alle spullen veur meegenomen. Wc moesten natuurlijk 't altorke zelf maken en daarna, van alle kaanten flink mee dekens bescher men. waant as dc wind er ondergekomen had, dan waren de raampen nie to overzien gewiest! Maar 't is allegaar pront verloopcn, horre. 't Was clan wel gin hoogmis met drie hoeren, urgelmuziek en koor, maar daar boven op dieën berg, in «Ie wol ken as 't ware, en teugen d'n prillcn dag, voelde n ik me dichter bij Onzenlieveneer, dan 'k me ooi gevoehl heb. Da mengde gerust weten, Dré, al sting ik daar dan ok mee 'n deken over mijnen kop. Om 9 uur zijn me weer vertrokken. Om 2 uur was ik weer hij m'n Trui in de pondok. Veul moei! Ziezoo, da weten juilic weer. Zeg, zouw 't nie te veul gevergd zijn as wij 's 'n briefke van jullie terug meugen verwachten, asje blieft? En as ge hierover soms wa schrijft in de kraant, dan nie m'nen naam noemen, horre! Doe ze in Ulvenhout, veural hij ons thuis, ons har telijke groeten en guilic gin horke minder van oew... Amico, hoe is ie? Da wordt nooit 'nen Indischman, jonk! Hij hee meer «log veur d'n schoonen buiten, dc Goddelijke schepping, d'n éérpel cn de boonen al staan ze dan wa-d-hoog. dan veur z.cr. tijgers, slangen, krissen, gekke poppekens en al dieën aard van dingen, waar Indische menschen ons altij mee vervelen! En toch toch wit ie oe meer te vertellen, dan al die „tij- gerjagers". Kom, ik mot er hoognoodig gaan afseheien. Veul groeten van Trui cn as altij, gin horke min der van oewen toet a voe DRé. De uitgevers van deze courant vestigen er de aan dacht op, dat bij hen verkrijgbaar is het dat U iedere week 16 pagina's groot formaat, een schat van foto's, een volledig verhaal, een boelend feuilleton, humoristische rubriek enz. enz. geeft, voor slechts 73 cent per 3 ma&nden. Vraag gratis proefnummer aan bij de administratie. honden, die mij kennen, en van mij houden. Binnen drie uur ik ga weg ja." Voordat hij nog tegenwerpingen had kunnen ma ken, had zij zich omgedraaid en het kantoor verla ten. Hij gaf den Chilkat een paar dollar, en zond hem toen weg. Het plan van Marie I.ouisc verbaas de hein bovenmatig. Hij kon maar niet begrijpen, dat zij met zulk een vuur bezield was, om het gezel schap van Goring te hulp te snellen, temeer, waar zulk een tocht heel wat zou kosten aan geld voor allerlei bcnootligdheden en voedsel. Daarenboven beschouwde hij het als een zeer dwaas avontuur. Toen hij zich door eenige correspondentie gewor steld had, ging hij naar MacBride. „Ik zit in groote verlegenheid, Mac", zei«le hij. „Ik heb slecht nieuws gehad van Goring of liever van Goring's gezelschap, liet ziet er naar uit, dat er een ongeluk gebeurd Is. Ze zijn daar ergens in het Noor den aan het zwerven." „Het is toch niet waarl" „Het maakt op mij den indruk, dat het nogal ern stig is. Maar, dat is nog niet alles. Ik heb Marie Louise laten komen, om met den Chilkat, die het nieuws bracht, te praten. Zij was dwaas genoctr naar die streek heen te willen gaan, om hen daar te zoe ken." „Dat is dus de reden, waarom zij zooveel voorraa«i ingeslagen heeft!" riep MacBride uit. „Ik dacht, dat zij stapelgek geworden was. Hoor eens, Fennimore, je kunt haar niet laten gaan. Dat is werk voor een man." „Dat weet ik. Maar hoe kan ik «lat verhinderen? Zij heeft honden thuis, en een slede. Zij bezweert mij, «lat zij «lade!ijk wil wegtrekken." „Zij is gek. Waarom ga je niet eens naar Jacques Thibaud? „Die is gisteren met Henri vertrokken." „Dat is waar ook. Ik was dat heelemaal vergeten. Natuurlijk weet dat meisje alles van honden-drij ven, maar dat is niet genoeg. Je kunt je beter tot iemand in Nipping wenden. „Dat zou ik ook wei willen doen, maar ik heb er geen idee van waar het gezelschap gestrand is. Zij deed het geheele gesprek, en ik kon er geen w«x>r«l van volgen, lk zal in ieder geval eens naar haar ^oe gaan." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 19