Sprookjes der Wetenschap. Het Onzichtbare Wapen. Een kleine lichtproef. Zeepwater* kunstenaars. MOEDERS TROUWE HULP. Jiu-Jitsu, de hoogeschool der zelfverdediging. Dwalen is mcnschclijk. En ook de ge leerdste professor is slechts een mensch, dio zich kan vergissen. En al voelen wij ons gewéldig ontwikkeld en denken wc, dat er geen natuurgeheimen meer voor ons bestaan, ééns zullen wij toch wel in zien, dat ondanks de meest-intensieve on derzoekingen tal van vergissingen zijn ge maakt omdat dwalen nu eenmaal men- schclijk is! Jullie zult wel weten, dat men vroeger onze aardbol voor een platte schijf hield en dat men meende, dat het Heelal zich om de Aarde heen bewoog. Maar ook bij de eenvoudigste dingen heeft men tal van vergissingen gemaakt. Misschien heb je weieens gehoord, dat men van een „struis vogelpolitiek" spreekt, als menschen een bepaald gevaar niet willen zien! Men be weerde n.1. vroeger, toen deze zegswijze ontstond, dat een struisvogel als er ge vaar dreigde, de kop in het zand verborg en dan meende, dat het gevaar geweken was, omdat het niet meer te zien was. Dat is een sprookje. De struisvogel weet zijn stevige, lange pooten maar al te goed te van de grootste geleerden. Geweldige been- der-vondsten versterken deze vergissingen. Tegenwoordig weten wij, dat er enorme dieren, de Sauriërs, leefden... gebruiken om weg te loopen (waarbij een hollend paard moeite heeft het dier bij te houden) en verdedigt zich hardnikkig, als het wordt aangevallen! Een héél klein kor reltje waarheid heeft intusschen het ver haal wèl! De struisvogel hoeft namelijk een vccrcnpak, dat een kleur heeft, die veel overeenkomt met het gebied, waarin deze vogels voorkomen. Op <Wn grond lig gend, heeft men moeite het dier te ontdek ken. En merkt zoo'n vogel nu, dat hij niet meer kén ontsnappen of zich niet meer kén verweren, dan komt het weieens voor, dat de vogel in elkaar duikt, in het zand en blijft afwachten, in de hoop, dat men hem niet vindt. De slang, die een magnetische blik heeft, waarmede hij het buit te maken dier als 't ware hypnotiseert en verlamt, is nooit in het bezit van tooverkracht geweest. De kleine vogels, konijntjes, en andere offers zien in de slang dikwijls heelemaal geen vijand en blijven dan welccns stil zitten. Als do slang dan toegrijpt, heet het al spoedig: het slachtoffer is gehypnotiseerd. Van de zeemonsters werden al heel wil de dingen boweerd. Men had b.v. de zwaardvisch, die met zijn wapen naar men beweerde, een groot schip kon doorhoren, grootc robben wierpen schepen om en vra ten de zeelieden op, zei men. En van de inktvisschcn, de tienarmigc monsters der diepzee, vertelde men vol afgrijzen, dat zij hun armen om het schip heen sloegen en het dan in de diepte trokken. Om van de zeeslangen maar heelemaal te zwijgen! Of er waarheid in al deze dingen gelegen is? Ach, de zwaardvisch is inderdaad gevaar lijk voor do grootste visschcn, maar voor schepen is deze visch natuurlijk geenszins gevaarlijk en dc zwaardvisch valt deze schepen dan ook nooit aan. Een enkele kleine boot zou hij een eventueelcn aanval misschien gevaar loopen, maar het komt sporadisch voor, dat een zwaardvisch tot een aanval daarop overgaat! Als robben ooit een bootje omgeworpen hebben, dan geschiedde dat per ongeluk tijdens een robbcngevecht, waarbij zij in de hitte van den onderlingen strijd niet meer zagen, waar zij zwommen... Dat zij echter in het water drijvende menschen aanval len en hen zelfs opeten, is een sprookje van het zuiverste water! De reuzendraken zijn het product van een ongeremde fantasie een matelooze overdrijving, want wat er aan monsters in dc diepzee leeft, kan in hoogerc watcrlagen heelemaal niet leven! Kneedbare zeepbellen Een dobbelsteen van zeepwater De bellenblazersketting. Bij het bellenblazen heeft men een prachtige gelegenheid om eens allerlei kunstjes te probecren. Om die te bedenken is niet gemakkelijk, daarom zullen we er hier enkele van bespreken. Dc meesten weten zelfs niet, hoe ze een goede zeepop lossing moeten maken, want bij het bellen blazen komt dc soort van het zeepwater er sterk op aan! Neem eens het volgende: In 250 gram warm, gedistilleerd water, wordt 10 gram Venctiaanschc zeep opgelost: daar bij komen 15 gram, in 250 gram water op geloste suiker; beide mengsels worden kachtig geslagen! Ofwel... men neemt 5 gr. Venetiaanschc zeep, die men in kleine reepjes snijdt, lost dio in 100 gram warm, gedistilleerd water op, brandt strooisuiker in een lepel bruin en lost daarvan in ge distilleerd water zooveel op als maar mo gelijk is. Suiker- en zeepoplossing worden afgekoeld en met elkaar vermengd. Nu heb je een oplossing, waarmee je heel andere experimenten kunt uitvoeren, dan een zuivere zeepoplossing, zooals men die meestal bij het bellenblazen gebruikt! Als men hiervan een zeepbel blaast, kan men die in alle richtingen kneden, als men er slechts voor zorgt, de vingers ermee te bevochtigen, opdat zo niet springen. Legt men de bellen op de kachel of op den haard, dan zet de in de bel opgesloten lucht zich uit en kan men eens zien, hoe enorm groot de spankracht van het zeep- vlies is. Als men wat ijzerdraad heeft en men buigt daarmee een vierkant of een cirkel, kan mén, na het ijzerdraad met dc oplossing bevochtig te hebben, allerlei aar dige figuren maken. Ook twee touwtjes, die men in de zeep gedoopt heeft en daar na uiteentrekt, kunnen door een zeepvlies verbonden worden... Een ketting van zeepbellen ontstaat, als men met een aarden pijp (een Goudsche Bekend is ook het sprookje van het ste kelvarken, dat geleerden nog geen 150 jaar geleden serieus verkondigden. Zij be weren namelijk, dat het dier met zijn ste kels op eventucele belagers schiet en daar mede doodclijk weet te treffen. Nu is het waar, dat bij de vervolging van het ste kelvarken, het dier zijn stekels opzet. Dan raken er heel dikwijls stekels, die niet erg vast meer zaten los, en als de vervol ger in die stekels loopt, kan hij zich leelijk eraan verwonden. Maar schieten ermee... neen, dét doet het dier niet! Do oudo Sago van Draken en afschuwe lijke monsters, die vuur uitbraken, vond men in de Middeleeuwen in de boeken Mijn Jiu-jitsu-lccraar zegt altijd: „In de ongevallenstatistiek der sporten komt jiu jitsu direct na het knikkeren." Maar dat wil niemand gelooven. Toon ik thuis ver telde, dat ik jiu jitsu wilde leeren, sloeg mijn moeder de handen aan het hoofd: „Zoo'n ruwo sport het zal niet gebeu ren, dat jij je armen en beenen laat bre ken." En op een dergelijke manier liet iedereen zich uit, die ik van mijn nieuwe liefhebberij vertelde. Jiu jitsu geldt bij ons nog steeds als een soort geheime we tenschap, waarbij het er om te doen is, onschuldige medemenschen de ledematen te ontwrichten. Vroeger is het inderdaad een geheime wetenschap geweest, namelijk bij de Japanners, waar het „dschu-dschit- su" slechts als voorrecht aan de soldaten- kaste werd onderwezen. Van dc Japanners hebben wij „de zachte kunst", zooals 't ver taald heet, overgenomen. Het Japansche „Judo" (onder dezen naam wordt het tegenwoordig beoefend, is een soort wedstrijd in vrijen stijl met bij zondere kunstgrepen, terwijl ons Jiu-jitsu een zelfverdedigingssysteem is, dat zelfs den zwaksten mensch in staat stelt, zich tegen den aanval van een sterkeren met succes te verdedigen. Tegen iederen gewa- penden en ongowapenden aanval die met een machinegeweer misschien uitge zonderd kent dc geoefende Jiu-jitsu- strijdcr een goeden afweer, die den tegen stander bijna oogonblikkelijk machteloos maakt. Het „geheim" bestaat daarin, dat de te genaanval meestal tegen de zwakste plaats van den tegenstander gericht is, waarbij in de meeste gevallen van het principe der heveling gebruik wordt gemaakt. Te genover ruwe kracht stelt Jiu-jitsu-be- oefenaar rustig overleg, een zekere anato mische kennis en zijn eigen lichamelijke getraindheid. Lichamelijke en geestelijke getraindheid zijn de beide hoofdeigenschappen, waarop Jiu-jitsu berust; bijzonder lichamelijke kracht is bij het beoefenen ervan niet noo- dig. Het is een kunst, een wetenschap zelfs, maar ook een waardevolle sport, die zijn beoefenaar een lichamelijk en geestelijk overwicht over zijn tegenstanders geeft. De Jiu-jitsu-beoefenaar heeft in elke situ atie! tegenwoordigheid van geest en is beslister in zijn optreden dan den door- snee-mcnsch en dat is tegenwoordig heel wat waard. Het is meestal de ongetraind heid en dc angst, die den menschen in oogonblikken van gevaar fataal worden. Nemen wij slechts een alledaagsch voor val. Iemand glijdt op straat uit en valt naar achteren op het plaveisel. Bijna al tijd en zeker als het een volwassene is wordt hij daarbij gekwetst; een arm- of beenbreuk, verzwikking van den pols, een gat in het achterhoofd iets van dit alles zal zeker gebeuren. Wie echter Jiu-jitsu geleerd heeft, zal weer opstaan, zonder dat hij zich zelfs maar pijn heeft gedaan. Om dat hij zich namelijk geoefend heeft te val len, omdat hij in het geheel niet tracht uit Wij maken meubels Moeders groote jongen kan al veel meer doen dan moe ders waschmand dragen. Wij kunnen toch wel een meubelstuk timmeren? Moe der heeft zeker nog allerlei dingen noodig, dio zij niet zoo makkelijk kan koopen, amdat een meubel geld kost en de jongen zeker weer een paar centen voor snoepgoed hebben wil, nieuwe schoenen noodig heeft... Misschien is zij verlegen om een goede plaats voor schoenen neer te zetten? Met een stevige fruitkist kan men haar echter, o, zoo goed helpen! Dwarsplankcn worden er ingelegd, die op vastgespijkerde randen liggen, en 't ge heel wordt met gordijnstof bekleed. Bij het knippen en het overtrekken, helpt moeder haar grooten jongen zeker graag. Wie geen ruimte heeft om zulke kastjes onder te brengen, kan zich behelpen door één vak van een kleerkast van dwarsplanken te voorzien. Een gordijn belet het vuil wor den van de kleercn. bijv.) eerst een bel blaast en die in dc lucht laat stijgen. Nu wordt snel een twee de bel geblazen en de eerste daarmede ge vangen. Een derde en vierde volgt. Zoo kan je er na eenigc oefening, wel acht aan elkaar blazen! Wel moet men er op let ten, dat de bellen ongeveer even groot zijn, anders gaan de kleine bellen in de groote over. Bellen in elkaar te blazen, is ook niet zoo moeilijk! Men neemt een glazen plaat, die met de zeepoplossing bevochtigd wordt en blaast met een stroohalm daarop een groote halfkogelvormige bel! Daarop wordt de stroohalm opnieuw bevochtigd, voorzichtig op dc plaats, waar bel en glas elkaar raken, ingeschoven en in het bin nenste van de eerste een tweede bel ge blazen. Op die wijze kan men een derde en een vierde erin blazen, als mon handig is! Bij dit bellenblazen zullen ook de vol wassenen graag eens toekijken. En als je vraagt of ze lust hebben om mee te doen, moet je maar eens zien, hoe graag of ze daaraan gevolg geven! Dan kan je het volgende doen: Blaas twee bellen in elkaar en laat vader door de stroohalm een mond vol rook in de binnenste bel blazen, dan is de binnenste bel melkkleurig van de rook en schittert de buitenste in de mooiste kleuren. Neem nu egn lus van ijzerdraad, doop die in de zeepoplossing en leg dio op het bovenste'deel van de bel, dan kan je die daarmee cylindervormig in de hoogte trekken. Ook kan je een groote bel blazen en die een passagier mee geven van pa pier, dat je van te voren eveneens met de zeepoplossing hebt bevochtigd. EEN LICHTGOLF IN RECHTE LIJN! Een lichtstraal valt in rechte lijn, als de lichtstraal tenminste niet door geslepen vlakken of door het overgaan van de eene stof in de andere gebroken wordt. Die over gang kan men b.v. waarnemen, wanneer een lichtstraal van de lucht in het water overgaat. Een rechte staf lijkt dan gebro ken. Maar blijft de lichtstraal in dezelfde stof, b.v. in de lucht, dan is die straal vol maakt recht. angst zich staande te houden, den val te verhinderen, waarbij het lichaam gewoon lijk in een ongelukkige positie geraakt, maar zich zachtjes en do^Jmatig op den grond laat glijden! Het is slechts een voorbeeld uit vele. En in elk geval geeft het toch een prettig ge voel te weten, dat ons zoo licht niet iets overkomen kan. Zooals gezegd wanneer er niet juist geschoten wordt! Om dit te bewijzen, kunnen we een al leraardigst experiment uitvoeren, dat op de teekening nader verklaard wordt. Neem vier of vijf stevige, cvengroote kartons, steek in ieder ervan een gaatje, op precies dezelfde plaats en zet door middel van een aantal stevige hoeken de kartons rechtop. Plaats nu precies tegenover het gaatje van de laatste een brandende kaars en kijk' door het laatste gaatje, of je het schijnsel daarvan ziet. Staan de gaatjes precies te genover elkaar, dan is het te zien... maar een kleine afwijking van dc absoluut rech te lijn geeft reeds een verschil, dat niet meer te herstellen is. Het bewijs is daar mee geleverd. y

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 20