Mushalong Engelsch plattelandsleven in de 18e eeuw. Radioprogramma Er is veel veranderd in tweehonderd jaar. HET DORP WAS VEILIG, DAAR BUITEN LAG DE WILDERNIS. HONDERD PROCENT KANS DES NACHTS DOOR STRUIKROOVERS TE WORDEN OVERVALLEN. (Van onzen Engelschen Briefschrijver.) 13 October 1934. IN mijn voorgaanden brief vertelde ik, dat ieder, die de werken van Fielding en Smollet uit de achttiende eeuw, of die van Dickens uit de negentiende heeft gelezen, weet, dat de platte- l&ndsherbcrgen in Engeland bij het reizend publiek een goeden naam hadden. Het was maar een terloopsche opmerking. De brief handelde overigens over herbergen en hotels uit den tegenwoordigen tijd, en liet den tijd van Dickens, en veel meer nog dien van Fielding en Smollett, grootendeels onaangeroerd. Maar dit juist bracht mij op het idee, thans eens iets mee te doe len over het plattelandsleven in Engeland in den tijd, waarin Fielding zijn Tom Jones, en Smollett zijn Humphry Clinker schreef, het Engelsche plat telandsleven in de achttiende eeuw. Er is veel veranderd in twee honderd jaar. Het platteland van de achttiende eeuw bestaat niet meer. De boerenarbeider uit onzen tijd, die plotse ling ernstig ziek wordt, of een ongeluk krijgt, ligt over een paar uur op de operatietafel in een uitste kend ingericht ziekenhuis in de stad. De verkeers middelen en de wegen hebben het platteland eenvou dig tot een deel van de stad gemaakt We zouden kunnen zeggen, dat er in de achttien de eeuw niet één platteland was, maar een oneindi ge verzameling van plattelanden. Elk dorp, elk ge hucht vormde een eiland, en elk van die eilanden was feitelijk van de rest van de wereld afgesneden. Wie de plaats van zijn inwoning verliet, stelde zich aan vele en groote gevaren bloot We weten allen, dat Stadhouder-Koning Willem III pp een wandelrit door het park van Hampton Court in 1702 van zijn paard viel, en zijn sleutelbeen brak. Als hij dat in 1902 op diezelfde plaats gedaan had, zou een ziekenauto hem in een uur tijd langs as- phaltwegen naar Lopden gebracht hebben, de ko ning zou van het vervoer zoo goed als niets ge merkt hebben, en was hoogstwaarschijnlijk genezen. Nu ging de tocht in een slecht veesende karos langs wegen, die dien naam niet verdienden, een uren lange marteling, waartegen het zwakke gestel van den koning niet bestand was. En vergeet niet, dat Willem een koning was, dus dat het beste rijtuig, dat er te vinden was, hem ten dienste stond. Als U en ik in dien tijd vervoerd hadden moeten worden, zou de tocht ongeveer gelijk gestaan hebben, stel ik me voor, met een ritje in vol len draf in een „driewielde kar" over een hard be- yroren stuk omgeploegd land, met om de tien me ter een flinke .grippel" en om de vijftig meter een Sloot. Heusch, zelfs vorst wezen was in die dagen geen benijdenswaardig baantje, als je op reis moest Toen JCarel III van Spanje in 1700 te Portsmouth aan kwam, moest hij den afstand van Portsmouth naar Petworth per rijtuig afleggen. Voor U en mij een fietstochtje voor een achtermiddag. Voor Karei een Avontuurlijke tocht, waarover hij waarschijnlijk zijn heele leven is blijven spreken. Of liever, waarschijn lijk niet, want hij zal zoo veel van die tochten ge FEUILLETON. door GEORGE GOODCHILD. 28. Beldon ondernam zijn vuile taak zonder erg veel handigheid en genoegen. Evenals Kate had hij ge dacht, dat allo moeilijkheden achter den rug waren, en hij verkeerde in de onmogelijkheid om voldoening te scheppen in het bestaan van geroosterde boonen en aangebrand spek. Hij had nog niet het stadium bereikt dankbaar te zijn voor kleine genaden. Terwijl Mushalong aan het werk was bij hetgeen het achterste gedeelte van het gebouw scheen, stoot te hij plotseling op het doode lichaam van een muil dier. De dood scheen veroorzaakt te zijn door de instorting van het dak. want het dier was meer verpletterd als verbrand. Hij was op het punt er zich van af te wenden, toen hij een eigenaardig merkteeken op het lichaam gewaar werd. Met een schok herinnerde hij zich dat litteeken! Het was van één der door Datchet gestolen muilezels! Het beteekende moest beteekenen dat Dat chet ter plaatse was, toen de brand uitbrak. Uit de smeulende overblijfselen kon hij opmaken, dat de ramp nog geen acht en veertig uur geleden moest hebben plaats gehad, veel minder misschien. Waar om Da'chet zich daar zoolang had opgehouden, was een mysterie, doch dit feit scheen erop te wijzen. Zijn oudo verlangen, om met dezen schurk af te rekenen kwam sterker dan ooit bij hem boven. Afgezien van het feit, dat hij de moordenaar was van den armen armen Joe, had Datchet Kate's goud bij zich! Hij liet den verbranden rommel verder voor wat het was, en vond een spoor, dat ongetwijfeld den hoofdweg naar het zuiden was. Het was plat getrapt en er waren slede- en muilezelsporen door elkaar. Zijn kennis van deze dingen zeide hem, dat de muil dieren nog geen twaalf uur onderweg waren. Dat Datchet zich daarbij bevond, daar twijfelde hij geen moment aan. Terwijl de rest van het gezelschap zich aan een kend hebben, dat hij ze ten slotte niet uit elkander kon houden. De koets, die den Spaanschen koning vervoerde, deed, wat van die koetsen in die dagen verwacht werd, zij sloeg eenige keeren om. Verder hield zij haar reputatie op, door herhaalde malen in de modder te blijven steken. Zoowel bij het om vallen als het blijven steken, snelde de plattelands bevolking van Sussex te hulp, plaatste een aantal stevige schouders onder het voertuig, en gaf het den stand, dien een zich zelf respecteerend rijtuig behoort te hebben. De koning bereikte inderdaad Petworth, na over de laatste dertien kilometer pre cies zes uur gedaan te hebben. Dat is nog eens wat anders, dan: „het vorstelijke rijtuig werd aan den sneltrein van 10.15 gehaakt en bereikte enkele minu ten over 11 de hoofdstad." Natuurlijk is deze reis van Karei III geen alleen staand feit Dit was de regel, en elke andere reis was een uitzondering. Defoe, de schrijver van Ro- binson Crusoe, vertelt ons, dat een dame, die in een dorpje bij Lcwes woonde, en er op gesteld was eiken Zondag in Lewcs naar de kerk te gaan, dit al leen kon bewerkstelligen, door zich in haar koets door zes ossen te laten trekken. Ossenspannen wa ren onmisbaar in die dagen. Maar zelfs ossenspan nen stonden vaak machteloos tegenover de „wegen". Als iemand in het dorp A. een boom kocht, die in B. geveld was, kon het best twee of drie jaar duren, eer hij het gekochte in zijn bezit kreeg. Als er een regenachtige herfst en winter kwam, lag het ver voer meer dan een jaar stil, want in dat geval kon zelfs een droge, heete zomer den weg niet droog en begaanbaar krijgen. Daarvoor moest gehoopt worden op een matig natte volgende herfst en winter, en nog een heeten zomer. Maar wanneer het weer te genliep, kon de „weg" alleen gevonden worden, door te kijken, waar een rij mistroostige wilgen uit de modder omhoog stak. Maar vaak waren er geen wilgen. Dan moesten andere middelen te baat worden genomen, om den weg te vinden, en als men hem had, om hem te houden. Toen Arthur Young, een schrijver van vele boeken over landbouwkunde, en voornamelijk be kend geworden door zijn „Reizen in Frankrijk", een reis maakte van Chepstow naar Newport, kon hij niet gelooven, dat het werkelijk een weg was, waar op hij zich bevond. Hij informeerde bij ieder, dien hij tegenkwam, en kreeg tot zijn verbazing steeds ten antwoord, dat hij heusch op een „weg" was. Een andere methode die vaak werd toegepast, was vijf koetsen naast elkaar te laten rijden. De koets, die minder vaak omsloeg dan de andere en minder vaak in de modder bleef steken, als er tenminste zooeen bij was, was dan proefondervindelijk op de „heir baan". Maar heel vaak bleek er weinig keuze te zijn tusschen de vijf routes. Het is haast onnoodig te zeggen, dat voor de ge wone menschen in die dagen Londen even onbereik baar was, als bijvoorbeeld Vladivostok voor ons. Want behalve de kans om een of meer malen te moeten overnachten in een onverwarmde, onverlichte omgevallen postkoets midden in een moeras, of iets, dat er veel op leek, bestond haast de zekerheid door struikroovers te worden aangehouden. Toen Johnson, de schrijver van het beroemde woorden boek, een reis maakte door Engeland, en bij aan komst in zeker dorp zijn bedoeling te kennen gaf, dien avond nog door te reizen naar Streatham, werd hem eenvoudig gezegd: „In dat geval moet U, óf U laten berooven, óf een struikroover doodschie ten." Johson bleef toen maar, waar hij was. En blijven waar hij was, deed zoo goed als iedere Engelschman in de achttiende eeuw. Het dorp was veilig, daar buiten lag de wildernis. Maar dit ver hinderde niet, dat hij graag wou weten van die wil dernis. En daarom was de rondtrekkende marks kramer zoo'n belangrijke persoon. Ook hij kwam niet vaak, maar als hij kwam met zijn messen, scharen, kammen, spelden, vingerhoeden, en vooral ook met zijn zalfjes en zijn kiespijnpillen, kon hij zeker zijn van een hartelijk welkom. Geen boer, die hem van zijn erf zou sturen, geen herbergier, die hem niet graag kosteloos bier schonk, want de marskramer in de gelagkamer beteekende toeloop van het halve dorp. De marskramer was de drager van nieuws, gewoonlijk mondeling nieuws, en daar om misschien niet heelemaal waar, maar soms van gedrukt nieuws, een vieze, beduimelde krant van drie maanden oud, en dan kon niemand zijn schou ders ophalen, want als je 't las, of hoorde voorlezen, uit een krant, die heel uit Londen kwam, dan was het toch „vast echt beurd". In denk, dat de in drommen langs onze huizen trekkende verkoopers van postpapier tot en met stofzuigers wel jaloersch zullen zijn op hun collega's uit de achttiende eeuw. De marskramer verkeerde werkelijk in een bevoorrechte positie. De gewone burger, die het vreemde plan opvatte eens te gaan kijken, hoe zijn landgenootcn in de omgeving leef den, kon niet altijd zeker zijn van een vriendelijke ontvangst. Toen in 1770 de heer Hutton, boekhande laar in Birmingham, een bezook bracht aan het dorp Market Bosworth, joegen de dorpelingen de honden op hem af. Hij nam wraak, door, toen hij weer in de plaats zijner inwoning was teruggekeerd, over de Market Bosworthianen te schrijven, dat zij, omgeven als zij waren door onbegaanbare wegen, en niet in aanraking komende met menschen om hun geest te beschaven, noch handel om hun ongelikte manieren te verzachten, de kaffers bleven, die de natuur hen had gemaakt. Laten wij hopen voor den heer Hutton, dat na eenige maanden een welwillen de marskramer deze vriendelijke woorden heeft over gebracht naar Market Bosworth. En ook dit geval staat weer volstrekt niet op zich zelf. In verscheidene dorpen hadden de bewoners do liefelijke gewoonte vreemdelingen te trappen en te bijten. Als het reizen op zich zelf dus al geen pleizicr was, een veilige aankomst in de bewoonde wereld blijkt ook niet altijd een onverdeeld genoe gen geweest te zijn. Maar ik zal tot een volgenden brief wachten, om nog iets meer over het Engelsche plattelandsleven uit de achttiende eeuw te vertellen. DONDERDAG 18 OCTOBER. HILVERSUM (301.6 M.) A.V.R.O.: 8.00 Morgenconcert; 9.00 Ochtendconcert door het Omroeporkest; 10.00 Morgenwijding; 10.13 Gramofoonmuzick; 10.30 Omroeporkest; 11.00 Gramo- foonmuziek en voordracht door Elias van Praag; 12.00 Kovacs Lajos en zijn orkest; 2.00 Pianorecital 2.30 Grarnofoonmuziek; 3.00 Naaicursus; 3 45 Zender verzorging; 4.00 Mevr. Ant. van Dijk spreekt voor zieken en ouden van dagen; 4.30 Robery Renard en zijn orkest; 4.45 Radiotooneel voor de grootere kinde ren; 5.30 Omreoporkest; 6-30 Sportpraatjo door H. Hollander; 7.00 Omroeporkest; 7.30 Engelsche les voor gevorderden; 8.00 Vaz Dias; 8.05 Concert door het Concertgebouworkest o.l.v. Ernile Cooper. Solist: Tito Schipa, tenor: 10.30 Populaire muziek; 11.00 Vaz Dias; 11.10 Dajos Bela en zijn orkest. HUIZEN (1875 M.) K.R.O.: 8.00 Morgenconcert; N.C.R.V.: 10.00 Leger des Heilskwartiertje; 10.15 Morgendiens»; 10.43 Grarno foonmuziek; K.R.O.: 11.00 Gramofoonmuzick; 11.30 Godsdienstig halfuurtje; 12.00 Politieberichten; 12.15 Orkest o.l.v. Marinus van 't Woud; N.C.R.V.: 2.00 Cursus fraaie handwerken; 3.00 Vrouwcnhalfuurtje; 3.30 Grarnofoonmuziek; 3.45 Verzorging zender; 4.00 Bijbellezing; 5.00 Cursus handenarbeid voor de Jeugd; 5.30 Zangrecital; 6.45 Causerie; 7.00 Politieberichten; 7.15 Grarnofoonmuziek; 7.30 Weekoverzihct; 8,00 Do Afscheiding van 1834, herdacht in een bijeenkomst, bijeengeroepen door het hoofdbestuur der Confessio- necle Vereeniging. in de Pieterskerk te Leiden; 10.00 Vaz Dias; 10.10 Grarnofoonmuziek. LUXEMBURG (1304 M.) 7.35 Concert; 850 Engelsch concert: 8-35 Idem; 9.30 Zangrecital; 10.00 Kamermuziek; 10.35 Dansmuziek. BRUSSEL (484 M.) I.30 Concert; 6.35 Idem; 8.20 Idem; 9.35 Omroep orkest; 10.30 Grarnofoonmuziek. BRUSSEL (322 M.) 12.20 Orkestconcert; 550 Oude muziek; 8.20 Omroep orkest; 950 Populair concert; 1050 Opera-fragm. KALUNDBORG (1261 M.) II.20 Strijkorkest; 7.30 Symphonie-orkest; 9.50 Dans muziek. BERLIJN (357 M.) 4.50 Grarnofoonmuziek; 650 Concert; 7.30 Gevarieerd programm; 9.40 Dansmuziek. HAMBURG (332 M.) 10.50 Orkest; 6.20 Herdenking van den stormvloed in Noord-Friesland in Oct. 1634 9.50 Grarnofoonmu ziek; 11.2(T Omroepkoor; KEULEN (456 M.) 3.20 Orkest; 4.35 Composities van Haydn en Mozart; 6.20 Volksmuziek; 7.35 De Keulscho Viool vereeniging; 8.30 Opera-fragmenten. DAVENTRY (1500 M.) 12.10 Orkest; 3.20 Vesperconcert; 5.05 Orgel recital; 5.35 Populair concert; 810 Militair concert; 10.35 Or kest; 11.35 Dansmuziek. PARIJS POSTE PARISIEN (313 M.) 7.09 Grarnofoonmuziek; 8.40 Tooneel. PARIJS RADIO (1648 M.) 12.50 Populair concert 7.05 Grarnofoonmuziek; 8.20 Concert, daarna vocaal concert; 10.50 Dansmuziek. MILAAN (369 M.) 550 Grarnofoonmuziek; 8.05 Opera-pitzending. ROME (421 M.) 450 Concert; 8.05 Idem; 950 Dansmuziek. WEENEN (507 M.) 350 Filmmuziek; 4.50 Pianorecital; 7.10 Omroepor kest; 8.00 Opera; 11.00 Dansmuziek. WARSCHAU (1345 M.) 555 Kamermuziek; 650 Zang; 750 Populair concert; 955 Dansmuziek. BEROMUNSTER (540 M.) 550 Vroolijke liederen; 6.45 Populaire gramofoonmu- muziek; 750 Pianorecital. doch het boezemde haar waarzin in hem van aange- zich tot aangezicht te ontmoeten het zwarte schaap van haar gezelschap. „Indien je erop staat weerstreefde zij. „Het ik geen gelijk? Indien ik deze kans niet waarneem, dan is de mogelijkheid zeer groot, dat hij ontsnapt. Ik denk, dat je mij wel begrijpt, Kate?" Zonder ineer te zeggen, zocht hij een paar van de meest noodzakelijke dingen op. Het was opmerke lijk, met hoe weinig hij kon volstaan. Marie Louise hielp hem de benoodigdheden in te pakken. „Heb Jij eenig bezwaar?" vroeg hij met een glim lach. „Ja." „Wel verdikkemet Je bent toch niet van plan te gaan staken?" „Ik ik dacht aan jou," stamelde zij. „Misschien jij het te licht opnemen." Daarna hartstochtelijk uit barstend: „Laat mij ook meegaan. Tezamen krijgen we hem gemakkelijk. De anderen hier kampeoren. Zij genoeg voedsel alles. Jij en ik wij krijgen dezen moordenaar, en brengen hem..." „Och, kind!" riep hij uit. „Je meent het goed, maar dat gaat niet aan. Ik ik wil, dat jij op hen past." „Hen! Jij bedoelen „haar"!" Hij staarde haar verbaasd aan, en zag haar hij gende boezem en de woedende oogen. „Zeg, wat bezielt jou?" Toen den toestand over ziend. „Maar, natuurlijk heb je het recht te doen, wat je wilt. Ik vergeet hetgeen jij voor ons gedaan hebt. Marie Louise, en ik heb het recht niet jou als een meester bevelen te geven. Wanneer je er niet mee instemt, dan denk ik, dat ik ervan af moet zien." „Nee nee! Het spijt mij. Het is goed, jij gaan, en den wolf pakken. Ik ik zal blijven." „Dank je." Hij greep haar hand, en drukte dio hartelijk. Zij bukte zich om haar emotie te verborgen, en raapte het pak op, om het hem aan te reiken. „Zul je oppassen?" verzocht zij. „Beter hem niet krijgen, dan jij jij niet terugkomen." Hij lachte, en zij verliet hem, terwijl hij Kate en Beldon vaarwel zeide. De tegenwoordigheid van Beldon maakt zijn afscheid van Kate min of meer formeel, maar hij keek haar aan met een zee van liefde in zijn oogen, voordat hij zich omdraaide, en zich over de sneeuw verwijderde. Alvorens tusschen het geboomte te verdwijnen, wuifde hij met de hand. Wordt vervolgd. maal te goed deed, peinsde hij, wat hij zou gaan doen. Het zou voor zijn gezelschap niet mogelijk zijn om Datchet in te halen, voordat de sneeuwval diens sporen had uitgcwischt. Hij besloot de zaak in eigen handen te nemen. „Ik heb nieuws voor jullie", zeide hij. „Wie den ken jullie, dat op deze plaats was, toen de brand uitbrak?" Zij staarden hem alle drie aan, terwijl niemand begreep, waar hij op doelde. „Datchet," zeide hij. „Wat!" Beldon's verbazing was duidelijk op zijn gezicht geschreven, en Kate keek ongeloovig. „Ja hij was hier de skunk!" „Maar het is weken en weken geleden, dat hij wegliep. Ik weet niet hoe lang het schijnt mij ja ren toe", zeide Kate. „Misschien heeft hij ook pech gehad. Hij had een kaart, en wist, dat deze plaats hier was." „Waaruit maak je op...?" vroeg Beldon. „Ik heb zoojuist één van onze muildieren gevon den, en de sporen van de andere. Ik wil er mijn le ven onder verwedden, dat Datchet deze plek nog geen twaalf uur geleden verlaten heeft." „Hij de man, die Joe doodde?" vroeg Marie Louise. Mushalong knikte met het hoofd, en zij zag, dat er een eigenaardig licht in zijn oogen was, en dat hij zijn groote handen samenkneep. „Hij hier weggaan met andere mannen, hè?" „Dat blijkt uit alles. Er was een slede, en een groot aantal voetsporen. Hij is daar ergens heen." Hij wees met zijn vinger naar een spoor, en alle oogen volgden den uitgestoken vinger. „Dan wij haast maken, cn hem pakken", stelde Marie Louise voor. „Neen. Onze uitrusting is dusdanig, dat wij hem niet zouden kunnen inhalen, cn als hij eenmaal in Lavendou is, dan zal hij naar do kust vluchten. Ik had er al op gerekend, dat hij op het oogenblik dui zenden mijlen weg zou zijn, maar het ziet er naar uit, dat de voorzienigheid net bijtijds tusschenbeide gekomen is. En hij zal er niet meer tusschen uit knijpen, als ik er iets aan doen kan." „Je bedoelt, dat je hem achterna gaat?" vroeg Kate „En of! De oude Joe kan, daarginds ver weg, niet rustig in zijn graf blijven, zoolang die coyote vrij is." Hij wendde zich tot Beldon. „Ik ga hem binnen enkele minuten achterna. Het is maar gelukkig, dat we voedsel gevonden hebben, want daardoor behoef jullie je nergens om te bekommeren, daar Marie I.ouise, je wel voilig naar Lavendou zal brengen. Jij, Marie Louise volgt het hoofdpad. Indien ik hem niet te pakken krijg, voordat jo mij inhaalt, ga dan maar regelrecht naar Lavendou. In het tegenover gestelde geval is het mogelijk, dat ik mij bij jullie voeg." Maar dat was niets voor Kate. Zij was er absoluut tegen gekant, dat zij haar leven aan Marie Louise moest toevertrouwen, en Beldon, naar zijn gezicht te oordeelen, eveneens. „Ik ben daar sterk op tegen", zeide hij. „We heb ben je als gids noodig, en Datchet kunnen we gerust aan de justitie overlaten." „De justitie is niet ter plaatse, en ik wel", ant woordde Mushalong. „Wel, de gedachte alleen, dat ik dien kerel zou laten ontsnappen, terwijl ik in do gelegenheid ben om hem tegon te houden, zou in staat zijn mij mijn gcheole verdere leven van mijn slaap te berooven. Hij heeft ook Kate's stofgoud. „Ja, dat ik zoo", viel Kate in. „Maar ik -— ik ge loof, dat Beldon gelijk heeft. Je moet het plan opge ven." „Van mijn leven niet!" Hij kwam dichter bij Kate staan. „Kijk eens, je bent inet Marie Louise aan het hoofd, even zeker als met mij. Ik moét dit doen, omdat wel, omdat Joe mijn makker was. Je zult mij toch niet vragen om mijn maat in den steek te laten?" „Neen, maar..." „Indien ik nu vertrek, dan haal ik hem morgen tegen den avond in. Nu, en dan pikken jullie mij den daarop volgenden morgen wel op. Ik zal op jullie wachten. Wanneer jullie het hoofdpad blijven volgen, dan kunnen jullie mij niet misloopen." „Veronderstel, dat hij dat pad niet gevolgd heeft?" „Dat moét hij, teneinde zoo spoedig mogelijk bij den spoorweg te komen. Ik wil wedden, dat hij het goud nog in zijn bezit heeft, want de leider van de zen post zal wel geen geld genoeg gehad hebben, om een transactie met hem te hebben kunnen aangaan, Ik denk, dat je je wel heel wat prettiger zult voelen, wanneer het goud in de slede ligt." Die mogelijkheid had voor haar wel eenige aan lokkelijkheid, doch zij vond de gedachte aan een eventueele gevangenneming van Datchet niet pret tig, omdat Datchet de vertrouwde vriend van haar vader geweest was. Het was waar, dat zij graag zou zien, dat de ellendeling zijn gerechte straf onderging,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 7