Mushalong
Engelsch plattelandsleven in
de 18e eeuw.
Radioprogramma
Er is veel veranderd in
tweehonderd jaar.
HET DORP WAS VEILIG, DAAR
BUITEN LAG DE WILDERNIS.
HONDERD PROCENT KANS DES
NACHTS DOOR STRUIKROOVERS
TE WORDEN OVERVALLEN.
(Van onzen Engelschen
Briefschrijver.)
13 October 1934.
IN mijn voorgaanden brief vertelde ik, dat ieder,
die de werken van Fielding en Smollet uit
de achttiende eeuw, of die van Dickens uit
de negentiende heeft gelezen, weet, dat de platte-
l&ndsherbcrgen in Engeland bij het reizend publiek
een goeden naam hadden.
Het was maar een terloopsche opmerking. De
brief handelde overigens over herbergen en hotels
uit den tegenwoordigen tijd, en liet den tijd van
Dickens, en veel meer nog dien van Fielding en
Smollett, grootendeels onaangeroerd. Maar dit juist
bracht mij op het idee, thans eens iets mee te doe
len over het plattelandsleven in Engeland in den
tijd, waarin Fielding zijn Tom Jones, en Smollett
zijn Humphry Clinker schreef, het Engelsche plat
telandsleven in de achttiende eeuw.
Er is veel veranderd in twee honderd jaar. Het
platteland van de achttiende eeuw bestaat niet
meer. De boerenarbeider uit onzen tijd, die plotse
ling ernstig ziek wordt, of een ongeluk krijgt, ligt
over een paar uur op de operatietafel in een uitste
kend ingericht ziekenhuis in de stad. De verkeers
middelen en de wegen hebben het platteland eenvou
dig tot een deel van de stad gemaakt
We zouden kunnen zeggen, dat er in de achttien
de eeuw niet één platteland was, maar een oneindi
ge verzameling van plattelanden. Elk dorp, elk ge
hucht vormde een eiland, en elk van die eilanden
was feitelijk van de rest van de wereld afgesneden.
Wie de plaats van zijn inwoning verliet, stelde zich
aan vele en groote gevaren bloot
We weten allen, dat Stadhouder-Koning Willem III
pp een wandelrit door het park van Hampton Court
in 1702 van zijn paard viel, en zijn sleutelbeen brak.
Als hij dat in 1902 op diezelfde plaats gedaan had,
zou een ziekenauto hem in een uur tijd langs as-
phaltwegen naar Lopden gebracht hebben, de ko
ning zou van het vervoer zoo goed als niets ge
merkt hebben, en was hoogstwaarschijnlijk genezen.
Nu ging de tocht in een slecht veesende karos langs
wegen, die dien naam niet verdienden, een uren
lange marteling, waartegen het zwakke gestel van
den koning niet bestand was.
En vergeet niet, dat Willem een koning was, dus
dat het beste rijtuig, dat er te vinden was, hem ten
dienste stond. Als U en ik in dien tijd vervoerd
hadden moeten worden, zou de tocht ongeveer gelijk
gestaan hebben, stel ik me voor, met een ritje in vol
len draf in een „driewielde kar" over een hard be-
yroren stuk omgeploegd land, met om de tien me
ter een flinke .grippel" en om de vijftig meter een
Sloot.
Heusch, zelfs vorst wezen was in die dagen geen
benijdenswaardig baantje, als je op reis moest Toen
JCarel III van Spanje in 1700 te Portsmouth aan
kwam, moest hij den afstand van Portsmouth naar
Petworth per rijtuig afleggen. Voor U en mij een
fietstochtje voor een achtermiddag. Voor Karei een
Avontuurlijke tocht, waarover hij waarschijnlijk zijn
heele leven is blijven spreken. Of liever, waarschijn
lijk niet, want hij zal zoo veel van die tochten ge
FEUILLETON.
door
GEORGE GOODCHILD.
28.
Beldon ondernam zijn vuile taak zonder erg veel
handigheid en genoegen. Evenals Kate had hij ge
dacht, dat allo moeilijkheden achter den rug waren,
en hij verkeerde in de onmogelijkheid om voldoening
te scheppen in het bestaan van geroosterde boonen
en aangebrand spek. Hij had nog niet het stadium
bereikt dankbaar te zijn voor kleine genaden.
Terwijl Mushalong aan het werk was bij hetgeen
het achterste gedeelte van het gebouw scheen, stoot
te hij plotseling op het doode lichaam van een muil
dier. De dood scheen veroorzaakt te zijn door de
instorting van het dak. want het dier was meer
verpletterd als verbrand. Hij was op het punt er
zich van af te wenden, toen hij een eigenaardig
merkteeken op het lichaam gewaar werd. Met een
schok herinnerde hij zich dat litteeken! Het was
van één der door Datchet gestolen muilezels!
Het beteekende moest beteekenen dat Dat
chet ter plaatse was, toen de brand uitbrak. Uit de
smeulende overblijfselen kon hij opmaken, dat de
ramp nog geen acht en veertig uur geleden moest
hebben plaats gehad, veel minder misschien. Waar
om Da'chet zich daar zoolang had opgehouden, was
een mysterie, doch dit feit scheen erop te wijzen. Zijn
oudo verlangen, om met dezen schurk af te rekenen
kwam sterker dan ooit bij hem boven. Afgezien van
het feit, dat hij de moordenaar was van den armen
armen Joe, had Datchet Kate's goud bij zich!
Hij liet den verbranden rommel verder voor wat
het was, en vond een spoor, dat ongetwijfeld den
hoofdweg naar het zuiden was. Het was plat getrapt
en er waren slede- en muilezelsporen door elkaar.
Zijn kennis van deze dingen zeide hem, dat de muil
dieren nog geen twaalf uur onderweg waren. Dat
Datchet zich daarbij bevond, daar twijfelde hij geen
moment aan.
Terwijl de rest van het gezelschap zich aan een
kend hebben, dat hij ze ten slotte niet uit elkander
kon houden. De koets, die den Spaanschen koning
vervoerde, deed, wat van die koetsen in die dagen
verwacht werd, zij sloeg eenige keeren om. Verder
hield zij haar reputatie op, door herhaalde malen
in de modder te blijven steken. Zoowel bij het om
vallen als het blijven steken, snelde de plattelands
bevolking van Sussex te hulp, plaatste een aantal
stevige schouders onder het voertuig, en gaf het
den stand, dien een zich zelf respecteerend rijtuig
behoort te hebben. De koning bereikte inderdaad
Petworth, na over de laatste dertien kilometer pre
cies zes uur gedaan te hebben. Dat is nog eens wat
anders, dan: „het vorstelijke rijtuig werd aan den
sneltrein van 10.15 gehaakt en bereikte enkele minu
ten over 11 de hoofdstad."
Natuurlijk is deze reis van Karei III geen alleen
staand feit Dit was de regel, en elke andere reis
was een uitzondering. Defoe, de schrijver van Ro-
binson Crusoe, vertelt ons, dat een dame, die in
een dorpje bij Lcwes woonde, en er op gesteld was
eiken Zondag in Lewcs naar de kerk te gaan, dit al
leen kon bewerkstelligen, door zich in haar koets
door zes ossen te laten trekken. Ossenspannen wa
ren onmisbaar in die dagen. Maar zelfs ossenspan
nen stonden vaak machteloos tegenover de „wegen".
Als iemand in het dorp A. een boom kocht, die in
B. geveld was, kon het best twee of drie jaar duren,
eer hij het gekochte in zijn bezit kreeg. Als er een
regenachtige herfst en winter kwam, lag het ver
voer meer dan een jaar stil, want in dat geval kon
zelfs een droge, heete zomer den weg niet droog en
begaanbaar krijgen. Daarvoor moest gehoopt worden
op een matig natte volgende herfst en winter, en
nog een heeten zomer. Maar wanneer het weer te
genliep, kon de „weg" alleen gevonden worden,
door te kijken, waar een rij mistroostige wilgen uit
de modder omhoog stak.
Maar vaak waren er geen wilgen. Dan moesten
andere middelen te baat worden genomen, om den
weg te vinden, en als men hem had, om hem te
houden. Toen Arthur Young, een schrijver van vele
boeken over landbouwkunde, en voornamelijk be
kend geworden door zijn „Reizen in Frankrijk", een
reis maakte van Chepstow naar Newport, kon hij
niet gelooven, dat het werkelijk een weg was, waar
op hij zich bevond. Hij informeerde bij ieder, dien
hij tegenkwam, en kreeg tot zijn verbazing steeds
ten antwoord, dat hij heusch op een „weg" was. Een
andere methode die vaak werd toegepast, was vijf
koetsen naast elkaar te laten rijden. De koets, die
minder vaak omsloeg dan de andere en minder vaak
in de modder bleef steken, als er tenminste zooeen
bij was, was dan proefondervindelijk op de „heir
baan". Maar heel vaak bleek er weinig keuze te zijn
tusschen de vijf routes.
Het is haast onnoodig te zeggen, dat voor de ge
wone menschen in die dagen Londen even onbereik
baar was, als bijvoorbeeld Vladivostok voor ons.
Want behalve de kans om een of meer malen te
moeten overnachten in een onverwarmde, onverlichte
omgevallen postkoets midden in een moeras, of
iets, dat er veel op leek, bestond haast de zekerheid
door struikroovers te worden aangehouden. Toen
Johnson, de schrijver van het beroemde woorden
boek, een reis maakte door Engeland, en bij aan
komst in zeker dorp zijn bedoeling te kennen gaf,
dien avond nog door te reizen naar Streatham,
werd hem eenvoudig gezegd: „In dat geval moet U,
óf U laten berooven, óf een struikroover doodschie
ten." Johson bleef toen maar, waar hij was.
En blijven waar hij was, deed zoo goed als iedere
Engelschman in de achttiende eeuw. Het dorp was
veilig, daar buiten lag de wildernis. Maar dit ver
hinderde niet, dat hij graag wou weten van die wil
dernis. En daarom was de rondtrekkende marks
kramer zoo'n belangrijke persoon. Ook hij kwam
niet vaak, maar als hij kwam met zijn messen,
scharen, kammen, spelden, vingerhoeden, en vooral
ook met zijn zalfjes en zijn kiespijnpillen, kon hij
zeker zijn van een hartelijk welkom. Geen boer, die
hem van zijn erf zou sturen, geen herbergier, die
hem niet graag kosteloos bier schonk, want de
marskramer in de gelagkamer beteekende toeloop
van het halve dorp. De marskramer was de drager
van nieuws, gewoonlijk mondeling nieuws, en daar
om misschien niet heelemaal waar, maar soms van
gedrukt nieuws, een vieze, beduimelde krant van
drie maanden oud, en dan kon niemand zijn schou
ders ophalen, want als je 't las, of hoorde voorlezen,
uit een krant, die heel uit Londen kwam, dan was
het toch „vast echt beurd".
In denk, dat de in drommen langs onze huizen
trekkende verkoopers van postpapier tot en met
stofzuigers wel jaloersch zullen zijn op hun collega's
uit de achttiende eeuw. De marskramer verkeerde
werkelijk in een bevoorrechte positie. De gewone
burger, die het vreemde plan opvatte eens te gaan
kijken, hoe zijn landgenootcn in de omgeving leef
den, kon niet altijd zeker zijn van een vriendelijke
ontvangst. Toen in 1770 de heer Hutton, boekhande
laar in Birmingham, een bezook bracht aan het
dorp Market Bosworth, joegen de dorpelingen de
honden op hem af. Hij nam wraak, door, toen hij
weer in de plaats zijner inwoning was teruggekeerd,
over de Market Bosworthianen te schrijven, dat zij,
omgeven als zij waren door onbegaanbare wegen, en
niet in aanraking komende met menschen om hun
geest te beschaven, noch handel om hun ongelikte
manieren te verzachten, de kaffers bleven, die de
natuur hen had gemaakt. Laten wij hopen voor den
heer Hutton, dat na eenige maanden een welwillen
de marskramer deze vriendelijke woorden heeft over
gebracht naar Market Bosworth.
En ook dit geval staat weer volstrekt niet op zich
zelf. In verscheidene dorpen hadden de bewoners
do liefelijke gewoonte vreemdelingen te trappen en
te bijten. Als het reizen op zich zelf dus al geen
pleizicr was, een veilige aankomst in de bewoonde
wereld blijkt ook niet altijd een onverdeeld genoe
gen geweest te zijn. Maar ik zal tot een volgenden
brief wachten, om nog iets meer over het Engelsche
plattelandsleven uit de achttiende eeuw te vertellen.
DONDERDAG 18 OCTOBER.
HILVERSUM (301.6 M.)
A.V.R.O.: 8.00 Morgenconcert; 9.00 Ochtendconcert
door het Omroeporkest; 10.00 Morgenwijding; 10.13
Gramofoonmuzick; 10.30 Omroeporkest; 11.00 Gramo-
foonmuziek en voordracht door Elias van Praag;
12.00 Kovacs Lajos en zijn orkest; 2.00 Pianorecital
2.30 Grarnofoonmuziek; 3.00 Naaicursus; 3 45 Zender
verzorging; 4.00 Mevr. Ant. van Dijk spreekt voor
zieken en ouden van dagen; 4.30 Robery Renard en
zijn orkest; 4.45 Radiotooneel voor de grootere kinde
ren; 5.30 Omreoporkest; 6-30 Sportpraatjo door H.
Hollander; 7.00 Omroeporkest; 7.30 Engelsche les
voor gevorderden; 8.00 Vaz Dias; 8.05 Concert door
het Concertgebouworkest o.l.v. Ernile Cooper. Solist:
Tito Schipa, tenor: 10.30 Populaire muziek; 11.00
Vaz Dias; 11.10 Dajos Bela en zijn orkest.
HUIZEN (1875 M.)
K.R.O.: 8.00 Morgenconcert; N.C.R.V.: 10.00 Leger des
Heilskwartiertje; 10.15 Morgendiens»; 10.43 Grarno
foonmuziek; K.R.O.: 11.00 Gramofoonmuzick; 11.30
Godsdienstig halfuurtje; 12.00 Politieberichten; 12.15
Orkest o.l.v. Marinus van 't Woud; N.C.R.V.: 2.00
Cursus fraaie handwerken; 3.00 Vrouwcnhalfuurtje;
3.30 Grarnofoonmuziek; 3.45 Verzorging zender; 4.00
Bijbellezing; 5.00 Cursus handenarbeid voor de Jeugd;
5.30 Zangrecital; 6.45 Causerie; 7.00 Politieberichten;
7.15 Grarnofoonmuziek; 7.30 Weekoverzihct; 8,00 Do
Afscheiding van 1834, herdacht in een bijeenkomst,
bijeengeroepen door het hoofdbestuur der Confessio-
necle Vereeniging. in de Pieterskerk te Leiden; 10.00
Vaz Dias; 10.10 Grarnofoonmuziek.
LUXEMBURG (1304 M.)
7.35 Concert; 850 Engelsch concert: 8-35 Idem; 9.30
Zangrecital; 10.00 Kamermuziek; 10.35 Dansmuziek.
BRUSSEL (484 M.)
I.30 Concert; 6.35 Idem; 8.20 Idem; 9.35 Omroep
orkest; 10.30 Grarnofoonmuziek.
BRUSSEL (322 M.)
12.20 Orkestconcert; 550 Oude muziek; 8.20 Omroep
orkest; 950 Populair concert; 1050 Opera-fragm.
KALUNDBORG (1261 M.)
II.20 Strijkorkest; 7.30 Symphonie-orkest; 9.50 Dans
muziek.
BERLIJN (357 M.)
4.50 Grarnofoonmuziek; 650 Concert; 7.30 Gevarieerd
programm; 9.40 Dansmuziek.
HAMBURG (332 M.)
10.50 Orkest; 6.20 Herdenking van den stormvloed in
Noord-Friesland in Oct. 1634 9.50 Grarnofoonmu
ziek; 11.2(T Omroepkoor;
KEULEN (456 M.)
3.20 Orkest; 4.35 Composities van Haydn en Mozart;
6.20 Volksmuziek; 7.35 De Keulscho Viool vereeniging;
8.30 Opera-fragmenten.
DAVENTRY (1500 M.)
12.10 Orkest; 3.20 Vesperconcert; 5.05 Orgel recital;
5.35 Populair concert; 810 Militair concert; 10.35 Or
kest; 11.35 Dansmuziek.
PARIJS POSTE PARISIEN (313 M.)
7.09 Grarnofoonmuziek; 8.40 Tooneel.
PARIJS RADIO (1648 M.)
12.50 Populair concert 7.05 Grarnofoonmuziek; 8.20
Concert, daarna vocaal concert; 10.50 Dansmuziek.
MILAAN (369 M.)
550 Grarnofoonmuziek; 8.05 Opera-pitzending.
ROME (421 M.)
450 Concert; 8.05 Idem; 950 Dansmuziek.
WEENEN (507 M.)
350 Filmmuziek; 4.50 Pianorecital; 7.10 Omroepor
kest; 8.00 Opera; 11.00 Dansmuziek.
WARSCHAU (1345 M.)
555 Kamermuziek; 650 Zang; 750 Populair concert;
955 Dansmuziek.
BEROMUNSTER (540 M.)
550 Vroolijke liederen; 6.45 Populaire gramofoonmu-
muziek; 750 Pianorecital.
doch het boezemde haar waarzin in hem van aange-
zich tot aangezicht te ontmoeten het zwarte
schaap van haar gezelschap.
„Indien je erop staat weerstreefde zij.
„Het ik geen gelijk? Indien ik deze kans niet
waarneem, dan is de mogelijkheid zeer groot, dat
hij ontsnapt. Ik denk, dat je mij wel begrijpt, Kate?"
Zonder ineer te zeggen, zocht hij een paar van de
meest noodzakelijke dingen op. Het was opmerke
lijk, met hoe weinig hij kon volstaan. Marie Louise
hielp hem de benoodigdheden in te pakken.
„Heb Jij eenig bezwaar?" vroeg hij met een glim
lach.
„Ja."
„Wel verdikkemet Je bent toch niet van plan te
gaan staken?"
„Ik ik dacht aan jou," stamelde zij. „Misschien
jij het te licht opnemen." Daarna hartstochtelijk uit
barstend: „Laat mij ook meegaan. Tezamen krijgen
we hem gemakkelijk. De anderen hier kampeoren.
Zij genoeg voedsel alles. Jij en ik wij krijgen
dezen moordenaar, en brengen hem..."
„Och, kind!" riep hij uit. „Je meent het goed,
maar dat gaat niet aan. Ik ik wil, dat jij op
hen past."
„Hen! Jij bedoelen „haar"!"
Hij staarde haar verbaasd aan, en zag haar hij
gende boezem en de woedende oogen.
„Zeg, wat bezielt jou?" Toen den toestand over
ziend. „Maar, natuurlijk heb je het recht te doen, wat
je wilt. Ik vergeet hetgeen jij voor ons gedaan hebt.
Marie Louise, en ik heb het recht niet jou als een
meester bevelen te geven. Wanneer je er niet mee
instemt, dan denk ik, dat ik ervan af moet zien."
„Nee nee! Het spijt mij. Het is goed, jij gaan,
en den wolf pakken. Ik ik zal blijven."
„Dank je."
Hij greep haar hand, en drukte dio hartelijk. Zij
bukte zich om haar emotie te verborgen, en raapte
het pak op, om het hem aan te reiken.
„Zul je oppassen?" verzocht zij. „Beter hem
niet krijgen, dan jij jij niet terugkomen."
Hij lachte, en zij verliet hem, terwijl hij Kate en
Beldon vaarwel zeide. De tegenwoordigheid van
Beldon maakt zijn afscheid van Kate min of meer
formeel, maar hij keek haar aan met een zee van
liefde in zijn oogen, voordat hij zich omdraaide, en
zich over de sneeuw verwijderde. Alvorens tusschen
het geboomte te verdwijnen, wuifde hij met de hand.
Wordt vervolgd.
maal te goed deed, peinsde hij, wat hij zou gaan
doen. Het zou voor zijn gezelschap niet mogelijk zijn
om Datchet in te halen, voordat de sneeuwval diens
sporen had uitgcwischt. Hij besloot de zaak in eigen
handen te nemen.
„Ik heb nieuws voor jullie", zeide hij. „Wie den
ken jullie, dat op deze plaats was, toen de brand
uitbrak?"
Zij staarden hem alle drie aan, terwijl niemand
begreep, waar hij op doelde.
„Datchet," zeide hij.
„Wat!"
Beldon's verbazing was duidelijk op zijn gezicht
geschreven, en Kate keek ongeloovig.
„Ja hij was hier de skunk!"
„Maar het is weken en weken geleden, dat hij
wegliep. Ik weet niet hoe lang het schijnt mij ja
ren toe", zeide Kate.
„Misschien heeft hij ook pech gehad. Hij had een
kaart, en wist, dat deze plaats hier was."
„Waaruit maak je op...?" vroeg Beldon.
„Ik heb zoojuist één van onze muildieren gevon
den, en de sporen van de andere. Ik wil er mijn le
ven onder verwedden, dat Datchet deze plek nog
geen twaalf uur geleden verlaten heeft."
„Hij de man, die Joe doodde?" vroeg Marie Louise.
Mushalong knikte met het hoofd, en zij zag, dat
er een eigenaardig licht in zijn oogen was, en dat
hij zijn groote handen samenkneep.
„Hij hier weggaan met andere mannen, hè?"
„Dat blijkt uit alles. Er was een slede, en een groot
aantal voetsporen. Hij is daar ergens heen."
Hij wees met zijn vinger naar een spoor, en alle
oogen volgden den uitgestoken vinger.
„Dan wij haast maken, cn hem pakken", stelde
Marie Louise voor.
„Neen. Onze uitrusting is dusdanig, dat wij hem
niet zouden kunnen inhalen, cn als hij eenmaal in
Lavendou is, dan zal hij naar do kust vluchten. Ik
had er al op gerekend, dat hij op het oogenblik dui
zenden mijlen weg zou zijn, maar het ziet er naar
uit, dat de voorzienigheid net bijtijds tusschenbeide
gekomen is. En hij zal er niet meer tusschen uit
knijpen, als ik er iets aan doen kan."
„Je bedoelt, dat je hem achterna gaat?" vroeg Kate
„En of! De oude Joe kan, daarginds ver weg, niet
rustig in zijn graf blijven, zoolang die coyote vrij
is."
Hij wendde zich tot Beldon. „Ik ga hem binnen
enkele minuten achterna. Het is maar gelukkig, dat
we voedsel gevonden hebben, want daardoor behoef
jullie je nergens om te bekommeren, daar Marie
I.ouise, je wel voilig naar Lavendou zal brengen.
Jij, Marie Louise volgt het hoofdpad. Indien ik hem
niet te pakken krijg, voordat jo mij inhaalt, ga dan
maar regelrecht naar Lavendou. In het tegenover
gestelde geval is het mogelijk, dat ik mij bij jullie
voeg."
Maar dat was niets voor Kate. Zij was er absoluut
tegen gekant, dat zij haar leven aan Marie Louise
moest toevertrouwen, en Beldon, naar zijn gezicht te
oordeelen, eveneens.
„Ik ben daar sterk op tegen", zeide hij. „We heb
ben je als gids noodig, en Datchet kunnen we gerust
aan de justitie overlaten."
„De justitie is niet ter plaatse, en ik wel", ant
woordde Mushalong. „Wel, de gedachte alleen, dat
ik dien kerel zou laten ontsnappen, terwijl ik in do
gelegenheid ben om hem tegon te houden, zou in
staat zijn mij mijn gcheole verdere leven van mijn
slaap te berooven. Hij heeft ook Kate's stofgoud.
„Ja, dat ik zoo", viel Kate in. „Maar ik -— ik ge
loof, dat Beldon gelijk heeft. Je moet het plan opge
ven."
„Van mijn leven niet!" Hij kwam dichter bij Kate
staan. „Kijk eens, je bent inet Marie Louise aan het
hoofd, even zeker als met mij. Ik moét dit doen,
omdat wel, omdat Joe mijn makker was. Je zult
mij toch niet vragen om mijn maat in den steek te
laten?"
„Neen, maar..."
„Indien ik nu vertrek, dan haal ik hem morgen
tegen den avond in. Nu, en dan pikken jullie mij
den daarop volgenden morgen wel op. Ik zal op
jullie wachten. Wanneer jullie het hoofdpad blijven
volgen, dan kunnen jullie mij niet misloopen."
„Veronderstel, dat hij dat pad niet gevolgd heeft?"
„Dat moét hij, teneinde zoo spoedig mogelijk bij
den spoorweg te komen. Ik wil wedden, dat hij het
goud nog in zijn bezit heeft, want de leider van de
zen post zal wel geen geld genoeg gehad hebben, om
een transactie met hem te hebben kunnen aangaan,
Ik denk, dat je je wel heel wat prettiger zult voelen,
wanneer het goud in de slede ligt."
Die mogelijkheid had voor haar wel eenige aan
lokkelijkheid, doch zij vond de gedachte aan een
eventueele gevangenneming van Datchet niet pret
tig, omdat Datchet de vertrouwde vriend van haar
vader geweest was. Het was waar, dat zij graag zou
zien, dat de ellendeling zijn gerechte straf onderging,