Mimi Kat naar het Poesenbal. Twee mooie plaatjes. Janneman Lieve kinderen!1 Jullie moeten eens goed kijken naar de plaatjes, die jullie hier afgedrukt ziet. Vinden julie ze niet mooi? We waren zoo blij, toen we ze kregen van twee abon- neetjes, die ze speciaal voor de kale wan den van onze kamer gemaakt hebben. Ze zijn gekleurd, en nu is het wel jam- mor, dat jullie die kleuren niet kunnen zien, want nu ze zoo grijs en grauw afge drukt zijn, is er veel van het moois ver loren gegaan. Maar ondanks dat kunnen jullie toch zelf wel zien, wat leuk en goed geteekcnd ze zijn! De molen heeft Jetty Goddart gemaakt. Wat. stevig heeft ze de lijnen neergezet, hè? Ze wist precies hóe ze. het wilde maken, en heeft direct, zon derde aarzelen, de Ijjnen neergezet. Dat kun je duidelijk zien! De ruïne heeft Jan tje van Bern geteekend. Hij is deze zo- mervancantie in Duitschland geweest. Zooals jullie misschien wel weet, zijn er langs den Rijn een hecleboel ruïnes, alle maal oude roofridderburchten. En toen htj nu in Holland terug was, heeft hij zoo'n ruïne heelemaal uit zijn hoofd geteekend. We zijn er zoo blij mee, en onze kamer ziet er zooveel leuker uit, dat we van an dere vriendjes en vriendinnetjes óók zoo graag mooie teekeningen willen hebben, want aan de muren van onze kamer zijn nog kale plekken Als er plaats is, kunnen wij de mooiste teekeningen mis schien weer afdrukken, zoodat alle abon- neetjes ervan kunnen meegenieten! Doe jullie maar goed je hest?J Oplossing Mimi Kat. Mimi Kat is in een doolhof verdwaald geraakt en weet er nu niet meer uit te komen. Zouden jullie haar misschien ook willen helpen? Vul de vakjes die je denkt, dat hij haar hooren, in, misschien toove- ren jullie haar dan wel te voorschijn. „En kluifjes", viel Mop in. „Want op zolder van den slager..." Lieve help, waar is mijn hoedje nu?" vroeg hij opeens. „Dat heb je toch al op je kop", zei Joko. „Jc bent zoo vol van het bal, dat je aan niets anders meer kunt denken." „Kom", zei Mimi, „laten we nu maar op weg gaan, anders komen wd nog te laat." „Vooruit dan maar", zei Joko, en hij bood zijn rechterarm aan Mimi Kat, die er haar linker voorpootje in legde, en hij bood zijn linkerarm aan Mop, die er zijn rechter voorpoot in legde en zoo liepen zij toen alle drie op hun achterste pootjes naar het huis van den slager, dat naast het huis van den melkboer lag. Terwijl zij zoo gcnoegelijk met elkaar over het bal pratende, voortliepen, ont moetten zij Mimi Kat's nichtje Angora, die er nog veel prachtiger uitzag dan op an dere dagen. Haar velletje scheen in het zil veren maanlicht nog veel witter, en prach tig glad geborsteld waren de lange haren en heel fier opgestreken was haar fijne snor. En het lint om haar wit halsje was van glanzende vuurroode zijde en dichtge maakt met een groote, breedc strik. „Goeden avond, nicht Angora", zei Mimi Kat. „Mag ik jc even aan mijn twee beste vrienden voorstellen?" Angora koek heel verbaasd op bij deze woorden. Ze had nog nooit gehoord, dat een aap en een hond de beste vrienden van een poes waren. Ze leefden toch im mers juist altijd in vijandschap met el kaar, want zij had tenminste altijd ruzie met Puck. Daarom vroeg ze: „En wonen jullie alle drie in hetzelfde huis?" Maar Mimi Kat schudde haar kopje cn zei: „Neen, wij zijn buren." „O," zei Angora, terwijl zij naar de mooie rozen keek, die Joko om zijn hals droeg: „Dragen jullie in apenland bloemen om je hals en geen linten?" „Wij apen kunnen alles dragen", zei hij. „Een oom van me heeft altijd een rood mutsje op met lange veeren..." „Zeker de veeren van een vogel, die hij opgegeten heeft." zei nicht Angora kattig. „Wij apen eten geen vogels, dat doen al leen katten", was Joko's ccnigszins veront waardigde antwoord. En Mop, die zag, dat het op die manier wel eens op ruzie kon uitloopen, begon een echt hondenliedje te zingen tegen den maan. Joko vergat nu ook zijn boosheid en zong mee. En zoo kwamen zij in volle vrede einde lijk op den zolder van het schuurtje aan, dat achter het huis van den slager lag en hadden een heel prettig feest met veel kluiven en andere tractaties. MIMI KAT VERDWAALD. HET SCHADUWSPELLETJE. Als jullie eens met veel kinderen hij el kaar bent, dan is dit een aardig spelletje. Er wordt dan een laken gespannen in de deuropening cn in de kamer wordt het licht uitgedaan. Tn de andere kamer of m door LIL! DE VOS. „Ik weet «vat grappigs! O, het is zoo eenig!" riep op een nacht, toen de men- schen reeds lang sliepen en de maan op een groote zilveren D geleek, Mimi Kat. „Schreeuw toch niet zoo", bromde Mop, „ga liever slapen." „Ik ga niet slapen," zei Mimi Kat, „ik ga me gereed maken voor het groote poe sen-bal „He, wat, een poesenbal?" gromde Mop. „Nooit van een poesenbal gehoord. Wat is dat nu weer voor vreemdigheid?v „Dat is heelemaal geen vreemdigheid", miauwde Mimi Kat. „Maar ik zal je eens precies vertellen, hoe het is. Luister: Mijn neef, Zwart-Jan, je kent hem wel, het is de poes van slager Koehoorn, heeft den eersten prijs gewonnen op de kattenten toonstelling en daarom geeft hij nu van nacht een groot poesenbal op den zolder van zijn baas." „Komen daar alle poesen uit de buurt?" vroeg Mop. „Wel neen," was het antwoord, „alleen de poesen, die heel deftig zijn en die, zoo als ik, op de twee achterpooten kunnen loopen, of die eerste prijzen hebben ge haald, zooals mijn nichtje Angora. Je weet wel, die poes met die lange, witte haren en roode oogen, die in het huis met het gou den hek woont." ..O, ja", zei Mop. En krijg je op zijn poc- senbal ook worst en kluifjes?" „Ja, dat denk ik wel", zei Mimi Kat, Mop was opeens klaar wakker en vroeg: „Zou ik ook mee mogen?" „Och, je bent mijn vriend," zei Mimi Kat, „cn als je me belooft niemand te zullen bij ten of tegen geen enkele poes te zullen grommen, dan zal ik het wel vragen." „En ik?" schreeuwde opeens de stem van Joko, de aap van den heer Japiks, die vlak naast Mimi Kat woonde. „Ik ben toch ook je vriend. Ik zal me heel netjes maken en een mooi hoedje opzetten met linten en om mijn hals... nou, meer zeg ik niet, dat zul jo wel zien." „Begin dan maar vast met je mooi te maken", zei Mimi Kat. „En jij ook, Mop," „Ja, je ziet er keurig uit," zei Mop. „En wij dan?" vroeg Mimi Kat, terwijl ze op het blauwe lint wees, dat zij om haar halsje had. En hoe vindt je de vee ren op den hoed van Mop? Die heb ik straks uit den vleugel van een doode ekster gehaald. Mooi he?" „Ja, maar do rozen om mijn hals zijn toch veel mooier?" zei Joko. „Maar die heb Je gestolen," viel Mop uit. „Dat is nietes, die heb ik eerlijk geplukt," zei Joko, die niet boos durfde worden, om dat hij dan niet mee naar het bal mocht. „En zijn er ook bananen op het feest?" vroeg hij. „Ik geloof, dat er alles is, wat we lekker vinden," zei Mimi Kat. „Er zal wel muizen pastei zijn en worst..." beval zij den hond. Toen liep ze weg, want zij moest zichzelf nog eens een extra wasch- beurt geven. In dien tijd liep Joko den tuin van zijn baas in, rukte daar een lange tak vol prachtige gele rozen van een klimroos af, en wond die tak om zijn bruine apenhals- je. Daarna klom hij door een openstaand venster naar binnen, nam het met linten versierde hoedje van kleine zus en kwam weer naar Mimi Kat toe, die hem verbaasd aankeek. „Vinden jullie me niet prachtig?" vroeg hij trots. „Janneman" noemt vader de kleine dik kerd, die het hecle huisgezin op den kop zet En moeder heeft een hecle serie lieve naampjes voor den kleinen ondeugd! „Snoekepoekie", „Snoezekind", „broeke- man" „dolledries", allemaal naampjes, die alleen een moeder kan uitvinden èn op de juiste wijze uitspreken met zoo'n warmen, liefkoozenden klank in haar stem! Het is dan ook een woelde, zoo'n blo zende, gezonde boy te hebben, die al even ondeugend wordt, als vader vroeger was en tegenwoordig (zegt moeder schalks) óók nog wel 's! Ze zijn maar wat blij met hun benjamin, en hij mag zoo nu en dan zelfs wel eens met de divankussens spe- Deze oude heer kreeg eens een puzzle op te lossen, die niet zoo heel eenvoudig was cn 't duurde dan ook een heelen tijd, voor hij de oplossing had gevonden. De vraag was n.1. om bet figuur waar de cijfers bij staan, in één lijn te teekenen, zonder je potlood van het papier te lich ten en zonder één lijn te kruisen; Jc moei bij 1 beginnen en mag verder gaan zoo als je wilt. Probeer het maar eens en als het heelemaal niet lukt, kijk dan maar goed naar dien ouden heer, hij doet het jullie al voor. len, want een heel klein beetje verwend wordt hij helaas wel. Maar kan het ook anders En vader kon het niet nalaten op zoo'n oogenblik naar zijn fototoestel te grijpen en stilletjes het toonceltje te vereeuwigen op de gevoelige plaat. „Je mag er wèl naar kijken", zegt moeder juist tegen Jann-ï- man, „maar niet in je mondje steken, hóór dot!" den gang laat jc het licht goed op het laken vallen. Om de beurt gaan cr nu een paar naar buitan cn gaan langs het laken wandelen, zoodat hun schaduw op 't lakcr. komt. Iedereen mag net zooveel grimas scn maken als hij wil om het voor den toeschouwer moeilijker te maken om t« raden, wie er langs komt. Raadt iemani driemaal verkeerd, dan moet hij een pand geven, dat hij later terug moet verdienen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 21