Als de Mist over de Zee ligt
Is leven op de
sterrenjnogelijk?
Schepen
glijden
voorby
Links
De redding van een schipbreuke
ling met de broekboei.
Rechts:
Het touw aan de vuurpijl moet
zonder moeite kunnen afloopen.
Links: Rechts:
Worstelend met de zware zee, haalt de
bemanning van het wrak het touw van de
vuurpijl in.
Rechts: Links:
Het strijken van een reddingsboot.
daarmee aan land gebracht. Bij een derge
lijke redding hangt het vooral af van de
behendigheid der reddingsmanschappen
om de vuurpijl, die een afstand van onge
veer 400 M. kan afleggen, goed te richten,
zoodat zij op het wrak terechtkomt en niet
daarnaast in de zee valt
EEN WETENSCHAPPELIJK
ONDERZOEK,
door
Dr. E. GEERENS.
Op deze vraag, die zoo dikwerf door
weetgierigen aan de astronomen gesteld
wordt, is het moeilijk, een bevredigend,
voor niet meer dan één uitleg vatbaar ant
woord te geven. Onze beste en krachtigste
verrekijkers zullen wel nooit in staat
zijn, de groote afstanden, die ons van de
naburige planeten scheiden, zóó te over
bruggen, dat men détails aan de opper
vlakte dezer lichamen zou kunnen waar
nemen en zoodoende het raadsel oplossen.
Men moet zioh in de eerste plaats be
perken tot 't nader onderzoeken of op en
om de andere lichamen de toestand van
dien aard is, dat levende organismen er
kunen leven. En dan noemen we in de
eerste plaats het aanwezig zijn van een
voldoende dichte atmos
feer en een r ij k e 1 ij k e w a r m-
te-toevoer van de zon.
Het ligt het meest voor de hand, van de
maan verwachtingen te koesteren, omdat
deze zoo dicht in de nabijheid van onze
aarde is. (Hij omcirkelt onze planeet op
een gemiddelde afstand van 384.000 K.M.)
Deze verwachtingen worden echter direct
teleurgesteld, want reeds bij een eerste
aanblik door de verrekijker ziet men, dat
zoo er een atmospheer aanwezig is
deze veel te ijl moet zijn, daar men geen
enkel kenteeken, zooals b.v. wolken, ziet.
Ook het diepe zwart onmiddellijk naast de
door de zon verlichte vakken zijn bij het
aanwezig zijn van een merkbare atmos
pheer, die altijd het daglicht eenigszins
tempert, niet mogelijk. Voorts zouden de
sterren, die de maan bij zijn loop bedekt,
ten gevolge van de absorptie der maan-
atmospheer, verzwakken, en ook door de
straalbreking daarin eenigszins van plaats
veranderen. Van dit alles werd niets waar
genomen. Zoo schijnt de maan-atmospheer
hoogstens een derde van de dichtheid van
de aarde-atmosphecr uit te maken, waar
mee zonder meer het bestaan van mensch,
plant en dier uitgesloten is.
Met betrekking hierop zijn de toestan
den op de planeten Venus en Mars al
iets gunstiger. Onze morgen- en avondster,
de stralende Venus, komt het dichtst bij
onze aarde, behalve dan de kleine en niet
zeer heldere planeet Eros. Venus schijnt
door een dichte wolkenmassa omgeven
te zijn, zoodat het zonlicht niet tot de op
pervlakte doordringt. Het is ook zeer
merkwaardig, dat het tot nu toe niet ge
lukt is, vlekvormingcn van welken aard
ook, of bijzonderheden van de topografie
met zekerheid door waarnemingen vast te
stellen, Dat er een atmospheer is, werd
aan de hand van talrijke gegevens aan
getoond. Verder hebben verduisterings
waarnemingen bij lichtgevender sterren,
die door de schaduwzijde van de planeet
bedekt werden, getoond, dat het licht niet
o n m i d d e 11 ij k dooft, maar pas na en
kele seconden uitdooft, uit welk feit men
berekende, dat er een atmospheer van on
geveer 60 K.M. hoogte aanwezig is. Wan
neer Venus, doordat zij dichter bij de zon
komt, een grootere warmte toevoer krijgt,
dan dient de wolkenmassa in zekeren zin
als beschutting. Deze omstandighe
den maken een vorming van organisch le
ven mogelijk, e i s c h e n het zelfs.
In tegenstelling met Venus toont de pla
neet Mars een menigte bijzonderheden
aan zijn oppervlakte. De topografie komt
het meest van alle planeten overeen met
onze aarde. Men kan er donkere en helder-
verlichte vlakken en strepen waarnemen,
die weinig of in 't geheel niet van plaats
veranderen en dus wel tot de vaste korst
der planeet bchooren. Heel merkwaardig
is de lichte plek in de nabijheid van de
pool, die men vergelijken kan met het
ijs- en sneeuwdek bij de polen op onze
aarde. Men heeft getracht deze lichte en
donkere plekken op allerlei manieren uit
te leggen en op grond van de overeen
komst met de aarde-topografie geloofd,
met werelddeelen, zeeën, gebergten, enz.
te doen te hebben. Allerlei verklarings
pogingen, die den waarnemers een ruime
gelegenheid bieden, hun fantasie vrij spel
te laten. Ook een atmospheer schijnt aan
wezig te zijn; dat bewijzen talrijke ver
schijnselen, o.a. dat de détails zoo flauw
en wasig zijn, vooral aan den rand van de
planeet. Of deze atmospheer dicht is, kan
men echter niet vaststellen, daar de
zwaartekracht aan de oppervlakte van
Mars, heel veel kleiner is dan die op onze
aarde. In ieder geval kan de dampkring
nauwelijks meer druk uitoefenen dan hij
het op onze aarde op ongeveer 18 K.M.
doet, dus op een hoogte waarop het be
staan van mcnschen onmogelijk Is, ook bij
een rijkelijke, kunstmatige zuurstoftoo-
voer. De pogingen, om waterdamp op
spektrographische manier in deze at
mospheer aan te toonen, hebben geen re
sultaten gehad, van wolkenvormingen
heeft men op Mars geen spoor kunnen
vinden. In de tweede helft van de vorige
eeuw werden kanalen aan de oppervlakte
ontdekt, welke ontdekking groot opzien
baarde. Men geloofde, dat deze kanalen
door menschelijken hand gemaakt wa
ren. Intusschen heeft men gegronde rede
nen om dit te betwijfelen, o.a. toen men
bemerkte, dat men deze kanalen slechts
kon opmerken door kleine verrekijkers,
die niet bijzonder krachtig waren, terwijl
door de grootste, mooiste, helderste Instru
menten geen spoor van hen te ontdekken
was. Daarom helt men er toe over, deze
vergissing aan de onvolkomenheid van
het menschelijk oog en physiologische fou
ten en invloeden bij het observeeren van
heel fijne en lichtzwakke objecten te wij
ten.
DAPPERE MANNEN, DIE
VAST BESLOTEN ZIJN OM
DE VERRADELIJKE ZEE,
DIE ZICH ACHTER HET
MISTQEWAAD VERBERGT,
AL HAAR SLACHTOFFERS
TE ONTRUKKEN
AI.S taaie, vochtige, grijswitte wat
ten ligt de mist over de zee, die
zij onafscheidelijk met den hemel
schijnt te verbinden. Zwaar en
olieachtig, als vloeibaar metaal rolt de zee
haar b re ede, massieve golven voort Er
gens brult het heesche geluid van een
stoomfluit uit een andere richting ant
woordt een doordringende misthoorn. Het
geeft aan het geheel iets onheilspellends...
De mistwacht van het lichtschip Nor-
derney doet plichtmatig zijn ronde en kijkt
uit In de ondoordringbare waterwoestijn.
Regelmatig, om de minuut huilt de sirene
haar waarschuwend signaal. Achter de
grijze mistwand glijden schepen voorbij,
waarvan men do omtrekken slechts ver
moedt. Dof bruisend slaat de branding in
eentonig rhythme tegen de roode romp.
Als do nacht invalt, werpt het flikker
licht zijn stralenbundel in de mist naar
buiten. Gedurende een paar seconden ver
scheurt het over eenigo meters afstand de
dichte mistwand, om dadelijk weer hierin
te worden opgenomen en in de duisternis
to verdrinken. De mistwacht luistert inge
spannen. Sirenes en misthoorns klinken op
niet zoo groote afstanden...
Plotseling huilt dichterbij de lage toon
van een stoomfluit, spoedig gevolgd door
een hoog, zenuwachtig sircnefluitje. Dan
in wilde haast korte, afgebroken koerssig-
nalen. Te laat! Een dof gekraak, het ge
fluit van wegloopende stoom, woeling in
het waterEnkele seconden later is de
reddingsboot van het lichtschip te water.
Door krachtige roeislagen voortgedreven
verwijdert zij zich en wordt onzichtbaar in
de mist. De entenne knettert. Het lichtschip
Norderney seint het bericht van do botsing
naar het naastbijzijnde station. Het red
dingswerk is begonnen. De kustzender
Norddeich noteert het korte bericht, de te
lefoon raast, het reddingsstation Norder
ney antwoordt. Eenige oogenblikken later
werken reeds de Dieselmotoren van de
dubbclschroefreddingsboot, die koers zet
naar het lichtschip. De mannen aan boord
rijn besloten om de verraderlijke zee, die
zich achter het gevaarlijke mistgewaad
verbergt, zoo mogelijk al haar slachtoffers
to ontrukken, al brengen zij daarmee ook
hun eigen leven in gevaar. Welk een
vreugde, als de terugkeerende reddings
boot kan signalecren: „Alles geborgen!",
als men aan het strand zal weten, dat de
geramde schepen wel gezonken zijn, maar
dat er geen menschenlevens te betreuren
vallen. Vergeten is dan het urenlang inge
spannen werken, als de schipbreukelingen
veilig in de warme kajuit zijn onderge
bracht en de reddingsboot aanstuurt op de
haven.
Wij weten, dat de Nederlandsche kust
en moeilijkheden moesten overwonnen
worden.
Vroeger was de reddingsdienst aan de
kusten overal een particuliere onderne
ming van monschlievende schippers en vis-
schers. Engeland was in 1824 het
eerste land, waar de verschillende plaat
selijke vereenigingen tot een algemecno
maatschappij werden aaneen gesloten. Het
voorbeeld werd door Denemarken, Neder
land en Frankrijk eerder gevolgd dan door
Duitschland, dat toch zeker wel behoefto
had aan zulk een organisatie met zijn kust
van 2800 mijlen lengte, aan de Oostzee ge
vaarlijk door riffen en landtongen, aan de
De reddingsboot wordt naar het strand
gebracht.
gevaarlijk is, doch ook aan de Duitsche
kust zijn scheepsrampen volstrekt niet zoo
zeldzaam als algemeen wordt aangeno
men. In één jaar namen de kuststations 507
S.O.S.-berichten op, uitgezonden door sche
pen van verschillende nationaliteit, die
voor de Duitsche kusten in nood geraakt
en verongelukt waren. 316 hiervan waren
gestrand, 19 gekenterd en 151 gezonken,
terwijl er nog 121 door botsing verongeluk
ten. Uit zulke cijfers blijkt wel voldoende,
hoe gevaarlijk ook de Duitsche kust is.
Toch heeft het nog lang geduurd, voordat
ook daar te lande een „maatschappij tot
redding van schipbreukelingen uit zee-
nood" werd opgericht. Veel hindernissen
Noordzee door ondiepten en zandbanken.
Eerst toen in 1850 de Hertog van Northum-
berland een prijsvraag voor de meest doel
matige reddingsboot uitschreef, nam ook
in Duitschland de belangstelling op dit
gebied toe. De Pruisische regeering richtte
20 reddingsstations op, welke onder lei
ding stonden van de plaatselijke loodsen.
In 1932 waren er reeds 111, w.o. 75 aan de
Oostzee en 36 aan de Noordzee; 35 ervan
zijn echter uitsluitend met een reddings
boot uitgerust en 15 uitsluitend met een
apparaat om vuurpijlen af te schieten.
Sinds het bestaan van de organisatie is *t
behoud van 6000 menschenlevens aan haar
te danken geweest.
Hoe werkt nu de bemanning van zulk
een station? Wanneer do eenvoudige roci-
booten en zelfs de moderne dubbelschrocf-
Dieselmotorbooten door de zware zee of om
andere redenen geen redding kunnen bren
gen, bedient men zich van het vuurpijlap
paraat. Hiermee kan een 70 90 c.M. lan
ge vuurpijl naar het gestrande schip wor
den afgeschoten. Aan de vuurpijl is een
dun touw bevestigd, dat gemakkelijk af
loopt en door de bemanning van het wrak
wordt gegrepen. Met dit touw haalt men
het z.g. steertblok in, waardoorheen een
joltouw, een touw zonder eind, is getrok
ken. Na bevestiging van het steertblok op
een daarvoor geschikte plek van het wrak
wordt met behulp van het joltouw het
eigenlijke reddingstouw ingehaald, een
dikke kabel, waaraan zich de broekvor-
mige reddingsboei bevindt: een korte broek
van sterk zeildoek aan een kurken ring.
Eén voor één worden de schipbreukelingen