Gee
stelijk Le ven
Sint Nicolaas Cadeau
Th. N. Noot Mzn.
en Banketstaven
KROL
Klaarheid.
Julianadorp.
U slaagt bij ons! <4#
KIJKEn isKOjvPErikijCLOECK
FOTOGRAFISCH ATELIER ARPAD MOLDOVAN,
Firma
Telefoon 70 - Schagen
I
Zaterdag 1 December 1934.
Postrekening
No 23330
SCHA6ER
78ste Jaargang. No. 9608
COURANT.
Int Telef.
No. 20
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve Vrijdags, Bij inzending tot
's morgens 8 uur, worden Advertentiën nog zooveel mogelijk in het
eerstuitkomend nummer geplaatst
Uitgave der N.V. v.h. P. Trapman Co., Schagen.
24 PAGINA'S.
Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVFRTFN-
TI6N van 1 tot 5 regels f0.85. Iedere regel meer 15 cent ,bewlJsno.
Inbegrepen. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
door Astor.
IK heb een vriend, die me steeds doet denken
aan dien vriend, waarvan de oude, gemoe
delijke, thans grootendeels vergeten dichter
van Alphen eens in zijn sentimenteele ver
zon gewaagde als van „een vriend, die mij mijn
feilen toont."
Hij is echter uit heel ander hout gesneden dan de
dichter. Ilij is aan alle sentimentaliteit vreemd en
pakt me met forsche hand aan. Als hij me schrijft
dan slaat hij er op los, en om zijn eigen woorden
over te nemen dan slaat hij me „op mijn donder".
Ik mag dat wel en ik heb zelfs plezier in zijn brie
ven, omdat ik zeker weet, dat hij in zijn schrijven
door zuivere motieven wordt gedreven.
Hij is verbolgen, omdat ik mijn artikel over ar-
beidswaardcering, hoewel erkennende, dat de twee
groote klassetegenstellingen bestaan geen keuze
doe en zwevende blijf. Hij zou willen dat ik me po
sitief stelde aan de zijde van arbeiders en boeren
(waarmede natuurlijk boertjes wordt bedoeld).
Zonder twijfel raakt hij hier een belangrijke vraag
aan en omdat ik veronderstel dat juist in dezen tijd
zeer velen zich met deze vraag bezighouden, wil ik
oen poging wagen om mijn standpunt zoo duidelijk
mogelijk uiteen te zetten. Maar ik leg er den na
druk op, dat het hierbij niet mijn bedoeling is om
propaganda te maken, maar wèl om de lezers tot
nadenken te brengen. Vooral tot onbevooroordeeld
en onpartijdig nadenken. Dit laatste is voor velen
bijzonder moeilijk. Want het denken bij de meeste
menschen is niet vrij, maar wordt beheerscht door
persoonlijke en klassebelangen. En dezo beheer-
sching is dikwijls geheel onbewust, omdat zij samen
hangt met in het onderbewustzijn voortlevende, van
geslacht op geslacht overgeleverde begrippen.
Laat mij dit door een sterk sprekend voorbeeld
aantoonen.
Ik stel twee menschen naast elkaar: de een is uit
een oud aristocratisch geslacht, do ander is van
ouder op ouder proletariër. Wij nemen daarbij aan
dat zij beide kunnen en willen denken. Hoo zullen
deze twee menschen dan over het leven en de levens
verhoudingen oordeelen? Absoluut verschillend! De
aristocraat kan zich (natuurlijk zijn er uitzonderin
gen: Kropotkine, Marx, Domcla Nieuwenhuis, enz.),
niet onttrekken aan de tradities, waarin hij is groot
gebracht. Van jongs af aan heeft hij geleefd in een
omgeving, waarin het normaal werd geacht dat men
heerschte en werd gehoorzaamd en geëerbiedigd.
Als kind reeds leerde hij gewennen aan het be
staan van „meerderen" en minderen". Misschien
werd hem voorgehouden, dat hij tegenover de min
deren vriendelijk en goed moest zijn, maar het ble
ven „minderen". En die „minderen" moesten voor
hem werken, zwoegen op z ij n grond, ploeteren in
zijn werkplaats. Ilij mocht spreken van jij en jou.
Maar zij moesten hem begroeten met u, u-edele,
jonkheer, hoogheid of iets dergelijks. Let wel: dit al
les en zooveel meer, dat er mee samenhangt, werd
voor hem iets gewoons, iets natuurlijks en vanzelf
sprekends.
Is het dan niet volkomen logisch, dat zoo iemand
gaat denken dat een maatschappelijk systeem van
belieerschers (de bezittende klasse) en beheersch-
ten (de arbeiders) goed is en niet te grond mag gaan?
En denken wij ons nu den proletariër. Hij wordt
groot gebracht in een gansch anderen sfeer. Nauwe
lijks is de tijd gekomen dat hij een beetje begint
te zien van de menschelijke verhoudingen of de over
tuiging dringt zich aan hem op dat hij behoort tot
de onderste lagen. Hij voeit zich een achterafgo-
zette. Hij ziet duizenden mooie, nuttige, begeerlijke
dingen en weet dat ze voor hem onbereikbaar zijn.
Hij moet zich onderwerpen aan anderen om wat te
verdienen en wordt uit de hoogte behandeld. Een
gevoel van minderwaardigheid dringt zich aan hem
up. Dit miserabele minderwaardigheidsgevoel ko
men de moesten niet te boven; ze worden slaafsch,
onderworpen en zij krijgen vaak een
soort van eerbied voor wie in hoogheid troonen. Als
echter in zulk een proletariër het denken ontwaakt,
als hij de werkelijkheid, waarin hij leeft, gaat door
gronden dan is het positief zeker dat zijn oor-
doel anders zal moeten wezen, dan dat van den
U wilt toch ook gaarne een mooi
practisch
Bij ons vindt U iets aparts, iets
bijzonders voor weinig geld.
Uw bezoek wordt gaarne tegemoet gezien.
Beleefd aanbevelend,
's Avonds tot 10 uur geopend.
Zondag den geheelen dag tot 10 uur
's avonds geopend.
aristocraat. Hij wordt een revolutionair, d.w.z. hij wil
de verandering, de opheffing van het maatschappe
lijk systeem, dat hem doemt tot een leven van
eeuwigo gedwongen dienstbaarheid en alles wat
daaraan onvermijdelijk vast zit.
Dit voorbeeld, waafbij ik met opzet twee uitersten
tegenover elkaar heb geplaatst, moge voldoende we
zen orn aan te tooncn, dat het denken van den
mensch zelden geheel vrij is, maar in hooge mate
beinvloed wordt door in den mensch levende, tot
diep in zijn ziel doorgedrongen, ja zelfs met zijn
heelo wezen saamgegroeide ineeningen.
Wij moeten dus niet inspanning van alle krach
ten pogen de werkelijkheid te zien zóó ais zij is en
daarbij ons eigen belang, onze positie geheel uit
schakelen.
Wie hiertoe niet in staat is, wie dit niet wil of
niet kén doen, doet beter dit artikel niet verder te
lezen.
Wat geeft ons do maatschappij te zien?
Twee klassen. De bezittende en de niet-bezittende
klasse. Dit beteekent dat er zijn menschen, die de
beschikking hebben over den bodem en de productie
middelen en anderen, die daarop geen rechten kun
nen doen gelden. De eersten kunnen dien bodem en
die productiemiddelen niet zelf alléén vruchtdragend
maken, maar hebben daarvoor de hulp van de niet-
bezitters noodig, welke zij laten werken voor loon.
Dit wil zeggen dat zij een deel van het voortge
brachte en liefst een zoo klein mogelijk deel, in geld
omgezet, aan de werkers uitkeeren. liet overige is
voor hemzelf.
Deze toestand is reeds oeroud.
De twee klassen hebben tegenstrijdige belangen,
omdat zij beide zooveel mogelijk van het voortge
brachte willen hebben. De bezittende klasse beschikt
echter over allerlei middelen, welke haar sterker
maken dan de niet-bezittende. En dit reeds sedert
eeuwen! Zij had van ouds de geweldsmiddelen en de
geestelijke middelen om de nict-bczittenden aan
zich te onderwerpen. De geweldsmiddelen waren de
wapenen; de geestelijke middelen waren de leugens,
welke zij met groot overleg wist te verbreiden en
waardoor het haar gelukte aan haar bevoorrechte
positie een schijn van recht en zelfs een goddelijke
sanctie te verleerien. Daardoor is het mogelijk, dat
nu nog duizenden leven in de overtuiging, dat het
normaal en menschelijk is, dat die twee klassen be
staan en moeten blijven bestaan.
tik wijs hierbij op het merkwaardige verschijnsel,
dat het grootste deel der menschheid niet in staat
is om in zijn denken boven het bestaande uit te
gaan; het kan zich gevolg van gebrek aan fan
tasie en voorstellingsvermogen eenvoudig geen
andere in dit geval dus een klasselooze maat
schappij denken).
Natuurlijk zijn de grenzen tusschen de twee klas
sen niet scherp te trekken. Er is een tusschengebied.
Een bezitter is niet alléén bezitter, maar ook voort
brenger, wanneer hij intellectueelen of lichamelijken
arbeid verricht. En een arbeider, die een duitje heeft
belegd op de een of andere wijze is een bezitter, die
van anderer arbeid profiteert, een kleine kapitalist.
En dan is er de middenstand, welke als een amphi
bie in beide klassen leeft. Hij levert distributiewerk,
waarmede hij zijn geld verdient, maar hij handelt
en speculeert eveneens.
Dit neemt echter niet weg, dat in het groot gezien
onze maatschappij het beeld geeft te zien van twee
klassen, gelijk ik zooeven opmerkte, met tegenstrij
dige belangen.
Dit voert noodwendig tot bostingen, die zullen
voortduren zoolang er klassen bestaan.
En het is natuurlijk d.i. uit het wezen van de
maatschappij voortvloeiend, dat do beide klassen
zich inspannen om eigen belangen te behartigen.
Maar nu is ieder behalve deel van een bepaalde
klasse, óók mensch met al de eigenschappen van den
mensch. Uit dat oogpunt bezien, is er geen onder
scheid tusschen een bezitter en een proletariër. In
dezo wereld van bestaansonzekerheid is het hoofd
motief van ieders streven: zich stoffelijk te hand
haven. Daardoor is er niet alleen de strijd der klas
sen, maar ook de strijd van allen tegen allen. De
bezitters beconcurreeren elkaar, trachten elkaar van
de beste plaatsen af te dringen en de arbeiders doen
op hun terrein niet anders. En als 't hun maar even
kan gelukken om uit het proletarische kamp over te
gaan naar het gebied der bezitters, dus van klasse
te verwisselen, dan doen zij het en dan krijgen zij
andere belangen.
Ten slotte worden bezitters en proletariërs door
dezelfde begeerten gedreven Voor de bezitters als
klasse beteekent dit de hartstochtelijk© verdedi
ging van de bestaande maatschappelijke orde; voor
do nict-bezitters als klasse beduidt het 't streven
naar een nieuwe maatschappij of naar d© verove
ring van een betere positie in de bestaande.
Het eerst© is 't geval bij hen, die tot 't inzicht zijn
gekomen, dat elke klassemaatschappij in wezen
onrechtvaardig is; het tweede bij ben, die het
klasse-karakter der maatschappij óf niet doorgron
den óf niet als onrechtvaardig erkennen.
Het zal ieder duidelijk zijn, dat het gevolg hier
van is, dat er behalve dien strijd van allen tegen
allen, dus ook steeds feller klossestrijd oplaait.
In dien strijd is de niet-bezittende klasse tot dus
ver do zwakste. Om verschillcndo redenen: zij is
zwak omdat zij onderling hopeloos verdeeld is en
daardoor uiteenvalt in groepen, die niet tot samen
werking zijn geneigd; zij is zwak omdat haar ken
nis en inzicht ontbreekt; zij is zwak omdat zij voor
een zeer groot deel nog leeft in de ideeënwereld
welke haar is bijgebracht door dc heerschendo
klasse. Daardoor is het mogelijk, dat proletariërs
zich, terwille van hun bestaan, leenen tot het af
schuwelijke werk om in tijden van beroering, wan
neer de nooden des levens te groot worden, tegen
hun klassegenooten op te trekken, Dan worden ar
beiders neergeranseld en neergesabeld en neerge
schoten door mede-arbeiders, die in een uniform zijn
gestoken.
Wie in staat is het tegenwoordige wereldgebeuren
in bet groot te zien, en te doorgronden, zal sterk ge
troffen worden door het verschijnsel dat overal dezo
strijd woedt. Hij moge dan niet altijd in laaicnden
gloed opvlammen zooals het geval is geweest in
Oostenrijk en Spanje, hij is er ook in het verborgen,
ondergrondsch, zelfs in de fascistische landen, waar
voor den oppervlakkigen beschouwer het den schijn
heeft alsof de twee groote klassen tot volkomen
verzoening zijn gekomen.
Ik schreef zooeven „maar nu is ieder behalve deel
van een bepaalde klasse, óók mensch met al do
eigenschappen van den mensch".
Bedenken wij nu wèl wat dit wil zeggen. Tot die
menschelijke eigenschappen behoort niet alleen do
drift om zich zelf stoffelijk te handhaven, maar óók
om als m e n s c h, d.i. als z e d e 1 ij k wezen zich
te handhaven.
Dit is iets van vérstrekkende beteekenis. Hoe meer
iemand als zedelijk wezen groeit, hoe meer zal hij
genoodzaakt zijn om zich rekenschap te geven van
de verhouding, waarin hij staat tegenover zijn mede
menschen en dan kan het gebeuren dat hij niet
in de eerste plaats denkt aan zijn
persoonlijke of klassebelangen,
maar zich de vraag stelt of die
houding zedelijk geoorloofd is.
Welnu, ik durf dezo vraag aan alle lezers te stel
len, aan allen, dio zich vóór alles mensch ge
voelen en ik weet met volkomen zekerheid wét hun
antwoord zal zijn.
Het is voor mij eenvoudig onmogelijk om aan te
nemen, dat er één eerlijk mensch bestaat, die deze
verhouding zou durven goedpraten uit zedelijk
oogpunt. Hij kan dit misschien doen als klasse
wezen of als .een brute egoïst, of als een afkeer-weK-
Rende onverschillige, als z e d e 1 ij k wezen kan hij
dit nooit. Want economisch bekeken is die verhou
ding de ontkenning der zedelijkheid, om
dat zij is dc vijandschap van mensch tegen mensch.
Wanneer wij dit in het oog houden, wordt het ons
duidelijk, dat er reeds sedert eeuwen telkens men
schen zijn opgestaan, dio op dit onzedelijke hebben
gewezen en hebben opgeroepen tot den strijd daar
tegen. Hun stem is geweest als die eens roepende
in de woestijn. Zij werden niet begrepen. Zij stonden
in hun denken en gevoelen te hoog boven hun tijd
genooten en zelfs de ellendigen der wereld hadden
gewoonlijk niet anders dan hoon voor hen, die toch
hun heil zochten. Langzaam maar zeker echter ont
waakte er cenige bewustzijn óók bij de breede schare,
er werd iets wakker van menschelijk besef, óók de
groote massa ging iets voelen van het onrecht
haar aangedaan. En er kwam een tijd, dat zij hoop
vol luisteren ging naar het nieuwe evangelie, dat
werd verkondigd.
Wat was de inhoud van dit evangelie? In het kort
gezegd: een nieuwe wereld, een wereld van broeder
schap, een wereld van sociale rechtvaardigheid.
Dit evangelie maakte een diepen indruk op hon
derden menschen en vooral menig arbeider voelde
zich cr machtig door aangetrokken en stelde wijd
zijn hart er voor open Hoe levendig herinner ik mij
- ig een eenvoudige Friesche vrouw, die ik jaren ge
leden vaak ontmoette. Ze was van huis uit christe
lijk.
Met welk een enthousiasme liet ze zich uit: rat
weet ik pas was Jezus bedoeld heeft!
Trouwens het was vrij algemeen dat men het nieu
we evangelie ging beschouwen als dc vervulling van
het evangelie van Jezus. Men moet die tijden van een
veertig, vijftig jaar geleden zelf hebben meegemaakt
om te weten wat er toen geestdrift en kameraad
schap en diep sociaal besef ontbloeide in de ontwa
kende geesten. Het was de tijd van het opkomende
socialisme. En velen hebben geleefd in de illusie, dat
het niet lang zou duren of allen, die van goeden wille
waren, zouden zich samenvoegen om de nieuwe we
reld op te bouwen. Men kon zich immers niet voor
stellen dat er blijvend verzet zou kunnen zijn tegen
de verwerkelijking van zulk een schoon ideaal. En
de wereld was toch in naam christelijk, waarom zou
zij het dan niet ook metterdaad worden?
Maar daarna kwam de ontnehtering. Bij de bezit
tende klasse sprak het oude klassebelang, |>ij dc
proletarische klasse bleek de burgerlijke levenshou
ding te diep ingeworteld en de domheid te groot. En
wel kwam verzet en strijd tegen te zware arbeidstoe
standen en te lage loonen, maar dc geestdrift voor
de idéc waaruit deze voortkwamen verkwijnde; het
karakter der samenleving bleef onaangetast. Een
betrekkelijk zeer kleine meerderheid bleef aan de
idéé getrouw, omdat zij deze idéé wezenlijk in zich
had opgenomen en erdoor bezeten was.
Toen kwam de wereldoorlog, daarna de vrede van
Versailles, daarna de vreeselijke ontreddering, waar
in wij thans leven.
En nu, terwijl wij staan temidden van den waan
zinnigen chaos nu rijst voor den denkenden
mensch de onontloopbare vraag op: is deze chaos
niet het noodlottig uitvloeisel van het maatschap
pelijk systeem en van de daaraan verbonden levens
houding?
Aan de vruchten kent men den boom. Wie wil een
boom laten leven, die slechts wrange vruchten geeft?
Wie wil een maatschappij in bescherming nemen, die
zóó veel ellende stoffelijk en zedelijk brengt?
En zoo moest het wel gehcuren, dat in onzen tijd in
duizenden harten het verlangen naar een nieuwe sa
menleving met onstuimige kracht zich ging uiten,
naar een klasselooze samenleving, waarin geen be
voorrechten en geen vernederden, geen rijken en
geen armen meer mogelijk zijn, maar waarin allen
hun deel van den voortbrengenden arbeid vervullen
en ook allen op het voortgebraehto gelijke rechten
hebben, naar een samenleving van sociale recht
vaardigheid. En het gevolg?
Het gevolg is dat een felle strijd ontbrandt.
In hoofdzaak draagt deze strijd een klassekarakter.
In hoofdzaak zeg ik. Niet geheel, want wij moeeri
niet uit het oog verliezen, dat wij waarachtige revo
lutionairen vinden in beide klassen. (Onder waar
achtige revolutionairen versta ik menschen, die de
burgerlijke levensbeschouwing in zich hebben over
wonnen.) En zij dragen huime ideeën uit in woord
en geschrift.
Daarnaast hebben wij te bedenken dat als
klasse de proletariërs het meseto belang hebben
bij een maatschappelijke vernieuwing. Zij zal een
einde, maken aan hun stoffelijk lijden.
Indien wij deze vernieuwing bezien en beoordee-
len naar haar zedelijke waarde, dan bestaat er voor
mij geen twijfel of zij zal voor beide klassen
een zegen zijn. Want zij zal een einde maken aan
den strijd van allen tegen allen en ieder weet hoe
deze strijd den mensch verlaagt, hoe hij hem voert
tot de gemeenste practijken. Ieder kan ook weten
tot welk een leven van voosheid en innerlijk hedc-rf
men komt als men een bestaan kan leiden van
weelde en overdaad zonder te arbeiden, alleen maar
profitcercnd van do inspanning van anderen.
Op grond van deze overwegingen geloof ik, dat de
ernstige mensch, die zijn oordeel vormt naar zijn
zedelijke begrippen, zich zal scharen aan de zijde
Speciaal adres voor:
VERGROOTINGEN
naar elk portret, ook naar amateurs opnamen
NIEUWE NIEDORP.
GEBRUIKTE AUTOMOBIELEN
verkoopen wij onder GARANTIE en op PROEF
Garage C NICUWLAND. BERGEN.
van hen, die de grondslagen willen leggen voor die
nieuwe maatschappij. En aangezien hun strijd niet
alleen een algemeene geestelijke cultuurstrijd kan
zijn, maar ook een economische, zullen het in hoofd
zaak de arbeiders zijn, die hem voteren. Zoodat do
ernstige mensch onder hen zijn plaats zal vinden.
Dit neeft ééns ook Abrnm Kuiper gevoeld. Dezelf
de man, die later zijn strenge wetten zou maken
togen de arbeidersbeweging gericht. Schreef hij niet
in de Standaard van 9 April 1S9S: „Vast en onwrik
baar staat onze overtuiging, dat de Christus ook
thans zou staan aan de zijde van liet verdrukte
volk"? En kent niet ieder zijn bijna tot een ge
vleugeld woord geworden uitroep: „Zij kunnen niet
langer wachten, geen dag en geen nacht!" En wie
bedoelde hij met die „zij"? Wederom de geknechte»!
En wat zal dio ernstige mensch doen?
Bij deze vraag denk ik onwillekeurig aan een uit
spraak, welke ik eens las en in mijn annteekenin-
genboek noteerde. Zij is van den Franschman l)al-
loz, die over wetgeving schreef en luidt aldus: „Wan
neer er onwetendheid heerscht in de maatschappij
en verwarring in de geesten, worden de wetten tal
rijk. De menschen verwachten alles van de wet
geving en daar iedere nieuwe wet een misrekening
is, zijn zij er toe geneigd om zonder ophouden van
haar te vragen, wat slechts van henzelf kan komen,
van hun opvoeding en van hun eigen zeden."
Zijn deze woorden niet buitengewoon toepasselijk
op onzen tijd?
En ligt er niet een duidelijke aanwijzing in voor
ons?
Wanneer de arbeidersklasse en allen, die zich uit
ernstig-zedelijke motieven (dus niet uit eigen be
lang, uit baantjejngerij) naast haar scharen inder
daad een nieuw tijdperk willen scheppen in de groo
te evolutie geschiedenis der samenleving, dan is hun
eerste werk de opvoeding, de vestiging van nieuwe
zeden. En zou dit iets anders kunnen beteekenen dan
do menschen in het algemeen, maar dc arbeiders
in het hijzonder te doordringen van het besef, dat
het bestaande levensbeginsel uit den boozo is en
plaats moet maken voor het beginsel van univer
seel© menschenliefde, dat niet te vereenigen is mei
menschenexploitatie, met erkenning van grenzen,
met onderscheid in rassen.
Dit beginsel, als het wordt tot het drijvende en stu
wende clement, zal voor allen worden tot ccn bron
lekker vers, met
croquante, boterlge
korst en heerlijke
malse Amandelspijs-
vulling. Zó alleen
vindt U ze bij
Hoog zijde