I
®ie ©jroote ^rgissing
HEEMRAADSCHAP
SCHAGER KOGGE.
nederl bond van arbeiders in het
landbouw-, tuinbouw- en zuivel
bedrijf.
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor IOcL
Schagen.
DE GEZELLIGE BIJEENKOMST VAN DE
FEDERATIE.
Het Theater Royal was Zaterdagavond nagenoeg
geheel bezet, toen de federatie Noordliollands Noor
derkwartier van bovengenoemde organisatie daar
een gezellige bijeenkomst hield.
Te ruim half acht heette de heer D. Burger allen
hartelijk welkom, en sprak daarbij de volle tevreden
heid van het federatiebestuur uit over de zeer groo
te belangstelling. In het bijzonder heette spr. welkom
liet tooneclgezelschap „De Jonge Spelers", een gezel
schap dat spr. niet behoefde aan te bevelen, omdat
het zich reeds een zeer goeden naam had verworven
met de opvoering van de Ilcijerman's stukken, bij de
herdenking van dezen begaafden schrijver.
Spr. deelde mede, dat naast dezen avond van ont
spanning, een ernstig woord zal worden gesproken
door het hoofdbestuurslid, den heer H. v. d. Wie
len, tot wien spr. eveneens een hartelijk woord van
welkom sprak.
Nadat men gezamelijk do Internationale had go-
zongen, trad genoemd gezelschap op. Reeds onmid
dellijk had het viertal door de geestige wijze waarop
hot ten tooneele verscheen, het zon onontbeerlijke
contact met het publiek, et n contact dat gedurende
den geheclcn avond bleef bestaan, ja steeds hechter
werd. De spelenden werden op uitmuntende wijze
ingeleid door hun medespelende, den heer Jo Fiolet,
die daarbij don tevens als conferencier optrad. On
bedaarlijk is er gelachen om de verschillende num
mers, dio deel uitmaakten van de opgevoerde cabn
rctrevue: ..Circus der wereld", en geapprecieerd het
voortreffelijke spel van de overige medespelenden,
Hetty Beek, Marie Hamel en Lucas Wensing. Hou
succesvol was hun optreden b.v. in ttDc Bclasting-
scène", In „het Sport museum", In „de School van
Minister Marchant", maar ook in liet ernstige num
mer, de bekende éénactcr van Hcijermans: „de Brief
in de schemer".
Een ernstig woord.
Nadat „Do Jonge Spelers" het eerste gedeelte van
de revue hadden opgevoerd, werd het woord door
den heer II. v. <1. Wielen gevoerd. Spr. herinnerde
aan de schitterend geslaagde bijeenkomst, een half
jaar geleden in den Muziektuin gehouden, een bij
eenkomst dio gevolgd was met het voeren van pro
paganda op een andere wijze. En hot federatiebestuur
Iiail gemeend, om nu eens op het centrale punt in
Schagen, een gezellige bijeenkomst to houden. Ook
spr. noemde de groots belangstelling een verheugend
feit. Wat zouden de oudere arbeiders wol denken als
zij zogen hoe de arbeidersklasse dergelijke dagen en
a-.onden met elkaar kan organiseeren. Spr. wees er
echter op dat niet de menschen van vandaag die
mogelijkheid hebben doen ontstaan, maar dat het de
oudere arbeiders zijn die den stoot daartoe hebben
gegeven. Bn dat geschiedde onder veel moeilijker
omstandigheden. Spr. gedenkt ook de grondleggers in
Noordholland en herinnert aan het feit dat kort ge
leden de afdceling Anna Paulowna haar 20 jarig be
staan herdacht. Hoeveel zorg en tegenwerking Is ook
daar niet ondervonden voor bereikt kon worden wat
in Anna Paulowna bereikt Is. En zoo staat het ook te
Schagen. Maar als we dan deze zaal rondkijken, dan
kunnen we met recht zeggen dat onze oudere kame
raden niet voor niets hebben gewerkt.
Intusschon al is het verleden nog zoo vruchtdra
gend geweest, wo moeten rekening honden met het
lieden en met de toekomst en ons bezig houden met
de moeilijkheden dio ons te wachten staan. Spr. wijst
dan allereerst op de plicht van ons om te zorgen
da! de ongeorganiseerden zich bij ons aansluiten.
Onze beweging zegt spr., heeft vandaag aan den
dag zware slagen te verduren, zoowel van links als
van rechts. Drie dagen geleden heeft in deze zaal
iemand liet woord gevoerd, van wien 3 jaar geleden
nog niemand had gehoord, omdat hij toen nog was
een ingenieur van de provincie Utrecht zonder meer.
Deze persoon, de heer Mussert, heeft het den laat-
sten tijd aangedurfd de Nederlandsche bevolking
kond te doen, dat een nieuwe maatschappij moet ko
men. Deze vriend Mussert wil probeeren van Ne
derland een Duitsehl&nd te maken, wil probeeren
hier toestanden te krijgen, die over de grenzen thans
heerschen. Spr. gelooft dat elke arbeider een ook
elke arbeidersvrouw, er van doordrongen zal zijn dat
we toestanden als in Duitschland zijn, hier niet moe
ten hebben. Het krijgen van toestanden als In
Duitschland zou beteekenen dat al het mooie dat is
opgebouwd, teniet zou worden gedaan. Spr. gelooft,
dat alle aanwezigen een dergelijk dreigement zou
den beantwoorden met een „dat nooit". Wij zullen
vechten tot het bittere einde, roept spr. hartstoch
telijk uit, om te zorgen dat de Nederlandsche arbei
der niet gelijk gemaakt wordt aan onze mede arbei
ders in Duitschland. (Applaus.)
Spreker merkt dan verder op, dat in de N.SB.-ver-
gadering de heer Mussert gewezen heeft op het leden
aantal maar dat de arbeidersorganisatie meer dan
eens de N.S.B. heeft geprest, om ten aanzien van
het ledenaantal open kaart to spelen. Wij weten, zegt
spr., wat waar is van die bewering omtrent het
ledenaantal. Spr. neemt den heer Mussert echter niet
kwalijk, dat deze meer rekent met nullen dan met
cijfers, omdat de heer Mussert gewend is met nullen
om te gaan.
Spr. wil nu echter van den heer Mussert afstappen,
er evenwel op wijzende dat waar de heer Mussert
bijna den geheelen avond de S.DA.P. afkamde, hij in
deze partij toch blijkbaar ziet de partij van welke hij
grooten tegenstand kan verwachten.
Nog andere moeilijkheden zijn er om het hoofd te
bicden, en spr. behandelt dan de verlaging van de
steunbedragen, het groote succes met het petitionne
ment van het N.V.V., gevolgd evenwel door de ver
werping van de 2 moties van den heer Kupcrs. En fel
hekelt spr. daarbij dat deze verwerping mede ge
schiedde door de hulp van de z.g. vertegenwoordigers
der christelijke arbeiders, de hecren loerakker en
Ameling. Het zal goed zijn, wanneer straks de chris
telijke arbeiders klagen over den nood die in hunne
gezinnen zal heerschen, hen er aan te herinneren, dat
dit mede de schuld is van hunne vertegenwoordigers.
Maar al die aanvallen, als verbod van organisatie,
het den mond snoeren van de V.A.R.A. enz., dat alles
kan ons slechts een nauwe aaneensluiting geven. Ge
dreven door onze idealen, zullen zij de meer dan
300.000 georganiseerde arbeiders fel tegenover zich
vinden.
En toch is het een heerlijke tijd waarin we leven.
Deze gevulde zaal bewijst «lat in dit deel van Noord
holland wat is opgebouwd; de positie van den land
arbeider is vergeleken bij 30 a 40 jaar geleden be
langrijk verbeterd. Al mogen de steunbedragen laag
zijn, bet loon onvoldoende om bet noodzakelijke aan
te schaffen, toch zal er geen Slotemaker zich meer
durven uiten als een minister eens deed, n.1 dat er
in Nederland geen werkloozen behoefden te zijn.daar
onze minister van koloniën de werkloozen wel kon
gebruiken. Met een dergelijk antwoord wordt thans
geen genoegen genomen.
Intusschen dienen wij onze gedachten bij anderen
ingang te doen vinden en trachten het beste te be
reiken wat mogelijk is. De organisatie wil en zal
daartoe steeds al het mogelijke doen. Het is spr. aan
genaam een paar verheugende mededeelingen te
kunnen doen. n.1. dat de organisatie er in is ge
slaagd om collectieve contracten voor de vaste boe
renarbeiders af te sluiten, n.1. verleden Maandag te
Anna Paulowna voor bet jaar 1935—1930 en heden
middag 4 uur te Wicringcrwaard. (Applaus.)
Spr. wijst er met nadruk op, dat als men elders
dergelijke contracten afgesloten wenscht te zien,
men er zelfr zijn schouders onder zal moeten zetten.
Tenslotto wijst spr. er nog op, dat al telt de orga
nisatie in den kop van Noordholland ongeveer 1000
leden, al heeft de organisatie 33000 leden en al is zij
onderdeel van het N.VV. met 300.000 leden, toch zijn
er nog steeds ongeorganiseerde arbeiders en vanaf
heden is het do taak om te zorgen, dat die ongeor
ganiseerden in ons midden komen. Onze organisatie
heeft getoond de belangen der arbeiders to kunnen
en te willen behartigen. Wij moeten nog altijd zor
gen, dat onze vaste arbeiders een verkorting van
don arbeidsdag krijgen, dat de jongere generatie in
een beteren toestand komt. En de jonge arbeiders
wekt spr. dan ook op zich te werpen in den strijd
voor een betere samenleving, een samenleving, zoo
als wij mcenen, dat ze moet wezen, een samenwer
king van „één voor allen, allen één?" (Daverend
applaus.)
Hierna wordt gepauzeerd. Tijdens de pauze valt
wederom te genieten van de uitmuntende muziek
van de heeren 'Koordes en Manneveld en dan vraagt
het gezelschap „De Jonge Spelers" wederom onze
aandacht. Het succes in het tweede gedeelte van de
revue is ook nu zeer groot, en als dan het einde is
gekomen, kan de heer Burger met recht dezen avond
een zeer goed geslaagde avond noemen, dank bren
gen aan den heer Van der Wielen. De Jonge Spelers
werden verrast met een mand fruit
Vergadering van dijkgraaf, heemraden en hoofd
ingelanden, op Zaterdag 15 December 1934, 's mid
dags om 2 uur in het lokanl van den heer J. Igesz.
Voorzitter de heer C. Kooij Hz., dijkgraaf, secreta
ris-penningmeester de heer P. Hopman.
Afwezig is de heer J. Schenk, hoofdingeland, we
gens ziekte.
Voorzitter opent de vergadering en feliciteert de
heeren J. Nagelhout en W. Kooijman met hun be
noeming tot hoofdingeland.
Hierna worden de notulen na lezing onveranderd
vastgesteld.
Medegedeeld wordt dat tot plaatsvervangend dijk
graaf is benoemd de heer C. Bakker.
Het alootwerk in de Moerbeek heeft gekost f 365.
Het krooswerk kostte f GO extra wegens het vele flab.
De geloofsbrieven van de herkozen hoofdingelan
den J. Nagelhout en W. Kooijman worden in orde
bevondcfl, zoodat tot toelating wordt besloten.
De heer A. Groot es wordt met algemeene stemmen
tot heemraad herkozen.
Het voorstel tot voortzetting van de crediet over
eenkomst met de Boerenleenbank te Schagen. ten
behoeve van do in 1935 benoodigdc kasgelden, wordt
zonder discussie aangenomen.
Rondvraag.
De beer J. Nagelhout wilde liever iets vroeger, zoo
omstreeks hooitijd het fiab uit de slooten halen, dan
wordt verhinderd, dat het een groote bende wordt.
De resultaten die men hiermee bereikt heeft, waren
zeer goed te noemen.
Voorzitter zegt toe. dat men met dezen wensch
ernstig rekening zal houden.
De hecren Kooijman en Grootes danken voorzitter
en vergadering voor de woorden tot hen gesproken
en voor het in hun gestelde vertrouwen.
De beer D. P. Timmorman zou voor de Kogge
graag een baggerregeling zien.
Voorzitter zegt. dat de Kogge daarbuiten valt.
Dc heer Timmerman wil dan de gemeenten erin
betrekken.
Ook voorzitter gevoelt hier voor en men zal zien
wat er te bereiken valt. Hierna sluiting.
BERGEN
VEREENIGING „ONTWIKKELINGSAVONDEN".
Causerie dr. Menno ter Braak over de be
weging van 1880 en de jongere generatie.
Bovengenoemde vereeniging hield Vrijdagavond
in de voorzaal van De Rustende Jager een zeer goed
bezochte bijeenkomst, waarop dr. Menno ter Braak
redacteur van Forum, een causerie heeft gehouden
over: „De beweging van 1880 en de jongere generatie.
Bij ontstentenis van den voorzitter, den heer D.
Beijneveld. opende de secretaris, de heer L. Daalder,
den avond met een woord van welkom en spr. drukte
er zijn groote tevredenheid over uit, dat het aantal
aanwezigen veel grooter was dan het bestuur had
verwacht. L>at zijn we niet gewend als er een lezing
wordt gehouden op phllosophisch of letterkundig ge
bied; over het algemeen houdt men meer van een
causerie met plaatjes, zeide spr., en hij gaf daarna
het woord aan dr. ter Braak.
Deze zeide te willen spreken over het verschil tus-
schen de generatie van 1880 en die van 1930 en
deelde zijn lezing in twee gedeelten in. Het eerste
of nogatieve gedeelte, het tweede 't positieve ge
deelte.
Omstreeks 1880— aldus spr. toen de Nieuwe
Gids werd opgericht, was do toestand zoo. dat kon
worden gesproken van een ethische litteratuur,
welke ten nauwste samenhing met de maatschap
pelijke verschijnselen van dien tijd. Een predikant
was veelal dichter of schrijver tevens en het mag
dus niemand verwonderen, dat de oppositie aller
eerst was gericht tegen de predikanten. De beweging
van '80 heeft zich uitsluitend geconcentreerd op het
„1'art pour 1'art". De moraal werd de maatstaf van
het leven; de weerstanden waarmede de schrijvers
hadden te kampen waren geheel anders dan thans.
Het nieuwe criterium was ..schoonheid" en dus von
den de jongeren het schoonheidsideaal tegenover
zich. Natuurlijk hebben die Jongeren nooit de nood
zaak gezien de schoonheid te verdedigen, dat behoeft
ook trouwens niet; wel hebben wij gestreden legtui
het „begrip schoonheid".
De revoiutionnairen van '80, zooals ze werden ge
noemd. waren echter niet zoo revolutionnair als al
gemeen gedacht wordt Jacqucs Perk bijvoorbeeld
die meer door de omstandigheden, dan door zijn ta
lent tot voortrekker werd verheven, maakt feitelijk
den indruk, van een ouderwetsch moralist, die te
gen zijn zin is in aanraking gekomen met Dan te on
andere grootheden. Lodewijk van Deysel's revolu-
tionnaire schoonheid houdt op, zoodra zijn talent ze
geviert.
Verwey noemde spr. de meest taaie der '80-ers; de
meest philosophische. Hij heeft de stelling verkon
digd. dat de dichter staat aan den top der samen
leving. En met die uitspraak is hij op een bedenkelijk
standpunt gekomen, meende spr.
Gorter en Van Ecden zijn feitelijk afvalligen, om
dat zij zijn overgegaan, de eene naar het sociale, do
andere naar het rcligieuse. Gorter zocht de massa.
Van Eeden de kerk.
De heeren van '80 leden dus aan dichte roverschat
ting en na 1880 waren er nog velen die leden aan de
zelfde kwaal en wat erger was. die dichterverhecrlij-
king nam steeds toe; de lyrische poëzie werd be
schouwd als de hoogste top. waarop een dichter
zich verheffen kon. 't Duitsche expressionisme vond
hier geen weerklank.
Nijhofs poëzie bijvoorbeeld had als .zoodanig een
zeker eeuwigheids karakter, ze had zir-h volkomen
los gemaakt van den menschelijken aandrang. Hij
maakte poëzie zoo maar uit de woorden v.m het da<-
gelijksche leven; de dichtkunst kwam los te staan
van den menschelijken aandrift, kreeg een goddelijk
karakter.
Marsman legt een ander accent en heeft gelegd:
„Het koren des levens moet worden gestookt tot je
never der poëzie". Dat is ongetwijfeld een heel a.'.'r-
dig beeld, meende spr., doch het is een algeme&n
beeld voor alle processen van het leven.
Theoretisch werd hier de fout gemaakt, dat de
kunstenaar zijn eigen tekortkomingen niet wist te
ontdekken. Als zij zeggen: wij staan aan den top der
mcnschhoid, dan is dat voor andere lagen dier
menschheid minder prettig.
De dichterlijke verheerlijking draagt aldus spr.
een infantiel karakter. Er werd gesproken van 't
beschermd domein der poëzie, welke uitspraak ook.
voor het proza gold; zij het dan ook in mindere
mate.
Spr. beschouwde de beweging van 80 als een be
langrijke cultureele daad. Hij wilde echter strijden
tegen een algemeen aanvaard dogma. Dit dogma
wordt niet bestreden of verworpen om het te klei-
nceren, maar om te trachten het anders to zien dan
de '80-ers het zelf zagen.
Komende tot het positieve gedeelte, meende spr.,
dat de *80'ers de kunst op 'n verkeerde manier had
den aangepakt en vroeg zich af, waar de oorsprong
der kunst lag.
De oorsprong van de schoonheid moest volgen»
spr. worden gezocht in de puberteit. Dan toch komt
de schoonheid voor t eerst als een probleem naar
voren en ontstaat er een onberedeneerde hartstocht
voor de litteratuur. Dit nu is aldus spr. een zeer
zuiver schoonheidsgevoel, wat helaas door leeraar
en opvoeder maar te veel verstikt wordt. De verkeer
de zijde van deze ontwikkeling bij den jongeling. <»f
bij het jonge meisje is. dat een soort levensbe
schouwing gebouwd wordt op de puberteitskwestfo,
die dan haar voortzetting vindt in de kunst.
De schoonheid is geen eigenschap der dingen,
meende spr. en deze theorie wordt veelal in dc prak
tijd verloochend. Evenmin is de schoonheid iets ver
hevens. al wordt dan ook het verhevene steeds maar
weer naar voren gebracht.
De kunst wilde spr. beschouwen als een «oort van
doorgangshuis, waarin niemand mocht blijven ste
ken. Men moet er overheen kunnen zien.
Er is eens heel geestig gezegd: 1'art pour 1'art,
dat is het halma om het halma; het spel düs om
het spel. Daar komen wij jongeren tegenop.
Spr. verviel daarop in een diepzinnige philoso
phische beschouwing over het begrip kunst en kwam
tot de eindconclusie dat de dichter de grensfiguur
diende te zijn tusschen het voelen en denken. Door
het woord kunst en het begrip schoonheid wordt vcr-
valsching bereikt, wanneer men vergeet, dat de be-
teckcnis van de kunst niet ligt in het feit, dat ze
staat boven het leven, doch in het leven; aldus ein
digde spr. zijn causerie. (Applaus).
De heer Daalder dankte den spreker voor zijn
interessanto voordracht en sloot daarop de bijeen
komst
FEUILLETON
door
JOAN SUTHERLAND.
29.
„Ja!" riep ze. „Wat deed je anders, toen je Mari-
lyn stal van Davld? Terwijl hij je vertrouwde en
jij deed, alsof je van hem meer hield dan van iemand
anders op de wereld! Was dat geen bedrog? Waren
dat geen leugens? Ik dacht dat je anders was je
leek tenminste heel anders. Maar nu weet ik dat je
alleen maar geslepen was. Anders niet. Je was al
leen wat geslepener en ervarener in het beheerschen
van den toestand Je meende lang niet alles wat je
xoi wat je mij vertelde. Je amuseerde je maar
zoo'n beetje en hield ons allemaal voor den gek. Ik
geloof, dat als ik Davld was, ik je vennoorden zou!"
Ilnnr jonge woedende stem sloeg over en een se
conde. die oneindig scheen te duren, keek ze hem
met vlammende oogen en een vuurrood® kleur aan.
Toen draalde ze zich op haar hielen rond, liep naar
de deur en zei kalm:
„Zeg als Je blieft tegen moeder, dat ik naar het bal
van de Cnrews ga en me l»en gaan kleeden." Haar
stem klonk even onverschillig, alsof ze een bedien
de bevel had gegeven. „Spelen jullie maar met je
drieën verder. Wel te rusten," en zonder hem nog
een woord te gunnen, liep ze de kamer uit.
Lfoncl bleef heel stil staan, tot hij de deur achter
zich dicht hoorde slaan, toen nam hij een cigaret uit
zijn koker, bukte zich, om een lucifer te krijgen en
bleef met opeen geklemde kaken en starende oogen
staan toezien, hoe het vlammetje langzaam doofde.
Maar ondanks de geweldige inspanning, waarmee
hij zich trachtte te l>ehcerschen, trilden toch de spie
ren om zijn mond en eensklaps wierp hij de rlgnret
van zich af, ging zitten, leunde met zijn ellebogen
op het speeltafeltje en sloeg de handen voor de
oogen. Even, heel even maar... toen Alicla enkele
«ogenblikken later weer binnenkwam, stond bij voor
den haard, het avondblad In te kijken en al zag hij
ook geen woord, van alles, wat er op gedrukt stond,
daar zou zij niets van te weten komen, toen bii de
krant neerlegde cn haar Suzanncs boodschap over
bracht.
Alicia staarde hem met opgetrokken wenkbrauwen
aan.
„Ik had er geen flauw idee van, dat ze ergens naar
toe moest!" riep ze uit „Ze heeft er me niets van
gezegd. Heusch, Suzanne is toch zoo'n vreemd kind.
Na den dood van haar vader scheen ze heelomaal
in de put -- zelfs op jouw trouwdag was ze alles
behalve in baar gewone doen zoo vreemd en ze
nuwachtig. En nu schijnt zo ineens onverzadigbaar
waar het pret maken en opwinding betreft, als
alles wat ze me omtrent haar plannen meedeelt, ten
minste waarheid bevat. Toen wc gisteren aankwa
men was ze beslist melancholisch, en nu moet je
haar vanavond weer zien. 't Is heusch erg irritee
rend. Bij Marilvn zal je geen last hebben van zulke
wisselende stemmingen. Ze was nooit zoo tempera
mentvol als Suzanne."
Lionel beschouwde met groote aandacht het puntje
van zijn cigaret.
„Is Suzanne dan zoo vol temperament? Ik dacht
van niet."
Hij hoorde haar antwoord ternauwernood, want
het eenige. waar hij aan denken kon. waar zijn ge
dachten telkens weer naar teruggingen, was Suzan-
ne's stem, trillend van minachting: „Ik mag dan al
die dingen doen... maar bedriegen doe ik niet!"
Zoo gauw hij het maar eenlgszlns doen kon, zei
hij goeden nacht en wandelde door de warme lente
lucht terug naar huls. Hij probeerde Suzanne uit zijn
gedachten te bannen, maar het eenige. wat hij be
reikt»». was dat bij met des te grooter intensiteit den
ken moest aan alles wat er dien ongclukkigen avond
was voorgevallen.
HOOFDSTUK XVI.
„Suzanne! O, wat heerlijk Je te zien!"
Marilyn's stem galmde door de stilte van den •zo
mermiddag en toen Suzanne zich omdraaide op haar
groote schommelstoel, rag ze Marilvn vlak achter
zich staan.
„Marilvn! Kind. Ik had geen flauw Idee, dat Je
terug was. Wanneer bon je gekomen? Hoe is het er
mee? Kom hier wat in de schaduw zitten. Het Is
vandaag ellendig warm."
Drie weken lang had Suzanno In angst gezeten
over Marilyn's terugkomst, omdat ze bang was, dat
dan die heftige, onhebbelijke jaloerschheid haar
weer overvallen zou. Maar nu ze zoo onverwacht op
Oakthorpc aan kwam wandelen op dezen heeten
middag, voelde ze zich alleen maar blij en gelukkig,
toen Marilvn onder de schaduw van een grooten tul
penboom in een stoel zonk, haar breed gcranden,
blauwen hoed op het gras wierp, haar slanke, wit
gekousde boenen recht voor zich uitstrekte en haar
zuster aankeek.
„Dus dit is je zomerverblijf. Het moet wel leuk we
zen Bobert aldoor om en bij je te hebben, 't Is een
goeie ziel."
,,'t Is een schat!" stemde Suzanne geestdriftig toe.
„Ik vond het nogal pijnlijk, hij hem in huis te moe
ten komen zoo gauw, maar ik had me er niets on
gerust over behoeven te maken. En hij weet precies,
hoe hij moeder aan moet pakken."
„Hij moet een wonder wezen", antwoordde Mari
lvn loom. „Wat een aardig huls is het. Ik wou, dat
het onze er wat meer op leek."
„Dat van jullie? Nou, maar, dat Is het mooiste
huls, dat ik ooit heb gezien!"
Marilyn trok op het toontje van Suzanne even
met haar mooie wenkbrauwen.
„Ik wist niet, dat je het wel eens gezien had," zei
ze en Suzanne voelde ondanks alle zelfbeheersching
een roode blos naar haar hoofd stijgen.
Om dat te verbergen, bukte ze zich en friemelde
wat aan haar schoen, alsof die niet gemakkelijk zat.
„Ik ben er een met Lionel in de auto geweest,"
zei ze. „Op een van die ritjes, die ik met hem ge
mankt heb."
„O! Ik was heelemaal vergeten dat Je zulke dikke
vrienden met hem geweest was."
Haar loon was een beetje eigenaardig en een
oogenblik lang zag ze haar zuster nieuwsgierig aan.
Maar ze was ook vol van haar eigen nieuws en ge
voelens en dus nam ze verder geen notitie van de
achterdocht, die haar even had beslopen.
„We hebben een heel gezellig reisje gehad", zei ze
terwijl ze uit haar goud- en schildpad koker een
cigaret nam.
„Die heb ik van Lionel gekregen een mooi
ding, vind je niet? Maar veel plezier heb ik er nog
niet van gehad, want ik voel me ellendig. Ik ver
wacht een baby, weet je."
Suzanno slaagde er in, dn kreet die haar naar de
lippen welde, nog net bijtijds te smoren en bleef
heel stil, recht voor zich uit staren. Ze zag het gras
veld. de schitterende kleuren van de bloemenranden,
de vertakte boomen en in de verte de blauwe schit
tering van de Sound ze hoorde de vogels zingen,
het gezoem der bijen, het regelmatige ruischen van
«le zeis van een grasmaaier, die In de buurt aan het
werk was en toch had ze een gevoel alsof ze een slag
had gekregen, die haar bewusteloos had gemaakt
d.w.z. lichamelijk geestelijk nam ze heel scherp
waar. Een baby. Marilyn verwachtte een baby...
Lionel... Marilyn, die het nieuwtje meedeelde, als
was het van ondergeschikt belang... alsof ze cr geen
flauw begrip van had, wat dat eigenlijk allemaal in
hield. Tot op het oogenblik had Suzanne niet ten
volle beseft, voor welke consequenties het huwelijk
harer zuster haar plaatsen zou. Maar do mededeo-
ling van dit eene feit, werd een levende werkelijk
heid voor haar, een smart, een hevige wanhopige
smart, die haar bijna lichamelijk deed lijden, werd
in haar geboren. Toch waarschuwde haar zelfs nu
nog haar instinct voor zelfbeheersching. toch voor
zichtig te wezen en met een stem, die Marilyn blijk
baar heel gewoon vond, maar die haar zelf heel
vreemd in de ooren klonk, zei ze:
„Heusch? Wat grappig! Wanneer?"
„Grappig? Als je je zoo ellendig voelde als ik, zou
je er wel anders over praten. Bovendien ben ik niet
erg moederlijk aangelegd. Later zijn kinderen een
uitstekende instelling. Maar nu nog niet."
„Ik geloof, dat ik het niet erg zou vinden.' zei
Suzanne. Godank keek Marilyn een anderen kant op.
„Vindt vindt Lionel het (Wettig?"
„Niet bar hoe je het ook bekijkt. We zijn niet
zoo romantisch aangelegd als jij, kind. Tusschen
twee haakjes er kwam een nauwelijks merkbare
verandering in haar stem „heb je nog wat van
David gehoord of gezien?"
„Al een heelen tijd niet. Den dag voor we hier naar
toe gingen, heb ik hem een paar minuten gesproken,
verder niet. Hij heeft het erg druk."
„Ja. Ik heb hem geschreven, maar hij heeft niet
geantwoord."
„Heb je hem geschreven?" herhaalde Suzanne, op
geschrikt uit de pijnlijke verdooving, waarin ze zich
nog steeds voelde wegzingen. „Marilyn!"
Marilyn's blauwe oogen werden donkorder.
„Waarom niet? Waarom zou ik dat niet doen?"
„Als je dat zelf niet weet, kan ik het je niet bij
brengen", antwoordde Suzanne. „Maar ik vind het
nogal eigenaardig van je."
„Wat wordt je Ineens puriteinsch! Al ben Ik nou
met Lionel getrouwd in plaats van met David, daar
om zie ik niet in, waarom ik me niet voor hem zou
Interesseeren."
„Niet? Och, laten wo er maar niet moor over pra
ten. Vertel me maar liever eens over het Zuiden
en over je plannen."
„Best maar je bent wel kattig en Ik voel me zoo
ellendig, je kon wel oens wat liever wezen, Suzanne.
Ik heb David geen verdriet willen doen, maar ik kon
het niet helpen."
Wordt vervolgd.