I ®ie ©jroote ^rgissing HEEMRAADSCHAP SCHAGER KOGGE. nederl bond van arbeiders in het landbouw-, tuinbouw- en zuivel bedrijf. HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor IOcL Schagen. DE GEZELLIGE BIJEENKOMST VAN DE FEDERATIE. Het Theater Royal was Zaterdagavond nagenoeg geheel bezet, toen de federatie Noordliollands Noor derkwartier van bovengenoemde organisatie daar een gezellige bijeenkomst hield. Te ruim half acht heette de heer D. Burger allen hartelijk welkom, en sprak daarbij de volle tevreden heid van het federatiebestuur uit over de zeer groo te belangstelling. In het bijzonder heette spr. welkom liet tooneclgezelschap „De Jonge Spelers", een gezel schap dat spr. niet behoefde aan te bevelen, omdat het zich reeds een zeer goeden naam had verworven met de opvoering van de Ilcijerman's stukken, bij de herdenking van dezen begaafden schrijver. Spr. deelde mede, dat naast dezen avond van ont spanning, een ernstig woord zal worden gesproken door het hoofdbestuurslid, den heer H. v. d. Wie len, tot wien spr. eveneens een hartelijk woord van welkom sprak. Nadat men gezamelijk do Internationale had go- zongen, trad genoemd gezelschap op. Reeds onmid dellijk had het viertal door de geestige wijze waarop hot ten tooneele verscheen, het zon onontbeerlijke contact met het publiek, et n contact dat gedurende den geheclcn avond bleef bestaan, ja steeds hechter werd. De spelenden werden op uitmuntende wijze ingeleid door hun medespelende, den heer Jo Fiolet, die daarbij don tevens als conferencier optrad. On bedaarlijk is er gelachen om de verschillende num mers, dio deel uitmaakten van de opgevoerde cabn rctrevue: ..Circus der wereld", en geapprecieerd het voortreffelijke spel van de overige medespelenden, Hetty Beek, Marie Hamel en Lucas Wensing. Hou succesvol was hun optreden b.v. in ttDc Bclasting- scène", In „het Sport museum", In „de School van Minister Marchant", maar ook in liet ernstige num mer, de bekende éénactcr van Hcijermans: „de Brief in de schemer". Een ernstig woord. Nadat „Do Jonge Spelers" het eerste gedeelte van de revue hadden opgevoerd, werd het woord door den heer II. v. <1. Wielen gevoerd. Spr. herinnerde aan de schitterend geslaagde bijeenkomst, een half jaar geleden in den Muziektuin gehouden, een bij eenkomst dio gevolgd was met het voeren van pro paganda op een andere wijze. En hot federatiebestuur Iiail gemeend, om nu eens op het centrale punt in Schagen, een gezellige bijeenkomst to houden. Ook spr. noemde de groots belangstelling een verheugend feit. Wat zouden de oudere arbeiders wol denken als zij zogen hoe de arbeidersklasse dergelijke dagen en a-.onden met elkaar kan organiseeren. Spr. wees er echter op dat niet de menschen van vandaag die mogelijkheid hebben doen ontstaan, maar dat het de oudere arbeiders zijn die den stoot daartoe hebben gegeven. Bn dat geschiedde onder veel moeilijker omstandigheden. Spr. gedenkt ook de grondleggers in Noordholland en herinnert aan het feit dat kort ge leden de afdceling Anna Paulowna haar 20 jarig be staan herdacht. Hoeveel zorg en tegenwerking Is ook daar niet ondervonden voor bereikt kon worden wat in Anna Paulowna bereikt Is. En zoo staat het ook te Schagen. Maar als we dan deze zaal rondkijken, dan kunnen we met recht zeggen dat onze oudere kame raden niet voor niets hebben gewerkt. Intusschon al is het verleden nog zoo vruchtdra gend geweest, wo moeten rekening honden met het lieden en met de toekomst en ons bezig houden met de moeilijkheden dio ons te wachten staan. Spr. wijst dan allereerst op de plicht van ons om te zorgen da! de ongeorganiseerden zich bij ons aansluiten. Onze beweging zegt spr., heeft vandaag aan den dag zware slagen te verduren, zoowel van links als van rechts. Drie dagen geleden heeft in deze zaal iemand liet woord gevoerd, van wien 3 jaar geleden nog niemand had gehoord, omdat hij toen nog was een ingenieur van de provincie Utrecht zonder meer. Deze persoon, de heer Mussert, heeft het den laat- sten tijd aangedurfd de Nederlandsche bevolking kond te doen, dat een nieuwe maatschappij moet ko men. Deze vriend Mussert wil probeeren van Ne derland een Duitsehl&nd te maken, wil probeeren hier toestanden te krijgen, die over de grenzen thans heerschen. Spr. gelooft dat elke arbeider een ook elke arbeidersvrouw, er van doordrongen zal zijn dat we toestanden als in Duitschland zijn, hier niet moe ten hebben. Het krijgen van toestanden als In Duitschland zou beteekenen dat al het mooie dat is opgebouwd, teniet zou worden gedaan. Spr. gelooft, dat alle aanwezigen een dergelijk dreigement zou den beantwoorden met een „dat nooit". Wij zullen vechten tot het bittere einde, roept spr. hartstoch telijk uit, om te zorgen dat de Nederlandsche arbei der niet gelijk gemaakt wordt aan onze mede arbei ders in Duitschland. (Applaus.) Spreker merkt dan verder op, dat in de N.SB.-ver- gadering de heer Mussert gewezen heeft op het leden aantal maar dat de arbeidersorganisatie meer dan eens de N.S.B. heeft geprest, om ten aanzien van het ledenaantal open kaart to spelen. Wij weten, zegt spr., wat waar is van die bewering omtrent het ledenaantal. Spr. neemt den heer Mussert echter niet kwalijk, dat deze meer rekent met nullen dan met cijfers, omdat de heer Mussert gewend is met nullen om te gaan. Spr. wil nu echter van den heer Mussert afstappen, er evenwel op wijzende dat waar de heer Mussert bijna den geheelen avond de S.DA.P. afkamde, hij in deze partij toch blijkbaar ziet de partij van welke hij grooten tegenstand kan verwachten. Nog andere moeilijkheden zijn er om het hoofd te bicden, en spr. behandelt dan de verlaging van de steunbedragen, het groote succes met het petitionne ment van het N.V.V., gevolgd evenwel door de ver werping van de 2 moties van den heer Kupcrs. En fel hekelt spr. daarbij dat deze verwerping mede ge schiedde door de hulp van de z.g. vertegenwoordigers der christelijke arbeiders, de hecren loerakker en Ameling. Het zal goed zijn, wanneer straks de chris telijke arbeiders klagen over den nood die in hunne gezinnen zal heerschen, hen er aan te herinneren, dat dit mede de schuld is van hunne vertegenwoordigers. Maar al die aanvallen, als verbod van organisatie, het den mond snoeren van de V.A.R.A. enz., dat alles kan ons slechts een nauwe aaneensluiting geven. Ge dreven door onze idealen, zullen zij de meer dan 300.000 georganiseerde arbeiders fel tegenover zich vinden. En toch is het een heerlijke tijd waarin we leven. Deze gevulde zaal bewijst «lat in dit deel van Noord holland wat is opgebouwd; de positie van den land arbeider is vergeleken bij 30 a 40 jaar geleden be langrijk verbeterd. Al mogen de steunbedragen laag zijn, bet loon onvoldoende om bet noodzakelijke aan te schaffen, toch zal er geen Slotemaker zich meer durven uiten als een minister eens deed, n.1 dat er in Nederland geen werkloozen behoefden te zijn.daar onze minister van koloniën de werkloozen wel kon gebruiken. Met een dergelijk antwoord wordt thans geen genoegen genomen. Intusschen dienen wij onze gedachten bij anderen ingang te doen vinden en trachten het beste te be reiken wat mogelijk is. De organisatie wil en zal daartoe steeds al het mogelijke doen. Het is spr. aan genaam een paar verheugende mededeelingen te kunnen doen. n.1. dat de organisatie er in is ge slaagd om collectieve contracten voor de vaste boe renarbeiders af te sluiten, n.1. verleden Maandag te Anna Paulowna voor bet jaar 1935—1930 en heden middag 4 uur te Wicringcrwaard. (Applaus.) Spr. wijst er met nadruk op, dat als men elders dergelijke contracten afgesloten wenscht te zien, men er zelfr zijn schouders onder zal moeten zetten. Tenslotto wijst spr. er nog op, dat al telt de orga nisatie in den kop van Noordholland ongeveer 1000 leden, al heeft de organisatie 33000 leden en al is zij onderdeel van het N.VV. met 300.000 leden, toch zijn er nog steeds ongeorganiseerde arbeiders en vanaf heden is het do taak om te zorgen, dat die ongeor ganiseerden in ons midden komen. Onze organisatie heeft getoond de belangen der arbeiders to kunnen en te willen behartigen. Wij moeten nog altijd zor gen, dat onze vaste arbeiders een verkorting van don arbeidsdag krijgen, dat de jongere generatie in een beteren toestand komt. En de jonge arbeiders wekt spr. dan ook op zich te werpen in den strijd voor een betere samenleving, een samenleving, zoo als wij mcenen, dat ze moet wezen, een samenwer king van „één voor allen, allen één?" (Daverend applaus.) Hierna wordt gepauzeerd. Tijdens de pauze valt wederom te genieten van de uitmuntende muziek van de heeren 'Koordes en Manneveld en dan vraagt het gezelschap „De Jonge Spelers" wederom onze aandacht. Het succes in het tweede gedeelte van de revue is ook nu zeer groot, en als dan het einde is gekomen, kan de heer Burger met recht dezen avond een zeer goed geslaagde avond noemen, dank bren gen aan den heer Van der Wielen. De Jonge Spelers werden verrast met een mand fruit Vergadering van dijkgraaf, heemraden en hoofd ingelanden, op Zaterdag 15 December 1934, 's mid dags om 2 uur in het lokanl van den heer J. Igesz. Voorzitter de heer C. Kooij Hz., dijkgraaf, secreta ris-penningmeester de heer P. Hopman. Afwezig is de heer J. Schenk, hoofdingeland, we gens ziekte. Voorzitter opent de vergadering en feliciteert de heeren J. Nagelhout en W. Kooijman met hun be noeming tot hoofdingeland. Hierna worden de notulen na lezing onveranderd vastgesteld. Medegedeeld wordt dat tot plaatsvervangend dijk graaf is benoemd de heer C. Bakker. Het alootwerk in de Moerbeek heeft gekost f 365. Het krooswerk kostte f GO extra wegens het vele flab. De geloofsbrieven van de herkozen hoofdingelan den J. Nagelhout en W. Kooijman worden in orde bevondcfl, zoodat tot toelating wordt besloten. De heer A. Groot es wordt met algemeene stemmen tot heemraad herkozen. Het voorstel tot voortzetting van de crediet over eenkomst met de Boerenleenbank te Schagen. ten behoeve van do in 1935 benoodigdc kasgelden, wordt zonder discussie aangenomen. Rondvraag. De beer J. Nagelhout wilde liever iets vroeger, zoo omstreeks hooitijd het fiab uit de slooten halen, dan wordt verhinderd, dat het een groote bende wordt. De resultaten die men hiermee bereikt heeft, waren zeer goed te noemen. Voorzitter zegt toe. dat men met dezen wensch ernstig rekening zal houden. De hecren Kooijman en Grootes danken voorzitter en vergadering voor de woorden tot hen gesproken en voor het in hun gestelde vertrouwen. De beer D. P. Timmorman zou voor de Kogge graag een baggerregeling zien. Voorzitter zegt. dat de Kogge daarbuiten valt. Dc heer Timmerman wil dan de gemeenten erin betrekken. Ook voorzitter gevoelt hier voor en men zal zien wat er te bereiken valt. Hierna sluiting. BERGEN VEREENIGING „ONTWIKKELINGSAVONDEN". Causerie dr. Menno ter Braak over de be weging van 1880 en de jongere generatie. Bovengenoemde vereeniging hield Vrijdagavond in de voorzaal van De Rustende Jager een zeer goed bezochte bijeenkomst, waarop dr. Menno ter Braak redacteur van Forum, een causerie heeft gehouden over: „De beweging van 1880 en de jongere generatie. Bij ontstentenis van den voorzitter, den heer D. Beijneveld. opende de secretaris, de heer L. Daalder, den avond met een woord van welkom en spr. drukte er zijn groote tevredenheid over uit, dat het aantal aanwezigen veel grooter was dan het bestuur had verwacht. L>at zijn we niet gewend als er een lezing wordt gehouden op phllosophisch of letterkundig ge bied; over het algemeen houdt men meer van een causerie met plaatjes, zeide spr., en hij gaf daarna het woord aan dr. ter Braak. Deze zeide te willen spreken over het verschil tus- schen de generatie van 1880 en die van 1930 en deelde zijn lezing in twee gedeelten in. Het eerste of nogatieve gedeelte, het tweede 't positieve ge deelte. Omstreeks 1880— aldus spr. toen de Nieuwe Gids werd opgericht, was do toestand zoo. dat kon worden gesproken van een ethische litteratuur, welke ten nauwste samenhing met de maatschap pelijke verschijnselen van dien tijd. Een predikant was veelal dichter of schrijver tevens en het mag dus niemand verwonderen, dat de oppositie aller eerst was gericht tegen de predikanten. De beweging van '80 heeft zich uitsluitend geconcentreerd op het „1'art pour 1'art". De moraal werd de maatstaf van het leven; de weerstanden waarmede de schrijvers hadden te kampen waren geheel anders dan thans. Het nieuwe criterium was ..schoonheid" en dus von den de jongeren het schoonheidsideaal tegenover zich. Natuurlijk hebben die Jongeren nooit de nood zaak gezien de schoonheid te verdedigen, dat behoeft ook trouwens niet; wel hebben wij gestreden legtui het „begrip schoonheid". De revoiutionnairen van '80, zooals ze werden ge noemd. waren echter niet zoo revolutionnair als al gemeen gedacht wordt Jacqucs Perk bijvoorbeeld die meer door de omstandigheden, dan door zijn ta lent tot voortrekker werd verheven, maakt feitelijk den indruk, van een ouderwetsch moralist, die te gen zijn zin is in aanraking gekomen met Dan te on andere grootheden. Lodewijk van Deysel's revolu- tionnaire schoonheid houdt op, zoodra zijn talent ze geviert. Verwey noemde spr. de meest taaie der '80-ers; de meest philosophische. Hij heeft de stelling verkon digd. dat de dichter staat aan den top der samen leving. En met die uitspraak is hij op een bedenkelijk standpunt gekomen, meende spr. Gorter en Van Ecden zijn feitelijk afvalligen, om dat zij zijn overgegaan, de eene naar het sociale, do andere naar het rcligieuse. Gorter zocht de massa. Van Eeden de kerk. De heeren van '80 leden dus aan dichte roverschat ting en na 1880 waren er nog velen die leden aan de zelfde kwaal en wat erger was. die dichterverhecrlij- king nam steeds toe; de lyrische poëzie werd be schouwd als de hoogste top. waarop een dichter zich verheffen kon. 't Duitsche expressionisme vond hier geen weerklank. Nijhofs poëzie bijvoorbeeld had als .zoodanig een zeker eeuwigheids karakter, ze had zir-h volkomen los gemaakt van den menschelijken aandrang. Hij maakte poëzie zoo maar uit de woorden v.m het da<- gelijksche leven; de dichtkunst kwam los te staan van den menschelijken aandrift, kreeg een goddelijk karakter. Marsman legt een ander accent en heeft gelegd: „Het koren des levens moet worden gestookt tot je never der poëzie". Dat is ongetwijfeld een heel a.'.'r- dig beeld, meende spr., doch het is een algeme&n beeld voor alle processen van het leven. Theoretisch werd hier de fout gemaakt, dat de kunstenaar zijn eigen tekortkomingen niet wist te ontdekken. Als zij zeggen: wij staan aan den top der mcnschhoid, dan is dat voor andere lagen dier menschheid minder prettig. De dichterlijke verheerlijking draagt aldus spr. een infantiel karakter. Er werd gesproken van 't beschermd domein der poëzie, welke uitspraak ook. voor het proza gold; zij het dan ook in mindere mate. Spr. beschouwde de beweging van 80 als een be langrijke cultureele daad. Hij wilde echter strijden tegen een algemeen aanvaard dogma. Dit dogma wordt niet bestreden of verworpen om het te klei- nceren, maar om te trachten het anders to zien dan de '80-ers het zelf zagen. Komende tot het positieve gedeelte, meende spr., dat de *80'ers de kunst op 'n verkeerde manier had den aangepakt en vroeg zich af, waar de oorsprong der kunst lag. De oorsprong van de schoonheid moest volgen» spr. worden gezocht in de puberteit. Dan toch komt de schoonheid voor t eerst als een probleem naar voren en ontstaat er een onberedeneerde hartstocht voor de litteratuur. Dit nu is aldus spr. een zeer zuiver schoonheidsgevoel, wat helaas door leeraar en opvoeder maar te veel verstikt wordt. De verkeer de zijde van deze ontwikkeling bij den jongeling. <»f bij het jonge meisje is. dat een soort levensbe schouwing gebouwd wordt op de puberteitskwestfo, die dan haar voortzetting vindt in de kunst. De schoonheid is geen eigenschap der dingen, meende spr. en deze theorie wordt veelal in dc prak tijd verloochend. Evenmin is de schoonheid iets ver hevens. al wordt dan ook het verhevene steeds maar weer naar voren gebracht. De kunst wilde spr. beschouwen als een «oort van doorgangshuis, waarin niemand mocht blijven ste ken. Men moet er overheen kunnen zien. Er is eens heel geestig gezegd: 1'art pour 1'art, dat is het halma om het halma; het spel düs om het spel. Daar komen wij jongeren tegenop. Spr. verviel daarop in een diepzinnige philoso phische beschouwing over het begrip kunst en kwam tot de eindconclusie dat de dichter de grensfiguur diende te zijn tusschen het voelen en denken. Door het woord kunst en het begrip schoonheid wordt vcr- valsching bereikt, wanneer men vergeet, dat de be- teckcnis van de kunst niet ligt in het feit, dat ze staat boven het leven, doch in het leven; aldus ein digde spr. zijn causerie. (Applaus). De heer Daalder dankte den spreker voor zijn interessanto voordracht en sloot daarop de bijeen komst FEUILLETON door JOAN SUTHERLAND. 29. „Ja!" riep ze. „Wat deed je anders, toen je Mari- lyn stal van Davld? Terwijl hij je vertrouwde en jij deed, alsof je van hem meer hield dan van iemand anders op de wereld! Was dat geen bedrog? Waren dat geen leugens? Ik dacht dat je anders was je leek tenminste heel anders. Maar nu weet ik dat je alleen maar geslepen was. Anders niet. Je was al leen wat geslepener en ervarener in het beheerschen van den toestand Je meende lang niet alles wat je xoi wat je mij vertelde. Je amuseerde je maar zoo'n beetje en hield ons allemaal voor den gek. Ik geloof, dat als ik Davld was, ik je vennoorden zou!" Ilnnr jonge woedende stem sloeg over en een se conde. die oneindig scheen te duren, keek ze hem met vlammende oogen en een vuurrood® kleur aan. Toen draalde ze zich op haar hielen rond, liep naar de deur en zei kalm: „Zeg als Je blieft tegen moeder, dat ik naar het bal van de Cnrews ga en me l»en gaan kleeden." Haar stem klonk even onverschillig, alsof ze een bedien de bevel had gegeven. „Spelen jullie maar met je drieën verder. Wel te rusten," en zonder hem nog een woord te gunnen, liep ze de kamer uit. Lfoncl bleef heel stil staan, tot hij de deur achter zich dicht hoorde slaan, toen nam hij een cigaret uit zijn koker, bukte zich, om een lucifer te krijgen en bleef met opeen geklemde kaken en starende oogen staan toezien, hoe het vlammetje langzaam doofde. Maar ondanks de geweldige inspanning, waarmee hij zich trachtte te l>ehcerschen, trilden toch de spie ren om zijn mond en eensklaps wierp hij de rlgnret van zich af, ging zitten, leunde met zijn ellebogen op het speeltafeltje en sloeg de handen voor de oogen. Even, heel even maar... toen Alicla enkele «ogenblikken later weer binnenkwam, stond bij voor den haard, het avondblad In te kijken en al zag hij ook geen woord, van alles, wat er op gedrukt stond, daar zou zij niets van te weten komen, toen bii de krant neerlegde cn haar Suzanncs boodschap over bracht. Alicia staarde hem met opgetrokken wenkbrauwen aan. „Ik had er geen flauw idee van, dat ze ergens naar toe moest!" riep ze uit „Ze heeft er me niets van gezegd. Heusch, Suzanne is toch zoo'n vreemd kind. Na den dood van haar vader scheen ze heelomaal in de put -- zelfs op jouw trouwdag was ze alles behalve in baar gewone doen zoo vreemd en ze nuwachtig. En nu schijnt zo ineens onverzadigbaar waar het pret maken en opwinding betreft, als alles wat ze me omtrent haar plannen meedeelt, ten minste waarheid bevat. Toen wc gisteren aankwa men was ze beslist melancholisch, en nu moet je haar vanavond weer zien. 't Is heusch erg irritee rend. Bij Marilvn zal je geen last hebben van zulke wisselende stemmingen. Ze was nooit zoo tempera mentvol als Suzanne." Lionel beschouwde met groote aandacht het puntje van zijn cigaret. „Is Suzanne dan zoo vol temperament? Ik dacht van niet." Hij hoorde haar antwoord ternauwernood, want het eenige. waar hij aan denken kon. waar zijn ge dachten telkens weer naar teruggingen, was Suzan- ne's stem, trillend van minachting: „Ik mag dan al die dingen doen... maar bedriegen doe ik niet!" Zoo gauw hij het maar eenlgszlns doen kon, zei hij goeden nacht en wandelde door de warme lente lucht terug naar huls. Hij probeerde Suzanne uit zijn gedachten te bannen, maar het eenige. wat hij be reikt»». was dat bij met des te grooter intensiteit den ken moest aan alles wat er dien ongclukkigen avond was voorgevallen. HOOFDSTUK XVI. „Suzanne! O, wat heerlijk Je te zien!" Marilyn's stem galmde door de stilte van den •zo mermiddag en toen Suzanne zich omdraaide op haar groote schommelstoel, rag ze Marilvn vlak achter zich staan. „Marilvn! Kind. Ik had geen flauw Idee, dat Je terug was. Wanneer bon je gekomen? Hoe is het er mee? Kom hier wat in de schaduw zitten. Het Is vandaag ellendig warm." Drie weken lang had Suzanno In angst gezeten over Marilyn's terugkomst, omdat ze bang was, dat dan die heftige, onhebbelijke jaloerschheid haar weer overvallen zou. Maar nu ze zoo onverwacht op Oakthorpc aan kwam wandelen op dezen heeten middag, voelde ze zich alleen maar blij en gelukkig, toen Marilvn onder de schaduw van een grooten tul penboom in een stoel zonk, haar breed gcranden, blauwen hoed op het gras wierp, haar slanke, wit gekousde boenen recht voor zich uitstrekte en haar zuster aankeek. „Dus dit is je zomerverblijf. Het moet wel leuk we zen Bobert aldoor om en bij je te hebben, 't Is een goeie ziel." ,,'t Is een schat!" stemde Suzanne geestdriftig toe. „Ik vond het nogal pijnlijk, hij hem in huis te moe ten komen zoo gauw, maar ik had me er niets on gerust over behoeven te maken. En hij weet precies, hoe hij moeder aan moet pakken." „Hij moet een wonder wezen", antwoordde Mari lvn loom. „Wat een aardig huls is het. Ik wou, dat het onze er wat meer op leek." „Dat van jullie? Nou, maar, dat Is het mooiste huls, dat ik ooit heb gezien!" Marilyn trok op het toontje van Suzanne even met haar mooie wenkbrauwen. „Ik wist niet, dat je het wel eens gezien had," zei ze en Suzanne voelde ondanks alle zelfbeheersching een roode blos naar haar hoofd stijgen. Om dat te verbergen, bukte ze zich en friemelde wat aan haar schoen, alsof die niet gemakkelijk zat. „Ik ben er een met Lionel in de auto geweest," zei ze. „Op een van die ritjes, die ik met hem ge mankt heb." „O! Ik was heelemaal vergeten dat Je zulke dikke vrienden met hem geweest was." Haar loon was een beetje eigenaardig en een oogenblik lang zag ze haar zuster nieuwsgierig aan. Maar ze was ook vol van haar eigen nieuws en ge voelens en dus nam ze verder geen notitie van de achterdocht, die haar even had beslopen. „We hebben een heel gezellig reisje gehad", zei ze terwijl ze uit haar goud- en schildpad koker een cigaret nam. „Die heb ik van Lionel gekregen een mooi ding, vind je niet? Maar veel plezier heb ik er nog niet van gehad, want ik voel me ellendig. Ik ver wacht een baby, weet je." Suzanno slaagde er in, dn kreet die haar naar de lippen welde, nog net bijtijds te smoren en bleef heel stil, recht voor zich uit staren. Ze zag het gras veld. de schitterende kleuren van de bloemenranden, de vertakte boomen en in de verte de blauwe schit tering van de Sound ze hoorde de vogels zingen, het gezoem der bijen, het regelmatige ruischen van «le zeis van een grasmaaier, die In de buurt aan het werk was en toch had ze een gevoel alsof ze een slag had gekregen, die haar bewusteloos had gemaakt d.w.z. lichamelijk geestelijk nam ze heel scherp waar. Een baby. Marilyn verwachtte een baby... Lionel... Marilyn, die het nieuwtje meedeelde, als was het van ondergeschikt belang... alsof ze cr geen flauw begrip van had, wat dat eigenlijk allemaal in hield. Tot op het oogenblik had Suzanne niet ten volle beseft, voor welke consequenties het huwelijk harer zuster haar plaatsen zou. Maar do mededeo- ling van dit eene feit, werd een levende werkelijk heid voor haar, een smart, een hevige wanhopige smart, die haar bijna lichamelijk deed lijden, werd in haar geboren. Toch waarschuwde haar zelfs nu nog haar instinct voor zelfbeheersching. toch voor zichtig te wezen en met een stem, die Marilyn blijk baar heel gewoon vond, maar die haar zelf heel vreemd in de ooren klonk, zei ze: „Heusch? Wat grappig! Wanneer?" „Grappig? Als je je zoo ellendig voelde als ik, zou je er wel anders over praten. Bovendien ben ik niet erg moederlijk aangelegd. Later zijn kinderen een uitstekende instelling. Maar nu nog niet." „Ik geloof, dat ik het niet erg zou vinden.' zei Suzanne. Godank keek Marilyn een anderen kant op. „Vindt vindt Lionel het (Wettig?" „Niet bar hoe je het ook bekijkt. We zijn niet zoo romantisch aangelegd als jij, kind. Tusschen twee haakjes er kwam een nauwelijks merkbare verandering in haar stem „heb je nog wat van David gehoord of gezien?" „Al een heelen tijd niet. Den dag voor we hier naar toe gingen, heb ik hem een paar minuten gesproken, verder niet. Hij heeft het erg druk." „Ja. Ik heb hem geschreven, maar hij heeft niet geantwoord." „Heb je hem geschreven?" herhaalde Suzanne, op geschrikt uit de pijnlijke verdooving, waarin ze zich nog steeds voelde wegzingen. „Marilyn!" Marilyn's blauwe oogen werden donkorder. „Waarom niet? Waarom zou ik dat niet doen?" „Als je dat zelf niet weet, kan ik het je niet bij brengen", antwoordde Suzanne. „Maar ik vind het nogal eigenaardig van je." „Wat wordt je Ineens puriteinsch! Al ben Ik nou met Lionel getrouwd in plaats van met David, daar om zie ik niet in, waarom ik me niet voor hem zou Interesseeren." „Niet? Och, laten wo er maar niet moor over pra ten. Vertel me maar liever eens over het Zuiden en over je plannen." „Best maar je bent wel kattig en Ik voel me zoo ellendig, je kon wel oens wat liever wezen, Suzanne. Ik heb David geen verdriet willen doen, maar ik kon het niet helpen." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 6