G ee! KERSTMIS. K Leven Kerstboodschap. KI]KEfl isKOflPEIUijüOECK Vrede op aarde. Maandag 24 December 1934. 78ste Jaargang. No. 9624 ::r SC HAGERl COURANT/»™ Dit blad verschijnt dagelijks, behalve Vrijdags. BIJ inzending tot Uitgave der N.V. vJl. P. Trapman Co., Schagen. Prijs per 3 maanden fl.80. Losse nummers 6 cent ADVERTEN. •s morgens 8 uur, worden Advertentièn nog tooveel mogelijk in het Ifi P A Hl N A S TI5N VaD 1 5 rege'3 'eder6 r0ge' We" '5 ll><!wUsno' eerstuilkomend nummer geplaatst - Inbegrepen. Groots letters worden nasr plaatsruimte berekend. - door Astor. IK zou er iets liefs onder willen verwedden, dat ik weet, welke gedachten het opschrift „Vrede op aarde" bij de meeste lezers heeft gewekt. Natuurlijk hebben zij, Astor kennende, onmiddellijk gezegd: hij maakt van de gelegenheid, welke het Kerstfeest hem biedt, gebruik om een krachtige anti militaristische verhandeling te houden en hij zal ons wijzen op de onvereenigbaarheid van christeo- zijn en oorlogvoeren en hij zal een pleidooi leveren voor vrede en eensgezindheid onder de menschen. En toch zal dit niet het geval zijn. Tenminste niet heelemaal zóó, als de meeste lezers zich dit voor stellen. Laat ik 't maar dadelijk zeggen: ik beschouw het „vrede op aarde" als een utopie. Of laat ik me nog wat krasser uitdrukken: als een volkomen onbereik bare, ja zelfs als een zeer verwerpelijke toestand. Ik heb er over zitten na te denken, toen ik me zelf afvroeg wat ik naar aanleiding van 't Kerstfeest den lezers van de Schager Courant zou zeggen, ot ik wel over dit bekende „vrede op aarde" mocht schrijven. En steeds werd 't me duidelijker, dat het gewenscht was dit te doen om nu eens precies te zeggen wat wij onder dat „vrede op aarde" hebben te verstaan. En voortdurend kwam mij daarbij voor den geest het bekende woord van Christus, dien men zoo gaarne den naam van „vredesvorst" geeft, „meent niet dat ik gekomen ben om vrede te brengen; ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard." Daar zijn min of meer sentimenteele menschen, die gaarne spreken van de heerlijkheden des vredes en zij schilderen ons een wereld van onverbroken harmonie, waarin een idyllische toestand heerscht en alle strijd en verdeeldheid is verdwenen, waarin een paradijsachtige sfeer is en onverstoorde eens gezindheid en vooral in den stemmingsvollen tijd der Kerstdagen schijnt het hun een behoefte om dit te doen. Voor zulke menschen moet het wel zéér ontnuch terend zijn te denken aan dat zooeven aangehaalde Christuswoord, dat toch bewaard is gebleven in dat zelfde oude, heilig verklaarde boek, waarin de enge lenzang met het liefelijke „Vrede op aarde" is opge nomen. Is er dan een tegenstrijdigheid tusschen wat als een schoone profetie bij de geboorte van Christus heeft geklonken over de wereld en wat die Christus zelf heeft gezegd? Wij moeten trachten hierover in het reine te ko men en precies te weten wat wij aan die oude Kerst boodschap hebben. Dat is mijn inziens alleen mogelijk, wanneer wij een scherp onderscheid maken tusschen geestelij ken en physieken strijd of, zoo ge wilt, tusschen strijd, die gevoerd wordt met geestelijke en met stof felijke wapenen. De eerste strijd is onontbeerlijk en zal bestaan, zoo lang de menschheid op aarde zal leven. Zonder de zen strijd is het leven eenvoudig niet mogelijk; ja, het leven zou al zijn bekoring verliezen en vervallen tot een doodende eentonigheid, sterker nog het zou ophouden werkelijk leven te zijn, wanneer deze strijd niet meer bestond. Want strijd en strijd alleen is de voorwaarde van den vooruitgang, van den groei der menschheid. Het is niet denkbaar, dat ooit een tijd zou kunnen aan breken, waarop de menschheid zou kunnen zeggen: het einddoel is bereikt! De honderdduizenden jaren, die achter ons liggen, waarin uit den oerstaat langzamerhand de mensch is opgestegen tot wat hij thans is, waarin hij een cultuurwezen is geworden, geven ons een beeld van voortdurenden strijd. In de gedachtenwereld komen telkens nieuwe ideeën op. Wanneer wij de ontwikke lingsgeschiedenis van godsdienst en zedelijkheid, van wereld- en levensbeschouwing nagaan, dan worden wij getroffen door den eeuwigen kamp tusschen het oude en het opkomende nieuwe. Er is geen enkele reden om aan te nemen, dat deze kamp ooit eindigen zou. En wij behoeven onze wereld maar aan te zien om er van overtuigd te worden, dat deze kamp in volle hevigheid woedt. Om een enkel voorbeeld te noemen in een der laatste nummers van de Schager Cou rant las ik op dezelfde pagina een verslag van een vergadering in Bergen en van een bijeenkomst in Schagen. In de eerste plaats sprak Koos Vorrink, in de tweede A. Mussert Welk een reusachtig verschil echter tusschen de ideeën van deze twee mannen, die beide voor een stampvolle zaal stondenl Maar hoevele meeningen worden er naast en te genover de door deze twee mannen verkondigde niet gehuldigd en gepropageerd» Meeningen, die loopen van het uiterste conservatisme, tot het ultra-revolu tionaire. En dit geldt zoowel voor het godsdienstig-zedelijke, als voor het maatschappelijke leven. Velen zien dit verschijnsel met eenigen weemoed aan, soms ook wel met ergernis en verontwaardi ging en er zijn zelfs menschen, die één levensbeschou wing aan de menschen willen opdringen en aan den strijd der ideeën een eind willen maken. Dat pro beert men b.v. van regeeringswege in Duitschland te doen. Daar wordt de verkondiging van niet-nationaal- socialistische stelselmatig geweerd en de vrije mee- ningsuiting is daar verboden. De school, de kerk, de pers moet daar éénzelfde meening verkondigen: de eenige waarheid is het nationaal-socialisme en Hitier is zijn profeet! En op die wijze poogt men het „vrede op aarde" tot een feit te maken. De onnoozelen! Alsof het mogelijk ware het den ken stop te zetten en de opkomst van steeds nieuwe ideeën te verhinderen. Het getuigt van een volkomen gebrek aan inzicht in den ontwikkelinggang der menschheid, van een totaal .gemis aan kennis van den loop der cultuur, wanneer men meent één mee ning aan allen te kunnen opdringen. Het is ongetwijfled mogelijk, dat men eenigen tijd schijnbaar succes heeft. Door spionnage en verklik ker^, door bedreiging met gevangenis en concentra tiekamp kan men een miilioenbevolking vrees aan jagen en tot zwijgen dwingen en tot massale ge veinsdheid en huichelarij. Maar in den geest der menschen blijft de drang naar zoeken, naar verhel dering der inzichten doorwerken en ééns komt de tijd dat het zwijgen niet meer mogelijk is en de strijd ontbrandt weer. Hebben de brandstapels kunnen voorkomen, dat de renaissance-idée zich baanbrak? ,/m Zou censuur en concentratiekamp het wel kun nen? Welk een dwaasheid! Niets is in staat om den ideeënstrijd op den duur te doen eindigen. Als men derhalve onder „vrede op aarde" verstaat geestelijke eensgezindheid, dan kun nen we veilig zeggen, deze vrede zal nooit bereikt worden. Want machtiger dan kortzichtige menschen- wil, machtiger dan de sterkste heerscher is het Leven zelf. En het is dit Leven, d.i. de in alles stuwende geeste lijke kracht welke, eeuwig werkzaam, eeuwig schep pend, altijd door nieuwe, hoogere inzichten oproept en daarmede: strijd. Wie deze groote waarheid uit het oog verliest, heeft het leven niet begrepen en moet vervallen in de helaas vaak voorkomende dwaling dat ooit „vrede op aarde tot werkelijkheid zou worden. Neen» geen vrede, maar strijd, eeuwige strijd zal ei zijn, zoolang de menschheid zal bestaan. En in dien strijd zal de mensch zijn geestelijke krachten voelen groeien, daarin zal hij vinden de hoogste levensbe vrediging, daarin zal hij zichzelf weten een bewuste medewerker aan het groote evolutieproces. En wij aanvaarden dus met volle overtuiging het wóórd: ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Dit zwaard zal echter zijn het zwaard van den geest! En nu moet ik op iets anders wijzen. In één opzicht geloof ik wèl in het „vrede op aar de". Ik geloof en daarvan getuig ik gaarne op het Kerstfeest dat er een tijd zal aanbreken, dat aan den strijd met stoffelijke wapenen een einde zal ko men. De oorlog zal op den duur overwonnen wor den, ja zelfs niet alleen de oorlog, maar elke ge- wel dstrijd. Dit is voor velen ongetwijfeld een stoute, brutale bewering. En menig lezer is misschien geneigd hier bij bedenkelijk zijn hoofd te schudden. Immers hij kan wijzen op het sterk in 't oogspringende verschijn sel, dat heel de beschaafde wereld zich op oor log schijnt in te stellen. Zelfs in dezen tijd, waarin alle regeeringen wanhopige pogingen doen om te bezuinigen en komen tot de onzinnige vernietiging van ontbeerlijk voedsel en beperking van productie zelfs in dezen tijd worden de uitgaven voor het militairisme overal opgevoerd. Durft gij, zoo roept men mij toe, durft gij met het oog op dit alles nog te spreken van een tijd, waarin „de wapenen der barbaren" zullen worden af gelegd? Ja, dat durf ik. En dat wil ik nu juist bij gelegen heid van het Kerstfeest eens duidelijk en zonder om wegen uitspreken. Ik durf dit, omdat ik onwrikbaar vast geloof in den groei der menschheid. En het is mij een raadsel dat zoovelen dit n i e t gelooven. En juist dit niet-gclooven tracht ik zoo scherp mogelijk te bestrijden, voor namelijk bij hen, die zich christenen noemen. Be grijpen deze menschen dan niet, dat het evangelie (waaraan zij zulk een groote waarde hechten) geen waarde heeft, als het niet bclééfd wordt? Maar bovendien: zal men niet door bittere erva ring moéten komen tot het inzicht, dat met den strijd met stoffelijke wapenen eenmaal gebroken moét worden, omdat cfie strijd noodwendig zal voe ren tot een ellende zóó groot en afschuwelijk, dat we ons daarvan slechts bij benadering eenige voor stelling kunnen vormen? Een oud spreekwoord zegt: „wie niet hooren wil, moet voelen." Wanneer de menschheid niet hooren wil naar de stem der rede, noch luisteren naar de stem van het hart, wanneer zij doorgaat met haar onzinnige be wapening en oorlogsvoorbereiding, dan zal onvermij delijk het noodlottige uur komen, waarin zij zal voe len wat oorlog beteekent. Dan zal zij zien op de verwoesting, die hij brengt, op den afschuwelijken dood van millioenen, op de zedelijke verwildering, op de verspreiding van vene rische ziekten, op toenemende krankzinnigheid om niet te spreken van de vernietiging van stoffelijke en cultureele waarden. Dan zal zij door de wreede werkelijkheid zelf ge dwongen worden tot herziening van haar leven. En zij zal leeren begrijpen, dat een voortgaan op den ouden weg van de gcweldsverhccrlijking niet lan ger mag worden geduld. Want hier doet zich een hoogst merkwaardig verschijnsel voor: hoe meer de menschheid vooruitgaat in verstandelijke ontwikke ling, hoe grooter haar technisch vermogen wordt, hoe gruwelijker en onmenschelijker ook de oorlog moét worden. Een oorlog in de toekomst is veel en veel vrecselijker dan een oorlog in 't verleden, zelfs in het jongste verleden van 1914 tot 1918. Elke over winning, welke wordt behaald in den heroischen kamp der menschheid om de natuur en hare krach ten te stellen in haar dienst, schept tegelijkertijd de mogelijkheid om den oorlog een moorddadiger ka rakter te geven. Wij behoeven slechts te denken aan de vliegtechniek. Welk een schitterende resultaten zijn verkregen! Maar wij huiveren tevens bij de ge dachte, dat die vliegtuigen eens zullen opstijgen met een lading gif- en brandbommen, met tubes, die ge vuld zijn met pest-, cholera- of typhusbacillen. Op deze wijze zal de vooruitgang tot den onder gang moeten voeren. Is dit aan te nemen? Ik geloof het niet. Het is denkbaar, dat nog ééns met de allermodernste moordmiddclen een oorlog zal worden gevoerd, wanneer niet de volken zelf daar tegen zich verzetten. Maar dan zal men leeren in zien, dat niet ongestraft de menschheid de wetten der zedelijkheid kan blijven verkrachten. Want dan zal men komen te staan voor zulke vreeselijke ge volgen, dat heel de menschheid met pijnlijken schrik tot het inzicht komt: zóó mogen wij niet doorgaan. Want dit eene mag nooit vergeten worden: Wie het geweld, wie militairisme en oorlog aanvaardt, die is gedoemd om steeds gemeener, steeds wreeder, steeds onmenschelijker middelen te aanvaarden. Hierbij is geen grens te stellen. De eenige mogelijkheid is: den oorlog en de oor logsvoorbereiding volkomen uit te bannen. En de zin van de Kerstgedachte, welke geformu leerd wordt in het „vrede op aarde", kan en mag voor ons geen andere zijn dan dat wij én in ons zelf én in onze medemenschen den oorlogsdrift dooden. Ik zeg hier met opzet oorlogsdrift en niet strijd drift Met oorlogsdrift bedoel ik den reeds in den oer- mensch aanwezigen drang om te vechten ter zelf handhaving en dit te doen met materieele wapenen. Welnu, deze moet gedood worden omdat wij geeste lijk daar boven uit zijn gegroeid De strijddrift ech ter moet blijven zal ook blijven, omdat zij behoort tot het wezen van den mensch. Ik meen zelfs gerechtigd te zijn tot de uitspraak dat naarmate de strijddrift in ons groeit, de oorlogs drift zal verslappen en op den duur versterven. Het aansteken van de adventskrans. Daar gaat langs de donkere aarde Een Boodschap zoo licht en zoo blij', Vol van onschatbare waarde, Al gingen de eeuwen voorbij. Een Boodschap van liefde en vrede, Voor alles, wat hunkerend wacht, Voor alles, wat vraagt in 'Zijn bede Om licht in den duisteren nacht. Hoog boven den nood aller dingen Licht immer de stralende Ster, Toen herders naar Bethlehem gingen, Vol hope gekomen van ver. Die ster wil ook ons blijven leiden, Met wonderen, flonk'renden schijn, Ook door deze donkere tijden, Naar daar, waar het Vrede zal zijn! En als weer de Kerstlichten branden, Met feest'lijken, goudenen gloed, Dan vouwen zich duizenden handen In rustigen, veiligen moed. Dit Eéne ging nimmer verloren. De Boodschap, die zegenend wenkt, We weten het Wonder geboren, Dat steeds weer Zijn liefde ons schenkt O, hoort dan de Kerstklokken zingen Van Vrede, door Liefde gebracht, Hoog boven den nood aller dingen, lil stillen en heiligen nacht. En mogen de dagen ook donk'ren, Al komt ook het aardsche ten val, O, Kerstmis, Uw Sterre blijft flonk'ren, En wijst ons den weg naar Uw stal! Kerstmis 1934. KROES. (Nadruk verboden.) Want onder strijddrift versta ik den drang om met geestelijke wapenen dwalingen te bekampen, om op te komen voor een steeds hoogere cultuur. Zoo zien wij dus dit merkwaardig verschijnsel. Om het „vrede op aarde" te verwezenlijken is de strijd op aarde noodig, maar wel te verstaan: de strijd met geestelijke wapenen. Niets van wezenlijke waarde is ooit door de menschheid zonder strijd verworven. Zoo zal er ook gestreden moeten worden om de menschheid te verlossen uit den wurgenden greep van het mili tairisme en van den gruwel des oorlogs. Indien wij echter bedenken, dat de menschheid een groeiproces doormaakt, waarin zij langzamerhand de oerinstinc- ten zooal niet overwint dan toch sublimeert en ver geestelijkt, dan aanvaarden wij dien strijd vol ver trouwen. En wij leeren gelooven in de waarde van de Kerst profetie. Door geestelijken strijd tot de overwinning van den stoffelijken strijd! Laat dit onze Kerstleuze worden. Hoe dieper wij er over nadenken, hoe sterker wij zullen gevoelen van welk een wijde strekking deze leuze is. Zij opent ons de schoonste vergezichten. Immers sluit zij niet alleen in zich de opheffing van militairisme en oor log, maar evenzeer den daarmede direct samenhan- genden economischen strijd. Het Kerstfeest heeft voor de wereld van thans niet de minste waarde, wanneer het slechts een vage mystieke stemming oproept of wanneer het niet an ders dan gevoelens van dankbaarheid wekt bij hen, die gelooven dat vóór ongeveer tweeduizend jaar in Bethlehem een godskind werd geboren. Maar rijk van beteekenis wordt het, als wij be seffen dat 't tot ons komt met den oproep tot strijd, tot eeuwigen strijd niet voor geestelijke rust en vrede in de wereld, maar voor de overwinning van het barbarisme, dat voortleeft in den oorlog, die nog al tijd wordt geduld, geduld zélfs door menschen, die zich christenen noemen en beweren dat liefde het hoogste gebod is. ASTOR.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1934 | | pagina 1